NL8702252A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

t 4 » to

C. van der Lely N.V., Maasland GRONDBEWERKINGSMACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een gesteIdee1, waarin de aandrijving is ondergebracht voor een aantal om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, welk gesteldeel ten 5 minste één aan de bovenzijde aanwezige afdekplaat omvat en afgesloten einden.

Bij bekende machines van deze soort is gebleken dat nabij de einden van het kokervormig gesteldeel lekkage kan optreden van een in het kokervormig gesteldeel voor de aan-10 drijving van de bewerkingsorganen aanwezig smeermiddel, terwijl eveneens via deze einden vocht in het kokervormig gesteldeel kan dringen, wat ongewenst is.

Met de constructie volgens de uitvinding kan nu op eenvoudige wijze een afdoende afdichting aan de einden van 15 het kokervormig gesteldeel worden verkregen, indien het gesteldeel nabij de einden is voorzien van middelen die met eindplaten een ruimte insluiten voor het opnemen van een afdichtmiddel.

Door toepassing van deze voorziening kan men tussen de 20 afdekplaat en een eindplaat, zoals is gebleken, de gewenste doeltreffende afdichting verkrijgen.

Een verder facet van de uitvinding betreft een grondbe-werkingsmachine van bovengenoemde soort, waarbij de langs-wanden van een trogvormig deel van het gesteldeel en de 25 afdekplaat zijn voorzien van openingen waarin busvormige delen zijn aangebracht, die door middel van een flensvormig deel, dat zich tussen de afdekplaat en de rand bevindt, met elkaar zijn verbonden. Door toepassing van deze constructie wordt op effectieve wijze een ruimte gecreëerd tussen de 30 ' afdekplaat en een langsrand van het trogvormig deel van het gesteldeel voor het opnemen van een afdichtmiddel, terwijl verder door de flensvormige delen een algehele verstijving van het gesteldeel wordt verkregen.

Aan de hand van een in de figuren van de tekening 8702252 * •ί weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Figuur 1 geeft schematisch in bovenaanzicht een grondbewerkingsmachine weer voorzien van een constructie 5 volgens de uitvinding;

Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn II-II in figuur 1;

Figuur 3 geeft een aanzicht weer volgens de lijn III-III in figuur 2;

10 Figuur 4 geeft een aanzicht weer volgens de lijn IV-IV

in figuur 2;

Figuur 5 geeft een aanzicht weer volgens de lijn V-V in figuur 3;

Figuur 6 geeft een aanzicht weer volgens figuur 4 van 15 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding, en

Figuur 7 geeft op grotere schaal een deel van een aanzicht weer volgens figuur 5 van een derde uitvoering van een afdichting volgens de uitvinding.

20 De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een machine voor de bereiding van een zaaibed.

De machine omvat een zich dwars op de voortbewegings-richting A uitstrekkend kokervormig gesteldeel 1, waarin op 25 onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm de opwaarts gerichte, zich bij voorkeur althans nagenoeg verticaal, uitstrekkende assen 2 van bewerkingsorganen 3 zijn gelegerd. Op de onder uit het gesteldeel 1 stekende einden van de assen 2 is elk bewerkingsorgaan 3 voorzien van een drager 4 die 30 zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt en aan de einden is voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 5 in de vorm van tanden. Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is elk van de assen 2 voorzien van een tandwiel 6 met een rechte vertanding, een en ander 35 zodanig, dat de tandwielen 6 op de assen 2 van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Het kokervormig gesteldeel 1 vormt een tandwielkast waarin zich een smeermiddel voor de tandwielen S7 ö 2 25 2 2 * bevindt. Hiervoor is het noodzakelijk dat het kokervormig gesteIdee1 1 zodanig is opgebouwd dat lekkage van het smeermiddel uit het gesteldeel wordt voorkomen. Het gesteldeel 1 omvat een trogvormig deel 7, dat een althans nagenoeg 5 trapeziumvormige dwarsdoorsnede heeft met opstaande langs-wanden die naar boven divergeren en aan de bovenzijde over een deel 8 in althans nagenoeg horizontale richting zijn afgebogen, welke delen een rand vormen voor de bevestiging van een afdekplaat 9. De einden van het trogvormig deel 7 10 zijn door middel van platen 10, die zich althans nagenoeg evenwijdig aan een vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekken, afgesloten. De platen 10 zijn door middel van lassen aan de wanden van het trogvormig deel 7 aangebracht. Teneinde een dichte afsluiting tussen de afdekplaat 9 en de 15 randen 8 van het trogvormig deel 7 te verkrijgen zijn de langszijden van de afdekplaat 9 over een deel haaks naar beneden omgebogen (figuur 2). De afdekplaat 9 is door middel van bouten 11 op de randen 8 van het trogvormig deel 7 bevestigd. De randen 8 en de afdekplaat 9 zijn hiertoe voorzien 20 van gaten waarin de busvormige delen 12 zijn aangebracht die een geheel vormen met een flens 13 die tussen de afdekplaat 9 en een rand 8 is gelegen. Op deze wijze wordt tussen de afdekplaat 9 en een rand 8 een ruimte gecreëerd waarin tussen de buitenzijde van de ringen en het omgebogen deel van de 25 afdekplaat 9 een afdichtmiddel 14 is aangebracht. Het afdichtmiddel 14 is lintvormig en is over de gehele bovenomtrek van het trogvormig deel 7 onder de afdekplaat 9 aangebracht. Voor het afdichtmiddel 14 is aan de zijde van de eindplaten 10 een ruimte gecreëerd door middelen die een 30 strip 15 omvatten welke ter hoogte van en bij voorkeur ongeveer 3 mm onder de bovenzijde van de randen 8 tussen de opstaande wanden van het trogvormig deel 7 is gelast (Fig.

5). Hierdoor heeft de strip 15 ten opzichte van de afdekplaat 9 enige speling. De strip 15 reikt tot een eindplaat 10 35 (Fig. 4). Teneinde de tandwielen 6 op de as 2 van een buitenste bewerkingsorgaan 3 te kunnen aanbrengen is de strip 15 aan de binnenzijde voorzien van een cirke 1 vormige uitsparing, die overeenkomt met de omtrek van een tandwiel 6. Op de strip 5702252 3 *> s 15 is door middel van bouten 16 een strip 17 bevestigd, welke strip een dikte heeft die zodanig is dat hierdoor de ruimte tussen de strip 15 en de afdekplaat 9 wordt opgevuld (Fig. 2), waarbij de afdekplaat 9 door middel van bouten 17A 5 op deze strip is bevestigd» De strip 17 is verder zodanig aangebracht dat tussen de strip en een eindplaat 10 een ruimte overblijft waarin het lintvormig afdichtmiddel 14 rust, een en ander zodanig dat dit afdichtmiddel een effectieve afsluiting vormt tussen de afdekplaat 9 en een 10 eindplaat 10. Bij het in figuur 6 weergegeven uitvoerings-voorbeeld is op de afdekplaat over de gehele breedte een strip 18 aangebracht. De strip 18 is aan de zijde van de eindplaat 10 over een deel 19 onder een hoek van ten minste 30° omhoog afgebogen. Het deel 19 dat recht verloopt en tot 15 de eindplaat 10 reikt, sluit een ruimte in waarin een afdichtmiddel 20 is aangebracht. De einden van dit afdicht-middel 20 sluiten aan op een afdichtmiddel 20A tussen de randen 8 en de afdekplaat 9. De strip 18 is door middel van bouten 11, die zich nabij de einden bevinden en een bout 21, 20 nabij het midden op de afdekplaat 9 bevestigd.

Bij het in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld verlopen de busvormige delen 12A naar de einden taps, zodat een goede aansluiting wordt verkregen op de randen van de in de rand 8 respectievelijk de afdekplaat 9 geponste gaten. Het 25 afdichtmiddel 14A is bij deze uitvoering stripvormig, waarbij voor de busvormige delen 12A gaten aanwezig zijn. Aan de zijde van de eindplaten 10 is bij dit uitvoeringsvoorbeeld een afdichting toegepast als in figuur 6 afgebeeld en in het voorgaande beschreven. De eindplaten 10 zijn elk aan de 30 voorzijde boven het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende bout 22 waarom een zich langs de binnenzijde van de platen 10 naar achteren uitstrekkende arm 27 verzwenkbaar is aangebracht. Elke arm is door middel van een aan de achterzijde van het 35 kokervormig gesteldeel 1 tussen de arm en dit gesteldeel aangebrachte schroefspindel 23 in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar. De onderzijde van elke arm 27 is bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld aangescherpt, zodat vermeden 870 2 25 2 4 ♦ wordt, dat door de onderzijde aarde tussen een eindplaat 10 en de afdekplaat 9 wordt geperst indien een verstelling van de arm plaatsvindt. Tussen de achtereinden van de armen 27 is vrij draaibaar een rol 24 aangebracht die schematisch in 5 figuur 1 is weergegeven en die kan zijn uit gevoerd als een pakkerrol of als een kooirol. Nabij het midden is de as van een bewerkingsorgaan 2 naar boven verlengd en reikt met deze verlenging tot in een tandwielkast 25 die op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 op de afdekplaat 9 is 10 aangebracht. Binnen de tandwielkast 25 staat de betreffende verlenging via een conische tandwieloverbrenging en een aan de achterzijde van de tandwielkast aanwezige toerenvariator 26A in aandrijvende verbinding met een zich in de voortbewe-gingsrichting A uitstrekkende as 28 die aan de voorzijde 15 buiten de tandwielkast uitsteekt. Nabij het midden is een kokervormig gesteldeel voorzien van een bok 26 die een driepuntsbevestiging heeft voor aankoppeling van de machine aan de driepuntshefinrichting van een trekker.

Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 20 26 met de driepuntshefinrichting van een trekker gekoppeld en kan bij voortbeweging van het geheel in een richting volgens pijl A vanaf de af takas via een tussenas 29 en de in het voorgaande beschreven overbrenging elk van de bewer-kingsorganen 3 in rotatie worden gebracht, waarbij naast 25 elkaar gelegen bewerkingsorganen in tegengestelde zin roteren en met hun bewerkingselementen 5 tenminste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. Door middel van de achter de bewerkingsorganen 3 gelegen rol 24 die, zoals vermeld, door middel van schroefspindels 23 en de verzwenkbare armen 27 in 30 meerdere standen brengbaar en vastzetbaar is, kan de werk-diepte van de bewerkingsorganen worden ingesteld. Zoals in het voorgaande reeds aangegeven, omvat het kokervormig gesteldeel 1 een smeermiddel voor de tandwielen 6, waarbij de in het voorgaande beschreven afdichting voor een zodanige 35 afsluiting van de ruimte tussen de afdekplaat 9 en de omgebogen randen 8 van het trogvormig deel 7, respectievelijk de eindplaten 10 zorgt, dat geen lekkage van het smeermiddel optreedt. Door middel van de aan de einden van het koker- 8702252 5 % vormig gesteldeel 1 aangebrachte, de strippen 15 en 17 respectievelijk de strip 18 omvattende, middelen kan men op simpele wijze tussen de eindplaat 10 en de afdekplaat 9 een ruimte creëren waarin het afdichtmiddel 14 respectievelijk 5 20 kan worden opgesloten. Het afdichtmiddel 14 respectieve lijk 20 kan als een rondgaand lint zijn uitgevoerd, dat nabij het midden met overlappende einden tussen de afdekplaat 9 en een omgebogen rand 8 van het trogvormig deel 7 kan zijn opgesloten.

10 Door toepassing van de tot in de openingen in de afdekplaat 9 en de randen 8 reikende busvormige delen 12 met de daartussen gelegen flens 13 waarop de afdekplaat 9 rust kan, zoals is gebleken, een doelmatige verstijving van het gesteldeel worden verkregen, terwijl, indien men er voor 15 zorgt dat de onderste bus juist in een opening in een omgebogen rand past wordt bereikt dat bij een verwijderen van de afdekplaat 9 de busvormige delen in de openingen in de randen 8 van het trogvormig deel 7 op hun plaats blijven en niet gemakkelijk verloren gaan.

20 De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

8702252 6

Claims (13)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteldeel, waarin de aandrijving is ondergebracht voor een aantal om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, welk gesteldeel ten minste één aan de bovenzijde aanwezige afdek- 5 plaat omvat en afgesloten einden, met het kenmerk, dat het gesteldeel nabij de einden is voorzien van middelen die met een eindplaat een ruimte insluiten voor het opnemen van een afdichtmiddel.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met 10 het kenmerk, dat de middelen een aan het einde van het gesteldeel gelegen strip omvatten die tot een eindplaat reikt en een tweede hierop aangebrachte strip, die tot op enige afstand van de eindplaat reikt.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, 15 met het kenmerk, dat het kokervormig gesteldeel een trogvormig deel omvat, waarvan de opstaande wanden randen hebben en het stripvormig deel ter hoogte van de randen tussen de wanden is gelast.

4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 3, met het 20 kenmerk, dat de strip op enige afstand onder de bovenzijde van de randen is gelegen.

5. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 2 - 4, met het kenmerk, dat de tweede strip door middel van bouten op de eerste strip is vastgezet.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste strip is voorzien van een cirkelvormige uitsparing die overeenkomt met de omtrek van een op een as van een bewerkingsorgaan in het kokervormig gesteldeel aangebracht tandwiel.

7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen een op de bovenzijde van het gestel aangebrachte strip omvatten, die met een naar boven gebogen deel tot een eindplaat reikt.

8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat het zich in de betreffende ruimte bevindende deel van het afdichtmiddel deel uitmaakt 8702252 7 4 van een geheel rondlopend afdichtmiddel dat zich tussen de afdekplaat en de eerstgenoemde strip respectievelijk de randen van het trogvormig deel bevindt.

9. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat de randen van het trogvormig deel van het gesteldeel en de afdekplaat zijn voorzien van openingen waarin busvormige delen zijn aangebracht die door middel van een flensvormig deel, dat zich tussen een afdekplaat en een rand bevindt, met elkaar zijn verbonden.

10. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel deel, waarin de aandrijving is ondergebracht voor een aantal om opwaarts gerichte assen aandrijfbare bewerkingsorganen, welk gesteldeel ten minste één aan de bovenzijde aanwezige afdekplaat omvat en afgesloten einden, met het kenmerk, dat 15 langsranden van een trogvormig deel van het gesteldeel en de afdekplaat zijn voorzien van openingen waarin busvormige delen zijn aangebracht die door middel van een flensvormig deel dat zich tussen een afdekplaat en een rand bevindt met elkaar zijn verbonden.

11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat een afdichtmiddel zich tussen een naar beneden verlopende rand van de afdekplaat en de buitenzijde van de flensvormige delen bevindt.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtmiddel met twee elkaar overlappende einden tussen een rand van het trogvormig deel en de afdekplaat is aangebracht.

13. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. 8702252 8