NL8702067A - Werkwijze en inrichting voor het behandelen van oppervlakken van langwerpige voorwerpen. - Google Patents

Description

\ «* -1- 26745/CV/tl

Korte Aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het behandelen van oppervlakken van langwerpige voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het behandelen 5 van oppervlakken van langwerpige voorwerpen,zoals staalkabels,balken, pijpen en dergelijke met behulp van een met de hand bedienbaar spuitmond-stuk waarop een leiding is aangesloten voor het aan het spuitmondstuk toevoeren van een behandelingsmedium.

Het komt regelmatig voor,dat langwerpige voorwerpen,zoals staal-10 kabels,balken,pijpen of dergelijke,die bijvoorbeeld van een constructie zoals een brug of dergelijke deel kunnen uitmaken aan een oppervlaktebehandeling moeten worden onderworpen. Een dergelijke oppervlaktebehandeling kan bijvoorbeeld het schoonstralen van de oppervlakken van de langwerpige voorwerpen omvatten en/of het bespuiten met een corrosie 15 werend medium zoals ménie,verf of dergelijke. Tot nu toe is het gebruikelijk om langs deze langwerpige voorwerpen,welke zich bijvoorbeeld verticaal of onder een scherpe hoek met de horizontaal kunnen uitstrekken, een werkplateau te verplaatsen met behulp van geschikte hijsmiddelen, waarbij op dit werkplateau een of meer werklui staan,die de vereiste 20 behandeling,veelal onder gebruikmaking van een spuitmondstuk,uitvoeren.

Hierbij komt veel stof ,verfdampen of dergelijke vrij en om de omgeving, voorbijgangers,eventueel passerende voertuigen en dergelijke zo goed mogelijk tegen dergelijk vrijkomend vuil te beschermen omgeeft men het werkplateau wel met gordijnen. Een dergelijke oplossing heeft echter 25 meerdere nadelen. Zo verkrijgt men met de gordijnen of dergelijke een bijzonder volumineuze omhulling,welke echter geen effectieve afsluiting kan waarborgen. Verder bevindt de zich op het werkplateau bevindende persoon (en) zich in de omgeving waar de stof,verfdampen en dergelijke vrijkomen,zodat weer speciale veiligheidsmaatregelen moeten worden ge-30 troffen om ook de desbetreffende persoon (en) te beschermen.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze zoals hierboven omschreven te verkrijgen,waarbij aan de aan de tot nu toe toegepaste werkwijze klevende nadelen kan worden tegemoet gekomen.

Volgens de uitvinding omgeeft men hiertoe het langwerpige voorwerp 35 over een deel van zijn lengte met een langs het langwerpige voorwerp verplaatsbare cabine,welke is voorzien van althans een kijkglas en van al- 8702067 Μ tr -2- 26745/CV/tl thans een opening,waarop een in de cabine gelegen handschoenvormig orgaan aansluit,waarbij men van buitenaf een hand in het handschoenvormige orgaan insteekt voor de bediening van het in de cabine opgestelde spuit-mondstuk,terwijl men tijdens bedrijf tevens een onderdruk in de cabine 5 opwekt.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan men een eenvoudige compacte cabine toepassen,met behulp waarvan het behandelde deel van het langwerpige voorwerp op effectieve wijze kan worden afgedicht ten opzichte van de omgeving,terwijl de het werk uitvoerende 10 persoon buiten de cabine kan plaatsnemen,zodat ter bescherming van deze persoon geen speciale maatregelen behoeven te worden getroffen.

Daarbij heeft de persoon via het kijkglas een goed zicht op het werk.

Bij een doelmatige uitvoering is het zelfs mogelijk de cabine zodanig licht uit te voeren,dat deze kan worden ondersteund door de in 15 het handschoenvormige'orgaan (en) ingestoken hand (en) of armen van de bediener, zodat de bediener tijdens bedrijf de cabine gemakkelijk langs het langwerpige voorwerp kan verplaatsen om dit langwerpige voorwerp over de gewenste lengte te kunnen bewerken.

Een bijzonder doelmatige cabine voor het uitvoeren van de boven 20 omschreven werkwijze wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt indien de cabine is voorzien van een mantel met twee tegenover elkaar gelegen gaten voor de doorvoer van een langwerpig voorwerp,waarbij een deel van de mantel verwijderbaar is om de cabine om het langwerpige voorwerp te kunnen plaatsen,terwijl de cabine is voorzien van althans een kijkglas,van 25 althans een opening waarop een in het inwendige van de cabine gelegen handschoenvormig orgaan is aangesloten,van een spuitmondstuk waarop een door de wand van de cabine gevoerde leiding voor toevoer van behande-lingsmedium is aangesloten en van een met het inwendige van de cabine in verbinding staande en op een vacuumbron aansluitbare leiding.

30 Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt tevens een doel matig langs een langwerpig voorwerp te verplaatsen inrichting voor het ondersteunen van althans een persoon verkregen indien de inrichting is voorzien van een gestel en met het gestel gekoppelde loopwielen,welke paarsgewijs boven elkaar zijn opgesteld, terwijl een tweetal paren in 35 de lengterichting van het langwerpige voorwerp op afstand van elkaar zijn gelegen en aan het gestel een tweetal werkplateau’s zijn bevestigd, 8702067 «r ·* -3- 26745/CV/tl waarvan een eerste plateau nabij het hoogste paar loopwielen is opgesteld, terwijl het tweede plateau op een lager niveau dan het eerste plateau is opgesteld,zodanig dat dit tweede plateau onder het langwerpige voorwerp is gelegen tijdens bedrijf.

5 Een dergelijke inrichting is bijzonder geschikt voor verplaatsing langs voorwerpen,welke zich onder een scherpe hoek met de horizontaal uitstrekken,daar daarbij de inrichting steeds de gewenste stand zal kunnen behouden onafhankelijk daarvan op welk plateau een werkzaamheden of dergelijke aan het langwerpige voorwerp uitoefenend persoon plaats-10 neemt.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch in perspectief een langs een langwerpig 15 voorwerp ,zoals een 'kabel te verplaatsen inrichting.

Fig. 2 toont op grotere schaal schematisch en in perspectief een langs een kabel of dergelijke te verplaatsen cabine.

Fig. 3 toont het geraamte van de in fig.2 weergegeven cabine.

Fig. 4 toont schematisch in perspectief een verwijderbaar deel 20 van de.ommanteling van de cabine.

De in de fig.1 weergegeven inrichting omvat een langs een langwerpig voorwerp zoals een kabel 1 verrijdbaar gesteldeel 2 dat is voorzien van een eerste paar boven elkaar gelegen loopwielen 3 en 4 en een tweede paar boven elkaar gelegen loopwielen 5 en 6.Zoals uit fig.1 25 duidelijk zal zijn ligt daarbij het eerste paar loopwielen 3,4 gezien in de lengterichting van de kabel 1 op enige afstand van het paar loopwielen 5> 6. Daarbij liggen de loopwielen 3 en 5 aan tegen de bovenzijde van de kabel en de onder de loopwielen 3 en 5 opgestelde loopwielen 4 resp. 6 liggen aan tegen de onderzijde van de kabel. Zoals verder uit 30 fig.1 duidelijk zal zijn is daarbij in de loopwielen een rondlopende groef aangebracht waarvan de vorm is aangepast aan de buitenomtrek van het langwerpige voorwerp 1. De wielen 3-6 zijn ten opzichte van het gestel 2 vrij draaibaar om zich horizontaal uitstrekkende draaiingsassen.

Met het gestel 2 zijn met behulp van zich horizontaal uitstrekke-35 de scharnierpennen 7 de uiteinden gekoppeld van een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende balken 8. De balken 8 zijn vast beves- 37 02067 r r -4- 26745/CV/tl tigd aan een de uiteinden van de balken 8 verbindende gestelbalk 9.Aan de van de balken 8 afgekeerde uiteinden zijn aan de gestelbalk 9 zich in het verlengde van deze balken 8 uitstrekkende balken 10 bevestigd.

Aan de uiteinden van deze balken 10 is een zich evenwijdig aan de balk 5 9 uitstrekkende balk 11 bevestigd. Aan de uiteinden van de balken 9 en 11 zijn staanders 12 resp.13 bevestigd. De uiteinden van de staanders 13 zijn onderling verbonden door een zich evenwijdig aan de balk 11 uitstrekkende balk 14. Tussen de uiteinden van de staanders 12 en 13 zijn balken 15 aangebracht. De balken 9- 11 kunnen een vloer ondersteunen, 10 welke een werkplateau vormt,waarop een of meer personen plaats kunnen nemen.

Op enige afstand onder de aankoppelpunten 7 van de gestelbalk 8 zijn met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 7 uitstrekkende pennen 16 scharnierend de uiteinden aangekoppeld van telescopisch in- en 15 uitschuifbare balken 17. De van de scharnierpennen 16 afgekeerde uit einden van de telescopische balken 17 zijn met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 16 uitstrekkende pennen scharnierend met de balk 11 gekoppeld.

Op enige afstand boven de pennen 7 zijn met behulp van zich even-20 wijdig aan deze pennen 7 uitstrekkende scharnierpennen 18 de uiteinden van telescopisch in- en uitschuifbare balken 19 met het gestel 2 gekoppeld.

De van de scharnierpennen 18 afgekeerde uiteinden van de balken 19 zijn ter hoogte van de van de gestelbalk 9 gelegen uiteinden van 25 de gestelbalken 8 scharnierend met de gestelbalk 9 gekoppeld met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 18 uitstrekkende scharnierpennen.

Het zal duidelijk zijn,dat door verkorten en/of verlengen van de lengtes van de telescopische balken 17 en 19 de stand van het door de gestelbalken 9-11 ondersteunde werkplateau kan worden ingesteld zoda-30 nog,dat onafhankelijk van de hoek,welke de kabel 1 met de horizontaal insluit,dit werkplateau althans nagenoeg horizontaal kan worden opgesteld.

Tussen de beide wielen 3 en 4 van het hoogste wielpaar is een zich evenwijdig aan de gestelbalk 9 uitstrekkende gestelbalk 20 gelegen,welke 35 met behulp van een niet nader weergegeven,zich evenwijdig aan de pennen 7, 18 en 16 uitstrekkende scharnieras verzwenkbaar met het gestel 2 is 8702067 -5- 26745/CV/tl gekoppeld. Aan de balk 20 zijn zich loodrecht op deze balk uitstrekkende balken 21 bevestigd,die de balk 20 verbinden roet in eikaars verlengde gelegen en evenwijdig aan de balk 20 verlopende balken 22.

Tussen de balken 21 en het gestel 2 zijn telescopisch in-en uitschuif-5 bare verbindingsbalken 23 aangebracht,die zowel met het gestel 2 als met de gestelbalken 21 scharnierend zijn verbonden met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 7 uitstrekkende scharnierpennen 24.

Aan de uiteinden van de gestelbalk 20 zijn zich omhoog uitstrekkende balken 25 bevestigd. Aan de uiteinden van de gestelbalken 22 zijn 10 zich eveneens omhoog uitstrekkende balken 26 en 27 bevestigd.

De boveneinden van de balken 25 en 26 zijn onderling verbonden door een verbindingsbalk 28,terwijl de boveneinden van de gestelbalken 26 en 27 onderling zijn verbonden door een verbindingsbalk 29.

De balken 20- 22 dienen voor het ondersteunen van een tweetal een 15 verder werkplateau Vormende vloerdelen 30 en 31.

Tussen de boveneinden van de balken 25 en 12 zijn nog koorden 32 aangebracht.

Om de boven beschreven inrichting op de weergegeven wijze op een langwerpig voorwerp zoals een kabel 1 te kunnen aanbrengen zullen de 20 wielen 3 en 5 op niet nader weergegeven wijze losneembaar in het gestel 2 zijn opgenomen,zodat deze wielen gemakkelijk verwijderbaar zijn.

Vervolgens kan de inrichting op de weergegeven wijze ten opzichte van de kabel 1 of dergelijke worden opgesteld waartoe zowel het gestel 2 als het het bovenste werkplateau 30,31 ondersteunende door de onder-25 delen 20- 29 gevormd gesteldeel althans in hoofdzaak U-vormig is uitgevoerd. Vervolgens kunnen de wielen 3 en 5 weer op hun plaats worden aangebracht, zodat het langwerpige voorwerp goed ligt opgesloten tussen de wielen 3 en 4 resp. 5 en 6. Indien nodig kunnen door instellen van de lengte van de telescopische delen 17,19 en 23 de beide werkplateau’s 30 in een gewenste horizontale stand worden ingesteld.

Zoals verder uit fig.1 blijkt ligt daarbij het door de vloerdelen 30 en 31 gevormde werkplateau ongeveer midden tussen de draaiingsassen van de wielen 3 en 4 van het hoogst gelegen wielpaar. Verder ligt het door de gestelbalken 9-11 ondersteunde werkplateau op een lager niveau.

35 Verder kan de inrichting langs het langwerpige voorwerp worden verplaatst met behulp van een lier,waarvan een zich althans nagenoeg 8702067 * -6- 26745/CV/tl evenwijdig aan het langwerpige voorwerp 1 uitstrekkende kabel 33 op een met de inrichting verbonden kabel 34 zal zijn aangesloten in een punt,dat onder het langwerpige voorwerp 1 is gelegen in een vlak door de hartlijn van het langwerpige voorwerp 1 en het midden van de ge-5 stelbalk 14.

De uitvoering van de boven omschreven inrichting is zodanig,dat deze steeds geneigd is de in fig.1 weergegeven stand te blijven behouden onafhankelijk daarvan of een persoon,welke werkzaamheden aan het langwerpige orgaan 1 moet uitvoeren op het hoogst - gelegen of het 10 laagst gelegen plateau staat. Daarbij kan de desbetreffende persoon gemakkelijk van het ene plateau op het andere plateau overstappen en zo het langwerpige orgaan op effectieve wijze van alle zijden inspecteren en/of bewerken of dergelijke.

Fig. 2 toont een langs een langwerpig voorwerp 1 verplaatsbare 15 cabine 35.Deze cabine omvat het in fig.3 weergegeven geraamte 36,dat op de in fig.3 weergegeven wijze is opgebouwd uit een aantal onderling met elkaar verbonden profielbalken 37. Zoals duidelijk zal zijn uit fig.3 is daarbij de opstelling zodanig,dat het geraamte 36 een min of meer U-vormige opbouw heeft,zodanig dat in het geraamte een langwerpi-20 ge aan een zijde open,zich over de gehele hoogte van het geraamte 36 uitstrekkende gleuf 38 is gevormd. Zoals weergegeven in fig.2 is dit geraamte 36 bedekt met een ommanteling of beplating 39,terwijl de gleuf 38 af te sluiten is met een losneembaar met het gestel verbonden in fig.4 weergegeven manteldeel 40. In de uiteinden van dit mantel-25 deel zijn in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld halfronde uitsparingen 41 en 42 aangebracht.Aan de begrenzingsranden van deze uitsparingen 41 en 42 zijn niet nader weergegeven half cirkelvormige afdichtorganen uit veerkrachtig materiaal zoals rubber of dergelijke aangebracht.

Zoals duidelijk zal zijn uit fig.2 zijn de halfronde uitspa-30 ringen 41 en 42 ,indien het manteldeel 40 aan het geraamte 36 is vastgezet,gelegen tegenover corresponderende halfronde uitsparingen 43, die zijn aangebracht in de ommanteling 39 ter hoogte van de uiteinden van het manteldeel 40,een en ander zodanig,dat het langwerpige voorwerp 1 zich concentrisch kan uitstrekken door de gaten gevormd door 35 de tegenover elkaar gelegen uitsparingen 41 en 43 resp. 42 en 43.

8702067 * •v -7- 26745/CV/tl

Ook aan de begrenzingsranden van de uitsparingen 43 zullen half cirkelvormige afdichtorganen uit veerkrachtig materiaal zijn bevestigd, zodanig, dat deze afdichtorganen met de daarop aansluitende aan de randen van de uitsparingen 41 en 42 bevestigde afdichtorganen 5 . dit langwerpige orgaan 1 afsluitend omgeven.

Zoals verder in fig.2 is weergegeven zijn in de ommanteling kijkglazen vormende doorzichtige delen 44 en 45 aangebracht. Tevens zijn in de ommanteling een viertal gaten 46 aangebracht waarop in de figuren niet nader weergegeven op zichzelf bekende handschoenvormige 10 organen aansluiten,die in het inwendige van de ommanteling zijn gelegen, zodanig,dat de doortochten 46 door deze handschoenvormige organen zijn afgesloten,terwijl men van buitenaf zijn handen in deze handschoenvormige organen kan steken om in het inwendige van de cabine 35 gelegen voorwerpen te kunnen grijpen en manipuleren.

15 Een niet nader weergegeven spuitpistool of spuitmondstuk is in het inwendige van de cabine 35 gelegen en verbonden met een door de wand van de cabine gevoerde leiding 47,via welke behandelingsmedium, zoals onder druk toegevoerd straalmateriaal,bijvoorbeeld glaskorrels alleen onder druk staande lucht komt enz.kan worden toegevoerd om 20 het oppervlak van het langwerpige voorwerp 1 aan een gewenste behandeling te kunnen onderwerpen.

Op het ondereinde van de cabine is verder nog een leiding 48 aangesloten, welke kan zijn verbonden met een vacuumbron,zoals een va-cuumpomp voor het opwekken van een zekere onderdruk in het inwendige 25 van de cabine 35.

De cabine 35 wordt bij voorkeur zodanig licht uitgevoerd,dat de cabine langs het langwerpige orgaan T verplaatsbaar is door een enkel persoon, indien deze persoon zijn beide handen door een tweetal gaten 46 steekt zodat de cabine met behulp van de beide armen van 30 de desbetreffende persoon kan worden gedragen en in de lengterichting van het langwerpige voorwerp 1 langs het langwerpige voorwerp 1 kan worden verschoven. Gelijktijdig kan de desbetreffende persoon het in de cabine of dergelijke opgestelde spuitpistool bedienen.

Het zal duidelijk zijn,dat na verwijderen van het manteldeel 40 35 de kabel in de dan vrijgegeven ü-vormige doortocht 38 kan worden geschoven, waarna na aanbrengen van het manteldeel 40 het in de cabine 8702067 -8- 26745/CV/tl 35 gelegen gedeelte van het langwerpige voorwerp 1 van de omgeving is afgesloten. Met behulp van het spuitpistool of dergelijke kan dan bijvoorbeeld het buitenoppervlak van het langwerpige voorwerp worden schoongestraald of met een corrosie werend middel worden ingespoten.

5 De cabine 35 kan boven de in fig.1 weergegeven inrichting om het langwerpige orgaan worden aangebracht en worden bediend met behulp van een door deze inrichting ondersteund persoon,waarbij de in fig.1 weergegeven inrichting tesamen met de cabine 35 tijdens bedrijf langs de kabel 1 kan worden verplaatst. Indien de kabel 1 of dergelijke 10 met verf of dergelijke wordt bespoten kan men de inrichting 1 met de cabine 35 geleidelijk vanaf het boveneinde van de kabel of dergelijke naar het ondereinde van de kabel bewegen,zodat de inrichting niet over de behandelde oppervlakken beweegt.

15 Q7010S7

Claims (13)

1. Werkwijze voor het behandelen van oppervlakken van langwerpige voorwerpen,zoals staalkabels,balken,pijpen en dergelijke met behulp van een met de hand bedienbaar spuitmondstuk waarop een leiding is aangesloten voor het aan het spuitmondstuk toevoeren van een behan- 5 delingsmedium,met het kenmerk,dat men het langwerpige voorwerp over een deel van zijn lengte omgeeft met een langs het langwerpige voorwerp verplaatsbare cabine,welke is voorzien van althans een kijkglas en van althans een opening waarop een in de cabine gelegen handschoenvormig orgaan aansluit,en men van buitenaf een hand in dit 10 handstukvormige orgaan insteekt voor de bediening van het in de cabine opgestelde spuitmondstuk,terwijl men tijdens bedrijf tevens een onderdruk in de cabine opwekt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat men de cabine met de in het handschoenvormige orgaan (en) ingestoken hand (en) of 15 arm (en) ondersteunt en tijdens bedrijf langs het langwerpige orgaan verplaatst.

3. Cabine voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat de cabine is voorzien van een mantel met twee tegenover elkaar gelegen gaten voor de doorvoer van een langwerpig 20 voorwerp,waarbij een deel van de mantel verwijderbaar is om de cabine om het langwerpige voorwerp te kunnen plaatsen,terwijl de cabine is voorzien van althans een kijkglas,van althans een opening waarop een in het inwendige van de cabine gelegen handschoenvormig orgaan is aangesloten,van een spuitmondstuk,waarop een door de wand van de cabine 25 gevoerde leiding voor toevoer van behandelingsmedium is aangesloten en van een met het inwendige van de cabine in verbinding staande en op een vacuumbron aansluitbare leiding.

4. Cabine volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat in de cabine tenminste twee openingen zijn aangebracht op ieder waarvan een hand- 30 schoenvormig orgaan is aangesloten,zodanig dat men zowel de linker als de rechter hand in een handschoenvormig orgaan kan steken.

5. Cabine volgens conclusie 3 of 4,met het kenmerk,dat tenminste twee openingen waarop handschoenvormige organen zijn aangesloten, boven elkaar in de cabine zijn aangebracht.

6. Cabine volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk,dat de cabine een van een ommanteling voorzien geraamte omvat,dat gezien 8702067 v -10- 26745/CV/tl in de lengterichting van een op te nemen langwerpig voorwerp een althans in hoofdzaak U-vormige opbouw heeft,waarbij de door het U-vormige geraamte omsloten gleuf door het verwijderbare manteldeel afdekbaar is.

7. Cabine volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat ter hoogte van de in de mantel aangebrachte gaten voor de doorvoer van een langwerpig voorwerp afdichtorganen zijn aangebracht,die tijdens bedrijf afdichtend aanliggen tegen de buitenomtrek van het langwerpige voorwerp.

8. Langs langwerpige voorwerpen ,zoals staalkabels,balken,pijpen en dergelijke te verplaatsen inrichting voorzien van een gestel en met het gestel gekoppelde loopwielen,welke paarsgewijs boven elkaar zijn opgesteld,terwijl een tweetal paren in de lengterichting van het langwerpige voorwerp op afstand van elkaar zijn gelegen en aan 15 het gestel een tweetal werkplateau's zijn bevestigd,waarvan een eerste plateau nabij het hoogste paar wielen is opgesteld ,terwijl het tweede plateau op een lager niveau dan het eerste plateau is opgesteld, zodanig dab dit tweede plateau alsmede het zwaartepunt van de inrichting onder het langwerpige voorwerp is gelegen tijdens bedrijf.

9. Inrichting volgens conclusie 8,met het kenmerk,dat de plateau's om horizontaal verlopende scharnierassen ten opzichte van het gestel instelbaar zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9,met het kenmerk,dat het bovenste plateau is opgebouwd uit een tweetal vloerdelen,die in 25 bovenaanzicht gezien aan weerszijden van het bovenste wielpaar zijn gelegen.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8-10 ,met het kenmerk, dat het bovenste plateau ongeveer midden tussen de boven elkaar gelegen draaiingsassen van het bovenste wielpaar is gelegen.

12. Inrichting volgens een der conclusies 8- 11,met het kenmerk,dat het laagste plateau lager dan het hoogste wielpaar en hoger dan het laagste wielpaar is opgesteld.

13. Langs langwerpige voorwerpen,zoals staalkabels,balken,pijpen en dergelijke te verplaatsen combinatie van een inrichting volgens een der 35 voorgaande conclusies 8- 12 en een cabine volgens een der voorgaande conclusies 3- 7. 8702067