NL8702034A

NL8702034A - Optische eenheid voor het contactloos inschrijven en/of aftasten van een informatiespoor, alsmede inrichting voorzien van de optische eenheid.

Info

Publication number: NL8702034A
Application number: NL8702034A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1987-08-31
Filing date: 1987-08-31
Publication date: 1989-03-16
Also published as: EP0310156A1; EP0310156B1; DE3873005T2; KR890004282A; JPH0191333A; US4911534A; DE3873005D1

Description

PM 12.225 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Optische eenheid voor het contactloos inschrijven en/of aftasten van een infonnatiespoor, alsmede inrichting voorzien van de optische eenheid"

De uitvinding heeft betrekking op een optische eenheid voor het met behulp van een aan de eenheid toegevoerde stralingsbundel contactloos inschrijven en/of aftasten van een informatiespoor in een om 5 een rotatie-as roterende schijfvormige plaat, omvattende een gestel, een subgestel, een objectiefhouder voorzien van een objectief met een optische as, welk objectief geschikt is voor het concentreren van de stralingsbundel tot een stralingsvlekje in een focusseervlak, eerste lagermiddelen voor het beweegbaar bevestigen van de objectiefhouder aan 10 het subgestel, welke eerste lagermiddelen parallel aan de optische as gerichte focusseerbewegingen van het objectief toelaten en andere bewegingen tegengaan, tweede lagermiddelen voor het beweegbaar bevestigen van het subgestel aan het gestel, welke tweede lagermiddelen dwars op de optische as en ten opzichte van de rotatie-as van de plaat radiaal 15 gerichte spoorvolgbewegingen van het objectief toelaten en andere bewegingen tegengaan, electrisoh bestuurbare eerste aan het gestel bevestigde en tweede aan de objectiefhouder bevestigde, over een luchtspleet met elkaar samenwerkende focusseermiddelen voor het langs eléctrische weg bewerkstelligen en besturen van de genoemde focusseerbewegingen, en 20 electrisch bestuurbare eerste aan het gestel bevestigde en tweede over een luchtspleet met elkaar samenwerkende spoorvolgmiddelen voor het bewerkstelligen en sturen van de genoemde spoorvolgbewegingen.

Een dergelijke eenheid is bekend uit de Britse octrooiaanvrage 2090038 (herewith incorporated by reference)* De bekende optische 25 eenheid is bestemd voor gebruik in een optische platenspeler, zoals een videoplatenspeler. In een dergelijke platenspeler wordt een van een stralingsbron van de de platenspeler afkomstige lichtbundel door eeh optisch stelsel met een objectief in een focusseervlak van een op de draaitafel van de platenspeler liggende optische plaat gefocusseerd tot 30 een stralingsvlek ten behoeve van het optisch uitlezen van de in een informatiespoor van de plaat opgeslagen informatie. Doordat een optische plaat nooit geheel vlak is, zal het uit te lezen spoor bij rote- 8702034 « PHN 12.225 2 rende plaat niet exact in één zich op een vaste afstand van het objectief bevindend vlak liggen. Daar het echter noodzakelijk is, dat de ge-focusseerde stralingsvlek zich ter plaatse van het spoor bevindt, moet het objectief tijdens bedrijf voortdurend focusseerbewegingen langs 5 zijn optische as uitvoeren.

Het informatiespoor van de optische plaat is een om de rotatie-as van de plaat lopend spiraalvormig spoor, dat volgens afspraak van binnen naar buiten wordt uitgelezen. Ten behoeve van het globaal radiaal volgen van het spoor bij roterende plaat zal de bekende 10 optische eenheid aangebracht zijn op een slede, die volgens een radiale baan ten opzichte van de rotatie-as van de draaitafel verplaatsbaar is. Omdat het spoor enigszins excentrisch op de plaat kan zijn aangebracht en ook de draaitafel van de platenspeler kleine radiale afwijkingen kan vertonen, moet rekening gehouden worden met kleine radiale 15 slingeringen van het informatiespoor bij roterende plaat. De afwijkingen die daarbij ontstaan tussen de positie van de aftastvlek en de ligging van het af te tasten gedeelte van het spoor worden in het algemeen met een radiaal spoorvolgsysteem verkleind, waarbij het objectief kleine, meestal hoogfrequente, gezien vanaf de rotatie-as van de roterende 20 optische plaat, radiaal gerichte spoorvolgbewegingen uitvoert. Bij de bekende optische eenheid worden de hier bedoelde spoorvolgbewegingen van het objectief afgeleid van de bewegingen, die het aandrijfbare sub-gestel van de optische eenheid ten opzichte van het gestel kan uitvoeren.

25

De bekende optische eenheid heeft een objectiefhouder die door een eerste paar evenwijdige bladveren is bevestigd aan het subgestel, dat op zijn beurt door een tweede paar evenwijdige bladveren is bevestigd aan het gestel. De bladveren zijn zodanig ten opzichte van elkaar georiënteerd, dat het subgestel dwars op de optische as van het 30 objectief staande, zijwaarts gerichte bewegingen ten opzichte van het gestel kan uitvoeren, terwijl de objectiefhouder parallel aan de optische as gerichte bewegingen ten opzichte van het subgestel kan uitvoeren. Voor het bewerkstelligen van de genoemde bewegingen is de bekende eenheid voorzien van twee ruimtelijk van elkaar gescheiden line-35 aire motoren. Een van de motoren omvat een om het objectief lopende, op de objectiefhouder bevestigde cilindervormige spoel en een concentrisch daaromheen lopende, op een cilindrisch gedeelte van het gestel beves- 8702034 PHN 12.225 3 tigde ringmagneet. Deze motor dient voor het aandrijven van de objec- tiefhouder ten behoeve van de focusseerbewegingen van het objectief. De andere motor omvat een paar op U-vormige gedeelten van het gestel aan- gebrachte vlakke permanente magneten en een zich in de door de U-vor-5 mige gedeelten gevormde ruimten verplaatsbare, op het subgestel bevestigde vlakke spoel. Deze motor dient voor het aandrijven van het subgestel ten behoeve van de radiale spoorvolgbewegingen van het objectief.

Bij de bekende optische eenheid doet zich het nadelige verschijnsel voor, dat bij het uitvoeren van de radiale spoorvolgbewegin- 10 gen van het objectief, het objectief ten opzichte van de aan het objectief toegevoerde lichtbundel zijwaarts wordt verplaatst, waardoor de positie van de lichtbundel ten opzichte van de optische as van het objectief wijzigt. Een dergelijke verschuiving van de lichtbundel ten opzichte van de optische as van het objectief kan een verstorende invloed 15 hebben op de servo-spoorvolgsyStemen waarmee de optische eenheid samenwerkt. Met name in die spoorvolgsystemen, die gebaseerd zijn op de zogenaamde radiale push-pull methode is het ontoelaatbaar dat de stra-lingsbundel en de optische as van het objectief ten opzichte van elkaar ^ in zijwaartse richting verschuiven. Bij de push-pull methode, welke o.a. beschreven is in het boek "Principles of Optical Disc Systems" van G. Bouwhuis e.a., Uitgever Adam Hilger Ltd. Bristol and Boston, worden variaties in de stralingsintensiteit in een dwarsdoorsnede van de door de optische plaat gereflekteerde stralingsbundel gedetecteerd om een radiaal spoorvolgsignaal te krijgen. Daarbij wordt de stralingsflux die 25 door de pupil van het objectief gaat in twee delen gesplitst en toegevoerd aan een geschikte detector. Een verschuiving van de aan het objectief toegevoerde stralingsbundel ten opzichte van de optische as van het objectief kan na reflectie door de detector als een afwijking in de ligging van het spoor geinterpreteerd worden, met het gevolg dat fou-

oU

tieve spoorvolgsignalen gegenereerd worden en een juiste spoorvolging in gevaar komt.

De uitvinding beoogt nu.de in de aanhef genoemde optische eenheid zodanig te verbeteren, dat tijdens bedrijf geen onderlinge zij-_e waarts gerichte verschuivingen tussen de door het objectief in de rich-ting van de optische plaat gaande stralingsbundel en de optische as van het objectief optreden.

De optische eenheid volgens de uitvinding heeft daartoe als 8702034 PHN 12.225 4 kenmerk, dat althans een deel van de electrisch bestuurbare tweede spoorvolgmiddelen bevestigd is aan de objectiefhouder, en op het subge- stel een refleetie-inrichting is aangebracht voor het in de richting van het objectief sturen van de stralingsbundel.

5

De op deze wijze gekenmerkte optische eenheid heeft het voordeel, dat de stralingsbundel tijdens het uitvoeren van de spoor-volgbewegingen van het objectief de bewegingen van het objectief kan volgen, waardoor de onderlinge positie van het objectief en de stralingsbundel in radiale zin niet wijzigt. Wordt de stralingsbundel in 10 een richting waarin de spoorvolgbewegingen plaatsvinden aan de optische eenheid toegevoerd, dan is het gunstig om de spiegelinrichting te voorzien van een vast opgestelde richtspiegel of een vast opgesteld prisma met een spiegelvlak, dat een hoek van 45° maakt met de optische as van het objectief. Een dergelijke spiegelinrichting is eenvoudig en gemak-15 kelijk aan te brengen en is derhalve goedkoop. Indien ten behoeve van de radiale spoorvolging gebruik gemaakt wordt van de reeds genoemde push-pull methode, zal de refleetie-inrichting zodanig zijn ingericht, dat een dwarsdoorsnede van de gereflecteerde door het objectief gaande stralingsbundel zo goed mogelijk concentrisch om de optische as van het 20 opjectief loopt.

Een gunstige uitvoeringsvorm van de optische eenheid volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de eerste aan het gestel bevestigde focusseer- en spoorvolgmiddelen althans ten dele bestaan uit één gemeenschappelijk onderdeel dat zowel samenwerkt met het tweede focus-25 seermiddel als met het tweede spoorvolgmiddel. Omvatten de eerste focusseermiddelen en de eerste spoorvolgmiddelen tenminste een permanente magneet, en omvatten de tweede focusseermiddelen tenminste een focusseerspoel en de tweede spoorvolgmiddelen tenminste een spoorvolg- spoel, dan is deze uitvoeringsvorm bij voorkeur voorts gekenmerkt, 30 doordat de focusseerspoel en de spoorvolgspoel aan elkaar bevestigd zijn, en met hun spoelassen dwars op elkaar staan. Deze uitvoeringsvorm heeft een uit een beperkt aantal onderdelen opgebouwde focusseer- en spoorvolgaandrijving, die eenvoudig te vervaardigen is en klein van afmetingen kan zijn.

35

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm, waarbij de spoelas van de focusseerspoel parallel loopt aan de optische as van het objectief, heeft het kenmerk, dat de focusseerspoel met zijn buitenzijde is beves 8702034 PHN 12.225 5 tigd aan een wanddeel van de objeotiefhouder, terwijl de binnenzijde van de foeusseerspoel een vrije ruimte begrenst, waarin een met het gestel verbonden element van een magnetisch circuit met speling steekt. Gebleken is, dat deze opstelling van de foeusseerspoel, in kombinatie 5 met de vorengenoemde eigenschappen van de optische eenheid volgens de uitvinding tot een hoog rendement van de focusseeraandrijving kan leiden.

Een andere gunstige uitvoeringsvorm van de optische eenheid volgens de uitvinding, waarbij de eerste lagermiddelen een eerste paar 10 bladveren omvatten, die met een eerste uiteinde zijn bevestigd aan het subgestel en met een tweede uiteinde zijn bevestigd aan de objectief- houder, en waarbij de tweede lagermiddelen een tweede paar bladveren omvatten, die met een eerste uiteinde zijn bevestigd aan het gestel en met een tweede uiteinde zijn bevestigd aan het subgestel, heeft het 15 kenmerk, dat de eerste uiteinden van het eerste en het tweede paar bladveren in eenzelfde zich aan slechts één zijde van de optische as uitstrekkend gebied liggen. Deze opstelling van de bladveren maakt een bijzonder compacte optische eenheid mogelijk. Bj voorkeur liggen ter verdere verkleining van de afmetingen van de eenheid de tweede uitein- 20 den van het eerste en het tweede paar bladveren eveneens in het genoemde gebied.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het transleren van een objectief volgens een radiale baan ten opzichte van een om een rotatie-as roteerbare plaat, omvattende een chassis, een 25 draaitafel voor het opleggen van de plaat, een ten opzichte van het chassis volgens de genoemde radiale baan transleerbare slede, en een parallelgeleiding voor de slede.

Een dergelijke inrichting is bekend uit EP 0176127 (PHN

11.138; herewith incorporated by reference). Op de slede is door middel 30 van een paar bladveren een objectief houder met een objectief bevestigd, dat loodrecht op de bewegingsrichtingen van de slede georienteerde fo-cusseerbewegingen kan uitvoeren ten einde een stralingsbundel voortdurend gefocusseerd te houden op het registratievlak van de af te tasten optische plaat. Om met het objectief, gezien vanaf de rotatie-as van de 35 plaat, in radiale richting het inforraatiespoor op de plaat te kunnen volgen wordt de slede tezamen met de objeotiefhouder verplaatst. Voor het laagfrequente volgen van het informatiespoor levert dit geen pro- 8702034 PHN 12.225 6 blemen op, echter het objectief moet ook hoogfrequent kleine radiale verplaatsingen kunnen uitvoeren ten einde plaatselijke onregelmatigheden in de ligging van het informatiespoor te kunnen volgen. Wat het laatste betreft kan worden opgemerkt, dat met de bekende inrichting 5 vanwege de relatief grote massa van de slede tezamen met de objectief-houder, alsmede door de nogal ongunstige radiale overdracht van de bladveren een servo bandbreedte bereikbaar is, die te beperkt is om het registratiespoor met zeer grote nauwkeurigheid te kunnen volgen.

De uitvinding beoogt nu naast de reeds genoemde doelstelling ^ een inrichting voor het transleren van een objectief volgens een radiale baan ten opzichte van een om een rotatie-as roteerbare plaat te verschaffen, die tenminste wat betreft de spoorvolgeigenschappen aan uiterst hoge eisen voldoet. Verrassenderwijze is gebleken, dat de bovengenoemde doelstelling bereikt kan worden, indien een dergelijke in-richting voorzien wordt van een optische eenheid volgens de uitvinding, waarbij het gestel van de eenheid bevestigd is aan de slede.

In tegenstelling tot de bekende inrichting, waarin het objectief opgenomen is in een enkel, zogenaamd ééntraps, servospoorvolg-systeera om de per omwenteling optredende slingeringen van het informa- 20 tiespoor in radiale richting voortdurend te volgen, is het objectief in de inrichting volgens de uitvinding opgenomen in een twee traps servo- spoorvolgsysteem, waarbij de tweede trap gevormd wordt door de radiale bewegingsmogelijkheid van het objectief ten opzichte van de slede. Deze uit te voeren radiale bewegingen van het objectief ten opzichte van de 25 slede behoeven slechts klein te zijn en dienen voor de hoogfrequente volging van het informatiespoor. Bij een geschikte keuze van de spoor-volgmiddelen van de optische eenheid is een hoge servobandbreedte mogelijk.

Een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 30 uitvinding heeft het kenmerk, dat op de slede een stralmgsbron voor het uitzenden van de stralingsbundel is aangebracht.

Doordat in de inrichting volgens de uitvinding de bewegingen van het objectief slechts in de richting van de stralingsbundel optreden en niet, of slechts in een verwaarloosbare niet hinderlijke mate in 35 richtingen loodrecht daarop, treden er geen verstorende verschuivingen op van de stralingsbundel ten opzichte van de optische as van het objectief.

8702034 PHN 12.225 7

De inrichting volgens de uitvinding is vanwege zijn genoemde eigenschappen bijzonder geschikt voor toepassing in de modernste typen optische audio en videoplatenspelers en data-recorders.

De uitvinding zal bij wijze van voorbeeld nader toegelicht S

worden aan de hand van de tekening, waarin

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de optische eenheid volgens de uitvinding in een uiteengenomen toestand toont,

Figuur 2 een bovenaanzicht van de optische eenheid van Fig.

1 toont, 10

Figuur 3 een zijaanzicht van de optische eenheid van Fig. 1 toont,

Figuur 4 schematisch een detail van de optische eenheid van Fig. 1 toont, en

Figuur 5 in een schematisch bovenaanzich de voor de uitvin-15 ding van belang zijnde delen van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toont.

De in de figuren 1 tot en met 4 weergegeven optische eenheid volgens de uitvinding kan toegepast worden in een platenspeler van een type dat bestemd is voor het inschrijven en/of uitlezen van optische 20 audioplaten, videoplaten of dataschijven. De optische eenheid omvat een gestel 1 uit zaehtmagnetisch materiaal, een sübgestel 3 en een objec-tiefhouder 5 voorzien van een objectief 7 met een diafragma en een optische as 7A. Het objectief 7, dat in dit uitvoeringsvoorbeeld uit slechts één lens bestaat, dient ertoe, om onder bedrijfsomstandigheden 25 van de eenheid een door een stralingsbron, bijvoorbeeld een halfgelei- derlaser, uitgezonden stralingsbundel 6 te focusseren en gefocusserd te houden op het registratievlak van een roterende optische plaat 8. Om die reden is het een vereiste, dat het objectief 7 beperkte bewegingen langs zijn optische as 7A, verder foousseerbewegingen genoemd, kan uit-30 voeren. In de optische eenheid volgens de uitvinding vindt het focusseren plaats door de houder 5 tezamen met het objectief 7 parallel aan de optische as 7A te verplaatsen.

Behalve de genoemde focusseerbewegingen moet het objectief 7 voorts nog bewegingen kunnen uitvoeren om de door focusseren ontstane 35 stralingsvlek 10 in de gewenste posities ten opzichte van het registratievlak van de roterende optische plaat te brengen en te houden. Aangezien de in het registratievlak opgeslagen of te registreren informatie 87.02 03 4 * PHN 12.225 8 in een spiraalvormig spoor is respectievelijk wordt aangebracht, worden de laatst genoemde bewegingen ook wel aangeduid als radiale en tangen-tiële spoorvolgbewegingen. Ten behoeve van het radiale spoorvolgen kan de optische eenheid op een slede geplaatst worden, zoals bijvoorbeeld 5 is getoond in figuur 5, waarbij de slede, gezien vanaf de draaiïngsas 109 van de optische plaat een radiale rechtlijnige beweging kan uitvoeren. Vanwege de relatief grote massa van de slede met de daarop bevestigde optische eenheid kan door het verplaatsen van de slede het objectief slechts globaal het spoor in radiale richting volgen. Het nauw-10 keurig spoorvolgen in radiale richting kan daarentegen uitgevoerd worden door de optische eenheid zelf, namelijk door de houder 5 tezamen met het objectief 7 over een beperkte afstand in radiale richting, in figuur 1 aangegeven door de dubbele pijl R, ten opzichte van het gestel 1 te verplaatsen. Ten behoeve van het spoorvolgen in tangentiele rich-I5 ting, waarbij correcties van tijdfouten plaatsvinden, kan gebruik gemaakt worden van electronische vertragingsmiddelen.

Om de bovengenoemde bewegingen van de houder 5 met het objectief 7 mogelijk te maken, is de optische eenheid voorzien van twee paren bladveren, aangeduid met 9 resp. 11. De twee parallellen bladve-20 ren 9, welke zijn voorzien van een strook 12 van een dempend materiaal, zorgen voor de lagering van het subgestel 3 op het gestel 1 en laten bewegingen van het subgestel 3 in de door de pijl R aangegeven richtingen toe ten opzichte van het gestel 1. De bladveren 9 zijn elk met een eerste eindvlak 9A bevestigd, bijvoorbeeld door lijmen, op een opstaand nc wanddeel, bijvoorbeeld gevormd door een omgebogen lip 1A, van het gestel 1, en met een tweede eindvlak 9B bevestigd op een zijvlak 3A van het subgestel 3- De twee parallelle bladveren 11 vormen de lagering van de houder 5 met het subgestel 3 en laten bewegingen parallel aan de optische as 7A van de houder 5 ten opzichte van het subgestel 3 toe, en zijn elk met een eerste eindvlak 11A bevestigd op een liggend wanddeel 3B van het subgestel 3 en met een tweede eindvlak 11B bevestigd op een boven- resp. ondervlak 5A van de houder 5. De beschreven constructie gaat andere dan de hier genoemde toegelaten bewegingen tegen. Een en ander betekent, dat het objectief 7 gedefinieerde focusseerbewegingen oc en radiale spoorvolgbewegingen ten opzichte van het gestel 1 kan uitvoeren .

Op een vlak 3C van het subgestel 3 is een reflectieblok met 8702034 PHN 12.225 9 een spiegelvlak 13 aangebracht voor het in de richting van het objectief 7 reflecteren van de parallel aan de getekende pijl R aan de optische eenheid toegevoerde stralingsbundel 6. Het spiegelvlak 13 bevindt zich op een prisma en wordt door de optische as 7A doorsneden, waarbij g tussen de optische as 7A en het spiegelvlak 13 een hoek van 45° aanwezig is.

Voor het aandrijven van de objectiefhouder 5 ten behoeve van het uitvoeren van de genoemde bewegingen is de optische eenheid voorzien van electromagnetische aandrijfmiddelen, bestaande uit electrisch 10 bestuurbare focusseermiddelen en electrisch bestuurbare spoorvolgmid- delen. De focusseermiddelen omvatten eerste aan het gestel 1 bevestigde middelen, gevormd door twee ferromagnetische platen 15 en 17 van het gestel 1 en een tegen de plaat 15 bevestigde permanente mageneet 19 met een parallel aan de genoemde bladveren lopende magnetische as, en een 15 tweede aan de objectiefhouder 5 bevestigd middel, gevormd door een op een wanddeel 5B van de houder 5 bevestigde, met speling om de plaat 17 lopende, min of meer rechthoekige focusseerspoel 21, welke over een luchtspleet 23 met de magneet 19 samenwerkt. De spoorvolgmiddelen omvatten eerste aan het gestel bevestigde middelen, gevormd door de reeds 20 genoemde onderdelen 15, 17 en 19 en tweede middelen die gevormd zijn door twee tegen de focusseerspoel 21 bevestigde ringvormige spoorvolg- spoelen 25, die over de luchtspleet 23 met de magneet 19 samenwerken.

Ter ondersteuning van de genoemde spoorvolgmiddelen en ter ontlasting van de bladveren en daarmede verkleining van de kans op het 25 ontstaan van eventuele resonanties, kunnen, zoals in de figuren 1, 2 en 3 getoond is, extra spoorvolgmiddelen aangebracht worden. Deze extra spoorvolgmiddelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit twee ferromagnetische platen 27 en 29 van het gestel 1, een tegen de plaat 27 bevestigde permanente magneet 31 met een met de magnetische as van de magneet 19 sa-30 menvallende magnetische as, en twee over een luchtspleet 33 met de magneet 31 samenwerkende, op een eindvlak 3C van het subgestel bevestigde spoorvolgspoelen 35.

De niet getoonde uitlopers van de genoemde spoelen 21, 25 en 35 zijn bevestigd op een verbindingsfolie 37 en electrisch met de daar-35 op aanwezige stroomgeleiders verbonden. De folie 37 is op het bovenvlak van de houder 5 bevestigd.

De in figuur 5 getoonde inrichting volgens de uitvinding is 8702034 PHN 12.225 10 geschikt om met behulp van de stralingsbundel 6, die afkomstig is van een laser 103, bijvoorbeeld een halfgeleiderlaser, informatiesporen in een reflecterend registratievlak van een optische plaat in te schrijven en/of uit te lezen. De inrichting omvat een chasis 105, waarin een 5 electrisch aandrijfbare draaitafel 107 voor het opleggen van de optische plaat is gelagerd, die draaibaar is om de draaiïngsas 109. De inrichting omvat voorts mechanische geleidingsmiddelen voor het ten opzichte van de draaitafel 107 radiaal transleren van een slede 111 (volgens pijl R). De geleidingsmiddelen omvatten twee aan het chassis 10 105 bevestigde geleide-stangen 113 en 115 voor samenwerking met een glijbus 117 resp. een glij-element 119 van de slede 111. De inrichting omvat voorts nog een in het chassis 105 gelagerde electromotor 121 voor het via een overbrengingsinrichting aandrijven van de slede 111. De overbrengingsinrichting kan bestaan uit een in het chassis gelagerde 15 draadstang 123, een daarmede samenwerkende, met de slede 111 mechanisch verbonden draadbus 125, alsmede een op de draadstang 123 bevestigde schijf 127 en een snaar 129, welke de verbinding vormt tussen de schijf 127 en een poelie 131 van de motor 121.

Op de slede 111 is een optische eenheid 133 volgens de uit- 20 vinding en derhalve van het type zoals in voorgaande figuren is getoond, aangebracht. Voor een beschrijving van de optische eenheid 133 wordt verwezen naar de speciaal op de optische eenheid volgens de uitvinding betrekking hebbende passages. De van de op de slede 111 aangebrachte laser 103 afkomstige stralingsbundel 6 wordt door een op de 25 slede 111 aanwezige halfdoorlatende spiegel 135 in radiale richting omgebogen, waarna de radiaal gerichte stralingsbundel 6 via een colli-matorlens 136 op het spiegelvlak 13 van de optische eenheid 133 valt, om vervolgens door het objectief 7 tot een stralingsvlek 10 in het registratievlak van een optische plaat 8 gefocusseerd te worden (zie 30 ook figuur 4).

Van de bij het aftasten van de optische plaat gereflecteerde en door de aanwezige informatie gemoduleerde stralingsbundel passeert

een bundel 6A de half doorlatende spiegel 135. De stralingsbundel 6A

valt vervolgens op een halfgeleiderdiodestelsel 137. Aangezien de op-35 bouw en de werking van het stelsel 137 voor de uitvinding niet van belang zijn, wordt van een verdere beschrijving daarvan afgezien. Opgemerkt wordt, dat de inrichting volgens de uitvinding bijzonder geschikt 8702034 t PHN 12.225 11 is voor het toepassen van een spoorvolgsysteem dat is gebaseerd op de push-pull methode, hetgeen overigens niet wegneemt, dat ook andere spoorvolgsystemen, bijvoorbeeld gebaseerd op de radiale wobble methode of de drie spots spoorvolgmethode, toegepast kunnen worden.

§

Vanzelfsprekend is de uitvinding niet beperkt tot de hier getoonde uitvoeringsvormen. Zo kunnen bijvoorbeeld in een aantal gevallen de extra spoorvolgmiddelen zoals getoond in de figuren 1, 2 en 3 achterwege blijven. Ook is het mogelijk om de stralingsbron op het chassis van de inrichting aan te brengen.

10 15 20 25

3Q

35 8702034

Claims

1. Optische eenheid voor het met behulp van een aan de eenheid toegevoerde stralingsbundel contactloos inschrijven en/of aftasten van een informatiespoor in een om een rotatie-as roterende schijfvormige plaat, omvattende 5. een gestel, - een subgestel, - een objectiefhouder voorzien van een objectief met een optische as, welk objectief geschikt is voor het concentreren van de stralingsbundel tot een stralingsvlekje in een focusseervlak, 10. eerste lagermiddelen voor het beweegbaar bevestigen van de objectiefhouder aan het subgestel, welke eerste lagermiddelen parallel aan de optische as gerichte focusseerbewegingen van het objectief toelaten en andere bewegingen tegengaan, - tweede lagermiddelen voor het beweegbaar bevestigen van het subgestel 15 aan het gestel, welke tweede lagermiddelen dwars op de optische as, ten opzichte van de rotatie-as van de plaat radiaal gerichte spoor-volgbewegingen van het objectief toelaten en andere bewegingen tegengaan, - electrisch bestuurbare eerste aan het gestel bevestigde en tweede aan 20 de objectiefhouder bevestigde, over een luchtspleet met elkaar samenwerkende focusseermiddelen voor het langs electrische weg bewerkstelligen en besturen van de genoemde focusseerbewegingen, en - electrisch bestuurbare eerste aan het gestel bevestigde en tweede over een luchtspleet met elkaar samenwerkende spoorvolgmiddelen voor 25 het bewerkstelligen en sturen van de genoemde spoorvolgbewegingen, met het kenmerk, dat - althans een deel van de electrisch bestuurbare tweede spoorvolgmiddelen bevestigd is aan de objectiefhouder, en - op het subgestel een reflectie-inrichting is aangebracht voor het in 30 de richting van het objectief sturen van de stralingsbundel.

2. Optische eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste aan het gestel bevestigde focusseer- en spoorvolgmiddelen althans ten dele bestaan uit één gemeenschappelijk onderdeel dat zowel samenwerkt met het tweede focusseermiddel als met het tweede 35 spoorvolgmiddel.

3. Optische eenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste focusseermiddelen en de eerste spoorvolgmiddelen tenminste een perma- 8702034 f PHN 12.225 13 nente magneet omvatten, en waarbij de tweede focusseermiddelen tenminste een focusseerspoel en de tweede spoorvolgmiddelen tenminste een spoorvolgspoel omvatten, met het kenmerk, dat de focusseerspoel en de spoorvolgspoel aan elkaar bevestigd zijn, en met hun spoelassen dwars 5 op elkaar staan.

4. Optische eenheid volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de spoelas van de focusseerspoel parallel loopt aan de optische as, met het kenmerk, dat de focusseerspoel met zijn buitenzijde is bevestigd aan een wanddeel van de objectiefhouder, terwijl de binnenzijde van de 10 focusseerspoel een vrije ruimte begrenst, waarin een met het gestel verbonden element van een magnetisch circuit met speling steekt.

5. Optische eenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat naast de genoemde spoorvolgspoel een soortgelijke spoorvolgspoel is aangebracht.

6. Optische eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de reflectie-inrichting met een spiegelvlak heeft, dat een hoek van 45° maakt met de optische as van het objectief.

7. Optische eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste lagermiddelen een eerste paar bladveren omvatten, die 20 met een eerste uiteinde zijn bevestigd aan het subgestel en met een tweede uiteinde zijn bevestigd aan de objectiefhouder, en waarbij de tweede lagermiddelen een tweede paar bladveren omvatten, die met een eerste uiteinde zijn bevestigd aan het gestel en met een tweede uiteinde zijn bevestigd aan het subgestel, met het kenmerk, dat de eerste 25 uiteinden van het eerste en het tweede paar bladveren in eenzelfde zich aan slechts een zijde van de optische as uitstrekkend gebied liggen.

8. Optische eenheid volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de tweede uiteinden van het eerste en het tweede paar bladveren in het genoemde gebied liggen. 30

9· Inrichting voor het transleren van een objectief volgens een radiale baan ten opzichte van een om een rotatie-as roteerbare plaat, omvattende een chassis, een draaitafel voor het opleggen van de plaat, een ten opzichte van het chassis volgens de genoemde radiale baan transleerbare slede, en een parallelgeleiding voor de slede, met het 35 kenmerk, dat de inrichting is voorzien van de optische eenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het gestel van de eenheid bevestigd is aan de slede. 8702034 PHN 12.225 14

10. Inrichting volgens conclusie 9> met het kenmerk, dat op de slede een stralingsbron voor het uitzenden van de stralingsbundel is aangebracht. 5 10 15 20 25 30 35 8702034