NL8701084A - Werkwijze voor het maken van turf uit laagveen en een inrichting voor het uitvoeren van die werkwijze. - Google Patents

Description

4 -1- $

WERKWIJZE VOOR HET MAKEN VAN TURF UIT L&aSVEEN EN EEN INRICHTING VOOR HET UITVOEREN VAN DIE WERKWIJZE

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van turf uit laagveen, waarbij eerst het laagveen uit het water op het land wordt gebracht» het daarna wordt ontwaterd» verdicht en ïn de voor gebruik gewenste vorm wordt gebracht.

5 Een dergelijke werkwijze is algemeen bekend: het op het land gehaalde laagveen moet alvorens gestoken te kunnen worden eerst een aanzienlijk deel van het daarin aanwezige vocht - tussen ca 60 en 90% - kwijt raken. Daartoe moet het lange tijd» in het algemeen gedurende circa 5 maanden» op het land liggen» waarbij het door 10 verdamping en via de ondergrond vocht verliest. Het vochtverlies wordt verder bevorderd tijdens het verdichten van het laagveen, wat geschiedt door er druk op uit te oefenen door het z.g. "turftrappen".

Pas wanneer het laagveen voldoende droog is, is het geschikt om tot turven te worden gestoken.

15 Twee grote nadelen van deze bekende methode zijn: het hele turfmaakproces duurt lang en het is zeer arbeidsintensief.

Doel van de uitvinding is een werkwijze en een daartoe te gebruiken inrichting te verschaffen die de genoemde nadelen niet heeft.

De werkwijze volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk 20 dat het op het land gebrachte laagveen wordt verdicht door het in een eerste ruimte te brengen, daarna in een deel van die ruimte onder een zekere druk af te zonderen en het van daaruit toe te voeren aan - en te persen door een in hoofdzaak buisvormige, rondom gesloten en naar zijn open uitlaat toe zich vernauwende tweede ruimte, van waaruit het 25 in staafvorm wordt gedeponeerd op een plateau en in blokken van de gewenste lengte wordt gesneden.

Met behulp van deze werkwijze kan laagveen al zeer korte tijd nadat het op het land gebracht is» en dus voordat ontwatering is gerealiseerd in de mate waarin dit volgens het bekende proces plaats 30 heeft, worden verdicht en tot turven worden gevormd. Essentieel hierbij is dat het laagveen steeds wordt getransporteerd naar - en geperst wordt door de tweede ruimte, vanuit een (deelIruimte, waarin op het laagveen een zekere druk wordt uitgeoefend, zulks om een continu transport te waarborgen en te voorkomen dat in het in de 35 eerste ruimte aanwezige laagveen na het transporteren van een be- 8701084 -2- paalde hoeveelheid, daar ter plaatse "tunnels" ontstaan, waardoor transport van een volgende hoeveelheid stagneert. De uit laat van de tweede ruimte is een spuitmond, met rechthoekige of vierkante doorsnede, die het door de, bij voorkeur konisch verlopende vernauwing 5 geperste laagveen in staafvorm produceert. Deze staaf wordt daarna op een plateau geschoven en tot turven gesneden. De aldus verkregen, natte turven worden tenslotte gedroogd.

Een probleem dat zich hierbij voordoet is, dat door de grote adhesie van het natte laagveen aan het plateau en door de geringe 10 vormvastheid ervan, het vaak moeilijkheden geeft de staven op het plateau te schuiven onder behoud van hun vorm. Ter oplossing hiervan vertoont een voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens de uitvoering het kenmerk dat het verdichte laagveen achter de uitlaat wordt opgevangen op een transportband, die loopt in de richting waarin en 15 met een snelheid waarmee het - staafvormige - laagveen de uitlaat verlaat, dat steeds een bepaalde lengte ervan in zijn geheel vanaf de transportband wordt geduwd op een plateau dat zich circa loodrecht op de transportband beweegt en de staaf in blokken van de gewenste lengte wordt gesneden.

20 De staven behoeven dan niet meer op het plateau te worden ge schoven, maar worden gedeponeerd op de transportband, die als het ware meebeweegt met de uit de spuitmond aangevoerde staaf.

Wanneer een aldus op de band gebrachte staaf een zekere lengte heeft bereikt, wordt hij zijdelings op een tweede plateau geduwd en 25 door dat plateau circa loodrecht op de transportband afgevoerd. Op dat tweede plateau, of al direkt bij het proces waarmee de staaf erop wordt geduwd, wordt hij gesneden in stukken, korresponderend met de voor de turven gewenste lengte. Op deze wijze kunnen in een continu proces turven worden gevormd.

30 De uitvinding, omvat ook een inrichting voor het uitvoeren van de genoemde werkwijze. Een dergelijk inrichting vertoont het kenmerk dat hij bestaat uit een eerste bakvormige ruimte met in het bovenste deel daarvan een toevoeropening en in het onderste deel daarvan een uitvoeropening, die is aangesloten op de inlaat van een in hoofdzaak 35 bu isvormige, rondom gesloten» van een uitlaat voorziene en zich vóór de uitlaat vernauwende tweede ruimte waarbij zich in het onderste deel en althans in een deel van de tweede ruimte doorlopend, een transport/persmechanisme bevindt en zich achter de uitlaat een op- 870H84 ? -3- vangplateau bevindt» waarbij het onderste deel met behulp van een om een as in een zijwand van boven naar beneden kantelbare klep is af te sluiten van het bovenste deel en de klep wordt gevormd door een evenwijdig aan de cylinderas lopende vlakke wand van een via een opening 5 in de zijwand in - en uit de eerste ruimte kantelbaar lichaam* dat de vorm heeft van een part van een rechte cirkelcyUnder met een loodrechte doorsnede van ca. een kwartcirkel» kantelbaar om de cylindei— as, die is gelegen in die zijwand en die ca. evenwijdig aan de richting waarin het transport plaatsvindt verloopt, terwijl de mantel van 10 het cylinderpart bij kanteling met geringe speling onder de bovenrand van de opening doorloopt.

Wanneer laagveen door de toevoeropening in de eerste ruimte wordt gebracht en de klep staat open, d.w.z. het kantelbare lichaam is uit de ruimte gekanteld, dan valt het in het onderste deel.

15 Wanneer een bepaald volume laagveen in de ruimte is gebracht, sluit de klep zich daaroverheen en drukt het zich daaronder bevindende laagveen enigszins samen. Dit laagveen wordt dan vanuit dit afgesloten deel van de ruimte getransporteerd naar en geperst in de tweede ruimte. Inmiddels is de toevoer van laagveen door de toevoer-20 opening doorgegaan; het laagveen is daarbij op het ronde oppervlak van het kantellichaan gevallen. Nadat het transport een bepaalde tijd heeft geduurd opent de klep zich weer. Daarbij beweegt het ronde oppervlak van het kantellichaam zich onder de bovenrand van de opening in de zijwand door, waarbij op het oppervlak klevend laagveen 25 daar vanaf wordt geschrapt en in het onderste deel van de eerste ruimte valt. Wanneer die weer met het gewenste volume is gevuld, sluit de klep zich weer, enzovoorts. Door de druk die door de klep, in gesloten toestand op het laagveen wordt uitgeoefend, wordt bij het weghalen van laagveen tunnelvorming daarin voorkomen.

30 Om een continuproces te waarborgen, dienen de kantelfrequentie van het kantellichaam, de toevoersnelheid van het laagveen in de bak, en het transport naar de tweede ruimte op elkaar te worden afgesteld.

Als transport/persmechanisme wordt bij voorkeur een schroef-transport gebruikt.

35 Om de eerder genoemde moeilijkheid die het opschuiven van gepro duceerde laagveenstaven op een opvangplateau oplevert te vermijden, is een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding zo uitgevoerd, dat het opvangplateau een transportband is die loopt in 8701084 ί -4- het verlengde van de uitlaat, waarvan de snelheid is aangepast aan de snelheid van het transport door de tweede ruimte en waarmee een» daarmee in hoofdzaak evenwijdig tweede plateau samenwerkt dat beweegbaar is in een richting die in hoofdzaak loodrecht op de trans-5 portband staat en dat op korte afstand onder de transportband dooi— loopt» terwijl middelen aanwezig zijn om het op de transportband gebrachte produkt vanaf die transportband op het plateau te duwen.

De geproduceerde staven worden aldus opgevangen en meegenomen op de transportband, zonder dat schuiven noodzakelijk is. Wanneer een 10 bepaalde staaflengte is geproduceerd wordt de staaf vanaf de transportband op het tweede plateau geschoven. Daartoe is de inrichting in een voorkeursuitvoering voorzien van een balkvormig lichaam» dat zich uitstrekt in de bewegingsrichting van de transportband, boven het tweede plateau en met een lengte die ten hoogste gelijk is aan de 15 breedte van het tweede plateau en dat met een geringe speling over de gehele breedte van de transportband daarboven heen en weer beweegbaar is met een snelheid die hoog is ten opzichte van die van de transportband .

De snelheid van heen- en weer bewegen van de balk moet hoog 20 zijn, om tijdens het wegschuiven van de balk de produktie niet te hoeven onderbreken.

De aldus achter elkaar op het tweede plateau aanwezige staven kunnen daarop op de gewenste plaats worden doorgesneden, zodat turven ontstaan. Ook is het mogelijk Dm de staven al meteen wanneer ze Qp 25 het tweede plateau worden geschoven te snijden. Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding dan voorzien van zich naast de transportband, aan de in de bewegingsrichting van het tweede plateau gelegen zijde daarvan bevindende, ten opzichte van het oppervlak verticaal opgestelde snijorganen.

30 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, die in perspectief schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting weergeeft.

Met een transportband (1) wordt laagveen via de toevoeropening (16) in de eerste ruimte (E) - de voorraadbak - gebracht.

35 Scharnierend om een as (5) ain een zijwand van deze ruimte (E) is een kantel lichaam (3) aanwezig, waarvan het ondervlak (17) - aangegeven met de onderbroken lijn - werkt als afsluitklep voor het onderste deel van de ruimte (E).

8701084 -5- 3

Wanneer de klep (7) openstaat» en dus het kantellichaam (3) buiten de ruimte (2) is gedraaid» valt het toegevoerde laagveen op de bodem van de voorraadbak en vult het onderste deel. Wanneer aldus een bepaald volume laagveen in de bak is gestort, wordt het kantellichaam 5 (3) naar binnen gedraaid, zodat de klep (3) drukt op het in het onderste deel van de ruimte aanwezige laagveen en dat onderste deel afsluit van de ruimte daarboven. Het laagveen dat hierna in de bak wordt gevoerd valt op het ronde oppervlak (7) van het kantellichaam.

Ondertussen wordt het laagveen uit het onderste deel door de 10 schroeftransporteur (4) getransporteerd naar en geperst in het basisvormige lichaam (8). Dit lichaam (8) vertoont een circa konisch verlopende vernauwing (18), waarin het laagveen wordt verdicht. Na verdichting wordt het via de spuitmond (9) gebracht op de transportband (10), die met een snelheid, corresponderend met die, waarmee het 15 laagveen in de vorm van een staaf uit de spuitmond (9) naar buiten komt, beweegt in de richting van de pijl (19). Met (12) is een afduwbaik aangegeven, die met relatief hoge snelheid over de breedte van de transportband (10) heen en weer kan bewegen en waarmee wanneer een staaf laagveen op de transportband aanwezig is, deze zijdelings 20 eraf geduwd wordt. De staaf valt dan op het tweede plateau (11)» dat beweegt in de richting van de pijl (20) en waarmee tenslotte de staven turf worden afgevoerd. Het snijden van de staven in turven met de gewenste lengte geschiedt met behulp van de snij-organen (14), die de staven snijden tijdens het afduwen van de transportband (10). Deze 25 snijorganen (14) zijn bijvoorbeeld draden.

Voor het schoonmaken van de transportband (10), nadat de staven laagveen eraf zijn geduwd is in de getekende inrichting een schraper (13) aanwezig.

Terwijl op de hiervoor beschreven wijze laagveen uit het 30 onderste deel van de eerste ruimte (2) wordt afgevoerd en tot turven wordt verwerkt, valt steeds door de transportband (1) toegevoerd laagveen in het bovenste deel van de ruimte (2). Wanneer uit het onderste deel voldoende laagveen is afgevoerd wordt de klep (17) weer geopend door het kantellichaam (3) naar buiten te draaien. Het ronde 35 oppervlak (7) draait daarbij met geringe snelheid onder het daarboven gelegen deel (6) van de zijwand door. Daarbij wordt aan dit oppervlak (7) klevend laagveen eraf geschraapt en valt dit in het onderste deel van de ruimte.

8701084 . -6- *

Met (15) is een energiebron aangegeven die de schroeftransporteur aandrijft en ook het kantel lichaam, de transportband en het tweede plateau.

5 8701084

Claims (7)

1. Werkwijze voor het maken van turf uit laagveen, waarbij eerst het laagveen uit het water op het land wordt gebracht» het daarna wordt ontwaterd» verdicht en in de voor gebruik gewenste vorm wordt gebracht, 5 met het kenmerk dat het op het land gebrachte laagveen wordt verdicht door het in een eerste ruimte (2) te brengen» daarna in een deel van die ruimte onder een zekere druk af te zonderen en het van daaruit toe te voeren aan - en te persen door een in hoofdzaak buisvormige, rondom gesloten en naar zijn open uitlaat C9) toe zich vernauwende 10 tweede ruimte (8), van waaruit het in staafvorm wordt gedeponeerd op een plateau en in blokken van de gewenste lengte wordt gesneden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het verdichte laagveen achter de uitlaat (9) wordt opgevangen op een transportband (10), die loopt in de richting 15 (19) waarin - en met een snelheid waarmee het - staafvormig - laagveen de uitlaat (9) verlaat, dat steeds een bepaalde lengte ervan in zijn geheel vanaf de transportband (10) wordt geduwd op een plateau (11) dat zich circa loodrecht op de transportband (10) beweegt en de staaf in blokken van de gewenste lengte wordt gesneden. 20

3) Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat deze bestaat uit een eerste bakvormige ruimte (2) met in het bovenste deel daarvan een toevoeropening (16) en in het onderste deel daarvan een uitvoeropening, die is aangesloten op de 25 inlaat van een in hoofdzaak buisvormige, rondom gesloten, van een uitlaat (9) voorziene en zich vóóor de uitlaat (9) vernauwende tweede ruimte (8), waarbij zich in het onderste deel en althans in een deel van de tweede ruimte (8) doorlopend, een transport/persmechanisme bevindt en zich achter de uitlaat (9) een opvangplateau bevindt, 30 waarbij het onderste deel met behulp van een om een as (5) in een zijwand van boven naar beneden kantelbare klep (17) is af te sluiten van het bovenste deel en de klep (17) wordt gevormd door een evenwijdig aan de cylinderas (5) lopende vlakke wand (17) van een via een opening in de zijwand in - en uit de eerste ruimte (2) kantelbaar 35 lichaam (3), dat de vorm heeft van een part van een rechte cirkel-cylinder met een loodrechte doorsnede van ca een kwart cirkel, 8701084 A -8- kantelbaar om de cylinderas <5), die is gelegen in die zijwand en die circa evenwijdig aan de richting waarin het transport plaatsvindt verloopt? terwijl de mantel (7) van het cylinderpart bij kanteling met geringe speling onder de bovenrand (6)van de opening doorloopt. 5

4) Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat het transport/persmechanisme een schroeftranspor-teur (4) is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4 met het i<§nm§E]< dat het opvangplateau een transportband < 10) is die 10 loopt in het verlengde van de uitlaat <9)? waarvan de snelheid is aangepast aan de snelheid van het transport door de tweede ruimte (B) en waarmee een daarmee in hoofdzaak evenwijdig tweede plateau (11) samenwerkt dat beweegbaar is in een richting (SO) die in hoofdzaak loodrecht op de transportband (10) staat en dat op korte afstand 15 onder de transportband (10) doorloopt? terwijl middelen aanwezig zijn om het op de transportband (10) gebrachte product vanaf die transportband op het plateau (11) te duwen.

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de middelen een recht? balkvormig lichaam (IS) 20 zijn? dat zich uitstrekt in de bewegingsrichting (19) van de transportband (10) boven het tweede plateau en met een lengte die ten hoogste gelijk is aan de breedte van het tweede plateau en dat met een geringe speling over de gehele breedte van de transportband (10) daarboven heen en weer beweegbaar is met een snelheid die hoog is ten 25 opzichte van die van de transportband (10)

7. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat naast de transportband (10) aan de in de bewegingsrichting (E0> van het tweede plateau (11) gelegen zijde daarvan? zich vaste? verticaal ten opzichte van het oppervlak opgestelde 30 snijorganen (14) bevinden. 8701084