NL8700521A - Laadinstallatie voor een schachtoven. - Google Patents

Description

.· t -1- * ·»

Korte aanduiding: Laadinstallatie voor een schachtoven,

De uitvindig betreft een laadinstallatie voor een schachtoven, voorzien van een verdeelgoot voor het laadmateriaal in de oven» welke installatie .5 een aantal opslagruimten voor het laadmateriaal heeft, een sluizensysteem voor het op de verdeelgoot brengen van het laadmateriaal en van een klèppenkooi die is gemonteerd op de ovenkop en een toestroombuis heeft, bestuurd door een doseerklep en een afdichtklep.

Er bestaan twee verschillende typen van deze laadinstallaties, die 10 gewoonlijk in de betreffende kringen worden aangeduid met 'mond zonder klokken' ». Het klassieke type installatie is beschreven in het Amerikaanse octrooischrlft 3.693.812. Dit heeft twee naast elkaar geplaatste opslagruimten, aan weerszijden van de vertikale as van de oven en daarboven en die door een hellend vlak zijn verbonden met een vertikaal toestroomkanaal 15 boven de verdeelgoot.

Het tweede type installatie, dat recenter is, is beschreven in de Europese octrooiaanvrage 0062770. Deze installatie, die meer bekend is met de uaam 'centrale toevoer', is gekenmerkt door twee ruimten die boven elkaar zijn gemonteerd, symmetrisch om de as van de oven en waarvan de 20 ene dient als afdichtsluis.

Elk van deze beide installatietypen heeft eigen voordelen en bezwaren ten opzichte van het andere type installatie, maar het bijzondere is dat de voordelen van het ene type in het algemeen de nadelen zijn van het andere type en omgekeerd. Zo is een van de voordelen van de klassieke in-25 stallatie, dat de beide ruimten afwisselend werken, d.w.z. dat de ene wordt gevuld terwijl de andere wordt gelost. Hierdoor is, afgezien van de relatief korte tijd voor het werken van de kleppen en het onder druk brengen en drukloos maken, een vrijwel continue laadwerking mogelijk. Daarentegen moet bij de installatie met twee boven elkaar gelegen ruimten 30 volgens de Europese octrooiaanvrage 0062770, de laadwerking worden onderbroken tijdens het overbrengen van het laadmateriaal uit de bovenste naar de onderste sluis.

Een der bezwaren van de klassieke installatie met twee naast elkaar gelegen ruimten is dat deze beide de vorm van een sluis moeten hebben, 35 hetgeen, behalve de beide doseerkleppen, twee paar afdichtkleppen vraagt.

Daarentegen heeft bij het tweede type installatie slechts een van de ruimten de vorm van een sluis, waardoor het aantal kleppen kleiner wordt.

Een ander bezwaar van de installatie met twee naast elkaar gelegen sluizen is dat de stroming van het laadmateriaal op het hellende vlak 40 of de baan van de goot voor het laadmateriaal een horizontale component 8700321 -2- «ΤΗ * overbrengt, waardoor het trefpunt van het laadmateriaal op de verdeelgoot verandert afhankelijk van de stand daarvan en afhankelijk van de sluis, die bezig is geleegd te worden en het resultaat van dit verschijnsel is een onregelmatige of asymmetrische verdeling van het laadmateriaal in de 5 oven. In tegenstelling daarmee is bij het type installatie met twee boven elkaar gelegen ruimten de stroming van het laadmateriaal vertikaal en symmetrisch ten opzichte van de ovenhartlijn, waardoor een regelmatigere verdeling binnen de oven mogelijk is.

Een der bezwaren van de installatie met twee boven elkaar gelegen 10 ruimten is zijn vrij grote hoogte als gevolg van het boven elkaar plaatsen van de ruimten. Daarom neigt men ertoe, met het oog op het beperken van de totale hoogte, bredere en minder hoge ruimten te gebruiken. Dit versterkt echter een ander bekend probleem, namelijk dat van de scheiding van de deeltjes, d.w.z. hun scheiding binnen de ruimte volgens de korrelgrootte.

15 Dit verschijnsel, dat meer in detail wordt besproken in het Luxemburgse octrooischrift 85180, wordt sterker met vergroting van de diameter van de ruimte en treedt meer in het bijzonder op in het tweede type installatie, daar de effecten van de scheiding in elk van de beide ruimten worden gesommeerd, waardoor het eindresultaat van de scheiding wordt versterkt.

20 Bij het type installatie met twee naast elkaar liggende sluizen wordt daarentegen het scheidingsverschijnsel minder sterk gevoeld doordat de' sluizen hoger en minder breed kunnen worden gemaakt. Bovendien is er geen cumulatie van de seheidingseffecten in de beide sluizen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een 25 nieuwe laadinstallatie van het in de aanhef beschreven type, die tegelijk de voordelen heeft van de installatie met twee naast elkaar liggende ruimten en die van de installatie met boven elkaar liggende ruimten en die toch niet de hierboven beschreven bezwaren heeft.

Om dit doel te bereiken is de door de uitvinding voorgestelde in-30 stallatie in hoofdzaak gekenmerkt door tenminste twee naast elkaar liggende ruimten, die horizontaal verplaatsbaar zijn tussen een eerste stand, op een lijn met de vertikale as van de oven, voor het afvoeren van het.materiaal op de verdeelgoot, en een tweede, zijwaarts van de vertikale ovenas verschoven stand, om geladen te worden.

35 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de ruimten gemonteerd op een draaiplaat, die kan draaien om een vertikale as evenwijdig aan de vertikale ovenas.

Deze plaatsing maakt het tegelijk mogelijk. éën van de ruimten te laden en de andere te lossen, waarna hun plaatsen worden verwisseld. Weliswaar 40 maakt deze plaatsing het nog niet mogelijk de eontinuiteit te bereiken van

870 0 52 T

·. * '· .«* -3- de bekende installatie met twee naast elkaar liggende sluizen, door de tijd die nodig is voor de rotatie van de plaat en voor het verwisselen van de plaatsen.van de ruimten, maar de werking is sneller dan bij de installatie met twee boven elkaar liggende ruimten, daar men de tijd wint die nodig is 5 ' voor het overbrengen van het laadmateriaal van de bovenste naar de onderste ruimte» Verder heeft de door de uitvinding voorgestelde installatie alle voordelen van hét centrale laden van de installatie met boven elkaar liggende ruimten, daar de ruimte die gelost wordt, zich steeds in de ver-tikale ovenas bevindt. Men heeft ook niet meer de problemen verbonden met 10 de hoogte van de installatie waardoor, door een geschikte en langwerpigere vorm van de ruimten, het scheidingsverschijnsel kan worden verminderd.

Elk van de ruimten heeft een bovenste afdichtklep en een onderste tegenhoudklep.

Be afgedichte verbinding tussen de ruimte, die zich in de eerste 15 stand bevindt en de kleppenkooi, wordt verkregen door omhoog brengen van de kleppenkooi, dat mogelijk wordt gemaakt door het ontspannen van een compensator, aangebracht tussen de kleppenkooi en de ovenkop.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een voorkeursuitvoeringsvorm als voorbeeld is weer-20 gegeven.

Fig. 1 toont een algemeen schema, gedeeltelijk in vertikale doorsnede, van een installatie met twee roterende opslagruimten.

Fig. 2 toont schematisch de beide opslagruimten op de ovenkop in bovenaanzicht, 25 Fig. 3 - 5 tonen door axiale doorsneden door de kleppenkooi de ver schillende verbindingsfasen tussen deze kooi en een opslagruimte.

Fig. 1 toont het bovendeel van een schachtoven 20, in de kop waarvan een verdeelgoot 22 voor het laadmateriaal is gemonteerd, die wordt bediend door een op zichzelf bekende aandrijfinrichting 24, voor het draaien van 30 de goot 22 om de vertikale as 0 en om zijn hoekstand ten opzichte van de kop in te stellen. Op de aandrijfinrichting 24 is een kleppenkooi 26 van de soort als weergegeven in de Europese octrooiaanvrage 0062770 gemonteerd.

Boven de oven 20 zijn twee opslagruimten 28, 30 gemonteerd, die volgens ëén der bijzonderheden van de uitvinding verplaatsbaar zijn door 35 rotatie om een vertikale as X evenwijdig aan de centrale as 0 van de oven, tussen een laadstand, waarin de ruimte 28 is weergegeven en een losstand, waarin de ruimte 30 is weergegeven. Daartoe worden de beide ruimten 28, 30 gedragen door een wieg 32 in de vorm van een dubbele vork (zie ook fig. 2) die rust op een draaiplaat 34, die wordt gedreven door een motor 40 36 en wordt gesteund door een steunconstructie 38, gedragen door de kop 8700521 *S" * -4- van de oven 20. De beide ruimten 28, 30 rusten niet rechtstreeks op de wieg 32, maar worden elk daardoor gedragen door middel van drie groepen weeginrichtingen of unsters 40 en veren waarmee het op een bekende wijze mogelijk is steeds de inhoud te controleren van elk van de ruimten 28, 30 5 voor de automatische besturing van de werking van de kleppen.

Het laadmateriaal wordt toegevoerd door middel van een transportband 42 in een trechter 44, die zich bevindt boven de ruimte die in de laad-stand staat, in dit geval de ruimte 28. De trechter 44 is opgehangen aan een dwarsbalk 46 die horizontaal is bevestigd aan een roteerbare axiale 10 stang 48, welke wordt aangedreven door een motor 50.

De rotatie van de trechter 44 tijdens het laden maakt een belangrijke vermindering mogelijk van het scheidingsverschijnsel van de deeltjes die door de laadband 42 in de trechter worden gestort. Een vertikale plaat 52, bevestigd tegenover de transportband 42, en een plaat 54, bevestigd aan 15 het ondereinde van de stang 48 en vertikaal verplaatsbaar onder invloed van een zuiger-cilinderinrichting, zijn extra maatregelen waarmee een verkleining van het scheidingsverschijnsel in de trechter 44 mogelijk is. De vertikale plaats van de plaat 54 wordt geregeld afhankelijk van de hoogte van het materiaal in de trechter 44, welk niveau wordt gemeten door bekende 20 hoogtemeters, De plaat moet zodanig worden aangedreven, dat, afhankelijk van het laadmateriaal, een meer of minder konstant volume in de trechter 44 wordt gehandhaafd.

De maatregelen voor het verminderen van de scheiding binnen de opslagruimten 28, 30 worden gevormd door ëën of meer platen 56, bevestigd binnen 25 de ruimten in de as daarvan, waardoor een verdeling wordt veroorzaakt van het laadmateriaal, dat in de trechter 44 valt, zoals is weergegeven voor de ruimte 28. Andere maatregelen kunnen worden toegepast, zoals bijvoorbeeld die van de soort als voorgesteld in het Luxemburgse octrooischrift 85810.

Het cijfer 58 duidt een vereffeningsleiding voor de druk aan, die 30 dient voor het onder druk brengen van de ruimte die in de losstand staat, in dit geval de ruimte 30, vëór het openen van de kleppen voor het lossen op de verdeelgoot 22 en voor het beluchten van deze zelfde ruimte na het sluiten van de afdichtkleppen en voor het verwisselen van de plaatsen van de beide ruimten 28, 30. Voor het versnellen van de fase voor het onder 35 druk brengen van de ruimten is elk daarvan (niet weergegeven voor de ruimte 28) voorzien van een omloopleiding 60, die het onderste deel van de ruimten direct met hun top verbindt. De leiding 58 moet zijn voorzien - van cardancompensatoren voor het opnemen van de losmaakbeweging van de klep 26 en van de beweging van de oven 20.

40 Fig. 2 toont schematisch verdere détails van de montage van de beide 870052! .

-5- ,w -.

ruimten 28, 30. De steunconstructie 38 in fig. 1 is in feite weergegeven door drie kolommen 62, 64, 66, gedragen door de top van de oven 20, welke kolommen een horizontale plaat 68 dragen. De draaikrans 34, aangedreven door de motor 36, rust door middel van niet weergegeven rollende lagers op 5 deze plaat 68. Afvoerleidingen voor de hete gassen uit de oven 20 zijn aangeduid met de cijfers 70. Opgemerkt wordt dat de rotatie van de wieg 32 om de vertikale as X en de verwisseling van de plaatsen van de ruimten niet door deze leidingen 70 worden gehinderd, daar zij hellen ten opzichte van de vertikaal.

10 Om de werking mogelijk te maken van de voorgestelde installatie moeten organen worden aangebracht, waarmee de af gedichte verbinding mogelijk is van elk van de ruimten 28, 30 met de kleppenkooi 26. Deze organen zijn weergegeven in de gedeeltelijke axiale doorsneden door de kleppenkooi 26 in fig. 3-5.

15 Om een afgedichte en snelle bevestiging mogelijk te maken tussen elk van de ruimten 28, 30 en de kleppenkooi 26 is deze kleppenkooi in de axiale vertikale richting beweegbaar en is daartoe door middel van een compensator 28 verbonden met het huis 80 van het aandrijfmechanisme 24 voor de goot 22 (zie ook fig. 1). Deze compensator 78 is verbonden met een aantal, bij 20 voorkeur drie, plaatsingscilinders 82, in elk waarvan zich een verschuifbare zuiger 84 bevindt, die is belast door een drukveer 86. Onder invloed van deze veer 86 en van het gewicht van de kleppenkooi 26 rust deze normaal op de cilinders 82, waarbij de compensator 78 in de samengedrukte stand staat. De veer 86 is ver der nodig voor het compenseren van de druk van de oven 25 wanneer er geen ruimte op de kooi 26 rust.

De kleppenkooi 26 heeft ook een ringvormig bovenste afdichtvlak 94, waar omheen een aantal, bij voorkeur drie, hydraulische cilinders 88 zijn aangebracht. Elk van deze cilinders heeft een zuiger met vertikale stang en een verbrede cilindrische kop 82.

30 Fig. 3 toont de installatie tijdens het roteren van de beide opslag ruimten, waarbij het bovendeel van dé kleppenkooi 26 is vrijgemaakt en de beide kleppen 74, 76 gesloten moeten zijn. Verder is het mogelijk als voorzorgsmaatregel een inrichting aan te brengen die de rotatie van de ruimten 28, 30 belet wanneer de kleppen 74, 76 niet gesloten zijn.

35 Elk van de ruimten 28, 30 heeft aan zijn basis, op punten overeen komend met de plaatsen van de hydraulische cilinders 88, platen 98 voorzien van uitsparingen van een vorm complementair aan die van de kop 92 van de stangen van de zuigers 90. Wanneer een van de ruimten, bijvoorbeeld de ruimte 30, door rotatie in de losstand wordt gebracht, zoals weergegeven in 40 fig. 4, grijpt elk van de uitsparingen 96 om een van de bijbehorende koppen 8*7 fi λ n os -r- /UiiJi i -6- ,-1---- 92 van de hydraulische cilinders 88.

De onderste toestroombuis van elk van de ruimten 28, 30 is voorzien van een ringvormig afdichtvlak 100, behorende bij het bovenste afdichtvlak 94 van de kleppenkooi 26, waarbij deze beide afdichtvlakken 94, 100 een 5 complementaire vorm hebben, bijvoorbeeld bol en hol zijn. Het cijfer 102 toont een leiding 102 voor gas onder druk, die uitmondt in het centrale gebied van het bovenste afdichtvlak en waarvan het doel is een reiniging te verzekeren van de afdichtvlakken en bij te dragen tot de afdichting door het inblazen van een gas onder druk in tegengestelde richting.

10 Fig. 5 toont de verbinding tussen de ruimte 30 en de kleppenkooi 26.

Deze verbinding wordt verkregen door het toevoeren van hydraulisch medium in de cilinders 88 aan de stangzijde van de zuigers, totdat de afdichtvlakken 94, 100 met elkaar in aanraking zijn. Het heffen van de kleppenkooi 26 vindt plaats door verschuiving van de zuigers 84 in de plaatsingscilin-15 ders 82, door samendrukking van de veren 86 en ontspanning van de compensator 78.

Het loskoppelen tussen de opslagruimte 30 en de kleppenkooi 26 omvat de zelfde handelingen, uitgevoerd in de omgekeerde volgorde, als de verbinding die hierboven aan de hand van fig. 3 - 5 is beschreven.

20 Daar elk van de ruimten 28, 30 wordt losgekoppeld van de kleppen kooi 26 tijdens de rotatie om de as X, moeten zij noodzakelijk zijn voorzien van een onderste tegenhoudklep 104 om het laadmateriaal tegen te houden. Elk van de ruimten 28, 30 heeft bovendien, zoals de klassieke opslagruimten van de stand van de techniek, een bovenste afdichtklep 106.

25 Opgemerkt wordt dat in plaats van slechts twee ruimten aan te brengen, zoals bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, men ook drie of meer ruimten kan aanbrengen, waardoor de noodzakelijke rotatietijd wordt verminderd.

30 --------------- 67 0 0 52 1

Claims (7)

1, Laadinstallatie voor een schachtoven voorzien van een verdeel-goot voor het laadmateriaal in de oven, welke installatie is voorzien van een aantal opslagruimten voor het laadmateriaal, van een sluizen-systeem voor het toevoeren van het materiaal aan de verdeelgoot en van 5 een kleppenkooi, die op de ovenkop is gemonteerd en een toestroombuis heeft, bestuurd door een doseerklep en een afdichtklep, gekenmerkt door tenminste twee naast elkaar geplaatste opslagruimten (28, 30), die horizontaal verplaatsbaar zijn tussen een eerste stand op een lijn met de vertikale as (0) van de oven (20) voor het lossen van het materiaal óp de 10 verdeelgoot (22) en een tweede, zijwaarts van de vertikale as (0) van de oven (20) verschoven stand voor het laden.

2. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimten (28, 30) zijn gemonteerd op een draaiplaat (34) die kan draaien om een vertikale as (X) evenwijdig aan de vertikale as (0) van de oven (20). 15

3.Installatie volgens conclusie I of 2, met het kenmerk, dat de twee ruimten (28, 30) worden gedragen, via een aantal groepen weeginrichtingen (40) en veren, door een wieg (32), gedragen door de draaiplaat (34).

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elk van de ruimten een bovenste afdichtklep (106) en een onderste 20 tegenhoudklep (104) heeft.

5. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afgedichte verbdinding tussen de ruimte (30), die zich in de eerste stand bevindt, en de kleppenkooi (26), wordt verkregen door het heffen van de kleppenkooi (26), dat mogelijk is door de ontspanning van de compensator 25' (78), die is aangebracht tussen de kleppenkooi (26) en de kop van de oven (20).

6. Installatie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het heffen van de kleppenkooi (26) wordt verkregen door een reeks hydraulische cilinders (88), aangebracht op de kooi (26) en waarvan de zuigerstang een kop 30 (92) heeft, waar omheen door de rotatie van de sluizen een uitsparing (96) grijpt, van complementaire vorm, aangebracht in zijplaten.van elk van de ruimten (28, 30).

7. Installatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke ruimte (28, 30) is voorzien van een omloopleiding (60) voor drukvereffening 35 aan weerszijden van het laadmateriaal. 8700521