NL8700172A - Werkwijze voor het opkweken van gewassen, en opkweekruimte en voertuig geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

» -1- 25950/CV/tl • *

Korte Aanduiding: Werkwijze voor het opkweken van gewassen,en opkweek-ruirate en voertuig geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze.

5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het opkweken van gewassen,waarbij men de gewassen in een vulstation in houders plaatst en deze houders met behulp van een. voertuig rijdt naar een opkweekruimte, waar de gewassen gedurende enige tijd worden achtergelaten om een zekere groei van de gewassen mogelijk te maken ,waarna de houders weer worden 10 opgenomen en af gevoerd.

Tot nu toe is het gebruikelijk om bijvoorbeeld zaad,stekken of jonge plantjes bevattende potten in houders te plaatsen en deze houders met behulp van een heftruck of dergelijk voertuig naar een opkweekruimte, i veelal een warenhuis of kas te transporteren, waar de houders op de grond 15 of op stellingen of dergelijke worden geplaatst.

Het op dergelijke wijze verwerken van de houders vereist nog veel handwerk,terwijl het bijhouden van een goede registratie met betrekking tot de opstelling van bijvoorbeeld verschillende rassen bevattende houders en/of de tijd dat bepaalde houders zich in de opkweekruimte 20 bevinden,moeilijk is en met betrekking daartoe dan ook vergissingen, welke in het bijzonder kunnen leiden tot een verkeerde aflevering van houders uit de opkweekruimte, praktisch niet uit te sluiten zijn.

Met de uitvinding wordt beoogd een werkwijze van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de bovengeschetste nadelen kunnen worden vermeden.

25 Volgens de uitvinding maakt men gebruik van althans een door een computer gestuurd voertuig, dat is voorzien van middelen met behulp waarvan meerdere houders naast en boven elkaar kunnen worden opgenomen,waarbij men het voertuig voor het op een gewenste plaats in de opkweekruimte plaatsen resp. opnemen van houders stuurt langs een zich in de lengte-30 richting van de opkweekruimte uitstrekkende hoofdgeleidingsbaan en langs een uitgekozene van een aantal zich loodrecht op deze hoofdgeleidingsbaan uitstrekkende zijgeleidingsbanen,die op regelmatige onderlinge afstand van elkaar zijn aangebracht.

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan het plaat-35 sen en opnemen van de houders geheel automatisch met behulp van het (de) voertuigen plaatsvinden,terwijl het tijdstip van plaatsen in de opkweek- 8?oei: -2- 25950/CV/tl f .* ruimte en/of de soort van het gewas en dergelijke gemakkelijk in het geheugen van de computer kan worden ingevoerd,zodat een zeer nauwkeurige beheersing van het gehele opkweekproces en van het transport van de gewassen kan worden verkregen.

5 Voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding kan doel matig gebruik worden gemaakt van een voertuig voor het verplaatsen van gewassen bevattende houders voorzien van een door loopwielen ondersteund gestel en een hefmechanisme voor het omhoog en omlaag bewegen van de houders,waarbij volgens de uitvinding het hefmechanisme in horizontale . ...

10 richting ten opzichte van het gestel verplaatsbaar is,terwijl het voertuig tevens is voorzien van enige boven elkaar opgestelde ondersten- . ningsorganen voor de houders,welke ondersteuningsorganen in dezelfde richting als het hefmechanisme ten opzichte van het gestel heen en weer,..., beweegbaar zijn. ; Λ' J5 Met behulp van een dergelijk voertuig is het mogelijk om de houders in meerdere lagen boven elkaar in het voertuig onder te brengen,terwijl van ieder willekeurig ondersteuningsorgaan houders af te nemen zijn.resp. er op te plaatsen zijn,zonder daarbij door de zich op de andere onder-, steuningsorganen bevindende houders te worden gestoord.

20 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand.. ..

van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm.,.;

Fig. 1 toont schematisch in perspectief een uitvoeringsvoorbeeld van een voertuig volgens de uitvinding.

Fig.2 toont op grotere schaal een deel van de geleiding van het 25 hefmechanisme op het gestel van het voertuig.

" Fig. 3 toont op grotere schaal schematisch een houder met de middelen voor het oppakken en ondersteunen van een dergelijke houder.

Fig. 4 toont schëmatisch in bovenaanzicht de opstelling van de geleidingsbanen voor het voertuig vormende rails.

30 Fig. 5 toont schematisch een aanzicht op onderdelen van het in fig.4 weergegeven railssysteem,gezien volgens de pijl V in fig.4.

Fig. 6 toont een aanzicht op een deel van een wiel van het voertuig, dat op een rail rust,

Fig. 7 toont schematisch een deel van een vulstation.

35 Fig. 8 toont schematisch een bovenaanzicht op een opkweekruimte.

Fig. 9 toont op grotere schaal een deel van de in fig.8 weergegeven 8 7 C 0 ‘1 7 2 t i -3- 25950/CV/tl opkweekruimte met een aantal daarin opgestelde houders.

Fig.10 toont schematisch een deel van een afvoerstation voor houders.

Het in fig.1 weergegeven voertuig omvat een gestel voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende gestelbalken 1 en 2, 5 welke onderling zijn gekoppeld door zich loodrecht op deze gestelbalken uitstrekkende gestelbalken 3. Het door de gestelbalken 1 - 3 gevormde rechthoekige raam is verstijfd met behulp van binnen dit raam aangebrachte schoorbalken 4 en 5.

Onder ieder van de beide gestelbalken 1 en 2 zijn een tweetal loop-10 wielen 6 aangebracht,die op hieronder nog nader te beschrijven wijze om verticale assen ten opzichte van de gestelbalken 1 en 2 verzwenkbaar zijn over een hoek van 90°.

Op de gestelbalken 1 en 2 zijn zich omhoog uitstrekkende kolommen 7 bevestigd,die aan hun boveneinden met elkaar zijn verbonden met behulp 15 van zich evenwijdig aan de gestelbalken 3 uitstrekkende gestelbalken 8.

Verder zijn de boveneinden van de kolommen 7 verbonden door zich evenwijdig aan de gestelbalken 1 en 2 uitstrekken<fe hoekijzers 9 (fig.2).

Bovenop de hoekijzers 9 zijn door vierkante staven gevormde rails 10 bevestigd.De rails 10 dienen voor de ondersteuning van een hefmechanisme, 20 dat is voorzien van een tweetal ,in de in fig.1 weergegeven stand nabij de hoekijzers 9 gelegen en zich evenwijdig aan deze hoekijzers uitstrekkende gestelbalken 11,die met behulp van aan deze gestelbalken 11 bevestigde en zich loodrecht op deze gestelbalken uitstrekkende gestelbalken 12 tot een rechthoekig raam zijn verbonden. Nabij hun middens zijn 25 de gestelbalken. 12 met elkaar verbonden met behulp van een tweetal zich evenwijdig aan de gestelbalken 11 uitstrekkende gestelbalken 13.

Aan de gestelbalken 11 zijn verder steunen 14 bevestigd voor het opnemen van om horizontale draaiingsassen draaibare rollen 15,met behulp waarvan het hefmechanisme op de rails 10 wordt ondersteund. Verder zijn 30 de steunorganen 14 voorzien van om verticale draaiingsassen draaibare geleidingsrollen 16,die zich afsteunen tegen de verticaal staande zijkanten van de rails 10 voor de geleiding van het hefmechanisme bij het verrijden daarvan in de lengterichting van de rails 10 .(Fig.2).

Tussen de beide gestelbalken 11 zijn een tweetal zich evenwijdig aan 35 deze gestelbalken 11 en nabij deze gestelbalken.opgestelde gestelbalken 17 aangebracht,die met behulp van zich evenwijdig aan de gestelbalken 12 87 f· Λ ή 1 C· * v*· v > ƒ.

1# ·* -4- 25950/CV/tl uitstrekkende gestelbalken 18 zijn verenigd tot een rechthoekig hefraam.

Dit hefraam is opgehangen aan een viertal kabels 19- 22,waarvan de uiteinden in hoekpunten van het raam aan het raam zijn bevestigd. Daarbij zijn de kabels geleid over aan de gestelbalken 12 bevestigde vrij draaiba-5 re schijven 23 en met hun van het hefraam 17,18 afgekeerde uiteindei gewikkeld op kabeltrommels 24,die zijn bevestigd aan een zich evenwijdig aan de gestelbalken 12 uitstrekkende as 25. De as 25 wordt ondersteund door op de gestelbalken 11 bevestigde legers 26 en is in draaiing te brengen via een aan de gestelbalken 13 bevestigd aandrijforgaan 27· 10 Het zal duidelijk zijn,dat door het in draaiing brengen van de as 25 met behulp van het aandrijforgaan 27 het door de gestelbalken 17 en 18 gevormde hefraam verticaal op en neer kan worden bewogen.

Tussen de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende gestelbalken 18 van het hefraam zijn een aantal zich evenwijdig aan de gestelbalken 17 15 uitstrekkende gestelbalken 28 aangebracht. Aan iedere gestelbalk zijn een aantal groepen grijpers aangebracht. Iedere grijper omvat een zich loodrecht op de lengterichting van de gestelbalk 28 uitstrekkende strip 29 aan de vrije uiteinden waarvan zich naar beneden toe uitstrekkende haken 30 zijn bevestigd. Iedere strip 29 is met behulp van een verbindings-20 stuk 31 met de gestelbalk 28 gekoppeld,zodanig,dat de strippen 29 ten opzichte van de gestelbalk 28 verschuifbaar zijn.(Fig.3).

Voor het verschuiven van de strippen 29 is tussen de beide in fig.3 weergegeven tot een groep behorende strippen een niet nader weergegeven,aan de gestelbalk 28 bevestigde verstelcilinder aangebracht, 25 met behulp waarvan de een groep grijpers of grijporganer vormende onderdelen 29, 30 naar elkaar toe kunnen worden getrokken en uit elkaar kunnen worden geschoven. Het zal duidelijk zijn,dat zodoende met behulp van de haken 30 een houder 32 kan worden gegrepen en opgelicht,indien de desbetreffende houder is voorzien van geschikte uitsparingen voor het 30 opnemen van de ondereinden van de haken 30.

Gezien in fig.1 is nabij het rechter uiteinde van het voertuig een schematisch weergegeven kast 33 opgesteld,waarin het met behulp van een computer geregelde bedieningsmechanisme voor het voertuig is opgesteld.

Bij voorkeur zijn hierop ook middelen aangebracht om het voertuig,indien 35 gewenst,met de hand te kunnen bedienen, alsmede accu's en een acculader, die bijvoorbeeld via hieronder nog nader te omschrijven rails 43 en 44 met een veilige spanning kunnen worden gevoed.

87Ö0172 « i -5- 25950/CV/tl

Aan het andere uiteinde van het voertuig zijn aan de aan de desbetreffende uiteinden van de gestelbalken 1 en 2 bevestigde kolommen 7 om verticale assen 34 verzwenkbaar deuren 35 bevestigd,die zijn voorzien van een onderste horizontaal verlopende gestelbalken 36 aan de uiteinden waar-5 van zich verticaal omhoog uitstrekkende gestelbalken 37 en 38 zijn bevestigd. De boveneinden van de gestelbalken 37 en 38 zijn verbonden door een met het hoekijzer 9 overeenkomend hoekijzer 39 waarop een met de balk 10 overeenkomende balk 40 is bevestigd. In de in de fig.1 weergegeven stand van de beide deuren 35 liggen daarbij de balken 40 op dezelfde hoogte 10 als en in het verlengde van de balken 10.

Aan de verticaal staande balken 37 zijn wielen 41 gekoppeld,die met behulp van een aan de gestelbalk 37 bevestigde verstelcilinder 42 . in hoogterichting instelbaar zijn.

In de in fig.1 weergegeven stand van de deur verlopen daarbij de 15 draaiingsassen van de wielen 41 evenwijdig aan de draaiingsassen van de wielen 6 ,terwijl daarbij de verschillende wielen op dezelfde rails 43 resp. 44 lopen.

Het voertuig is verder voorzien van enige ordersteuningsorganen 45 voor het ondersteunen van een aantal naast en achter elkaar opgestelde 20 houders 32,waarbij er in fig.1 slechts een van deze ondersteuningsorganen 45 is weergegeven.

Een ondersteuningsorgaan is voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan de gestelbalk 2 uitstrekkende gestelbalken 46,die met behulp van zich loodrecht op deze gestelbalken uitstrekkende gestelbalken 47 en 48 25 onderling met elkaar zijn verbonden. Tussen de gestelbalken 47 en 48 zijn zich evenwijdig aan de gestelbalken 46 uitstrekkende draagbalken 49 aangebracht voor het ondersteunen van de houders 32. Daarbij kunnen de draagbalken zijn voorzien van zich omhoog uitstrekkende oren 50 om een verschuiving van de houders 32 dwars op de lengterichting van de draag-30 balken 49 te verhinderen.

Meerdere van dergelijke ondersteuningsorganen 45 zullen boven elkaar gelegen in de inrichting kunnen zijn aangebracht. Daarbij kan ieder draag-orgaan 45 in het gestel van het voertuig heen en weer worden gereden in de richting volgens pijl A. Om hierbij de ondersteuningsorganen 45 in het 35 voertuig te kunnen ondersteunen en geleiden zijn de deuren 35 voorzien van horizontaal verlopende draagbalken 51,waaraan om horizontale draaiings- Ϊ70017Σ -6- 25950/CV/tl • * assen draaibare rollen 52 zijn bevestigd voor het ondersteunen van de ondersteuningsorganen 45 en om verticale draaiingsassen draaibare rollen 53 voor de zijdelingse geleiding van de desbetreffende ondersteuningsorganen. Op soortgelijke wijze zijn boven de gestelbalken 1 en 2 zich 5 evenwijdig aan deze gestelbalken uitstrekkende balken 54 aangebracht waaraan om horizontale draaiingsassen draaibare steunrollen 55 en om verticale draaiingsassen draaibare geleidingsrollen 56 zijn aangebracht.

Het hefmechanisme kan over de door de balken 10 en 40 gevormde rails evenwijdig aan de ondersteuningsorganen 45 worden hesn en weer 10 gereden in de richting volgens pijl B.

Voor de verplaatsing van het hefmechanisme en de ondersteuningsorganen in de richting volgens pijl B resp. pijl A zijn nabij de van de deuren 35 afgekeerde zijde van het voertuig een aantal boven elkaar gelegen, zich evenwijdig aan de as 25 uitstrekkende assen 57 aangebracht aar 15 de uiteinden waarvan kabeltrommels 58 zijn bevestigd. Iedere as is onafhankelijk van de andere assen in draaiing te brengen met behulp van een aandrijforgaan 59· Om de kabeltrommels 58 zijn zich evenwijdig aan de gestelbalken 1 en 2 uitstrekkende kabels 60 geleid,die verder zijn geleid om kabelschijven 61, die zijn bevestigd aan de de deuren 35 on-20 dersteunende verticaal staande gestelbalken 7· Aan deze kabels zijn niet nader weergegeven de kabels met het hefmechanisme resp. de ondersteuningsorganen 45 verbindende meeneemorganen gekoppeld .Zodoende zal door het in draaiing brengen van een bepaalde as 57 het met deze as 57 gekoppelde ondersteuningsorgaan 45 resp, het hefmechanisme in horizontale 25 richting kunnen worden verreden.

Indien het hefmechanisme de in fig.1 weergegeven stand inneemt en alle ondersteuningsorganen onder dit hefmechanisme zijn geschoven,kunnen na het omhoog bewegen van de wielen 41 de beide deuren 35 vanuit de in fig.1 weergegeven geopende stand met behulp van verstelcilinders 62 over 30 90° naar elkaar toe worden verzwenkt naar een gesloten stand,waarin de gestelbalken 36 zich evenwijdig aan de gestelbalk 8 uitstrekken en zodoende tevens als blokkeerorganen dienen,die een verrijden van de ondersteuningsorganen 45 verhinderen.

Zoals reeds hierboven vermeld zijn de wielen 6 met behulp van 35 verstelcilinders 63 ten opzichte van het gestel van het voertuig om verticale draaiingsassen verzwenkbaar . Hierdoor wordt het mogelijk om Λ ,> t-v -7- 25950/CV/tl het voertuig vanaf een hoofdgeleidingsbaan, die bijvoorbeeld wordt gevormd door een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende rails 64,waarvan er in fig.4 slechts een is weergegeven,over te brengen op een zich loodrecht op deze hoofdgeleidingsbaan uitstrekkende zijgeleidings-5 baan,die bijvoorbeeld wordt gevormd door de beide rails 43 en 44.

Zoals in fig.6 is weergegeven is ieder wiel 6 voorzien van een uitstekende flens 65,die normaal langs de zijkant van een rail 64 of dergelijke loopt ter geleiding van het voertuig langs de rail.

De verticaal staande draaiingsas waarom een wiel draaibaar is is 10 zodanig gelegen,dat deze draaiingsas de overgang tussen de flens 65 en het op de rails rustende omtreksvlak van het wiel snijdt.

Zoals nu in fig.4 en 5 is weergegeven is ter plaatste van de aansluiting van een door de beide rails 43 en 44 gevormde zijgeleidings-baan op een door de beide rails 64 gevormde hoofdgeleidingsbaan bij 15 iedere rail 64 in de rail 64 een tweetal onderbrekingen aangebracht evenals in de beide rails 43 en 44. Ter hoogte van deze onderbrekingen is een plaat 66 uit slijtvast materiaal opgesteld,welke wordt overlapt door de verdunde uiteinden van de rails 64 ,43 en 44.

In fig.4 geven de gestippelde gebieden de banen van de wielflenzen 20 aan.

Zoals uit deze figuur duidelijk zal zijn lopen de wielen 6,indien ondersteund door de afgebeelde rail 64,met hun flenzen 65 langs de gezien in fig.4 linker zijkant van de rails 64. Ter plaatse van de onderbrekingen in de rails 64 en de rails 43 en 44 steunt het voertuig 25 met behulp van de wielflenzen 65 af op de plaat 66.

Indien het voertuig van de door de rails 64 gevormde hoofdgeleidingsbaan moet worden overgebracht op de zich loodrecht op deze hoofdgeleidingsbaan uitstrekkende,door de rails 43 en 44 gevormde zijge-leidingsbaan wordt het voertuig zodanig met de wielen 6 op de in de 30 beide rails 64 opgenomen platen 66 opgesteld,dat de draaiingsas van de wielen 6 de punten R op de plaat 66 snijden.

Uit de in fig.4 weergegeven gestippelde gebieden zal het duidelijk zijn,dat indien men in deze stand van het voertuig de wielen 6 om de verticale assen ten opzichte van het voertuig verdraaid over een hoek 35 van 90° de flenzen 65 daarbij een zodanige stand gaan innemen,dat de flenzen bij het verrijden van het voertuig over de rails 43 en 44 langs 8700172 * ψ -8- 25950/CV/tl de van elkaar afgekeerde zijden van de rails A3 en AA zullen gaan lopen. Het zal duidelijk zijn,dat daarbij de beide op een plaat 66 ondersteunde wielen in tegengestelde richtingen volgens de pijl C resp. pijl D worden verdraaid bij de overgang van de rails 6A naar de rails A3 en AA.

5 Voor het overbrengen van een voertuig vanaf de rails A3 en AA op de rails 6A zullen boven omschreven handelingen in omgekeerde volgorde plaatsvinden.

Het boven beschreven voertuig is bijvoorbeeld zodanig uitgerust, dat ieder ondersteuningsorgaan A5 een zestigtal houders 32 kan opnemen 10 in vier achter elkaar gelegen rijen van ieder vijftien houders. Verder is daarbij het voertuig zodanig uitgevoerd,dat een vijftal van dergelijke ondersteuningsorganen boven elkaar in het gestel zijn opgenomen, zodat in totaal het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een driehonderdtal houders kan opnemen. Andere uitvoeringsvormen zijn uiteraard binnen 15 de geest en beschermingsomvang van de uitvinding mogelijk.

Met behulp van het voertuig kunnen bijvoorbeeld houders worden opgehaald in een schematisch in fig.7 weergegeven vulstation. Dit vul-station is voorzien van een transportband 67 met behulp waarvan houders, die bijvoorbeeld reeds op op zichzelf bekende wijze kunnen zijn voor-20 zien van het gewenste aantal met kweekmateriaal gevulde potjes kunnen worden aangevoerd. Daarbij staan langs de transportband op regelmatige afstand van elkaar schematisch weergegeven duworganen 68 opgesteld,met behulp waarvan de houders op zich dwars op de transportband uitstrekkende verderé transportorganen of tafels 69 kunnen worden gebracht. Op 25 deze transportorganen of tafels 69 kunnen bijvoorbeeld de gewenste zaden,stekken, plantjes of dergelijke in de potten worden aangebracht, waarna de houders met de zo gereed gemaakte potten met behulp van een verdere transportband 70 kunnen worden afgevoerd naar een opslagruimte 71 waarin de houders met behulp van duworganen 68 of dergelijke worden 30 ingeschoven vanaf de transportband 70 en wel in een patroon aangepast aan het beladingspatroon van een ondersteuningsorgaan.

Het voertuig kan nu met geopende deuren over de zich in de opslagruimte 71 bevindende houders worden gereden. Daarop wordt eerst het hef-mechanisme verreden in een stand,waarin dit hefmechanisme op de deuren 35 35 rust. Men kan dan het hefraam 17,18 met behulp van de kabels 19- 22 laten zakken om de haken 30 in ingrijping te kunnen brengen met de des- 87 C e * 72 -9- 25950/CV/tl betreffende houders en vervolgens de zo beetgegrepen houders door het weer omhoog bewegen van het hefraam 17,18 omhoog bewegen.

Nadat zo de houders over de gewenste hoogte omhoog zijn gebracht kan het gewenste ondersteuningsorgaan worden uitgeschoven om onder het 5 door de deuren 35 ondersteunde hefmechanisme te komen liggen,waarop de houders op het desbetreffende ondersteuningsorgaan worden neergezet en het zo gevulde ondersteuningsorgaan weer wordt teruggetrokken.

Op deze wijze kunnen de verschillende ondersteuningsorganen in het vul-station met houders worden gevuld.

10 Vervolgens kan ,nadat de deuren 35 op de hierboven beschreven wijze weer zijn teruggebracht in hun gesloten stand ,het voertuig over geschikte rails worden verreden naar een geeigende, in fig.8 schematisch weergegeven opkweekruimte 72 ,welke gebruikelijk zal worden gevormd door een overkapte ruimte, zoals een warenhuis of kas.

15 In een dergelijke opkweekruimte kan zich in de lengterichting van deze opkweekruimte een bijvoorbeeld door rails 64 gevormde hoofdgelei-dingsbaan 73 uitstrekken waarlangs het voertuig heen en weer verrijdbaar is,zoals met de pijlen E in fig.8 is weergegeven.

Op regelmatige afstand van elkaar zullen zich loodrecht op deze 20 hoofdgeleidingsbaan bijvoorbeeld door rails 43 en 44 gevormde zijgelei-dingsbanen 74 uitstrekken waarlangs het voertuig heen en weer verrijdbaar is zoals aangeduid met behulp van de pijlen F en G.

Buiten de opslagruimte 72 kan het voertuig dan langs een of meer verdere geleidingsbanen 75 van en naar het hierboven beschreven vul-25 station en/of een hieronder nog nader te omschrijven afvoerstation worden verreden.

De uitvoering is daarbij zodanig,dat het voertuig zich langs de hoofdgeleidingsbaan 73 verplaatst in een richting evenwijdig aan de de gestelbalken 1 en 2 verbindende gestelbalken 3,en over de zijgelei-30 .. dingsbanen 74 in een richting evenwijdig aan de gestelbalken 1 en 2.

Tijdens de verplaatsing van het voertuig over de geleidingsbanen 73 zullen de deuren zijn gesloten. Nadat het voertuig op een gé^enste zijgeleidingsbaan 74 is geplaatst kunnen de deuren 35 worden geopend en de wielen 41 met de desbetnffende rails in contact worden gebracht 35 voor het verkrijgen van een goede ondersteuning van de deuren 35· 870017? ψ * -10- 25950/CV/tl

Nadat een voertuig op een gewenste zijgeleidingsbaan 74 is gereden kan het hefmechanisme op de bovenranden van de deuren 35 worden geplaatst ,en indien vervolgens een van de gewenste ondersteuningsorganen 45 onder het hefmechanisme wordt gereden kunnen de houders van het 5 desbetreffende ondersteuningsmechanisme worden opgelicht met behulp van het hefmechanisme en na het weer wegrijden van het desbetreffende ondersteuningsorgaan op de grond worden geplaatst,zodat zo een zestigtal bakken op een veld P in de opkweekruimte 72 worden neergezet,zoals weergegeven in fig.9.

10 De overige door het voertuig ondersteunde houders kunnen op soort gelijke wijze in daarnaast gelegen velden Q R S T of delen ervan worden geplaatst,zoals schematisch in fig.9 is aangeduid.Het zal duidelijk zijn,dat voor het verwijderen van de houders uit de opkweekruimte 72 in omgekeerde volgorde te werk kan worden gegaan.

15 Indien gebruik wordt gemaakt van meerdere voertuigen kunnen,zoals schematisch in fig.8 is aangeduid nog wisselplaatsen 76 op bepaalde punten van de hoofdgeleidingsbaan 73 worden aangebracht,waardoor het mogelijk is,dat een voertuig op een wisselplaats 76(waarvoor iedere zijgeleidingsbaan 74 kan worden gebruikt)wordt gereden om een ander voertuig 20 te laten passeren.

Zoals schematisch in fig.10 is weergegeven,kunnen de houders,nadat de zich daarin bevindende gewassen in voldoende mate zijn opgegroeid, met behulp van het voertuig worden afgevoerd naar een schematisch in i fig.10 weergegeven afvoerstation,waarin de houders met behulp van het 25 voertuig in een opslagruimte 77 kunnen worden geplaatst. Met behulp van schematisch weergegeven duworganen 78 of dergelijke kunnen de houders dan worden toegvoerd aan en transportband 79,die de houders toevoert aan een verdere bewerkingsband 80. Met behulp van duworganen 8T kunnen de houders bijvoorbeeld in een stapelinrichting 82 worden geduwd,die met pallets wordt gevoed vanaf een pallet ontstapelinrichting 83.De zo met houders beladen pallets kunnen dan met behulp van verdere transport-organen 84 en 85 of dergelijke worden afgevoerd.

Zoals reeds hierboven gezegd kan de besturing van het voertuig volautomatisch met behulp van een computer plaatsvinden,waarbij de in het 35 vulstation beschikbare gegevens omtrent de in bepaalde houders geplaatste gewassen d.m.v. radiografische datatransmissie in de computer zullen worden 0700172 -n- 25950/CV/tl ingebracht,waarin ook gegevens zijn ingebracht omtrent de vrije en bezette plaatsen in de opkweekruimte 72.Aan de hand van deze gegevens zal het voertuig zodanig worden gestuurd,dat de houders op een gewenste plaats worden afgezet,waarbij deze plaats alsmede het tijdstip van neer-5 zetten eveneens in het geheugen van de computer zal worden opgenomen, zodat ter gelegener tijd de desbetreffende gewassen weer gemakkelijk terug te vinden zijn om op het juiste tijdstip de juiste gegevens naar het afvoerstation te kunnen brengen.

Indien gewenst kan men voorzieningen aanbrengen om het mogelijk te 10 maken iedere groep grijporganen 29,30 of bepaalde groepen grijporganen onafhankelijk van de andere groepen grijporganen in werking te stellen om meer variatie,mogelijkheden te scheppen met betrekking tot het aantal per keer op te nemen of neer te zetten houders. i 8700172

Claims (11)

1, Werkwijze voor het opkweken van gewassen,waarbij men de gewassen in een vulstation in houders plaatst en deze houders met behulp van een voertuig rijdt naar een opkweekruimte,waar de gewassen gedurende enige tijd worden achtergelaten om een zekere groei van de gewassen mogelijk 5 te maken ,waarna de houders weer worden opgenomen en afgevoerd,met het kenmerk,dat men gebruik maakt van een door een computer gestuurd voertuig, dat is voorzien van middelen met behulp waarvan meerdere houders naast en boven elkaar kunnen worden opgenomen,waarbij men het voertuig voor het op een gewenste plaats in de opkweekruimte plaatsen, resp. 10 opnemen van houders stuurt langs een zich in de lengterichting van de opkweekruimte uitstrekkende hoofdgeleidingsbaan en langs een uitgekozene van een aantal zich loodrecht op deze hoofdgeleidingsbaan uitstrekkende zijgeleidingsbanen,die op regelmatige onderlinge afstand van elkaar zijn aangebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat men de houders in het vulstation opstelt in een patroon overeenkomend met het patroon waarin de houders kunnen worden opgenomen en in het voertuig geplaatst.

3. Voertuig voor het verplaatsen van gewassen bevattende houders voorzien van een door loopwielen ondersteund gestel en een hefmechanisme 20 voor het omhoog en omlaag bewegen van de houders ,met het kenmerk, dat het hefmechanisme in horizontale richting ten opzichte van het gestel verplaatsbaar is, terwijl het voertuig tevens is voorzien van enige boven elkaar opgestelde ondersteuningsorganen voor de houders, welke ondersteuningsorganen in dezelfde richting als het hefmechanisme 25 ten opzichte van het gestel heen en weer beweegbaar zijn.

4. Voertuig volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat het hefmechanisme een ten opzichte van het gestel van het voertuig heen en weer verrijdbaar deel omvat en een door dit deel gedragen op en neer beweegbaar hefraam. waaraan grijporganen zijn bevestigd voor het grijpen van de houders.

5. Voertuig volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat een grijporgaan een tweetal ten opzichte van elkaar in horizontale richting heen en weer beweegbare haken omvat.

6. Voertuig volgens conclusie 4 of 5 ,met het kenmerk,dat althans een grijporgaan onafhankelijk van de andere grijporganen in werking te 35 stellen is. 1700 f72 ♦ -· 9 -13- 25950/CV/tl

7. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies 3- 6, met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van een tweetal deuren,die kunnen worden verzwenkt tussen een stand ,waarin de deuren zich dwars op de verplaat-singsrichting van het hefmechanisme en de ondersteuningsorganen uït-5 strekken en een stand,waarin de deuren zich evenwijdig aan deze ver-plaatsingsrichting uitstrekken en dienst doen voor het ondersteunen van het hefmechanisme en de ondersteuningsorganen bij het verplaatsen van het hefmechanisme en de ondersteuningsorganen ten opzichte van het gestel.

8. Voertuig volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat de deuren zijn voorzien van in hoogterichting instelbare wielen.

9· Voertuig volgens een der voorgaande conclusies 3- 8, met het kenmerk,dat het voertuig wordt ondersteund door om verticale assen verstelbare wielen.

10. Voertuig volgens conclusie 9» met het kenmerk,dat een wiel is voorzien van een loopvlak en een buiten dit loopvlak uitstekende flens, terwijl het wiel ten opzichte van het gestel verdraaibaar is om een verticale draaiingsas, die het wiel snijdt bij de overgang tussen het loopvlak in de flens. 20 Π. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies 3- 10,met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van met behulp van de computer te regelen bedieningsorganen alsmede middelen om de computerbediening uit te schakelen en het voertuig verder met de hand te bedienen.

12. Opkweekruimte geschikt voor toepassing van de werkwijze volgens 25 conclusie 1 en 2,met het kenmerk, dat in de opkweekruimte althans een door een tweetal rails gevormde hoofdgeleidingsbaan en een aantal zich loodrecht op deze hoofdgeleidingsbaan uitstrekkende,door rails gevormde zijgeleidingsbanen zijn aangebracht,terwijl ter plaatse van de aansluitingen van de rails van de zijgeleidingsbanen op de rails van de hoofdge- 30 leidingsbanen de rails zijn onderbroken om een verdraaiing van een voertuig ondersteunende wielen mogelijk te maken. f7 ί t· i ? ΐ