NL2009177C2 - Oogsttransportwagen. - Google Patents

Description

OOGSTTRANSPORTWAGEN

De onderhavige uitvinding betreft een oogsttransportwagen, of oogstkar, ook wel aan te duiden als 5 een oogstwagen. Het oogsten van allerlei soorten groenten of andere landbouwkundige producten geschiedt tegenwoordig veelal op basis van oogstkarren met tafels als dragers op ten minste twee niveaus of lagen. Op een bovenste laag worden lege dozen, kratten, containers en/of houders gezet 10 en op de onderste laag worden de gevulde dozen, kratten, containers en/of houders neergezet. De oogstkar staat in het midden van een pad, met bijvoorbeeld aan weerszijden van een dusdanig pad oogst dragende gewassen, en is in het pad verplaatsbaar. In een eerste passage door het pad tussen de 15 oogst dragende gewassen, bij voorbeeld op een heenweg, oogst een medewerker bij voorbeeld alleen landbouwproducten aan de gewassen aan één zijde van de kar. Aan het einde van het pad gaat de oogster aan de andere kant van de oogstkar staan en oogst producten van de gewassen aan een tegenover gelegen 20 zijde van de oogstkar. De oogstkar wordt niet omgekeerd bij het bereiken van een einde van een pad; alleen de rijrichting wordt omgedraaid, zodat de oogstkar of oogsttransportwagen terug wordt verplaatst neer een punt van herkomst. De oogstkar of oogsttransportwagen heeft een 25 lengterichting waarin of tegengesteld waaraan de oogsttransportwagen door het pad wordt verplaatst.

Voor een zo efficiënt mogelijk ruimte gebruik in het open veld of in een kas zullen de afmetingen van paden tussen rijen gewassen veelal zo klein mogelijk worden 30 gehouden. Voor de oogster betekent dit dat lege dozen, kratten, containers en/of houders na een tijd oogsten steeds meer op afstand staan van de oogster, en de oogster vaak zelfs van de oogsttransportwagen af moet stappen om lege 2 dozen, kratten, containers en/of houders van de tafel of drager moet pakken, zich een baan tussen de gewassen en de oogsttransportwagen banend. Hoewel het mogelijk is om de dozen, kratten, containers en/of houders in sommige 5 uitvoeringsvormen te stapelen, biedt een dergelijke maatregel slechts tijdelijk soelaas.

Een ander nadeel van de bekende oogsttransportwagens is, dat de oogster moet bukken (of tillen) om de geoogste landbouwproducten, hetgeen veelal groenten kunnen zijn, in 10 de onderste dozen te plaatsen. Soms gooien oogsters de groenten van afstand in de dozen, kratten, containers en/of houders uit gemak, waardoor de groenten beschadigd kunnen raken. Als een stapel dozen, kratten, containers en/of houders in een stapelbare vormgeving daarvan gevuld is met 15 geoogste producten, moet een dusdanige stapel weg worden geduwd van de plaats waar de oogster zich bevindt, wat ook zwaar is en tijd kost voor de oogster.

Een verder nadeel is dat de grootte van de kas in sommige gevallen wordt beperkt, doordat met geoogste 20 producten gevulde dozen, kratten, containers en/of houders heel zwaar kunnen zijn, en een oogster maar een oogstkar van ten hoogste een op voorhand bepaald of door de wet voorgeschreven gewicht voort kan of mag duwen. Bovendien is het zwaar voor de oogster deze dozen, kratten, containers 25 en/of houders te tillen of anderszins te verplaatsen op en/of van de oogsttransportwagen.

De uitvinding beoogd een verbeterde oogsttransportwagen of oogstkar te verschaffen, waarmee de voornoemde bezwaren van bekende configuraties zijn verholpen of althans 30 verminderd, of althans mogelijkheden voor het verhelpen of verminderen van die problemen kunnen worden verschaft, waartoe een oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding de eigenschappen vertoont van: een in een 3 lengterichting tussen rijen gewassen met te oogsten producten verplaatsbaar gestel; een eerste drager van lege dozen, kratten, containers en/of houders, welke eerste drager is aangebracht in, op of aan het gestel; en een 5 tweede drager van met geoogste producten gevulde dozen, kratten, containers en/of houders, welke tweede drager is aangebracht in, op of aan het gestel, waarbij de eerste drager en de tweede drager elk een transporteur omvatten voor het in de lengterichting van het gestel over de eerste 10 transporteur naar een kopse einde van het gestel toevoeren van lege dozen, kratten, containers en/of houders en het in hoofdzaak in tegengestelde richting over de tweede transporteur afvoeren van met geoogste producten gevulde dozen, kratten, containers en/of houders.

15 Aldus is een situatie te vermijden waarbij een oogster lege of gevulde dozen, kratten, containers en/of houders zich een weg tussen de gewassen en de kar banend hoeft te halen of weg te brengen ten opzichte van een locatie op de oogsttransportwagen waar de oogster normaal is 20 gepositioneerd om producten van de gewassen te oogsten. Als gevolg van de transporteurs kan de oogstkar groter worden gemaakt, dat wil zeggen, dat een oogstkar langer kan zijn in de lengterichting daarvan en van een pad tussen de rijen gewassen met daaraan de te oogsten producten, omdat de 25 oogster niet langs de kar tussen de kar en de gewassen lege of gevulde dozen, kratten, containers en/of houders hoeft te halen of weg te brengen. Daardoor kunnen er ook meer producten (vaak: groenten) in langere paden worden geplukt, en kunnen bepaalde producten in grotere kassen of grotere 30 velden worden geteeld en geoogst.

De geboden verbetering kan zijn verwezenlijkt in configuraties met naast of onder en boven elkaar opgestelde dragers. In configuraties met onder en boven elkaar 4 opgestelde tafels is de door een oogsttransportwagen ingenomen ruimte in de richting van de breedte van een pad te minimaliseren, als gevolg waarvan deze configuraties veelal de voorkeur zullen genieten, maar het alternatief 5 zeker niet is uit te sluiten buiten het kader van de onderhavige uitvinding. Van de tafels in een boven en onder elkaar opgestelde configuraties kan een bovenste of een onderste dienen voor lege dozen, kratten, containers en/of houders, en de andere tafel voor met geoogste producten 10 gevulde dozen, kratten, containers en/of houders. Een verschil schuilt slechts in het moeten tillen of laten zakken van gevulde dozen, kratten, containers en/of houders. Vanwege ergonomische voordelen van het kunnen laten zakken van gevulde dozen, kratten, containers en/of houders en van 15 het op heup of borst hoogte kunnen vullen van dozen, kratten, containers en/of houders met geoogste producten, zal veelal de bovenste van de dragers dienen voor lege dozen, kratten, containers en/of houders, en de onderste drager voor gevulde dozen, kratten, containers en/of 20 houders.

Binnen het kader van de onderhavige uitvinding volgens de definitie daarvan in de bijgevoegde hoofdconclusie zijn vele, in meer of mindere mate geprefereerde uitvoeringsvormen mogelijk, waarvan er enkele zijn 25 gedefinieerd in de bijgevoegde afhankelijke conclusies en/of zijn beschreven in de hierna volgende beschrijving van een specifieke vormgeving van een oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding.

Voorheen bestond weerstand tegen andere dragers dan in 30 hoofdzaak horizontaal opgestelde tafels, of althans is het niet eerder bij de vaklieden in het onderhavige technische gebied opgekomen, omdat aandrijvingen op basis van hydrauliek, pneumatiek of elektriciteit niet mogelijk zijn 5 vanwege de naar de oogstkar of oogsttransportwagen te voeren leidingen. In het bijzonder, doch niet uitsluitend, in een kas stuit het leggen van leidingen tegen bezwaren in verband met het voor dergelijke leidingen schadelijke milieu in die 5 kas of op het veld, zelfs al zouden dergelijke leidingen slechts tijdelijk worden gelegd. Daarentegen is het gebruik van hydrauliek, pneumatiek of elektriciteit of enig ander krachtmedium geenszins uitgesloten buiten de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding volgens de 10 bijgevoegde conclusies.

Volgens specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding is ook het tillen van dozen, kratten, containers en/of houders door elementen aspecten en eigenschappen van de kar over te nemen. De oogster hoeft dan lege dozen, kratten, 15 containers en/of houders niet meer van de bovenste laag te tillen. Volle dozen, kratten, containers en/of houders hoeven niet naar achteren te worden gebracht, naar een bepaalde positie op de kar, juist vanwege de transporteur van de betreffende drager.

20 In een eerste uitvoeringsvorm vertoont de oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding de eigenschap dat ten minste één van de eerste en de tweede transporteur een component omvat uit de groep, welke omvat: een glijbaan; een rollenbaan, et cetera. Dergelijke 25 vormgevingen van transporteurs kunnen zonder elektrische pneumatische of hydraulische krachtbron functioneren, hoewel dus niet is uitgesloten dat een krachtbron kan zijn verschaft. Met glijbanen en rollenbanen is het mogelijk lege en/of gevulde dozen, kratten, containers en/of houders te 30 verplaatsen van en naar een locatie, waar zich een oogster bevindt, zonder dat deze zich met de dozen, kratten, containers en/of houders tussen gewassen en de oogsttransportwagen hoeft te wringen.

6

Als aanvulling of als alternatief kan de oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding de eigenschap vertonen dat ten minste één van de eerste en de tweede transporteur onder een hoek ten opzichte van 5 horizontaal is georiënteerd. Daarbij kan, in een uitvoeringsvorm met rollenbanen, glijbanen of andere transporteurs, zwaartekracht een rol spelen, waarmee een andere elektrische, pneumatische of hydraulische krachtbron en/of aandrijving nog slechts een aanvullende rol hoeft te 10 spelen of geheel achterwege kan worden gelaten. Daarbij kan het gunstig zijn, als ten minste de ene van de eerste en de tweede transporteur kantelbaar is om een as aan het gestel in hoofdzaak halverwege de lengte daarvan. Aldus is een oriëntatie of rijrichting van de oogsttransportwagen te 15 variëren, en kan een oogster aan een tegenovergelegen locatie plaats nemen, waarna de oogsttransportwagen volledig functioneel door kan worden gebruikt, enkel door de ten minste ene van de eerste en de tweede transporteur te kantelen.

20 Als aanvulling of als alternatief kan de oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding de eigenschap vertonen dat de ten minste één van de eerste en de tweede transporteur in hoofdzaak horizontaal is georiënteerd en daarbij een stuwmechanisme is aangebracht om 25 dozen, kratten, containers en/of houders daarover te verplaatsen. In het bijzonder in het geval van verplaatsing van gevulde dozen, kratten, containers en/of houders kan een dergelijk stuwmechanisme een uitkomst bieden om (over)belasting van de oogster te vermijden. Bij voorkeur is 30 daarbij het stuwmechanisme handmatig te bekrachtigen, om behoefte aan elektrische, pneumatische of hydraulische krachtbronnen te verminderen of te elimineren.

7

Als aanvulling of als alternatief kan de oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding de eigenschap vertonen dat de eerste en de tweede transporteur in hoofdzaak boven elkaar zijn aangebracht in, op of aan het 5 gestel, en één van de eerste en de tweede transporteur uitsteekt tot voorbij de andere van de eerste en de tweede transporteur. Daarmee is te bewerkstelligen, dat de breedte van de oogsttransportwagen klein kan worden gehouden, terwijl geïncorporeerde ruimte beschikbaar (te stellen) is 10 voor aanvullende elementen, componenten en/of eigenschappen. Bijvoorbeeld kan daarbij de een zink- of liftmechanisme zijn aangebracht in een ruimte waar de ene van de eerste en de tweede transporteur uitsteekt tot voorbij de andere van de eerste en de tweede transporteur. Deze zal dan een beperkte, 15 zo niet minimale hoeveelheid ruimte innemen, en de oogsttransportwagen zal ondanks de aanvullende elementen, componenten en/of eigenschappen compact kunnen blijven, in het bijzonder in de breedte daarvan dwars op de bewegingsrichting, doch ook met betrekking tot voor lege 20 en/of gevulde dozen, kratten, containers en/of houders beschikbare hoeveelheden ruimte. Bij voorkeur is het zink-of liftmechanisme handmatig te bekrachtigen is. Daarmee kan behoefte aan externe krachtbronnen worden verminderd of geminimaliseerd.

25 Als aanvulling of als alternatief kan de oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding de eigenschap vertonen dat een hefmechanisme samenhangt met de eerste transporteur voor toevoer lege dozen, kratten, containers en/of houders voor het heffen van ten minste een 30 deel van een stapel met lege dozen, kratten, containers en/of houders op de eerste transporteur. Darmee is het mogelijk een oogster te ontzien, die een onderste van een stapel lege dozen, kratten, containers en/of houders kan 8 pakken in een opgepakte toestand van de rest van de stapel. Dit is in het bijzonder gunstig als op de eerste transporteur hoge stapels lege dozen, kratten, containers en/of houders worden aangevoerd naar de oogster, en die 5 oogster niet bij de bovenste van een stapel kan. Om al vermelde redenen kan het gunstig zijn, als het hefmechanisme handmatig te bekrachtigen is. In een uitvoeringsvorm met een hefmechanisme kan het verder gunstig zijn als verder is verschaft: een accommodatie voor de stapel met lege dozen, 10 kratten, containers en/of houders en het geleiden daarvan in een beweging onder inwerking van het hefmechanisme. Aldus kan bijvoorbeeld een kooivormige accommodatie zorgen dat de stapel lege dozen, kratten, containers en/of houders niet omkantelt in een van onderaf opgeheven toestand daarvan, als 15 een onderste van de stapel aan de oogster beschikbaar moet worden gesteld.

Na de voorgaande algemene uiteenzetting met betrekking tot de uitvinding en specifieke aspecten en eigenschappen daarvan, zal hieronder op een niet-limitatieve, specifieke 20 uitvoeringsvorm van een oogstsysteem volgens de onderhavige uitvinding worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekening. Daarin zijn gelijke of gelijksoortige onderdelen, componenten en/of aspecten aangeduid met dezelfde referentienummers, hetgeen zelfs voor verschillende 25 uitvoeringsvormen het geval kan zijn. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een oogsttransportwagen volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 een detail van de oogsttransportwagen in Fig. 1;

Fig. 3 een met Fig. 1 vergelijkbaar perspectivisch 30 aanzicht van de in Fig. 1 getoonde oogsttransportwagen in een latere gebruikstoestand dan Fig. 1, met een stuwmechanisme in gebruik; 9

Fig. 4A en Fig. 4B details uit Fig. 3 met betrekking tot hefmechanisme aan weerseinden van de eerste transporteur van de oogsttransportwagen, welke eerste transporteur is bedoeld voor lege dozen, kratten, containers en/of houders; 5 Fig. 5 en Fig. 6 de werking verduidelijken van het hefmechanisme volgens figuren 4A en 4B;

Fig. 7 een schematisch zijaanzicht toont van een zink-of liftmechanisme als onderdeel of componenten van de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm van de oogsttransportwagen 10 volgens de onderhavige uitvinding; en

Fig. 8 een perspectivisch aanzicht toont van de in Fig. 1 getoonde oogsttransportwagen in vol bedrijf.

In Fig. 1 is een oogsttransportwagen 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. De oogsttransportwagen 1 15 omvat een gestel 2; een eerste drager 3 en een tweede drager 4. De eerste drager 3 dient voor het aanvoeren van lege dozen, kratten, containers en/of houders, in het getoonde geval dozen 5. De dozen zijn in hoge stapels 6 opgestapeld. Met behulp van een hieronder nader te beschrijven 20 hefmechanisme 7 worden onderste dozen 5 uit een stapel 6 vrijgemaakt, door de daarboven gelegen dozen in de stapel 6 op te tillen.

Een oogster aan het in Fig. 1 links weergegeven uiteinde van de oogsttransportwagen 1 kan door het handmatig 25 bedienen van het hefmechanisme een onderste doos 5 uit een stapel 6 vrijmaken en deze plaatsen op een hoogte, bij voorkeur tussen heup en borst hoogte, om te worden gevuld met te oogsten landbouwproducten, zoals groenten. Uit de stapels 6 vrijgemaakt dozen 5 worden gevuld en gestapeld op 30 een zink- of liftmechanisme 8, dat hieronder nader zal worden beschreven. Een plateau 9 van het zink- of liftmechanisme 8 draagt gevulde dozen 5 en deels gevulde dozen 5. Wanneer een doos 5 geheel is gevuld, kan het zink- 10 of liftmechanisme in werking worden gesteld om de gevulde dozen 5 te laten zakken. Daarna kan een nieuwe lege doos 5 van onder een stapel 6 worden genomen en op de gevulde dozen 5 worden geplaatst op het plateau 9.

5 Wanneer een stapel gevulde dozen 5 het niveau van de tweede drager 4 heeft bereikt, kunnen stapels gevulde dozen weg worden bewogen van de positie van een oogster, aan het kopse einde van de oogsttransportwagen 1 in Fig. 1. Daartoe is een stuwmechanisme 10 verschaft.

10 De eerste drager 3 staat onder een hoek met horizontaal, aflopend georiënteerd in de richting van de beoogde positie van de oogster, bij het kopse einde van de oogsttransportwagen 1, links in Fig. 1. Opgemerkt wordt, dat de oogster ook aan de tegenovergelegen zijde kan staan.

15 Daartoe is de eerste drager 3 opgehangen in, op of aan het gestel 2 op een om een as 11 zwenkbare wijze. Aldus kan de neerwaartse oriëntatie van de eerste drager 3 aan de linkerzijde in Fig. 1 worden veranderd, zodanig, dat de rechterzijde van de eerste drager 3 in Fig. 1 omlaag kan 20 worden bewogen. Aldus is de oogsttransportwagen 1 geschikt te maken om vanaf het tegenover gelegen kopse einde, in Fig. 1 aan de rechterzijde van de oogsttransportwagen 1, te worden gebruikt.

Verder omvat de eerste drager 3 en transporteur in de 25 vorm van rollerbaan 12 een dergelijke rollerbaan 12 zou eventueel vervangen kunnen worden door een glijbaan of een andere transporteur, die bij voorkeur geen externe krachtbron behoeft. De in Fig. 1 getoonde rollerbaan 12 is vrijlopend in die zin, dat stapels 6 met lege dozen 5 over 30 de rollerbaan 12 zullen glijden of bewegen in de richting van de linkerzijde van de oogsttransportwagen 1 in Fig. 1, alwaar de beoogde positie van de oogster zich bevindt. Door de schuinstand van de eerste drager met de rollerbaan 12, 11 zullen de stapels 6 met lege dozen automatisch en zonder actieve aandrijving of inmenging bewegen naar de linkerzijde in Fig. 1 van de oogsttransportwagen.

Het hefmechanisme 7 hangt samen met frame 13, waaraan 5 het hefmechanisme 7 is aangebracht. Het frame 13 voorkomt, dat stapels 6 met lege dozen om kunnen vallen, en biedt hieraan steun, en vormt gelijktijdig een geleider voor bewegingen (hieronder nader te beschrijven) van het hefmechanisme 7.

10 De ondergelegen tweede drager 4 omvat een eerste rollerbaan 14 een tweede rollerbaan 15 als uitvoeringsvorm van een transporteur van de tweede drager 4. Onder de tweede drager 4 zijn loopwielen aangebracht, die over een ondergrond of buizenstelsel kunnen rijden voor het bewegen 15 van de oogsttransportwagen 1.

Gevulde dozen 5 met producten, in het bijzonder landbouwproducten zoals groenten, zijn over de rollerbanen 14 en 15 weg te transporteren van locatie van de oogster, in Fig. 1 aan de linkerzijde. In het midden, tegen het frame 2 20 aan, zijn in Fig. 1 twee stapels met gevulde dozen 5 getoond in een rustpositie. Mogelijk kunnen de gevulde dozen 5 ook verder weg worden bewogen van de locatie van de oogster, te weten het tegenovergelegen uiteinde van de rollerbanen 14 en 15, naar rechts in Fig. 1.

25 In Fig. 2 is een detail getoond van de oogsttransportwagen 1 van Fig. 1, in het bijzonder bij de aan de linkerzijde van de oogsttransportwagen 1 gelegen beoogde locatie van de oogster, met het zink- of liftmechanisme 8 op een dusdanige hoogte, dat bovenste, te 30 vullen dozen zich bevinden op een hoogte tussen heup- en borsthoogte.

Het liftmechanisme 8 is in meer detail weergegeven in figuren 6 en 7, en omvat ten minste één staander 16, 12 waarlangs zich een zwenkstang 17 uitstrekt met daaraan nokken 18 voor het dragen of ondersteunen van het plateau 9. De zwenkstang 17 is om de lengteas daarvan te verdraaien door middel van bedieningsknop 19, waarmee een nok 18 aan de 5 zwenkstang 17 weg kan worden gedraaid van onder het plateau 9 .

Zoals in Fig. 7 is getoond, is een kabel 20 enerzijds gekoppeld met een veer 21 en via een loopwiel of omkeerwiel 40 en een dempingcilinder 41anderzijds met het plateau 9, 10 via een tweetal loopwielen 22, 23 tussen de cilinder 41 en het plateau 9. In de cilinder 41 is een zuiger 42 aangebracht met een smoordoorgang 43. Wanneer de draaiknop 19 wordt bediend en een betreffende nok 18 van onder het plateau 9 wordt weggezwenkt, zal het plateau 9 met daarop 15 gevulde dozen 5 met landbouwproducten of groente geleidelijk afdalen. Door het gewicht op het plateau 9 en de resulterende zwaartekracht, wordt de veer 21 uitgerekt en de zuiger in de tekening naar links getrokken. In deze beweging zorgt de smoordoorgang 43 in de zuiger 42 voor een 20 vertraging. De gebruiker heeft afdoende tijd om de draaiknop 19 terug te zwenken om een ondergelegen nok 18 in stelling te brengen om het plateau 9 in deze neerwaartse beweging op te vangen. Aldus is ook hier, net als bij de rollerbaan 12 van de eerste drager, geen andere externe krachtbron nodig, 25 anders dan het op handige wijze benutten van de zwaartekracht, hier aangevuld met een dempende werking van de cilinder 41 en/of de veer 21 . De veer 21 kan in een koker 24 zijn aangebracht. Het verlagen van het plateau 9 gaat derhalve gepaard met het uitrekken van de veer 21 in 30 combinatie met de vertragende werking van de smoordoorgang 43 in de zuiger 42 van de cilinder 41. Aldus is op zeer robuuste, eenvoudige en betrouwbare wijze een zink- of liftmechanisme 8 verwezenlijkt. Het plateau stijgt, nadat 13 dozen van het plateau zijn of worden verwijderd. Daarbij trekt de veer 21 in en trekt aan de zuiger 42 in de cilinder 41. De cilinder 41 trekt op zijn beurt aan de kabel 20 waardoor het plateau omhoog komt. Hierbij wordt weer lucht 5 geperst door de smoordoorgang om de opwaartse beweging van het plateau weer geleidelijk te laten verlopen. Het is mogelijk meer dan één smoordoorgang te verschaffen om de opwaartse en neerwaartse bewegingen van het plateau 9 eigen snelheden te geven.

10 In Fig. 3 is getoond, dat alle lege dozen 5, die zijn aangeleverd via de eerste drager 3 over de transporteur of rollerbaan 12 daarvan, zijn gevuld. Het plateau 9 is daarbij verzonken in een wielenbaan 26 met dezelfde oriëntatie als de rollerbanen 14 en 15 van de tweede drager 4. Wanneer het 15 plateau 9 van het zink- of liftmechanisme 8 deze positie heeft bereikt, kan een stuwmechanisme 10, waarna hierboven al is gerefereerd, in werking worden gesteld om gevulde dozen 5 met landbouwproducten, zoals groente, weg te duwen van de beoogde locatie van de oogster, aan de linkerzijde in 20 Fig. 3 van de oogsttransportwagen 1. Een oogster (niet getoond) kan daartoe een bedieningshendel 27 bekrachtigen met handkracht om via een (niet getoonde) overbrenging duwstangen 28 te laten kantelen in de richting van pijl Ά. Waar hier wordt gesproken over handkracht, is dat 25 vanzelfsprekend met inbegrip van beenkracht, en deze uitdrukkingen zijn samen of afzonderlijk aanvullend of als alternatief aan te duiden als spier-, man- of menskracht. Aldus worden met landbouwproducten gevulde dozen 5 weggeduwd van de linkerzijde van de oogsttransportwagen 1 in de 30 uitvoeringvorm van Fig. 3, om bij het midden van de ondergelegen tweede drager 4 te worden verzameld.

Figuren 4A en 4B tonen aanzichten van de configuratie van het hefmechanisme 7 aan beide uiteinden van de eerste 14 drager 3. Zoals reeds opgemerkt, vormt een frame 13 een effectieve stop om lege dozen tegen te houden, maar tevens een geleider voor een beweging van het hefmechanisme 7. Het hefmechanisme 7 omvat namelijk een tweetal schuiven 31 met 5 een verbindingsstang daartussen, waaraan een handgreep 30 is aangebracht. De schuiven 31 zijn verplaatsbaar langs spijlen van het frame 13. Aan de schuiven 31 zijn overbrengingen 32 aangebracht, welke aan het tegenover de schuiven 31 gelegen uiteinden zijn gekoppeld met rotatieassen 33 met daaraan 10 draaibare vingers 34.

Een oogster kan de handgreep 30 pakken en de schuiven 31 omlaag trekken vanuit de in Figuren 3, 4A en 4B getoonde stand daarvan. De overbrenging 32 wordt daardoor in beweging gebracht, en daarmee wordt de rotatie-as 33 gedraaid, 15 waarmee de vingers 34 een op één na onderste door 5 in een stapel 6 aangrijpen en van de onderste doos 5 optillen, zoals in Fig. 2 en 5 aan de rechterzijde van de oogsttransportwagen 1 en in meer detail in Fig. 6 is getoond. Aldus kan de oogster de onderste van een stapel 6 20 met dozen uitnemen, terwijl alle dozen 5 in de stapel 6 boven de onderste doos 5 hiervan worden opgetild met het hefmechanisme 7.

In de uitvoeringsvorm van Fig. 8 vertoont de oogsttransportwagen 35 enkele duidelijke verschillen met de 25 eerder beschreven uitvoeringsvorm(en). Zo zijn bredere vingers 34 per rotatie-as 33 toegepast, één vinger 34 per rotatie-as 33, en kunnen gevulde dozen helemaal tot een tegenover een oogster gelegen uiteinde worden verplaatst, zoals hierboven al is opgemerkt. Verder is de bovenste 30 eerste drager 3 niet kantelbaar of onder een hoek ten opzichte van horizontaal opgesteld, maar in hoofdzaak horizontaal en kan een hydraulische, pneumatische of elektrische krachtbron nodig zijn of worden ingezet voor 15 beweging van lege dozen 5 over de eerste drager 3. Aldus kan de oogsttransportwagen 35 zonder aanpassing van de hoekstand van de eerste drager 3 worden teruggereden naar een punt van herkomst waarbij dozen 5 aan de in deze figuur rechterzijde 5 met te oogsten producten kunnen worden gevuld, nadat lege dozen over de transporteur 12 van de eerste drager 3 naar die rechterzijde van de oogsttransportwagen 35 zijn verplaatst.

Verder kan worden afgezien van een stuwmechanisme.

10 Daartoe kan het plateau van het zink- of liftmechanisme zijn voorzien van (niet getoonde) rollen van een stuk rollenbaan ter lengte van het plateau, waarbij die rollen van het plateau zich parallel uitstrekken aan de rollen van de rollenbanen 14 en/of 15. Door de verschaffen van de rollen 15 op, in of aan het plateau kan een oogster een stapel gevulde dozen, kratten, containers en/of houders een duw geven, waarna de gevulde dozen, et cetera, van het plateau af rollen en op ten minste één van de rollenbanen 14, 15 doorrollen naar het midden van de onderste van de dragers 4 20 in figuren 1, 3 en/of 5, of in ieder geval in de richting van het andere uiteinde van de onderste drager 4, zoals in fig. 8 is getoond. Dit levert nog een aanzienlijke vereenvoudiging op ten opzichte van het verschaffen van een aanvullend stuwmechanisme, zij het dat daartoe het plateau 25 van het zink- of liftmechanisme dient te worden uitgerust met rollen om de gevulde dozen, et cetera, door te geven aan de rollenbanen 14, 15.

Zo blijkt al duidelijk dat vele alternatieve en aanvullende mogelijkheden, eigenschappen, aspecten, 30 elementen en componenten toepasbaar zijn binnen het kader van de in de onafhankelijke conclusie gedefinieerde uitvinding, anders dan of aanvullend op die welke met betrekking tot de uitvoeringsvormen in de bijgevoegde 16 tekening zijn getoond en hierboven zijn beschreven, zonder te treden buiten het kader van de beschermingsomvang voor de uitvinding, zoals dat in de genoemde onafhankelijke conclusie is gedefinieerd.

Claims (12)

1. Een oogsttransportwagen, omvattende: - een in een lengterichting tussen rijen gewassen met te 5 oogsten producten verplaatsbaar gestel; - een eerste drager van lege dozen, kratten, containers en/of houders, welke eerste drager is aangebracht in, op of aan het gestel; en - een tweede drager van met geoogste producten gevulde 10 dozen, kratten, containers en/of houders, welke tweede drager is aangebracht in, op of aan het gestel, waarbij de eerste drager en de tweede drager elk een transporteur omvatten voor het in de lengterichting van het gestel over de eerste transporteur naar een kopse einde van 15 het gestel toevoeren van lege dozen, kratten, containers en/of houders en het in hoofdzaak in tegengestelde richting over de tweede transporteur afvoeren van met geoogste producten gevulde dozen, kratten, containers en/of houders.

2. De oogsttransportwagen volgens conclusie 1, waarbij 20 ten minste één van de eerste en de tweede transporteur een component omvat uit de groep, welke omvat: een glijbaan; een rollenbaan, et cetera.

3. De oogsttransportwagen volgens conclusie 1 of 2, waarbij ten minste één van de eerste en de tweede 25 transporteur onder een hoek ten opzichte van horizontaal is georiënteerd.

4. De oogsttransportwagen volgens conclusie 3, waarbij ten minste de ene van de eerste en de tweede transporteur kantelbaar is om een as aan het gestel in hoofdzaak 30 halverwege de lengte daarvan.

5. De oogsttransportwagen volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste één van de eerste en de tweede transporteur in hoofdzaak horizontaal is georiënteerd en daarbij een stuwmechanisme is aangebracht om dozen, kratten, containers en/of houders daarover te verplaatsen.

6. De oogsttransportwagen volgens conclusie 5, waarbij 5 het stuwmechanisme handmatig te bekrachtigen is.

7. De oogsttransportwagen volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste en de tweede transporteur in hoofdzaak boven elkaar zijn aangebracht in, op of aan het gestel, en één van de eerste en de tweede 10 transporteur uitsteekt tot voorbij de andere van de eerste en de tweede transporteur.

8. De oogsttransportwagen volgens conclusie 7, verder omvattende een zink- of liftmechanisme in een ruimte waar de ene van de eerste en de tweede transporteur uitsteekt tot 15 voorbij de andere van de eerste en de tweede transporteur.

9. De oogsttransportwagen volgens conclusie 8, waarbij het zink- of liftmechanisme handmatig te bekrachtigen is.

10. De oogsttransportwagen volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij een hefmechanisme 20 samenhangt met de eerste transporteur voor toevoer lege dozen, kratten, containers en/of houders voor het heffen van ten minste een deel van een stapel met lege dozen, kratten, containers en/of houders op de eerste transporteur.

11. De oogsttransportwagen volgens conclusie 10, 25 waarbij het hefmechanisme handmatig te bekrachtigen is.

12. De oogsttransportwagen volgens conclusie 10 of 11, verder omvattende een accommodatie voor de stapel met lege dozen, kratten, containers en/of houders en het geleiden daarvan in een beweging onder inwerking van het 30 hefmechanisme.