NL8620252A

NL8620252A - Inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen.

Info

Publication number: NL8620252A
Application number: NL8620252A
Authority: NL
Original assignee: Inst Elektroswarki Patona
Priority date: 1981-08-27
Filing date: 1986-03-26
Publication date: 1988-02-01
Also published as: NO874912D0; AU7469081A; SE8704583D0; US4803330A; FR2594058B1; DK614287A; GB2200314B; SE8704583L; SE460526B; JPS63503290A; GB8726289D0; GB2200314A; DE3690711T1; DK614287D0; WO1987005840A1; FR2594058A1; NO874912L

Description

V' 1 8 6 2 0 25¾ NO 34864 1

Inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen

Aanvraagster noemt als uitvinders:

1. Sergei Ivanovich KUCHUK-YATSENKO

2. Vasily Alexeevich SAKHARNOV

3. Boris Afanasievich GALIAN, en 4. Vladimir Filippovich ZELENSKY.

Technisch terrein

De uitvinding heeft betrekking op apparatuur voor het vlamboog-stomplassen en heeft in het bijzonder betrekking op inrichtingen voor het ringnaadlassen van buizen.

5

Stand van de techniek

Als een inrichting voor het vlamboog-stomplassen wordt bewogen door een door een rol ondersteund aandrijfmiddel vanaf een stootlas naar een andere door de boring van de buis, moeten de stroomtoevoerende 10 klemblokken vrij blijven van de binnenwand van de as van de zich verplaatsende inrichting en die van de buis omdat een te kleine speling tussen de stroomtoevoerende blokken en de binnenwand van de buis kan maken dat de blokken in aanraking komen met oppervlakte-onregelmatigheden van de buiswand of restanten van vormnaadmateriaal daarop. Snelle 15 slijtage van de stroomtoevoerende blokken en breuk of stilstand van de 1 asinrichting komen daardoor vaak voor.

Bekend uit de stand van de techniek is een inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen (vergelijk USSR uitvinderscertificaat No.286.103, Cl. 21h 29/10, 1969) in een huis waarvan een staaf is be-20 vestigd welke buisklemmen draagt waarvan elk is voorzien van een van een flens voorziene slede die is geplaatst op de staaf met een voorziening voor het in lengterichting verplaatsen daarvan, waarbij elke slede ; via uitsteeksel in wisselwerking staat met een draaiende hefboom welke : een ondersteun!ngsrol draagt en via de flens met een stang van een on-25 der veerbelasting staand blok dat is aangebracht op het huis. De spanning van de veren die werken op de blokken wordt gekozen in afhankelijkheid van het gewicht van de constructie. Als de radiale verplaatsing van een ondersteun!ngsrol groter is dan die van de overige rollen, zoals het geval kan zijn als de binnenwand van de buis elliptisch is, 30 werkt de draaiende hefboom van de betreffende rol met zijn uitsteeksel 2 op de slede welke deze werking overbrengt op de rest van de rollen. Dit heeft een zelf-richtende werking van de machine voor het vlamboog-stomplassen gedurende de gehele werkwijze tot gevolg.

Om niettemin een nieuwe buis aan te brengen op de inrichting voor 5 het lassen geeft dit een probleem tengevolge van de oorspronkelijke instelling van de rollen welke uitgaat boven een maximaal mogelijke buis-diameter, waardoor veel kracht nodig is om de spanningen van de veren waaraan de rollen zijn onderworpen te overwinnen.

Ook is een inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen be-10 kend, bij voorkeur voor buizen met een grote diameter, (vergelijk USSR uitvinderscertificaat No. 292.743, Cl. B23K 11/04, 1969) in een huis waarvan klemmiddelen zijn aangebracht, een vlamboog-en-stuikmiddel en twee vasthoudmiddelen die aan elk einde van de aan elkaar gelaste buizen zijn geplaatst om de stuikkracht te ondersteunen. De machine is 15 voorzien van richtrollen met afzonderlijke bedieningsmiddelen welke ervoor zorgen dat de rollen radiaal worden verplaatst naar de binnenwanden van de gelaste buizen. De richtrollen zijn elk gemonteerd aan een einde van een tuimelaar terwijl het andere einde van elke tuimelaar in aanraking staat met een gemeenschappelijke schijf die, terwijl deze 20 wordt verplaatst langs het huis van de inrichting door een afzonderlijke hydraulisch bedieningsorgaan, maakt dat de rollen zwaaien om de top van elke bijzondere tuimelaar zodat deze dichter komen te liggen bij, of verder komen te liggen vanaf de binnenwanden van de gelaste buizen. Een richtmechanisme van het hierboven beschreven ontwerp geeft geen 25 moeilijkheden bij het aanbrengen van de lasinrichting in de boring van een nieuwe buis.

Dit mechanisme en de afzonderlijke middelen voor het bedienen van de richtrollen maken echter de constructie ingewikkeld en verhogen het gewicht van de inrichting. Extra werkzaamheden waaraan gedurende het 30 lassen het hoofd moet worden geboden in dit geval maken automatische regeling van de machine een probleem.

Verder is een inrichting bekend voor het vlamboog-stomplassen van buizen welke werkt in de boring van de samengelaste buizen (vergelijk USA octrooinummer 4.273.985, Cl. B23K 11/04, gedateerd 16 juni, 1981). 35 De bekende inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen be staat uit een huis dat in lijn is gebracht met de as van de gelaste buizen en dat een eerste ondersteun!ngsschijf bezit en een tweede on-dersteuningsschijf die zijn geplaatst aan het einde daarvan. Een middel voor het vlambooglassen en stuiken van een buis dat zich langs het huis 40 kan verplaatsen tengevolge van afzonderlijke hydraulische bedienings- ,8620252 3 organen is aangebracht op het huis met behulp van een drager die volgt op de tweede ondersteuningsschijf. Middelen voor het vastklemmen van de gelaste buizen met dragers die zijn aangebracht aan het huis en met afzonderlijke hydraulische bedieningsorganen welke dienen om deze midde-5 len te verplaatsen langs de as van het huis zijn geplaatst tussen het middel voor het vlambooglassen en stuiken van de buis en de eerste on-dersteuningsschijf. De dragers van de buisklemmiddelen en de middelen voor het vlambooglassen en stuiken van de buis zijn aangebracht aan het huis van de inrichting met voorzieningen voor axiale verplaatsing. Een 10 1 astransformator is geplaatst tussen de buisklemmiddelen.

Om de beweging van de inrichting in de boring van de aan elkaar gelaste buizen te vergemakkelijken is een voorziening in de dragers van de buiskleminrichting aangebracht voor het ondersteunen voor rollen die daarin draaiend worden vastgehouden met behulp van draai pennen.

15 Buizen worden gewoonlijk vervaardigd met toleranties van bijvoor beeld +4 mm voor wat betreft de diameter en van +0,4 tot -1,2 mm voor wat betreft de wanddikte. Behalve dit kunnen buizen golven en in hun boring vormnaadmateriaal bevatten met een hoogte van tussen 8 en 20 mm. Om deze obstakels te vermijden als de lasinrichting langs de buisboring 20 naar de volgende las wordt voortbewogen, zijn de ondersteuningsrollen zodanig aan de dragers van de buisklemmiddelen bevestigd dat zij vrij blijven van de binnenwand van de buis.

Bij het bewegen langs de buisboring, wordt de lasinrichting ondersteund door de rollen waarbij daardoor de as daarvan niet in de juiste 25 positie ten opzichte van de as van de buislijn wordt verplaatst. Onder dergelijke omstandigheden zullen de stroomtoevoerende klemblokken van de inrichting, die met een beperkte vrije beweging tengevolge van de ruimte in de buisboring zijn aangebracht extra schuren langs de opper-vlakte-onregelmatigheden van de buiswand en tengevolge daarvan snel 30 wegslijten. Grote stukken vormnaadmateriaal kunnen zelfs de voortbeweging van de inrichting blokkeren.

Wezen van de uitvinding

Het doel van de uitvinding is een vlamboog-stomplasinrichting te 35 verschaffen welke betrouwbaar in zijn werking is tengevolge van een nieuwe werkwijze voor het richten daarvan gedurende het bewegen langs een buis.

Dit doel wordt bereikt met een inrichting voor het vlamboog-stomp-lassen van buizen die werkt in de boring van de aan elkaar gelaste bui-40 zen en die een huis bevat dat in lijn ligt met de as van de buizen en .8620252 4 dat is voorzien van een eerste ondersteuningsschijf en een tweede ondersteuningsschijf aan de einden daarvan; een vlamboog-en-stuikmiddel voor de buis met een hydraulisch bedieningsorgaan waarmede dit middel langs de as van het huis wordt verplaatst, een drager voor dit middel 5 die is aangebracht aan het huis naast de tweede ondersteuningsschijf, twee buisklemmiddelen met afzonderlijke hydraulische bedieningsorganen voor bewegen daarvan langs de as van het huis, dragers van de twee middelen die zijn aangebracht aan het huis tussen de eerste ondersteuningsschijf en het vlamboog-en-stuikmiddel voor de buis, waarbij vol-10 gens de uitvinding tuimelaars, die draaibaar zijn bevestigd aan het buitenoppervlak van elke drager van de buisklemmiddelen zijn aangebracht op tenminste drie plaatsen die op onderling gelijke afstand van elkaar liggen rondom de omtrek van elke drager met een voorziening voor het tuimelen in radiale richting, terwijl stijve aanslagmiddelen zijn 15 aangebracht aan de eerste ondersteun!ngssschijf en aan die zijde van de drager van het vlamboog-en-stuikmiddel voor de buis die ligt tegenover de buisklemmiddelen, waarbij elke tuimelaar is voorzien van een middel voor het aan een zijde van zijn vrije einden daarvan samenwerken met een van de stijve aanslagen welke in aantal gelijk zijn aan het aantal 20 tuimelaars en aan de buitenzijde van dit einde van een onder veerbelas-ting staande aanslag die is aangebracht aan de drager van elk bui skiem-middel terwijl het tegenover liggende einde van elke tuimelaar is voorzien van een richtrol die in aanraking staat met de binnenwand van de aan elkaar gelaste buizen.

25 De tuimelende tuimelaars die zijn voorzien van richtrol!en en die zijn bevestigd aan de dragers van buisklemmiddelen zodanig dat deze in aanraking staan met de stijve aanslagen aan een zijde en de onder veer-belasting staande aanslagen aan de andere zijde maakt het mogelijk om de lasinrichting in lijn te brengen met de as van de buis bij het las-30 sen van elke naad of bij het bewegen naar de volgende naad. Vrije slagen van de hydraulische bedieningsorganen welke de buisklemmiddelen bedienen vergemakkelijken het richten.

De beschreven inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen heeft een minder ingewikkelde constructie en is lichter in gewicht dan 35 de bekende inrichtingen. Het benodigde vermogen daarvan is ook kleiner dan ooit tevoren.

Samenvatting van de tekeningen

De uitvinding zal nu worden beschreven bij wijze van voorbeeld aan 40 de hand van de bijgaande tekeningen.

.8620252 5

Fig. 1 geeft een lengtedoorsnede weer van de inrichting voor het vlambooglassen van buizen volgens de uitvinding.

Fig. 2 geeft een doorsnede weer volgens de lijn II-II in fig.1.

Fig. 3 geeft een tuimelaar weer in aanraking met een stijve aan-5 slag aan de tweede ondersteuningsschijf.

Verwijzend naar fig. 1 is de inrichting voor het vlamboog-stomp-1 assen van buizen volgens de uitvinding geplaatst in de boring van de gelaste buizen 1 welke inrichting een huis 2 bevat waarvan de as in lijn ligt met de as van de buizen 1. Een eerste ondersteuningsschijf 3 10 en een tweede ondersteuningsschijf 4 zijn bevestigd aan de einden van het huis 2.

Een middel 5 voor het vlambooglassen- en opstuiken van een buis is geplaatst naast de tweede ondersteuningsschijf 4. Dit middel kan worden verplaatst langs de as van het huis 2 door een afzonderlijk hydraulisch 15 bedieningsorgaan 6 en bezit een drager 7 die is geplaatst op het huis 2 van de inrichting met voorzieningen voor het verplaatsen langs de as daarvan.

Het hydraulisch bedieningsorgaan 6 van de middelen 5 voor het vlambooglassen en stuiken van de buis, waarmede dit middel wordt ver-20 plaatst langs de as van het huis 2 bestaat uit hydraulische cilinders die symmetrisch rondom de omtrek van het huis 2 zijn geplaatst. De eigenlijke cilinders zijn stijf bevestigd aan de tweede ondersteuningsschijf 4 terwijl zuigerstangen 8 zijn bevestigd aan de drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de pijp.

25 Buisklemmiddelen 9 en 10 met afzonderlijke hydraulische bedie-ningsorganen 11, waarmede deze middelen langs de as van het huis 2 worden verplaatst zijn bevestigd aan het huis door middel van dragers 12, respectievelijk 13, tussen het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de buis en de eerste ondersteuningsschijf 3. De dragers 12 en 13 van de buis-30 klemmidelen 9 en 10 zijn bevestigd aan het huis 2 met een voorziening voor het verplaatsen daarvan langs de as daarvan. Een 1 astransformator 14 met buigzame leidingen 15 is bevestigd aan het huis 2 tussen de klemmiddelen 9 en 10.

De buisklemmiddelen 9 bevatten klemarmen 16 die op onderling ge-35 lijke afstand en symmetrisch ten opzichte van de as van het huis 2 zijn geplaatst. Elke klemarm 16 draait met een einde om een draaipen 17 die is bevestigd in de eerste ondersteuningsschijf 3 terwijl deze met zijn andere einde, dat ligt naast de transformator 14, draaibaar is bevestigd aan een naar buiten drukkende dwarspen 18. Deze is op zijn beurt 40 met zijn andere einde draaibaar bevestigd aan de drager 12 van het .8820252 * 6 buisklemmiddel 9. Een stroomtoevoerend klemblok 19 welke is bevestigd aan een aansluitklem van de transformator 14 via een buigzame leiding 15 is bevestigd aan dat einde van elke klemarm 16 dat ligt naast de transformator 14.

5 Het andere buisklemmiddel 10 heeft hetzelfde ontwerp als hierbo ven met uitzondering van het feit dat elke klemarm 20 met een einde draait om een draai pen 21 die is bevestigd in de dragers 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel voor de buis terwijl het stroomtoevoerklemblok 19 is verbonden met de andere aansluitklem van de transformator 14 via 10 een geschikte buigzame leiding 15.

De afzonderlijke hydraulische bedieningsorganen 11 van de buisklemmiddel en 9 en 10 bevatten elk een aantal cilinders die symmetrisch zijn geplaatst rondom de omtrek van het huis 2. De eigenlijke cilinders van de middelen 9 en 10 zijn stijf bevestigd aan de dragers 12, respec-15 tievelijk 13, terwijl de zuigerstangen 22 van het buisklemmiddel 9 zijn bevestigd aan de eerste ondersteun!ngsschijf 3 terwijl de zuigerstangen van het buisklemmiddel 10 vast worden gehouden aan de drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de buis.

Tuimelaars 24 die kunnen draaien in radiale richting om draaipen-20 nen 23 via spleten die zijn aangebracht in het buitenoppervlak van de dragers 12 en 13 (fig. 2) van de buisklemmiddelen 9, respectievelijk 10, zijn op tenminste drie plaatsen, die op onderling gelijke afstand langs de omtrek van de dragers 12, 13 zijn aangebracht geplaatst (er bevinden zich drie tuimelaars aan elke drager 12 en 13 in het onderha-25 vige geval). Een richtrol 25 die in aanraking staat met de binnenwand van de aan elkaar gelaste buizen 1 is bevestigd aan een einde van elke tuimelaar 24 met behulp van een draai pen.

Het andere einde van elke tuimelaar 24 die is bevestigd aan de drager 12 van het buisklemmiddel 9 kan met een zijde 26 in aanraking 30 komen met een stijve aanslag 27 die is aangebracht aan die zijde van de ondersteun!ngsschijf 3 die ligt tegenover het buisklemmiddel 9, waarbij het aantal stijve aanslagen 27 overeenkomt met het aantal tuimelaars 24, in dit bijzondere geval, in een aantal van drie (fig. 2).

De tegenoverliggende zijde 28 (fig. 1) van hetzelfde einde van de 35 tuimelaar 24 is bestemd om in aanraking te komen met een onder veerbe-lasting staande aanslag 29 die is aangebracht aan de drager 12 van het klemmiddel 9 (de hoeveelheid aanslagen komt overeen met het aantal tuimelaars, dat wil zeggen, in dit bijzondere geval drie), waarbij de aanslag 29 is belast met een veer 30.

40 De tuimelaars 24 die zijn bevestigd aan de drager 13 van het buis- ,8 § 2 6 2 5 2 7 klemmiddel 10 zijn van dezelfde constructie met uitzondering- van het feit dat elk daarvan met een zijde in aanraking komt met een stijve aanslag 31 die is aangebracht aan de drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de buis. De aanslagen 31 komen met hetzelfde aantal 5 voor als de tuimelaars 24 (in dit geval drie).

Een pompeenheid 32 en een mechanisme 33 met aandrijfrollen 34 dienen voor het voortbewegen van de inrichting voor het vlamboog-stomp-1 assen langs de boring van de aan elkaar gelaste buizen.

Tijdens het bedrijf beweegt een aandrijving 33 (fig. 1) de las- 10 inrichting voort langs de boring van een gelast buisgedeelte zodat het vooreinde van de inrichting zich uitstrekt buiten de buis 1, terwijl het eindvlak van de buis nauwkeurig is geplaatst tussen de buisklemmid-delen 9 en 10, bijvoorbeeld op een plaats waar de volgende las zal worden aangebracht.

15 De inrichting is ontkoppeld van de vermogensbron terwijl een buis 1 die moet worden gelast wordt geschoven over het vooreinde van de inrichting totdat deze komt aan te stoten tegen de andere buis 1. De inrichting wordt gekoppeld aan de vermogensbron terwijl fluïdum wordt toegelaten in de ruimte A van de afzonderlijke hydraulische bedienings-20 organen 11 van het buisklemmiddel 9 onder druk.

De zuigerstangen 22 van het buisklemmiddel 9 blijven onbeweeglijk, omdat zij vast zijn bevestigd aan de eerste ondersteun!ngsschijf 3 die is bevestigd aan het huis 2. Daarom worden de cilinders in beweging gezet waarbij deze integraal daarmee de drager 12 van het buisklemmiddel 25 9 langs het huis 2 naar de lasnaad bewegen. De klemarmen 16 die mechanisch via een stangenmechanisme zijn verbonden met de drager 12 bewegen naar buiten en drukken de stroomtoevoerklemblokken 19 tegen het binnen-oppervlak van de buis 1. Een verdere voortbeweging van de drager 12 maakt dat de klemarmen 16 de buis 1 vastklemmen. Omdat de drager 12 30 coaxiaal is met het huis 2 en de klemarmen 16 allen dezelfde lengte bezitten en over dezelfde hoek zwaaien, plaatsen de buisklemmiddelen 9 de 1 asinrichting in lijn met de buis 1. Hun assen vallen samen.

Aldus is de inrichting in de boring van de buis voor het vlamboog-stomplassen vastgeklemd terwijl de as daarvan in lijn is 35 gebracht met die van de buis.

Gedurende de periode die verstreek bij het vastklemmen en richten van de inrichting in de buis 1, komen de onder veerbelasting staande aanslagen 29 (fig. 1) aan te stoten tegen de vrije einden 28 van de tuimelaars 24 en tengevolge hiervan bewegen de tegenover elkaar liggen-40 de einden van de tuimelaars 24, die de richtrollen 25 dragen, weg van .8620252 8 , het binnenoppervlak van de buis 1.

De te lassen buis 1 wordt door het klemmiddel 10 vastgeklemd op dezelfde wijze als hierboven beschreven. Het enige verschil is dat de zuigerstangen 22 van het afzonderlijk hydraulisch bedieningsorgaan 11 5 van het buisklemmiddel 10 komt aan te stoten tegen de drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de pijp dat op zijn beurt stoot tegen de tweede ondersteuningsschijf 4 die is bevestigd aan het huis 2.

In dit stadium wordt de buis 1 die moet worden gelast vastgeklemd en in lijn gebracht met de as van de inrichting welke reeds in lijn is 10 gebracht met de as van de buis 1.

De 1 astransformator 14 is gekoppeld aan een vermogensbron en stroom wordt gevoerd naar de klemblokken 19 en vandaar naar de buizen 1 via de buigzame leidingen 15.

Tegelijkertijd met het toevoeren van de stroom wordt fluïdum on-15 der druk toegelaten in ruimten B van de cilinders van het hydraulisch bedieningsorgaan 6 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de buis. Omdat de cilinders niet beweegbaar zijn, doordat zij stijf zijn bevestigd aan de tweede ondersteuningsschijf 4, verplaatst het fluïdum dat daarin is toegelaten de zuigerstangen die stevig zijn bevestigd aan de 20 drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de buis. De drager 7 wordt eveneens in beweging gezet terwijl ook het buisklemmiddel 10 beweegt dat is verbonden met de drager 7. De buis 1 die moet worden gelast beweegt geleidelijk samen met het klemmiddel 10, waarbij de eind- vlakken van de twee buizen 1 dichtbij elkaar komen te liggen zodat een 25 vlamboog tot stand wordt gebracht gevolgd door een stuikwerking. De buizen worden zo aan elkaar gelast.

Het fluïdum dat zich bevindt in de ruimte A en B van alle hydraulische bedieningsorganen wordt daaruit afgetapt en gevoerd naar de tegenover liggende ruimten. Alle delen van de inrichting keren terug 30 naar de oorspronkelijke stand. Bij het verplaatsen langs het huis 2 vanaf de las, beweegt de drager 12 van het buisklemmiddel 9 naar de eerste ondersteuningsschijf 3 terwijl de drager 13 van het buisklemmiddel 10 de drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de pijp nadert, waardoor de stroomtoevoervoerklemblokken 19 hun greep op de bui-; 35 zen 1 loslaten welke aan elkaar zijn gelast. De dragers 12, 13 maken ook dat de tuimelaars 14 met hun zijden 26 in aanraking komen met de stijve aanslagen 27 (fig. 3) en 31 (fig. 1) die zijn geplaatst aan de ondersteuningsschijf 3 respectievelijk de drager 7 van het vlamboog-en-stuikmiddel 5 voor de buis.

40 Gedurende hun verdere beweging langs het huis 2 van de inrichting .8620252 4 4 9 maken de dragers 12, 13 van de buisklemmiddelen 9, 10 dat de tuimelaars 24 met hun zijden 26 drukken tegen de stijve aanslagen 27, 31. Tengevolge hiervan draaien de tuimelaars 24 om hun draai pennen aan de dragers 12, 13 zodat de richtrollen 25 die zijn aangebracht aan de tegen-5 over elkaar liggende einden van de tuimelaars 24 naar beneden komen langs het binnenoppervlak van de aan elkaar gelaste buizen 1 (fig. 3) en daartegen worden gedrukt.

Terwijl de stroomtoevoerklemblokken 19 (fig. 1) hun greep op de buizen loslaten met behulp van de afzonderlijke hydraulische bedie-10 ningsorganen 11 van de hierboven genoemde buisklemmiddelen 9, 10 blijft de inrichting in lijn met de as van de buizen 1 die aan elkaar zijn gelast door de tuimelaars 24 die worden bediend door de afzonderlijke hydraulische bedieningsorganen 11.

Om een nieuwe buis voor het lassen zonder moeilijkheden aan te 15 brengen worden de richtrollen 25 van de tuimelaars 24 verplaatst naar het midden van deze buis door fluïdum onder een lage druk toe te laten in ruimten A van het hydraulisch bedieningsorgaan 11 van het buis-klemmiddel 10. Bij het bevestigen van de buis aan de inrichting wordt fluïdum in de tegenover liggende ruimten van de cilinders toegelaten 20 welke de richtrollen 25 tegen de binnenwand van de buis 1 drukt, waardoor de as van de inrichting in lijn met de as van de buis 1 wordt gehouden. Om het zelf-richtende vermogen van de inrichting bij het lassen van buizen met een grotere diameter of wanddikte te behouden moet de spanning van de veren 30 worden bijgesteld.

25 De tuimelaars 24 die zijn voorzien van de richtrollen 25 en die zijn bevestigd aan het buitenoppervlak van de dragers 12, 13 van de buisklemmiddelen 9, respectievelijk 10, houden de lasinrichting in de boring van de buis altijd in een stand die coaxiaal is met de buis 1 zonder enig speciaal richtmiddel. Het in lijn liggen wordt tot stand 30 gebracht gedurende de vrije slag van de cilinders van de afzonderlijke bedieningsorganen 11 van de buisklemmiddelen 9, 10 welke de dragers 12, 13 in hun oorspronkelijke stand terugbrengen voor het klaarmaken voor het vastklemmen van een nieuwe buis 1 voor het lassen daarvan.

De beschreven inrichting van de dragers 12, 13 van de buisklemmid-35 delen 9, respectievelijk 10, welke zorgt voor het bevestigen van de tuimelaars 24 met hun richtrollen 25 aan het buitenoppervlak van de genoemde dragers op tenminste drie op onderling gelijke afstand liggende plaatsen langs de omtrek van de dragers 12, 13 verbreedt aanzienlijk de toepasbaarheid van de inrichting voor het vlamboog-stomplassen, maakt 40 de constructie daarvan eenvoudig, verkleint het gewicht en vermindert .8120252 « ’ 10 het vereiste vermogen. Een constante nauwkeurige uitrichting van de inrichting in de boring van de buis verbetert de kwaliteit van de lassen. Dit kenmerk is van bijzonder belang bij het leggen van hoofdbuisleidingen waarbij de mogelijkheid niet is uitgesloten dat buizen met grote 5 toleranties voor wat betreft de diameter en wanddikte moeten worden gebruikt.

Industriële toepasbaarheid

De uitvinding kan op voordelige wijze worden gebruikt op het 10 terrein van het aan elkaar lassen van secties van hoofdbuisleidingen met grote diameter welke aardgas of olie transporteren alsmede in stationaire omstandigheden.

.8126252

Claims

Inrichting voor het vlamboog-stomplassen van buizen welke is geplaatst in de boring van de buizen (1) die aan elkaar zijn gelast en 5 welke een huis (2) bevat dat coaxiaal met de aan elkaar gelaste buizen (I) is aangebracht en is voorzien van een eerste ondersteuningsschijf (3) en een tweede ondersteuningsschijf (4) welke aan het huis zijn bevestigd aan de tegenover elkaar liggende einden daarvan, een vlamboog-en-stuikmiddel (5) voor de buis met een hydraulisch bedieningsorgaan 10 (6) welke dient om dit middel langs de as van het huis 2 te verplaatsen, waarbij een drager (7) van dit middel is geplaatst op het huis (2) van de inrichting naast de tweede ondersteuningsschijf (4); twee buis-klemmiddelen (9, 10) met afzonderlijke hydraulische bedieningsorganen (II) om deze langs de as van het huis te verplaatsen, waarbij dragers 15 (12, 13) van de buisklemmiddelen zijn geplaatst op het huis (2) tussen het eerste ondersteuningsschijf (3) en de drager (7) van het vlamboog-en-stuikmiddel voor de buis, met het kenmerk, dat tuimelaars (24), die draaibaar zijn bevestigd aan het buitenoppervlak van elke drager (12, 13. van de buisklemmiddelen (9, 10) zijn aangebracht op tenminste drie 20 op onderling gelijke afstand langs de omtrek van elke drager (12, 13) liggende plaatsen met een voorziening voor het draaien daarvan in radiale richting om draaipennen (23), terwijl stijve aanslagen (27, 31) zijn aangebracht aan de eerste ondersteuningsschijf (3) en aan die zijde van de drager (7) van het vlamboog-en-stuikmiddel (5) voor de buizen 25 die ligt tegenover de buisklemmiddelen (9, 10) waarbij elke tuimelaar (24) is voorzien van een middel voor het aan een zijde (26) van zijn vrije einde samenwerken met een van de stijve aanslagen (27, 31) welke aanslagen in een aantal voorkomen dat gelijk is aan het aantal tuimelaars (24) en aan de andere zijde (28) van dit einde, met een onder 30 veerbelasting staande aanslag (29) die is aangebracht aan de drager (12, 13) van elk buisklemmiddel (9, 10) terwijl het tegenover liggende einde van elke tuimelaar (24) is voorzien van een richtrol (25) die in aanraking staat met de binnenwand van de aan elkaar gelaste buizen (1). . 8 6 2 0 2 5 2 35 =====