NL8603284A - Oogstmachine. - Google Patents

Description

P HP/AB/21 - 1 - i

Oogstmachine

De huidige uitvinding heeft betrekking op een oogstmachine voor het oogsten van fruit, bijvoorbeeld appels, en andere kwetsbare produkten, omvattende: a) een voertuig, 5 b) een op het voertuig geplaatste drager voor een voor geoogst fruit bestemde houder, c) een door het voertuig gedragen voertuigopbouw, d) tenminste één vanaf een zijkant van de voertuigopbouw zijdelings over het fruit dragende planten heen zich 10 uitstrekkende oogstboom, e) transportmiddelen voor het langs de oogstboom tot in de houder transporteren van het geoogste fruit.

Een dergelijke oogstmachine is geschikt voor het oogsten van fruit, waarvan de planten bedsgewijs zijn aange-15 plant. Dit houdt in dat één of meer rijen planten onderling Zijn gescheiden door gangen waarvan telkens een aantal zijn gescheiden door een pad waarover de oogstmachine zich verplaatst. De oogstboom strekt zich vanaf het pad over de planten heen naar verder weg gelegen gangen uit en bezit een 20 aanzienlijke lengte. Aangezien de planten meestal tot circa 2-3 meter hoog zijn, zal het duidelijk zijn dat aan de wijze waarop de oogstboom is gekoppeld met het voertuig bijzondere constructie-eisen worden gesteld. De oogstmachine moet bijvoorbeeld niet topzwaar worden, en bovendien moet boven de 25 drager een zodanig vlak vrijgelaten worden, dat zonder het veroorzaken van fruitbeschadiging het fruit vanaf de oogstboom gecontroleerd tot in de kist wordt neergelaten.

Een bekende oogstmachine is voorzien van een oogstboom, die zich dwars over de voertuigopbouw heen uitstrekt.

30 Met een contragewicht wordt een overhellen van de oogstmachine in de richting van de oogstboom tegengegaan vanwege de constructie waarmee de voertuigboom op de voertuigboven-bouw is bevestigd. Verder is de oogstcapaciteit van deze 6693284 - 2 - bekende oogstmachine beperkt.

De uitvinding beoogt een oogstmachine van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarvan de oogstcapaci-teit is vergroot. Door het gebruik van een tweede oogstboom 5 die een aanzienlijk lager gewicht kan hebben dan een contragewicht, wordt de totale oogstmachine lichter en beter manoeuvreerbaar. Via de beide oogstbomen wordt nu geoogst fruit vanuit onderling tegengestelde evenwijdige richtingen aangevoerd. Dit aangevoerde fruit kan slechts snel en op de 10 juiste wijze maximaal worden afgevuld in de houder, waarbij een zo klein mogelijk oppervlak wordt bezet, indien de beide houdertransporteur excentrisch zijn opgesteld ten opzichte van een ertussen gelegen verticale rotatieaslijn van de drager die rond deze rotatieaslijn roteerbaar is aangebracht op 15 het voertuig.

Indien de oogstbomen zijn voorzien van kantelmiddelen die samenwerken met aan de voertuigbovenbouw bevestigde kan-telsteunen, kan de stand van elke oogstboom worden aangepast aan de hoogte van de planten.

20 Boven de houder moet zoveel mogelijk ruimte vrijblij- ven voor de houdertransporteurs, hun aandrijfmiddelen en de aandrijfmiddelen voor de hoofdtransporteurs. Indien evenwel een zo groot mogelijke capaciteit van de houdertransporteurs moet zijn verzekerd, verdient het voorkeur dat de oogstbomen 25 eindigen voor de respektieve houdertransporteur, opdat de hoofdtransporteurs zo breed mogelijk kunnen blijven. Onder deze omstandigheden is het mogelijk dat de oogstboom tot voorbij de kantelsteunen zich uitstrekt, of dat de kantelmiddelen en de kantelsteunen zodanig zijn opgesteld en inge-30 richt dat een kantelaslijn samenvalt met een rotatieaslijn van een bij de houdertransporteur gelegen keerrol van de hoofdtransporteur. In dit laatste geval zal tijdens een kan-telbeweging er in hoofdzaak geen verplaatsing plaatsvinden tussen enerzijds de hoofdtransporteurs en anderzijds zijn 35 houdertransporteur.

Teneinde de oogstboom in zijn in hoofdzaak liggende stand te houden terwijl het losvlak maximaal vrij blijft, 86 0 3 2 3 4 n - 3 - 4 verdient het voorkeur dat de trekkrachten eroverheen worden afgeleid, zodat bij voorkeur de oogstboom via trekorganen is verbonden met aan de andere zijkant van de voertuigopbouw bevestigde bevestigingsorganen. Een wijziging van de liggen-5 de stand van de oogstboom in afhankelijkheid van een geaccidenteerd terrein kan worden verkregen indien bij voorkeur de bevestigingsorganen bestaan uit krukken die zijn bevestigd aan een aan de voertuigopbouw roteerbaar bevestigde as.

Indien bij voorkeur de hoofdtransporteur zich uit-10 strekt tot boven de drager en aansluit op een neerwaarts afvoerende houdertransporteur, wordt een gladde en soepele beschadigingen van fruit in hoofdzaak vermijdende overgang van hoofdtransporteur naar houdertransporteur gerealiseerd. In het bijzonder verdient het voorkeur dat de houdertranspor-15 teur reciproceerbaar ten opzichte van de drager is geleid aan de voertuigopbouw.

Teneinde een maximale manoeuvreerbaarheid en wendbaarheid van de oogstmachine te verkrijgen terwijl snel en adequaat in de gangen kan worden geoogst, verdient het voorkeur 20 dat de opvoerende transporteur losmaakbaar en verschuifbaar is geleid aan de oogstboom.

Een lichte en tevens torsievrije en goedkoop te construeren oogstboom wordt verkregen, indien bij voorkeur de oogstboom een gestelkoker omvat, waarover en doorheen een 25 transportband van de hoofdtransporteur is geleid.

Indien bij voorkeur in de richting van een bovenpart van de transportband de breedte van de gestelkoker afneemt en een lospunt van de opvoerende transporteur tot boven een gestelkokerbodem zich uitstrekt, wordt zoveel mogelijk ver-30 meden dat bij de overgang van de opvoerende transporteur naar de hoofdtransporteur fruit over een bepaalde hoogte valt, zodat fruitbeschadiging in verregaande mate wordt vermeden .

Het manoeuvreren tussen de paden wordt sterk verbeterd 35 indien bij voorkeur de voertuigopbouw via een rond een verticale aslijn draaibare draaikrans is verbonden met het voertuig.

etc· : * - 4 -

Indien de drager via een rond een vertikale aslijn draaibare draaitafel is aangebracht op het voertuig, kan snel en gelijkmatig het fruit worden afgevuld in de houder.

Een snel lossen van een gevulde houder en het vlot 5 plaatsen van een te vullen houder op de drager wordt verkregen, indien het voertuig aan dwars op wielassen van het voertuig staande zijden is voorzien van hefbare rollenbanen die aansluiten op een op de drager geplaatste rollenbaan. Zodoende wordt het oogsten door het stilstaan van de machine 10 sterk beperkt.

Indien slechts met één zijdelings zich uitstrekkende oogstboom wordt gewerkt, kan worden afgezien van een contragewicht, indien bij voorkeur een vrij einde van de oogstboom is voorzien van een via een wiel op de grond afsteunende 15 steun.

Een goed uitgebalanceerde, stabiele en snel werkende oogstmachine wordt overeenkomstig de uitvinding verkregen, indien twee oogstbomen in onderling tegengestelde richtingen zijdelings zich uitstrekken vanaf de voertuigopbouw.

20 Genoemde en andere kenmerken zullen worden verduide lijkt aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden van een oogstmachine overeenkomstig de uitvinding, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

In de tekening is: 25 Fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een in bedrijf zijnde oogstmachine volgens de uitvinding;

Fig. 2 een perspektivisch, vereenvoudigd detail volgens pijl II uit fig. 1;

Fig. 3 een perspektivisch deels weggebroken detail 30 volgens de pijl III uit fig. 2?

Fig. 4 op een andere schaal een detail volgens pijl IV uit fig. 1;

Fig. 5 op een grotere schaal een detail volgens pijl V uit fig. 1; 35 Fig. 6 een doorsnede over de lijn VI-VI uit fig. 4 van een andere uitvoeringsvorm voor de oogstboom;

Fig. 7 op een grotere schaal detail VII uit fig. 1; en 8603284 - 5 - * *

Fig. 8 een met fig. 1 overeenkomend perspektivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de oogstmachine overeenkomstig de uitvinding.

Fig. 1 toont een oogstmachine 1 overeenkomstig de uit-5 vinding. De oogstmachine 1 omvat een voertuig 3, een op het voertuig 3 geplaatste drager 4 waarop een houder 5 voor geoogst fruit 6 staat/ een door het voertuig 3 gedragen voer-tuigopbouw 7, waarop twee in onderling tegengestelde richtingen zijdelings zich uitstrekkende oogstbomen 8,9 kantel-10 baar rusten. Via de transportmiddelen 10,11,12 komt het fruit in de houder 5 terecht.

De oogstmachine 1 verplaatst zich over een pad 13 aan weerszijde waarvan door gangen 14 gescheiden rijen 15 vruchtbomen 16 staan. De vruchtbomen 16 dragen te oogsten 15 fruit 17. De oogstbomen 8 en 9 strekken zich over de gangen 14 en een aantal rijen 15 uit, terwijl de transportmiddelen 10 zich langs de rijen 15 verplaatsen, zodat kan worden geoogst alwaar het voertuig 3 niet kan komen.

Elke oogstboom 8 en 9 bestaat uit twee in hoofdzaak 20 wigvormige vakwerken 18 die zijn verbonden door dwarsstukken 19, en door een cilindrische buis 20. Met deze buis 20 rust de oogstboom 8,9 op een gebogen zitting 21 van een kantel-steun 22,23* De kantelsteun 22,23 is bevestigd aan een zijkant 24 of 25 van de voertuigopbouw 7. Zodoende eindigt elke 25 oogstboom 8,9 ter hoogte van zijn kantelsteunen 22,23. De oogstboom 8,9 is vanaf het boveneinde 26 van elk vakwerk 18 via trekstangen 26 bevestigd aan krukken 28. Deze krukken 28 zijn vastgelast aan een as 29 die roteerbaar is gelagerd in aan de voertuigopbouw 7 gemonteerde lagers 30. Via een an-30 dere met de as 29 verbonden kruk 31 en een zuiger/cilinder 32, wordt de as 29 geroteerd en daarmee wordt de liggende stand van de respektieve oogstboom 8,9 ingesteld. Het zal duidelijk zijn dat de trekstangen 27 een door de voertuigopbouw 7 bepaald en ingesloten oogstvlak 33 overspannen, 35 terwijl elke oogstboom 8,9 dit oogstvlak 33 nauwelijks afschermt, zodat een maximale ruimte beschikbaar is voor de transportmiddelen 12 en voor de aandrijfmiddelen daarvan.

8 δ 6·; -;· - 6 -

Slechts de transportmiddelen 11 strekken zich tot over het vlak 33 uit en sluiten op hierna te beschrijven wijze aan op de transportmiddelen 12.

De transportmiddelen 11 omvatten een hoofdtransporteur 5 34 een rond aan twee vakwerken 18 draaibaar gelagerde keer- rollen 35,36 geleide transportband 37 omvat. Via de aan-drijfstang 38, de overbrenging 39, de aandrijfstang 40, de overbrenging 41 en de aandrijfstang 42 wordt via een om een tandwiel 43 geleide ketting 44 de keerrol 35 en daarmee de 10 transportband 37 aangedreven. Op overeenkomstige, niet- getoonde wijze wordt de transportband 37 van de oogstboom 9 aangedreven.

De transportmiddelen 12 omvatten voor elke oogstboom 8,9 een houdertransporteur 45,46. Elke houdertransporteur 15 45,46 bestaat uit twee evenwijdige starre platen 47,48, waarin op onderlinge afstand keerrollen 49,50 zijn gelagerd en waaromheen een transportband 51 is geslagen. De transportband 51 omvat in dwarsrichting daarvan aangebrachte rijen vervormbare vingers 72. De keerrollen 49,50 worden 20 aangedreven met een rond star daarmee verbonden klossen 52 resp. 53 geslagen aandrijfriem 54. Voor de oogstboom 8 is de aandrijfriem 54 via een rol 55 en een stang 56 en een koppeling 57 verbonden met de aandrijfstang 40. De aandrijfriem 54 van de houdertransporteur 46 voor de oogstboom 9 is ge-25 slagen rond een met de aandrijfstang 42 star verbonden rol 58.

De platen 47,48 zijn voorzien van langwerpige gelei-dingsstroken 59 die samenwerken met aan de voertuigopbouw 7 vastgelaste gehoekte profielen 60. De houdertransporteurs 30 45,46 zijn reciproceerbaar ten opzichte van de drager 4 met behulp van een aan het ondereinde 160 van de platen 47 en 48 bevestigd doek 61 dat in hoofdzaak dezelfde breedte heeft als de transportband 51. Het doek 61 is geleid om een keerrol 62 en verbonden met een hydraulische cilinder 63. Deze 35 cilinder 63 wordt bekrachtigd, indien een scharnierbaar aan de houdertransporteur 45,46 bevestigde zool 64 onder invloed van in de houder 5 aanwezig fruit 65 een schakelaar 66 kon-

** £' .*'? ·? i". ft I

& V ύ ^ 8 4 - 7 - takt laat maken. Zodoende verplaatst de gehele houdertran-sporteur 45,46 in bovenwaartse richting, terwijl een gladde overgang vanaf de transportband 37 naar de transportband 51 blijft verzekerd.

5 Het gebruik van deze specifieke houdertransporteur 45,46 verdient in bijzondere mate de voorkeur, omdat als gevolg van het kantelen van de oogstboom 8,9 er een relatieve verplaatsing optreedt, welke wordt gecompenseerd door de gebruikte vingers 72. Indien fruit dat de transportband 37 10 verlaat de vingers 72 treft, zullen deze tijdelijk vervormen, totdat het fruit tussen rijen vingers 72 kan plaatsnemen. Hierbij is een in meer of mindere mate grotere afstand tussen band 37 en rijen vingers 72 gemakkelijk compenseerbaar. De kantelbeweging wordt verder gecompenseerd door 15 een kettingspanner 67 die de ketting 44 gespannen houdt, en door een cardankoppeling 68 voor de aandrijfstang 69 van de hierna aan de hand van fig. 4 en 5 in detail te bespreken transportmiddelen 10. De hefstang 69 wordt aangedreven met behulp van een hydromotor 144. Deze motor 144 drijft ener-20 zijds via een ketting 145 en een tandwieloverbrenging 146 via de cardankoppeling 68 de aandrijfstang 69 aan. Anderzijds drijft de hydromotor 144 via een stangenstelsel 147 de aandrijfstang 69' van de oogstboom 9 aan.

De transportmiddelen 10 omvatten een opvoerende tran-25 sporteur 79 die bestaat uit een door een gezette plaat 70 en een dekplaat 71 gevormde koker 73. Deze koker 73 is torsie-stijf en kan derhalve een laag gewicht hebben en zijn vervaardigd uit dunner materiaal, een en ander draagt bij tot een grotere stabiliteit omdat de afstand van een opvoerende 30 transporteur 79 tot de kantelsteunen 22,23 aanmerkelijk kan zijn.

Door de koker 73, over de dekplaat 71 en om keerrollen 76 en 77 is een van rijen duimen 74 voorziene transportband 75 geleid. Via een valreep 110 rolt het geoogste fruit 6 op 35 de transportband 37.

De keerrol 77 is voorzien van tot buiten de koker 73 uitstekende asstompen 80,81, waarbij de asstomp 81 tevens is k r Λ : f* - 8 - voorzien van een tandwiel 82. De asstompen 80,81 rusten in gebogen zittingen 82,83 van een ruiter 78 die bestaat uit door reien 84,85 op afstand gehouden platen 86,87. De plaat 86 is voorzien van een doorgang 88 voor het passeren van de 5 aandrijfstang 69. De plaat 87 is voorzien van een daarop ro teerbaar aangebrachte op de onronde stang 69 verschuifbaar tandwiel 89 dat in aangrijping staat met een tandwiel 90.

Dit tandwiel 90 wordt in aangrijping gebracht met het tandwiel 92, indien de opvoerende transporteur 79 wordt gehaakt 10 in en rust op de zittingen 82,83.

De reien 84 en 85 zijn geleid in tot de oogstbomen 8,9 behorende profielen 193 en 194. Verder is met de reel 85 een zuigerstang 91 van een gasveer 93 verbonden, die anderzijds is gekoppeld met de transporteur 79, zodat een hellingshoek 15 ten opzichte van de grond door de plukker naar wens instelbaar is.

Via overbrengingen 94 en 95 en de aandrijfstang 96 wordt een aan de andere zijde gelegen onronde aandrijfstang 97 aangedreven in tegengestelde met de pijlen aangegeven 20 richtingen.

Fig. 6 toont een variant voor de oogstbomen 8 en 9.

In dit geval omvat de oogstboom 98 een gestelkoker 99, die bestaat uit twee laterale profielen 100 en 101, een kokerbo-dem 102, een tussenplaat 103 en een topplaat 104. De top-25 plaat 104 is voorzien van langwerpige ribben 105, waarop het bovenpart 106 van de transportband 37 rust. Elk profiel 100,101 is zodanig gevormd dat het is voorzien van een bovenste naar beneden toe open goot 107 en een onderste naar boven toe open goot 108. De bovenste goot 107 is lateraal 30 binnenwaarts verspringend ten opzichte van de onderste goot 108 aangebracht, zodat de breedte van de gestelkoker 99 ter hoogte van de onderste goten 108 groter is dan de breedte ter hoogte van de bovenste goten 107. Dit heeft tot gevolg dat een opvoerende transporteur 79 die losmaakbaar is ge-35 haakt in de ruiter 78 die in de goot 107 is geleid met de reel 84 en in de onderste goot 108 met de reel 85, met zijn lospunt 109 tot voorbij de onderste goot 108 rijkt, zodat 8303284 - 9 - ten opzichte van fig. 6 kan worden afgezien van een valreep 110.

Fig. 7 toont meer in detail de wijze waarop de voer-tuigopbouw 7 is geplaatst op het voertuig 3. Het voertuig 3 5 omvat een chassis 111 dat via een pendelkoppeling 112 afsteunt op de voorwielas 113. De wagenopbouw 7 is dus op drie punten afgesteund hetgeen leidt tot een zeer stabiele constructie. Het chassis 111 is aan zijn dwars op de wielas 113 en op de niet-getoonde wielas van de achterwielen 114, 115 10 staande zijden 116,117 voorzien van hefbare rollenbanen 118, resp. 119, die aansluiten op een op de drager 4 geplaatste rollenbaan 120. De rollenbaan 119 aan de achterzijde 117 van het voertuig 3 is voorzien van scharnierbaar daaraan bevestigde aanslagen 121, waartegen een met fruit gevulde houder 15 5 kan aanlopen. Bij het neerlaten van de rollenbaan 119 naar de met streeplijnen aangegeven stand, scharnieren de aanslagen 121 naar een met de rollenbaan 119 in een lijn gelegen stand, zodat de volle houder rustig op de grond afrolt. Ondertussen kan via de voorste rollenbaan 119 een lege houder 20 worden gerold tot op de rollenbaan 120. Op de rollenbaan 120 is een houder te fixeren met nokken 122.

De drager 4 is via een draaikrans 123 ten opzichte van de voertuigopbouw 7 en ten opzichte van het chassis 111 rond een verticale rotatieaslijn 124 draaibaar, terwijl onafhan-25 kelijk daarvan de voertuigopbouw 7 via de draaikrans 125 rond dezelfde rotatieaslijn draaibaar is ten opzichte van het chassis 111 en de drager 4. Een draaiing van de voertuigopbouw 7 is te vergrendelen met de grendel 126.

De aandrijving van de diverse bewegende mechanische 30 onderdelen geschiedt met in de kast 157 geplaatste hydraulische motoren. Hiermee wordt onder andere de pulley 128 aangedreven, waarmee enerzijds de drager 4 roteerbaar kan worden aangedreven en anderzijds de aandrijfstang 38. Door het buiten aangrijping brengen met de pulley 128 van de 35 spanrol 129, kan met de hand de drager 4 worden gedraald en gebracht in een stand waarin de rollenbanen 118,119 en 120 in één lijn liggen.

b l- Y *' f £ V V, i . H

- 10 -

Met behulp van losmaakbare koppelingen 130,131 kunnen de leidingen 132 en 133 van de voertuigopbouw 7 ongeacht de stand van de voertuigopbouw 7 ten opzichte van het voertuig 3 worden gekoppeld met de met de motoren gekoppelde lei-5 dingen 134 en 135, zodat slechts één bedieningsunit 136 nodig is.

Tenslotte toont fig. 8 een tweede oogstmachine 2 volgens de uitvinding. Deze fig. 8 komt in hoofdzaak overeen met fig. 3 van de oogstmachine 1. In dit geval zijn de door 10 de kantelmiddelen omvatte kantelsteunen 22 en 23 zo dicht mogelijk bij de respektieve houdertransporteur 45 geplaatst, en wel zodanig dat een kantelaslijn 148 samenvalt met een rotatieaslijn van de keerrol 35. Eén en ander is gerealiseerd, doordat de kantelbuis 20 zijdelings is verlengd met 15 buisstompen 149 en 150. Aan deze buisstompen zijn onderling evenwijdige krukken 151,152 gelast, die tussen hen in een krukstomp 153 vasthouden, welke stomp 153 rust in de zitting 21 van de respektieve kantelsteun 22,23. Aldus zal bij een kanteling van de oogstboom 8,9 rond de kantelaslijn 148 er 20 geen verplaatsing plaatsvinden tussen enerzijds de keerrol 35 en anderzijds de respektieve houdertransporteur 45 of 46. Omdat eveneens in dit geval de oogstboom eindigt voor de houdertransporteur 45 (bij de buisstompen 153), is een maximale ruimte boven de houder 5 vrijgehouden, zodat enerzijds 25 de transportband 37 een maximale breedte kan bezitten, en anderzijds voldoende ruimte vrijblijft voor de reciprocerende houdertransporteurs 45 en 46, hun aandrijfmiddelen en de aandrijfmiddelen van de andere transporteurs.

8653284

Claims (13)

1. Oogstmachine voor het oogsten van fruit, bijvoorbeeld appels, en andere kwetsbare produkten, omvattende: a) een voertuig, b) een op het voertuig geplaatste drager voor een voor 5 geoogst fruit bestemde houder, c) een door het voertuig gedragen voertuigopbouw, d) tenminste één vanaf een zijkant van de voertuigopbouw zijdelings over het fruit dragende planten heen zich uitstrekkende oogstboom, 10 e) transportmiddelen voor het langs de oogstboom tot in de houder transporteren van het geoogste fruit, gekenmerkt door twee oogstbomen die in onderling tegengestelde richtingen vanaf de voertuigopbouw zich uitstrekken, waarbij elke oogstboom eindigt bij een door de transportmid-15 delen omvatte, fruit neerwaarts tot in de houder afvoerende houdertransporteur die het fruit ontvangt van een door de transportmiddelen omvatte hoofdtransporteur die langs de oogstboom is geleid, en de houdertransporteurs verder excentrisch ten opzichte van een vertikale rotatieaslijn van de 20 roteerbaar op het voertuig aangebrachte drager zijn opgesteld.

2. Oogstmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de oogstbomen zijn voorzien van kantelmiddelen die samenwerken met aan de voertuigbovenbouw bevestigde kantel- 25 steunen.

3. Oogstmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de oogstboom tot voorbij de kantelsteunen zich uitstrekt .

4. Oogstmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk 30 dat de kantelmiddelen en de kantelsteunen zodanig zijn opgesteld en ingericht dat een kantelaslijn samenvalt met een rotatieaslijn van een bij de houdertransporteur gelegen keerrol van de hoofdtransporteur.

5. Oogstmachine volgens één van de voorgaande con- 8 f' ? 3 2 8 4 - 12 - clusies, met het kenmerk dat de oogstboom via trekorganen is verbonden met aan de andere zijkant van de voertuigopbouw bevestigde bevestigingsorganen.

6. Oogstmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk 5 dat de bevestigingsorganen bestaan uit krukken die zijn bevestigd aan een aan de voertuigopbouw roteerbaar bevestigde as.

7. Oogstmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de houdertransporteur recipro- 10 ceerbaar ten opzichte van de drager is geleid aan de voertuigopbouw.

8. Oogstmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de transportmiddelen tenminste één opvoerende transporteur omvatten die losmaakbaar en ver- 15 schuifbaar is geleid aan de oogstboom.

9. Oogstmachine volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de oogstboom een gestelkoker omvat, waarover en doorheen een transportband van de hoofdtransporteur is geleid.

10. Oogstmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk dat in de richting van een bovenpart van de transportband de breedte van de gestelkoker afneemt en een lospunt van de opvoerende transporteur tot boven een gestelkokerbodem zich uitstrekt.

11. Oogstmachine volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk dat de voertuigopbouw via een rond een verticale aslijn draaibare draaikrans is verbonden met het voertuig.

12. Oogstmachine volgens één van de voorgaande conclu-30 sies, met het kenmerk dat het voertuig aan dwars op wielas- sen van het voertuig staande zijden is voorzien van hefbare rollenbanen die aansluiten op een op de drager geplaatste rollenbaan.

13. Oogstmachine volgens één van de voorgaande conclu-35 sies, met het kenmerk dat een vrij einde van de oogstboom is voorzien van een via een wiel op de grond afsteunende steun. 8 6 ö 3 2 8 4