NL8602319A

NL8602319A - Mast voor een zeilplank.

Info

Publication number: NL8602319A
Application number: NL8602319A
Authority: NL
Original assignee: Koni Bv
Priority date: 1986-09-12
Filing date: 1986-09-12
Publication date: 1988-04-05
Also published as: US4825792A; EP0259929A1; EP0259929B1; DE3763047D1

Description

f : NO 34058 ^ *

Mast voor een zeilplank

De uitvinding heeft in eerste instantie betrekking op een mast voor een zeilplank.

Bij het zeilen met een zeilplank worden tijdens zwaar weer hoge piekbelastingen door het ondereinde Van de mast op de plank 5 uitgeoefend. Extreem hoge belastingen komen in het bijzonder voor in de wedstrijdtak van het plankzeilen. Zij kunnen tot beschadiging van de plank leiden. Bekend is een elastisch element tussen mast en plank aan te brengen. Het elastische element heeft er nauwelijks invloed op dat de op- en neergaande beweging van de mast wordt gedempt. De mast blijft in 10 beweging en door de elastische vervorming van het element zal de amplitude van de mastbeweging in een richting loodrecht op de plank zelfs groter zijn dan de amplitude van de plankbeweging in dezelfde richting. De vaak schoksgewijze onrustige beweging van de mast heeft ook een nadelige invloed op de gewrichten van de plankzeiler.

15 Met de uitvinding wordt beoogd deze bezwaren te onder vangen en een zeilplankmast te verschaffen die de op- en neergaande beweging van de zeilplank waarop hij wordt bevestigd zodanig volgt dat de belastingpieken op de plank in aanzienlijke mate worden tegengegaan en de mast een rustiger bewegingspatroon vertoont.

20 Volgens de uitvinding is de mast hiertoe gekenmerkt doordat het ondereinde ervan is voorzien van een schokdemper gevormd door een met olie gevulde cilinder en een daarin verplaatsbare zuiger met zuigerstang, waarbij in de zuiger doorgangen zijn aangebracht en de stroming van olie door die doorgangen wordt beheerst door klepmiddelen.

25 De olie ondervindt weerstand bij het passeren van de doorgangen en de klepmiddelen. Daarbij wordt energie in warmte omgezet. De verwachting is dat door de stabielere mastpositie de zeilplank sneller kan varen. In elk geval zal de zeilplank minder snel beschadigingen, als gevolg van stootsgewijze belastingen door de mast, oplopen.

30 De combinatie van vering en demping wordt bereikt in dien de schokdemper tevens van een gasveer is voorzien.

Om de demper op eenvoudige wijze aan het ondereinde van de mast te kunnen bevestigen kan hij in het ondereinde van de mast zijn geschoven en op zijn plaats worden gehouden door een adaptor die 35 losneembaar met zowel het ondereinde van de demper als het ondereinde van de mast is verbonden.

Bij voorkeur is de adaptor op de schokdemper 660231$

V

» ‘ 2 geschroefd en door verende pennen, die door gaten in de mast steken, met de mast verbonden.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een zeilplank met een bovenbeschreven mast. De zuigerstang van de demper is bij zijn 5 ondereinde bevestigd aan een koppelingsorgaan dat in verscheidene richtingen meegeeft.

Bij voorkeur is het koppelingsorgaan een cardankoppe-lingj hoewel een eenvoudig elastisch orgaan, bijvoorbeeld in de vorm van een diabola, ook tot de mogelijkheden behoort.

10 Om de naar elkaar gerichte bewegingen van mast en plank zonder stoten te begrenzen is tussen het ondereinde van de mast en het koppelingsorgaan een elastische slagbegrenzing aangebracht.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuur waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, nader worden toegelicht. De 15 figuur toont een gedeelte van een zeilplank met het onderste gedeelte van de mast daarvan in doorsnede.

De zeilplank is met 1 en de holle mast met 2 aangeduid. In de mast is een schokdemper 3 geschoven bestaande uit een cilinder 4, een zuiger 5, een zuigerstang 6 en een geleidingskop 7 voor het 20 geleiden van de zuigerstang. In de zuiger 5 zijn doorgangen 8 aangebracht die in op zichzelf bekende wijze zodanig door terugslagkleppen 9, 10 worden geregeld dat zowel bij in- als uitgaande slag van de zuiger de olie van de ene naar de andere zijde stroomt en daarbij een aanzienlijke weerstand ondervindt en de demping veroorzaakt.

25 In het boveneinde van de demper is een gasveer 11 aan gebracht bestaande uit een hoeveelheid samengeperst gas die door een afgedicht schot 12 van de olie is gescheiden. Door middel van een vul-systeem 20 is de uitdrukkracht van de gasveer in evenwicht te brengen met de totale mastbelasting.

30 Om de demper 3 op de gewenste plaats in de mast vast te houden heeft de geleidingskop 7 een van uitwendig schroefdraad voorziene kraag 13 waarop een van inwendig schroefdraad voorziene adaptor 14 is geschroefd. Deze adaptor steekt gedeeltelijk in de mast en heeft een aantal tegen veerwerking verplaatsbare pennen 15 die door openingen in 35 het ondereinde van de mast 2 steken.

Het zal duidelijk zijn dat de demper gemakkelijk kan worden vervangen door de pennen 15 in te drukken, de combinatie van demper 3 en adaptor 14 uit de mast te schuiven, de adaptor van de demper los te schroeven, een andere demper (bijvoorbeeld een met een andere 860 23 1 9 * 3 ti dempingskarakteristiek) op de adaptor te schroeven en het geheel in de mast te schuiven tot de pennen 15 weer door de openingen in de mast steken.

Het ondereinde van de zuigerstang is van schroefdraad 5 voorzien en is door een schroefverbinding verbonden met, een op zichzelf bekende kruiskoppeling (cardan) 16 welke scharnieren in twee loodrecht op elkaar staande richtingen mogelijk maakt. De genoemde schroef verbinding is geborgd door een moer met veerring. Deze kruiskoppeling is in een balg 17 opgenomen en is vastverbonden met een plaat 18 welke 10 hetzij vast of in een slede beweegbaar aan de zeilplank 1 is verankerd.

Op het bovenste deel van de kruiskoppeling is een schijf 19 aangebracht die dient ter ondersteuning van een elastische slagbegrenzing 21.

Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van de 15 uitvinding vele wijzigingen mogelijk zijn. Zo zou de demper 3 tussen het ondereinde van de mast 2 en de slagbegrenzing 19 in plaats van in de mast kunnen zijn aangebracht. De kruiskoppeling 16 zou kunnen worden vervangen door een gewoonlijk diabolovormig elastisch lichaam dat bewegingen in alle dwarsrichtingen toelaat. Voor de verbinding tussen de demper en de mast bestaan vele mogelijkheden. Ook de wijze waarop het 20 ondereinde van de zuigerstang met de kruiskoppeling of diabolo is verbonden is niet aan beperkingen gebonden.

Wezenlijk is dat piekbelastingen die door de mast op de plank zouden worden uitgeoefend, worden afgedempt door een aan het ondereinde van de mast aangebrachte schokdemper, die bij voorkeur van 25 een gasveer is voorzien, alhoewel ook een stalen schroefveer of een veerelement uit elastisch materiaal denkbaar is.

86023 19

Claims

1. Mast voor een zeilplank* met het kenmerk, dat het ondereinde van de mast is voorzien van een schokdemper gevormd door een met olie gevulde cilinder en een daarin verplaatsbare zuiger met zuigerstang, waarbij in de zuiger doorgangen zijn aangebracht 5 en de stroming van olie door die doorgangen wordt beheerst door klep-middelen.

2. Mast volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de schokdemper tevens van een gasveer is voorzien.

3. Mast volgens conclusie 2,met het ken-10 merk, dat de gasveer van een vulsysteem is voorzien om de druk te kunnen aanpassen aan verschillende gewichten van de mast-zeileenheid.

4. Mast volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de demper in het ondereinde van de mast is geschoven en op zijn plaats wordt gehouden door een adaptor die 15 losneembaar met zowel het ondereinde van de demper als het ondereinde van de mast is verbonden.

5. Mast volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de adaptor op de schokdemper is geschroefd en door verende pennen, die door gaten in de mast steken, met de mast is verbonden.

6. Zeilplank met een mast volgens een van de voorgaan de conclusies, met het kenmerk, dat de zuigerstang van de demper bij zijn ondereinde is bevestigd aan een koppelingsorgaan dat in verscheidene richtingen meegeeft.

7. Zeilplank volgens conclusie 6, m e t het 25 kenmerk, dat het koppelingsorgaan een cardankoppeling is.

8. Zeilplank volgens conclusie 6 of 7,met het kenmerk, dat tussen het ondereinde van mast of schokdemper en de koppelingsorganen een elastische slagbegrenzing is aangebracht. 86 0 23 IS