NL8601083A

NL8601083A - In aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop.

Info

Publication number: NL8601083A
Application number: NL8601083A
Authority: NL
Original assignee: Walterscheid Gmbh Jean
Priority date: 1985-10-03
Filing date: 1986-04-28
Publication date: 1987-05-04
Also published as: JPS6283520A; IT8607016V0; IT1204139B; GB2181194A; GB2181194B; DE3535264C2; GB8622491D0; DE3535264A1; US4771872A; IT8605175A0; FR2588339A1

Description

έ *

In aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop._

De uitvinding heeft betrekking op een in aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop, bestaande uit een koppelingsnaaf en een koppelingshuls, die in de aandrijfdraairichting over 5 in uitsparingen van de koppelingsnaaf radiaal naar buiten verend gehouden pallen, met elkaar verbonden zijn, waarbij de koppelingshuls van radiale, met de uitsparingen van de koppelingsnaaf in omtreksrichting corresponderende, verschuifbare stuurstiften opneembare doorbrekingen voorzien 10 is, en in de draaimomentoverdragingspositie de in hun radiaal naar binnengerichte beweging door een aanslag begrensde door veerkracht radiaal naar buiten toelatende stuurstiften naar buiten in een op de koppelingshuls draaibaar gehouden stuurring aangebracht, in draairichting een schuin vlak ver-15 tonende uitsparingen ingrijpen, en de verdraaiingshoek van de stuurring op de koppelingshuls door een met de koppelingshuls verbonden, in een in de stuurring aangebrachte sleuf ingrijpende aanslag begrensd is, en de koppelingshuls en de stuurring door een in omtreksrichting werkende veer zo-20 danig ten opzichte van elkaar toegelaten zijn, dat de uitsparingen en de stuurstiften in een ten opzichte van elkaar corresponderende stand gehouden zijn, en de stuurring door een terughoudinrichting tegen de kracht van de veer verdraaibaar is, een en ander volgens de octrooiaanvrage P35 25 28 591.5-12.

Er is een uitschakelbare vrijloop bekend, waarbij het als rol uitgevoerde meeneemlichaam over een met een zogenoemde bedieningsring samenwerkende kooi in de draaimomentover-drachtspositie overgebracht worden (DE-OS-33 32 829). Voor 30 het inschakelen van deze vrijloop wordt de bedieningsring door een stoter vastgezet en werkt over een wrijvingsslot op een met de kooi verbonden, zogenaamde friktiering in.

De rollen worden daarbij hieruit in de vrijlooppositie opnemende inkeping radiaal toenemend eruitgeschoven en tre-35 den in werkingingreep met het andere vrijloopdeel.

8801083 ./2 ? 'ï - 2 -

De beschreven vrijloop, die tegen de aanduiding in het ter inzage gelegde octrooischrift beter als schakelkoppeling zou kunnen worden aangeduid, daar deze de aan de ene vrijloop toebehorende inhaalfriktie niet kan waarnemen, heeft 5 naast de gecompliceerde kostbare opbouw het nadeel, dat de als rollen uitgevoerde meeneemlichamen afhankelijk van de desbetreffende stand van de beide koppelingsdelen ten opzichte van elkaar, bij het inschakelen slechts aan de profilering van het eraan te schakelen koppelingsdeel kunnen 10 aanvatten, waardoor een hoge vlaktedruk intreedt, die tot een snel slijten van de koppeling leidt.

Er is ook een van buiten inschakelbare zogenaamde ééntoeren-koppeling bekend (US-PS 4 466 520) . Deze koppeling bestaat in hoofdzaak uit twee concentrische op elkaar gelagerde kop-15 pelingsdelen, waarbij in het buitenste koppelingsdeel een meeneemstift radiaal gevoerd is, die over een bediening in gelijkmatig over de omvang verdeelde uitsparingen aan het binnenste koppelingsdeel inschuifbaar is. Het buitenste koppelingsdeel is daarbij door een zogenaamde geleidingsring 20 omgeven, welke waarborgt, dat de meeneemstift de verbinding tussen de beide koppelingsdelen voor een omwenteling in stand houdt.

Ofschoon ook de hier beschreven koppeling geen vrijloopfunk-ties kan waarnemen, treden bij deze soortgelijke moeilijk-25 heden op, zoals bij een zelfstandig of automatisch weer inschakelende vrijloop, waarbij ook hier het gevaar bestaat, dat de meeneemstift afhankelijk van de relatieve stand van de beide koppelingsdelen op het moment van het inschakelen niet volledig in ingrijping kan treden en zodoende hoge 30 vlaktedrukken optreden, die tot een snel vernielen van de de schakelfunktie waarnemende stuurkanten leidt.

Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag, een in aandrijfrichting uitschakelbare vormpassend werkende vrij-" -N - ·-/ - , - i

* -J

./3 ^ 4 - 3 - loop te verschaffen, waarbij door een weerinschakelsturing gewaarborgd is, dat de meeneemlichamen bij elk inschakel-proces in volle werkingrijping met het andere koppelings-deel treden.

5 Overeenkomstig de uitvinding wordt deze opgave daardoor opgelost, dat: a) de stuurstift van elk van zich in het radiaalvlak aan beide zijden wigvormig naar buiten verwijdende uitsparingen voorzien zijn; 10 b) in de stuurring in de richting naar de stuurstift veer-toelatende, steeds van een, ten opzichte van de wigvormig verwijdende uitsparingen corresponderende kop voorziene, in de uitschakelstand van de stuurstiften met de uitsparingen strokende rustlichamen tangentiaal geleid 15 zijn? c) de hoek van de radiaal binnenliggende wigvlakken aan de kop van het rustlichaam zodanig uitgevoerd is, dat over de de stuurstiften radiaal naar buiten toelatende veren een van de het rustlichaam tangentiaal toelatende veer- 20 kracht tegengesteld gerichte, groter dan deze veerkracht uitgevoerde krachtkomponenten herleidbaar is? d) aan de radiaal naar binnengerichte zijde van de rustlichamen steeds een stuurnok aangebracht is, waarbij in het tangentiale bewegingsbereik van de stuurnok steeds 25 een met een wigvormig uitgevoerde kop voorziene, verti kaal ten opzichte van de tangentiale bewegingsrichting van het rustlichaam geleide terughoudstift aangebracht is? e) de terughoudstift (134) door het aanliggen tegen een 30 eerste deel van een tegen de koppelingsnaaf (103) voorziene omtreksloopbaan met hun koppen tegen één zijde van de stuurnok (133) in het bewegingsbereik van de stuurnokken (133) gehouden en in een tweede deel van de omtreksloopbaan inkepingen (136) zijn aangebracht, waar- 3001083 ./4 * * - 4 - bij de terughoudstift (134) door de steeds op de rustli-charaen (131) bij vrijgeven van de stuurstiften (103) door de stuurring (104) uit de kracht van de veren (120) inwerkende veerkracht in de desbetreffende inkepingen (136) 5 inschuifbaar is.

Bij de uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding van een in aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop is het van voordeel, dat het vrijgeven van de afsteunvlakken voor de als pallen uitgevoerde meenemers, slechts in een begrensd bereik 10 van de relatieve stand van de beide koppelingsdelen naar en in elkaar gaan. Hierdoor is met zekerheid gewaarborgd, dat de pallen bij elke overgang van de vrijloop - in de draaimementoverdrachtspositie volledig in ingrijping komen.

Daardoor is het mogelijk, dat de vrijloop in elk geval met 15 het volle nominale draaimoment kan worden belast en dat geen voortijdige storingen van de het draaimoment overbrengende vlakken bij de pallen en bij het andere koppelingsdeel, optreden.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van een in de teke-20 ning weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht* Hierbij toont: fig. 1 een vrijloop in dwarsdoorsnede met de principiële de vrijloopwerking veiligstellende afzonderlijke delen; 25 fig. 2 een vrijloop in gedeeltelijke doorsnede met de uit-schakelfunktie veiligstellende afzonderlijke delen; fig. 3 een gedeeltelijke doorsnede over een vrijloop overeenkomstig de doorsnede in de draaimomentoverbrengs-positie; 30 fig. 4 een gedeeltelijke doorsnede over de vrijloop overeenkomstig de uitvinding, na het overschakeling in de vrijlooppositie; ./5 - 5 - fig. 5 een gedeeltelijke doorsnede over de vrijloop, met een relatieve stand van de beide koppelingsdelen ten opzichte van elkaar, waarbij het weer inschakelen in de draaimomentoverdragingspositie door de weerin-5 schakelsturing verhinderd wordt; en fig. 6 een gedeeltelijke doorsnede van de vrijloop in de vrijgegeven weerinschakelpositie.

In fig. 1 is het algemene principe van de in aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop weergegeven. De vrijloop be-10 staat in hoofdzaak uit een koppelingsnaaf 102, waarop een koppelingshuls 101 draaibaar gelagerd is. In de koppelingsnaaf 101 zijn axiaal verlopende uitsparingen 128 aangebracht, waarin pallen 118 door steeds een veer 119 radiaal naar buiten toegelaten, gehouden zijn.

15 Korresponderend met de uitsparingen 128 zijn in de koppe-lingshuls radiaal verlopende doorbrekingen 122 aangebracht, waarin stuurstiften 103 radiaal beweegbaar zijn geleid. Op de koppelingshuls 101 is een stuurring 104 begrensd hoekver-draaibaar aangebracht. De stuurring 104 wordt door het samen-20 werken van een in omtreksrichting werkende veer 115 met een y aanslag 126 aan de koppelingshuls 101 en een aanslag 127 aan de stuurring 104 in een zodanig stand van de koppelingshuls 101 gehouden, dat aan de binnenwand van de stuurring 104 aangebrachte uitsparingen 105 met de doorbrekingen 122 van 25 de koppelingshuls 101 stroken. Aan de naar de draairichting toegekeerde zijde (aandrijving door de koppelingsnaaf 102 aangenomen) van de uitsparingen 105 zijn schuine vlakken 106 aangebracht. De hoekbeweegbaarheid van de stuurring 104 ten opzichte van de koppelingshuls 101 wordt door het samen-30 werken door een met de koppelingshuls 101 verbonden aanslag 113 en door een in de stuurring 104 aangebrachte sleuf 114 veiliggesteld.

./6 ::01083 - 6 -

De funktie van de in aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop is als volgt:

In de draaimomentoverbrengingsstand reiken de koppen van de stuurstiften 103 in de met de doorbrekingen 122 in de kop-5 pelingshuls 101 strokende uitsparingen 105 van de stuurring 104. De doorbrekingen 122 zijn aan de binnenzijde ervan open, zodat de pallen 118 in de doorbrekingen 122 voor de draai-momentoverbrenging kunnen ingrijpen. Moet de koppeling in de vrijlooppositie overgeschakeld worden, dan moet de stuur-10 ring 104 door bijvoorbeeld inschuiven van een schakelbout (niet-weergegeven) in het rotatiebereik van de aanslagen 107, tegengesteld met de draairichting, teruggeplaatst worden.

De stuurstiften 103 worden dan door het aanlopen tegen de 15 schuine vlakken 106 in de koppelingshuls 101 radiaal naar binnen verschoven en de pallen 118 uit het ingrijpingsbe-reik in de doorbrekingen 122 naar buiten gedrukt.

Dezelfde werking zou ook door toelaten van de stuurring 104 met eenremband of met een dergelijke afremmende inrichting 20 bereikt kunnen worden.

De overschakeling van de vrijloop- in de draaimomentover-drachtspositie heeft weer automatisch daardoor plaats, dat op grond van de werking van de in omtreksrichting werkende veer 115 de stuurring 104 relatief ten opzichte van de kop-25 pelingshuls 101 weer zodanig verdraaid wordt, dat de uitsparingen 105 in de stuurring 104 weer met de doorbrekingen 122 in de koppelingshuls 101 stroken.

De figuren 3 tot 6 tonen de uitvoering van de vrijloop overeenkomstig de uitvinding in verschillende momentane 30 toestanden.

./7 - 7 -

In figuur 3 bevindt zich de vrijloop in de draaimomentover-brengingspositie. De stuurstiften 103 reiken met hun koppen in de uitsparingen 105 van de stuurring 104 en geven de uitsparingen 122 voor het ingrijpen van de pallen 118 vrij.

5 Een in de koppelingshuls 101 tangentiaal beweegbaar gehouden rustlichaam 131 is door een terughoudstift 134, in de weergegeven positie gehouden. Wordt de vrijloop door een relatieve terugstelling van de stuurring 104 in de vrijloop-positie gebracht, hetgeen betekent, de stuurstiften 103 ra-10 diaal naar binnen geschoven en daarmee de doorbrekingen 122 voor de pallen 118 afgesloten resp. de pallen 118 uit de doorbrekingen 122 bewogen, lopen de terughoudstiften 134 op grond van de relatieve draaiing van de koppelingshuls 101 ten opzichte van de koppelingsnaaf 102 in de inkepingen 15 136 en geven de rustlichamen 131 vrij, zodat deze in de in kepingen 136 van de stuurstiften 103 kunnen vallen (fig. 4).

Wanneer aansluitend de stuurring 104 op grond van de werking van de in omtreksrichting werkende veer 115, waarmee de draaimomentsoverbrenging mogelijk gemaakte positie terugge-20 plaatst wordt, worden de doorbrekingen 122 door de stuurstiften 103 niet vrijgegeven, daar deze door de door de veer 132 in de richting op de stuurstift 103 toelatend rustlichaam 131 in de de doorbrekingen 122 afsluitende stand vastgehouden worden.

25 De rustlichamen 131 worden daarbij door het afsteunen van hun steunnok 133 tegen de terughoudstift 134 in de afsluit-stand vastgehouden, zoals in figuur 5 is weergegeven.

Pas bij een verdere verdraaiing van de koppelingsnaaf 102 ten opzichte van de koppelingshuls 101 bereiken de inke-30 pingen 136 het bereik van de terughoudstiften 134, zodat deze door het invallen in de inkepingen 136, de rustlichamen 131 vrijgeven en de door de kracht van de veer 120 radiaal naar buiten toelatende stuurstiften 103 door het in- ~ n ·: o t . 'j i V O v ./8 - 8 - * werken van de binnengelegen deelvlakken van de wigvormig verwijderde uitsparing 130, de rustlichamen 131 tegen de kracht van de veren 132 uit hun inwerkbereik op de stuur-stiften 103 kunnen terugschuiven. Daarmee is de koppeling 5 weer voor de overgang in de draaimomentoverbrengingspositie vrijgegeven, zoals in figuur 6 is weergegeven.

Bij het volgende aanlopen van de pallen 118 tegen de doorbrekingen 122 schakelt de vrijloop in de draaimoment-overbrengingspositie over.

8601083 ./9 - 9 -

LIJST MET AANDUIDINGSNUMMERS

101 koppelingshuls 102 koppelingsnaaf 103 stuurstift 5 104 stuurring 105 uitsparing 106 schuin vlak 107 aanslag 113 aanslag 10 114 sleuf 115 in omtreksrichting werkende veer 118 pal 119 veer 120 veer 15 121 sleuf 122 doorbreking 126 aanslag aan de koppelingshuls 127 aanslag aan de stuurring 128 uitsparing in de koppelingsnaaf 20 130 wigvormig verwijdende uitsparing 131 rustlichaam 132 veer 133 stuurnok 134 terughoudstift 25 135 afsteuning 136 inkeping 8 S 0 1 ·' o ' i ./10

Claims

1. In aandrijfrichting uitschakelbare vrijloop, bestaande uit een koppelingsnaaf en een koppelingshuls, die in de aandrij fsdraairichting over in uitsparingen van de koppelings-5 naaf radiaal naar buitenverend gehouden pallen met elkaar verbonden zijn, waarbij de koppelingshuls van radiale, naar de uitsparingen van de koppelingsnaaf in omtreksrichting korresponderende, verschuifbare stuurstiften opnemende doorbrekingen voorzien is, en in de draaimomentoverbrengings-10 positie de in haar radiaal naar binnengerichte beweging door een aanslag begrensde, door veerkracht radiaal naar buiten toegelaten stuurstiften naar buiten in een op de koppelingshuls draaibaar gehouden stuurring aangebrachte, in draairichting een schuin vlak hebbende uitsparingen ingrijpen, 15 en de verdraaiingshoek van de stuurring op de koppelingshuls door een met de koppelingshuls verbonden, in een in de stuurring aangebrachte sleuf ingrijpende aanslag begrensd is, en de koppelingshuls en de stuurring door een in omtreksrichting werkende veer zodanig op elkaar toegelaten 20 zijn, dat de uitsparingen en de stuurstift in een ten opzichte van elkaar corresponderende stand gehouden worden, en de stuurring door een terughoudinrichting tegen de kracht, van de veer verdraaibaar is, een en ander volgens de octrooiaanvrage P3528 591.5-12, 25 met h et kenmerk, dat a) de stuurstiften (103) van elk een zich in het radiale vlak aan beide zijden» wigvormig naar buiten verwijdende uitsparingen (130) zijn voorzien; b) in de stuurring (104) in de richting op de stuurstiften 30 (103) verend toegelaten, steeds van één, naar de wigvor mig verwijdende uitsparingen (130) corresponderende kop voorziene, in de uitschakelstand van de stuurstiften (103) met de uitsparingen (130) strokende rustlichamen (13) tangentiaal geleid zijn; ./11 - 11 - ί- Λ c) de hoek van de raidaal binnenliggende wigvlakken aan de kop van de rustlichamen (130).zodanig uitgevoerd is, dat over de de stuurstiften (103) radiaal naar buiten gevoerde veren (120) een van de de rustlichamen (131) tangen- 5 tiaal toegevoerde veerkracht tegengesteld gerichte, groter dan deze veerkracht uitgevoerde krachtkomponenten herleidbaar is; d) aan de radiaal naar binnenwijzende zijde van de rustlichamen (131) steeds een stuurnok (133) aangebracht is, 10 waarbij in tangentiaal bewegingsbereik van de stuurnok (133) steeds één van een wigvormig uitgevoerde kop voorziene, vertikaal op de tangentiale bewegingsrichting van het rustlichaam (131) geleide terughoudstift (134) aangebracht is; 15 e) de terugshoudstift (134) door het aanliggen tegen een eerste deel van een tegen de koppelingsnaaf (103) voorziene omtreksloopbaan met hun koppen aan een zijde van de stuurnok (133) in het bewegingsbereik van de stuurnok-ken (133) gehouden en in een tweede deel van de omtreks-20 loopbaan inkepingen (136) zijn aangebracht, waarbij de terughoudstift (134) door de steeds op de rustlichamen (131) bij vrijgeven van de stuurstiften (103) door de stuurring (104) tegen de kracht van de veer (120) inwerkende veerkracht in de desbetreffende inkepingen (136) 25 inschuifbaar is. 8601Γ"“