NL8600945A - Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling. - Google Patents

Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling. Download PDF

Info

Publication number
NL8600945A
NL8600945A NL8600945A NL8600945A NL8600945A NL 8600945 A NL8600945 A NL 8600945A NL 8600945 A NL8600945 A NL 8600945A NL 8600945 A NL8600945 A NL 8600945A NL 8600945 A NL8600945 A NL 8600945A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
source
transistor
signal
detector
circuit
Prior art date
Application number
NL8600945A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8600945A priority Critical patent/NL8600945A/nl
Priority to EP87200639A priority patent/EP0242907B1/en
Priority to DE8787200639T priority patent/DE3780063T2/de
Priority to US07/035,107 priority patent/US4949178A/en
Priority to ES198787200639T priority patent/ES2033798T3/es
Priority to JP62088962A priority patent/JPS62250773A/ja
Publication of NL8600945A publication Critical patent/NL8600945A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/04Synchronising
    • H04N5/12Devices in which the synchronising signals are only operative if a phase difference occurs between synchronising and synchronised scanning devices, e.g. flywheel synchronising
    • H04N5/126Devices in which the synchronising signals are only operative if a phase difference occurs between synchronising and synchronised scanning devices, e.g. flywheel synchronising whereby the synchronisation signal indirectly commands a frequency generator

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Synchronizing For Television (AREA)
  • Manipulation Of Pulses (AREA)
  • Synchronisation In Digital Transmission Systems (AREA)

Description

w * *>5. ‘ PHN 11.725 1 N-V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
“Koincidentieschakeling in een lijnsynchróniseerschakeling"
De uitvinding heeft betrekking op een koincidentieschakeling in een lijnsynchróniseerschakeling voor een beeldweergeefinrichting voor het vaststellen van een koincidentietoestand van een inkomend lijnsynchroniseersignaal, dat 5 van een synchroniseersignaalafscheider afkomstig is, en een plaatselijk opgewekt lijnsignaal, dat van een lijnascillator afkomstig is, welke koincidentieschakeling een koincidentiedetektor bevat die slechts gedurende een deel van de rasterperiode werkzaam is, alsmede opslagmiddelen die met een uitgang van de koincidentiedetektor 10 gekoppeld zijn.
Een dergelijke lijnsynchróniseerschakeling is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 91.719 (PHN 10.326). Hierin is de schakeling door middel van de koincidentieschakeling omschakelbaar tussen twee toestanden waarin de invangtijd van de lijnoscillator 15 verschillende tijdsduren heeft. Andere toepassingen van een koincidentieschakeling zijn bekend: sommige worden beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.520.393 (PHN 10.166) waarin een aantal omschakelingen wordt vermeld, waarbij onder andere ook de synchroniseersignaalafscheider omgeschakeld kan worden. In de regel 20 vindt een omschakeling plaats bij het vaststellen door de koincidentieschakeling dat een of meer malen koincidentie is opgetreden tussen de hieraan toegevoerde signalen, dit is het althans voor een deel gelijktijdig optreden van een inkomende lijnsynchroniseerimpuls en een lijnoscillatorimpuls.
25 De in de genoemde Europese octrooiaanvrage beschreven koincidentieschakeling bevat een koincidentiedetektor die gedurende het rasteronderdrukkingsinterval onwerkzaam is voor het vermijden van een storing die in dit interval zou kunnen optreden vanwege de rastersynchroniseerimpulsen. Omdat deze impulsen breder zijn dan de 30 lijnsynchroniseerimpulsen zou immers de hoeveelheid informatie die in de opslagmiddelen, bijvoorbeeld een kondensator, opgeslagen is het beslissingsniveau kunnen bereiken waarvoor de genoemde omschakeling ^ / ^ Λ ƒ S> «. v v.> .*! * .· * PHN 11.725 2 plaatsvindt. Deze foutieve situatie zou nog aanwezig kunnen zijn aan het einde van het rasterondrukkingsinterval, waardoor een storing zichtbaar zou zijn bovenaan in het weergegeven beeld.
Gedurende de rest van de rasterperiode, de 5 rasterslagtijd, kan echter een andere storing optreden, te weten een storing die ontstaat bij ontvangst van televisiesignalen met echo- en/of buurkanaalsignalen. Bij een dergelijke ontvangst kunnen videosignaal-resten met een ten opzichte van het lijnsynchroniseersignaal willekeurige faze de synchroniseersignaalafscheider bereiken. Door de 10 afscheider kunnen dan stoorsignalen aan de kolncidentiedetektor worden afgegeven samen met het nuttige, van het inkomende videosignaal afgeleide synchroniseersignaal. Het blijkt dat de kolncidentiedetektor veelal niet in staat is een bruikbaar onderscheid te maken tussen een dergelijke gestoorde toestand en de toestand waarin dergelijke 15 stoorsignalen afwezig zijn, met het gevolg dat een vroegtijdige omschakeling van de lijnsynchroniseerschakeling kan plaatsvinden, hetgeen een ernstige verstoring is van de werking van deze schakeling.
Met de uitvinding wordt beoogd een koincidentieschakeling van de boven genoemde soort te verschaffen die 20 weinig gevoelig is voor de zojuist vermelde verstoring en daartoe vertoont de koincidentieschakeling volgens de uitvinding het kenmerk, dat de kolncidentiedetektor uitgevoerd is met een door het inkomende lijnsynchroniseersignaal in werking gestelde bron voor het wijzigen van de hoeveelheid informatie die in de opslagmiddelen opgeslagen is, 25 waarbij het lijnsynchroniseersignaal in de kolncidentietoestand van de kolncidentiedetektor wel en in de niet-kolncidentietoestand niet door het plaatselijk opgewekte lijnsignaal wordt verhinderd en waarbij de bron gedurende het rasteronderdrukkingsinterval wordt vrijgegeven.
De uitvinding berust op het inzicht dat een dergelijke 30 kolncidentiedetektor, die wel gevoelig is voor storingen die gedurende de rasterslagtijd door echo- en/of buurkanaalsignalen worden veroorzaakt, veel minder gevoelig is voor dergelijke storingen tijdens het rasteronderdrukkingsinterval en wel vanwege het feit dat het inkomende videosignaal gedurende dit interval voornamelijk zwarte 35 informatie bevat, zodat het afgescheiden synchroniseersignaal dan veel minder verstorende videosignaalresten bevat dan gedurende de rasterslagtijd. De kolncidentiedetektor volgens de uitvinding is ' '> SS .V t “-1 * i PHN 11.725 3 slechts gedurende het genoemde interval werkzaam, dit in tegenstelling met de kolncidentiedetektor in de genoemde Europese octrooiaanvrage 91.719. Door een geschikte dimensionering kan echter worden verkregen dat de door de brede rastersynchroniseerimpulsen veroorzaakte storing 5 niet optreedt of althans niet meer optreedt aan het einde van het rasteronderdrukkingsinterval. Daardoor is de kolncidentiedetektor trager dan anders het geval was. Bovendien is de detektor slechts gedurende een klein gedeelte van de tijd werkzaam. Deze twee feiten kunnen ongewenst zijn. Bij voorkeur vertoont daarom de schakeling 10 volgens de uitvinding het kenmerk, dat de kolncidentieschakeling een tweede kolncidentiedetektor bevat die uitgevoerd is met een door het inkomende lijnsynchroniseersignaal in werking gestelde, derde bron voor het wijzigen van de hoeveelheid informatie die in de opslagmiddelen opgeslagen is, waarbij het lijnsynchroniseersignaal in de -15 koincidentietoestand van de tweede kolncidentiedetektor wel en in de niet-kolncidentietoestand niet door het plaatselijk opgewekte lijnsignaal wordt vrijgegeven en waarbij de derde bron gedurende het rasteronderdrukkingsinterval wordt verhinderd.
Met deze schakeling wordt een foutieve werking bij echo's 20 voorkomen, en wel doordat gedurende het rasteronderdrukkingsinterval slechts de eerste kolncidentiedetektor werkzaam is, terwijl een goede storingsongevoeligheid wordt verkregen gedurende de rasterslagtijd waarin slechts de tweede kolncidentiedetektor werkzaam is.
De uitvinding zal aan de hand van de bijgaande figuren 25 bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht. Hierin tonen: * fig. 1 het principeschema van een eerste schakeling die kan dienen als kolncidentiedetektor, fig. 2 het videosignaal dat aan een bekende synchroniseersignaalafscheider wordt toegevoerd en het hiervan afgeleide 30 signaal dat aan een kolncidentiedetektor wordt toegevoerd, fig. 3 het principeschema van een tweede schakeling die kan dienen als kolncidentiedetektor, fig. 4 het blokschema van het relevante deel van een beeldweergeefinrichting met daarin een kolncidentieschakeling volgens 35 de uitvinding en fig. 5 het principeschema van een koincidentie-schakeling volgens de uitvinding.
/* · *
♦ "W
PHN 11.725 4
Fig. 1 stelt een koincidentiedetektor voor die toegepast kan worden voor het vaststellen van de koincidentietoestand van een inkomend lijnsynchroniseersignaal en een plaatselijk opgewekt lijnsignaal in een lijnsynchroniseerschakeling voor een 5 beeldweergeefinrichting, bijvoorbeeld een televisie-ontvanger. De koincidentiedetektor van fig. 1 bevat twee npn-transistoren T1 en T2. Beide emitters liggen aan massa. Aan de basis van transistor T1 wordt het plaatselijk opgewekte signaal toegevoerd, d.i. een signaal dat afgeleid is van het signaal van een lijnoscillator die deel uitmaakt 10 van de genoemde lijnsynchroniseerschakeling, welk signaal op bekende wijze in synchronisme wordt gebracht en vervolgens gehouden met het inkomende lijnsynchroniseersignaal. Het plaatselijke lijnsignaal kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van een lijntransformator. De lijnsynchroniseerschakeling kan een oscillator bevatten waarvan de 15 frekwentie hoger is dan de lijnfrekwentie en een frekwentiedeel-schakeling die een signaal afgeeft dat in de synchrone toestand de lijnfrekwentie heeft.
De kollektor van transistor Tl is verbonden met de basis van transistor T2, met een weerstand R1 en met de anode van een 20 stroomspiegeldiode D waarvan de katode aan massa ligt. De andere aansluiting van weerstand R1 is verbonden met een bron voor het leveren van het lijnsynchroniseersignaal, d.i. bijvoorbeeld een synchroniseersignaalafscheider van bekend type. De kollektor van transistor T2 is verbonden met een weerstand R2, waarvan de andere 25 aansluiting aan een positieve voedingsspanning Vg ligt, en met een kondensator C1. De negatieve pool van spanning Vg en de andere aansluiting van kondensator C1 liggen aan massa.
Treden beide ingangssignalen van de detektor van fig. 1 niet gelijktijdig op, dan wordt eerst transistor T1 door een positief 30 gerichte oscillatorimpuls in geleiding gebracht. Daardoor wordt transistor T2 gesperd. Door weerstand R2 vloeit een kleine landstroom voor kondensator C1. Vervolgens wordt door een daarop volgende, positief gerichte lijnsynchroniseerimpuls transistor T2 in geleiding gebracht, waardoor kondensator C1 door een grote stroom ontladen wordt. In deze 35 niet-koincidentietoestand is dus de spanning over de kondensator, of nagenoeg nul, of zeer laag. Deze spanning wordt benut voor het houden van een niet.getekende omschakeltrap, die bijvoorbeeld een ^ λ f t .
* PHN 11.725 5 niveaudetektor bevat, in een toestand waarin de lijnsynchroniseer-schakeling een hoge invangsnelheid en een breed invanggebied heeft.
Treden de ingangssignalen van de kolncidentiedetektor wel, althans voor een deel gelijktijdig op, dan wordt transistor T2 door de 5 oscillatorimpuls in de spertoestand gehouden in de tijd dat de synchroniseerimpuls een basisstroom zou veroorzaken. Daardoor wordt kondensator C1 een weinig geladen. Treedt een dergelijke koincidentie een zeker aantal achtereenvolgende malen op,'dan stijgt de spanning over kondensator C1 boven een vooraf bepaalde waarde waardoor een 10 omschakeling plaatsvindt voor het verlagen van de gevoeligheid en derhalve voor het verhogen van de storingsongevoeligheid van de lijnsynchroniseerschakeling. Een voorbeeld van een lijnsynchroniseerschakeling met een soortgelijke omchakeling is beschreven in de Europese octrooiaanvrage 91.719 die overeenkomt met 15 het Amerikaanse octrooischrift 4.535.358 waarvan de tekst hierin als referentie word opgenomen en waarin evenwel de opbouw van de kolncidentiedetektor niet wordt aangegeven.
Uit het voorgaande blijkt dat de kolncidentiedetektor van fig. 1 uitgevoerd is met een ontlaadbron voor kondensator C1 die bij 20 niet-kolncidentie onder invloed van de lijnsynchroniseerimpulsen werkzaam is. Bij koincidentie worden deze impulsen verhinderd, waardoor het ontladen niet plaatsvindt en waardoor na een zeker aantal lijnperioden de synchro.ne toestand van de lijnsynchroniseerschakeling wordt ingeleid. Hieruit zal het de vakman duidelijk zijn op welke wijze 25 de schakeling van fig. 1 met digitale middelen kan worden uitgevoerd. Zo kan de toevoer van de ingangssignalen met een EN-poort worden uitgevoerd, waarbij de lijnsynchroniseerimpulsen positief en de oscillatorimpulsen negatief gericht zijn en zo kunnen kondensator C1 en de hierop aangesloten niveaudetektor door een geheugen en een 30 teller worden vervangen.
Een nadeel van de kolncidentiedetektor van fig. 1 is dat hij gevoelig is voor storingen die kunnen optreden bij ontvangst van televisiesignalen met echo- en/of buurkanaalsignalen. Fig. 2a stelt het videosignaal voor dat wordt toegevoerd aan een 35 synchroniseersignaalafscheider van bekend type, bijvoorbeeld de afscheider die in het Amerikaanse octrooischrift 4.520.393 beschreven is. Met behulp van een topdetektor en een referentieniveaudetektor * 1 i ·:* PHN 11.725 6 wordt door de afscheider uit het videosignaal een schijf afgeleid waarvan het niveau zich bevindt tussen het niveau van de top van de synchroniseerimpuls en het zwartniveau. Deze schijf wordt versterkt voor het verkrijgen van het geregeneerde synchroniseersignaal dat aan 5 de lijnsynchroniseerschakeling en aan de kolncidentiedetektor wordt toegevoerd. Bij ontvangst van televisiesignalen die echo- en/of buurkanaalsignalen bevatten kan op het nuttige videosignaal van fig. 2a een stoorsignaal gesuperponeerd zijn dat een videosignaal is met een ten opzichte van het nuttige signaal willekeurige faze, bijvoorbeeld 10 onder omstandigheden de omgekeerde faze. Een dergelijk stoorsignaal wordt in fig. 2a door middel van een stippellijn voorgesteld. Hieruit blijkt dat niet alleen dwars door het synchroniseersignaal maar ook door een videosignaal wordt gesneden, zodat het uitgangssignaal van fig. 2b wordt verkregen. Hierdoor wordt gedurende een groot gedeelte van 15 de lijnperiode transistor T2 in geleiding gehouden. De spanning over kondensator C1 blijft dus laag en wijst een niet-koincidentietoestand aan terwijl dit niet waar hoeft te zijn. Met andere woorden, de kolncidentiedetektor maakt geen onderscheid tussen de niet-koincidentietoestand en de geschetste gestoorde toestand van de 20 synchroniseersignaalafscheider. Het gevolg hiervan kan zijn dat de lijnsynchroniseerschakeling vroegtijdig naar de niet-synchrone toestand wordt omgeschakeld, waardoor de storingsgevoeligheid van deze schakeling wordt vergroot. Deze gevoeligheid wordt nog meer vergroot indien de lijnsynchroniseerschakeling in de synchrone toestand slechts 25 gedurende het optreden van een lijnfrekwentesleutelimpuls en in de niet-synchrone toestand gedurende de gehele lijnperiode werkzaam is. Het genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.520.393 beschrijft een dergelijke omschakeling.
Een kolncidentiedetektor kan ook worden uitgevoerd 30 zoals in fig. 3 is voorgesteld, te weten met twee npn-transistoren T3 en T4 waarvan de kollektoremitterwegen in serie staan met elkaar, waarbij de basis van een van de transistoren een van de ingangssignalen en de basis van de andere transistor het andere ingangssignaal toegevoerd krijgt. De emitter van transistor T4 ligt aan massa en tussen de 35 kollektor van transistor T3 en de positieve pool van spanning VB is een weerstand R3 opgenomen. Het uitgangssignaal van de detektor is de spanning over een kondensator C2 die verbonden is tussen de kollektor ** · \ -¾ - PHN 11.725 7 van transistor T3 en massa. De detektor van fig. 3, die als een NIET-EN-poort beschouwd kan worden, heeft een hoge uitgangsspanning in de niet-kolncidentietoestand, in welke toestand de transistoren niet geleiden terwijl kondensator C2 door een kleine stroom wordt geladen, en een 5 lage uitgangsspanning in de kolncidentietoestand, in welke toestand kondensator C2 ontladen wordt door een grote stroom die eveneens door beide transistoren vloeit. Heeft het van de synchroniseersignaal-afscheider afkomstige signaal een verloop zoals in fig. 2b is getekend, dan heeft het stoorsignaal, dat tijdens de lijnslagtijd optreedt, geen 10 invloed, aangezien slechts informatie die samenvalt met het .
oscillatorsignaal doorgelaten wordt. Een gestoorde toestand van de synchroniseersignaalafschelder wordt dus niet herkend: de kolncidentiedetektor herkent immers een dergelijke toestand als een kolncidentietoestand zelfs als het in feite om een niet-15 kolncidentietoestand gaat. De detektor van het type II van fig. 3 is dus ook niet zonder meer bruikbaar.
Gedurende het rasteronderdrukkingsinterval bevat het inkomende videosignaal voornamelijk zwarte informatie en derhalve bevat het synchroniseersignaal veel minder verstorende videosignaalresten dan 20 gedurende de rest van de tijd. Wordt de schakeling op zodanige wijze uitgevoerd dat een kolncidentiedetektor van het type I, dit is een detektor volgens fig. 1, slechts tijdens het genoemde interval werkzaam is, dan vindt de boven beschreven, foutieve werking van deze detektor niet plaats, dat wil zeggen de uitgangsspanning daarvan heeft 25 steeds de korrekte waarde waarmee een onderscheid tussen koincidentie en niet-kolncidentie kan worden gemaakt.
Omdat het rasteronderdrukkingsinterval een klein gedeelte van de tijd is en wel in de orde van 5% van de rasterperiode houdt de zojuist beschreven maatregel in dat de in kondensator C1 opgeslagen 30 informatie zo nodig.betrekkelijk zelden wordt veranderd. Bovendien vloeit gedurende het optreden van de brede rastersynchroniseerimpulsen een ontlaadstroom voor kondensator C1 die niet verhinderd wordt door de oscillatorimpulsen, waardoor de spanning over de kondensator laag wordt. Wil men dat de waarde van deze spanning aan het einde van 35 het rasteronderdrukkingsinterval, dat wil zeggen bovenaan in het weergegeven beeld, de juiste waarde heeft bij koincidentie, dit is een waarde die hoger is dan het beslissingsniveau waarop de omschakeling PHN 11.725 3
0 'V
naar de niet-synchrone toestand plaatsvindt, dan moet aan de kapaciteit van kondensator C1 een hoge waarde worden gegeven. Daardoor is de kolncidentiedetektor traag, wat ongewenst kan zijn. Een verbetering wordt verkregen door een kolncidentiedetektor van het 5 type II te kombineren met een kolncidentiedetektor van het type I op de wijze die in fig. 4 is voorgesteld. Hierin stelt 1 een detektor van het type I voor, dat wil zeggen met de elementen T1, T2, R1, R2 en D van fig. 1 en stelt 2 een detektor van het type II voor, dat wil zeggen met de elementen T3, T4 en R3 van fig. 3. Beide detektoren 10 krijgen dezelfde impulsen toegevoerd als de overeenkomstige detektoren van fig. 1 en 3. Bovendien wordt aan detektor 1 een positief gerichte rasteronderdrukkingsimpuls toegevoerd voor het in werking stellen van de detektor. Via een omkeertrap 3 wordt deze impuls omgekeerd en de verkregen negatief gerichte impuls wordt toegevoerd aan detektor 2 voor 15 het buiten werking stellen van deze detektor. Het uitgangssignaal van detektor 1 wordt toegevoerd aan een ingang van een opteltrap 4 en het uitgangssignaal van detektor 2 wordt toegevoerd aan een omkeertrap 5. Het verkregen, omgekeerde signaal wordt toegevoerd aan een andere ingang van trap 4. Aan een uitgang van trap 4 is een kondensator 20 C aangesloten waarover de uitgangsspanning van de kolncidentie-schakeling van fig. 4 aanwezig is.
Fig. 4 toont ook andere delen van de beeldweergeef-inrichting, waarvan de onderhavige lijjnsynchroniseerschakeling deel uitmaakt, die van belang zijn voor de uitvinding. Met 11 wordt in fig.
25 4 de synchroniseersignaalafscheider aangeduid die een videosignaal toegevoerd krijgt en het synchroniseersignaal levert aan een lijnfazediskriminator 12, aan een rastersynchroniseersignaalafscheider 13 en aan beide koincidentiedetektoren 1 en 2. Op bekende wijze wordt door diskriminator 12 de lijnoscillator 14 geregeld. Oscillator 14 30 levert een signaal aan een impulsvormer 15 die een lijnsignaal afgeeft ten behoeve van de horizontale afbuiging alsmede een lijnsignaal ten behoeve van diskriminator 12 en beide koincidentiedetektoren 1 en 2.
Het door afscheider 13 afgeleide rastersynchroniseersignaal wordt toegevoerd aan een rastersynchroniseerschakeling 16 die een 35 rastersignaal opwekt ten behoeve van de vertikale afbuiging alsmede het rasteronderdrukkingsimpuls ten behoeve van detektoren 1 en 2. De spanning over kondensator C wordt toegevoerd aan de omschakeltrap 17.
" Λ PHN 11.725 9
Deze trap zorgt voor omschakelingen in afhankelijkheid van de genoemde uitgangsspanning, o.a. in de synchroniseersignaalafscheider 11 en in de fazediskriminator 12. Kondensator C in fig. 4 komt in de plaats van de kondensatoren C1 en C2 van fig.1 en 3.
5 Vallen de aan de detektoren 1 en 2 toegevoerde impulsen samen, dan wordt door detektor 1 gedurende het rasteronderdrukkings-interval een stroom telkens geleverd voor het bijladen van kondensator C, terwijl detektor 2 onwerkzaam is. Gedurende de daarop volgende rasterslagtijd is detektor 1 onwerkzaam, terwijl het uitgangssignaal 10 van detektor 2 laag en dat van trap 5 hoog is, waardoor kondensator C nog steeds bijgeladen wordt. De spanning over kondensator C is dus hoog. Vallen de lijnsynchroniseerimpulsen en de oscillatorimpulsen niet samen, dan is gedurende het rasteronderdrukkingsinterval het uitgangssignaal'van detektor 1 een ontlaadstroom voor kondensator C.
15 Gedurende de daarop volgende rasterslagtijd is het uitgangssignaal van detektor 2 hoog en dat van trap 5 laag, waardoor de kondensator niet wordt geladen. De spanning hierover is dus laag. Met de schakeling van fig. 4 is dus een bruikbare maatstaf verkregen voor de omschakeling, waarbij de kapaciteit van kondensator C niet te groot hoeft te zijn, 20 zodat de kolncidentieschakeling niet te traag is. Het zal duidelijk zijn dat de werking dezelfde is indien de omkeertrap niet tussen detektor 2 en trap 4 doch tussen detektor 1 en trap 4 opgenomen is.
Treedt bij kolncidentie een gestoorde toestand op waarin aan detektoren 1 en 2 een signaal zoals dat in fig. 2b wordt 25 aangeboden, dan geeft detektor 1 tijdens het rasteronderdrukkingsinterval toch nog een hoog signaal af, en gedurende de daarop volgende rasterslagtijd, waarin detektor 1 onwerkzaam is, is het uitgangssignaal van detektor 2 laag, waardoor vanwege de omkering door middel van trap 5 kondensator C telkens wordt geladen. Dit is dezelfde situatie als zonder 30 storing. Bij niet-koincidentie wijst detektor 2 gedurende de rasterslagtijd een koincidentietoestand aan met het gevolg dat kondensator C telkens wordt geladen, maar gedurende het daarop volgende rasteronderdrukkingsinterval wordt de kondensator tijdens het optreden van de lijnsynchroniseerimpulsen door detektor 1 weer ontladen. Over de 35 kondensator is een zaagtandvormige spanning aanwezig met een stijgende flank gedurende de slag en een dalende flank gedurende de onderdrukking. Door een geschikte dimensionering kan worden verkregen dat kondensator C
^ $ Π Λ Λ U £ ·· ^ U ï. V ^ „ -c PHN 11.725 10 meer wordt ontladen gedurende de onderdrukking dan hij gedurende de slag wordt geladen en derhalve dat de maximale waarde die aan het einde' van de slagtijd door de zaagtandvormige spanning wordt aangenomen niet hoger is dan de drempelwaarde waarvoor een ongewenste omschakeling naar de 5 synchrone toestand van de lijnsynchroniseerschakeling zou plaatsvinden. Dit is dezelfde situatie als zonder storing. Met de schakeling van fig. 4 wordt een foutieve werking bij echo's voorkomen, en wel doordat gedurende het rasteronderdrukkingsinterval slechts detektor 1 werkzaam is, terwijl een goede storingsongevoeligheid wordt 10 verkregen, en wel doordat gedurende de rasterslagtijd slechts detektor 2 werkzaam is.
In fig. 5 wordt een schema gegeven van een praktische schakeling die werkt volgens het principe van fig.4. In fig. 5 worden dezelfde elementen als in fig. 1 en 3 met dezelfde symbolen aangeduid.
15 Tussen de positieve pool van spanning Vg en massa staat het serienetwerk van twee weerstanden R4 en R5 en van de kollektor-emitterwegen van transistoren T3 en T4 en van een npn-transistor T5. Met het verbindingspunt van weerstanden R4 en R5 is de basis verbonden van een pnp-transistor T6 waarvan de emitter via een weerstand R6 met de 20 genoemde positieve pool verbonden is en waarvan de kollektor verbonden is met de kollektor van transistor T2 en met de niet aan massa liggende aansluiting van kondensator C. Transistoren T1 en T2 en weerstand R1 zijn verbonden op dezelfde wijze als in fig. 1 het geval was en diode D wordt uitgevoerd door middel van een npn-transistor waarvan de basis en 25 de kollektor met elkaar zijn verbonden. Het synchroniseersignaal wordt toegevoerd aan de basis van transistor T4 en aan de niet met transistor T2 verbonden aansluiting van weerstand R1, en het oscillatorsignaal wordt toegevoerd aan de bases van transistoren T1 en T3. Met de kollektor van transistor T1 en de basis van transistor T2 is nog de 30 kollektor verbonden van een npn-transistor T7 waarvan de emitter aan massa ligt en waarvan de basis evenals die van transistor T5 een negatief gerichte rasteronderdrukkingsimpuls toegevoerd krijgt. In de basisleiding van transistoren T1, T3 en T4 zijn scheidings-weerstanden opgenomen.
35 Uit fig. 5 blijkt dat transistor T6 een laadstroombron vormt voor kondensator C, waarbij de lage waarde van de laadstroom door weerstand R6 wordt bepaald, en dat transistor T2 een ontlaadstroombron ·*% -** Λ ^ f V*
v‘ j ·< - 'J
PHN 11.725 11 vormt voor kondensator C, waarbij de hoge waarde van de ontlaadstroom door weerstand R1 wordt bepaald. Transistor T2 maakt met transistor T1 deel uit van een kolncidentiedetektor van het type I, welke detektor werkzaam is in de tijd dat transistor T7 gesperd is, dit is tijdens het 5 rasteronderdrukkingsinterval. In de rest van de tijd geleidt transistor T7, waardoor deze detektor dan onwerkzaam is. Transistoren T3 en T4 maken deel uit van een kolncidentiedetektor van het type II die onwerkzaam is in de tijd dat transistor T5 gesperd is, dit is tijdens het rasteronderdrukkingsinterval. In de rest van de tijd geleidt 1Q transistor T5, waardoor deze detektor dan werkzaam is.
Gedurende de rasterslagtijd geleiden transistoren T5 en T7, zodat transistor T2 gesperd is. Bij niet-koincidentie van de lijnsynchroniseer- en de oscillatorimpulsen zijn ook transistoren T3 en T4 gesperd, waardoor ook transistor T6 gesperd is en kondensator C niet 15 wordt geladen. Tijdens het daarop Volgende rasteronderdrukkingsinterval zijn transistoren T5 en T7 gesperd zodat ook transistoren T3, T4 en T6 gesperd zijn, terwijl transistor T2 tijdens het optreden van de lijnsynchroniseerimpulsen kortstondig geleidend is. De spanning over kondensator C blijft dus laag. Bij koincidentie van de 20 ingangsimpulsen, daarentegen, is transistor T2 gesperd terwijl gedurende de rasterslagtijd transistoren T3, T4 en T5 telkens geleiden, waardoor transistor T6 ook geleidt en kondensator C bijlaadt. De spanning over de kondensator is dus hoog. Tijdens het rasteronderdrukkingsinterval worden de synchroniseerimpulsen verhinderd doordat 25 transistor T2 door de geleidende transistor T1 telkens gesperd wordt gehouden, waardoor kondensator C niet wordt ontladen en de spanning hierover hoog blijft.
Treedt de reeds vermelde toestand op waarin het signaal van fig. 2b aangeboden wordt in de plaats van een synchroniseersignaal, 30 dan wordt gedurende de rasterslagtijd kondensator C door de geleidende transistor 76 telkens geladen zowel bij koincidentie als bij niet-koincidentie en gedurende het rasteronderdrukkingsinterval wordt de kondensator in beide gevallen door de geleidende transistor T2 telkens ontladen. Doordat de kondensator meer ontladen wordt tijdens de 35 onderdrukking dan hij geladen.wordt gedurende de slag is de spanning over de kondensator steeds laag. Dit is dezelfde situatie als bij de niet-kolncidentietoestand indien de vermelde storing niet optreedt.
Λ -¾ - » Λ <> ) * ,, - - PEN 11.725 12 »w
Opgemerkt kan worden dat de synchroniseersignaal-afscheider 11 onder omstandigheden in een overbelastingstoestand kan geraken waarin de lijnfrekwente sleutelimpulsen, tijdens welke de afscheider werkzaam is in de synchrone toestand van de 5 lijnsynchroniseerschakeling, niet met de lijnsynchroniseerimpulsen doch met videosignalen samenvallen. In een dergelijk geval zal de uitgangsspanning van de koincidentieschakeling laag zijn, met het gevolg dat trap 17 afscheider 11 in de niet-synchrone toestand brengt waarin de afscheider niet meer gesleuteld wordt, maar gedurende de 10 gehele lijnperiode werkzaam is. Nu kan afscheider 11 uit de overbelastings-toestand komen, waarna bij vastgestelde koincidentie de uitgangsspanning van de koincidentieschakeling weer toeneemt naar het omschakelniveau van trap 17.
. ./

Claims (10)

  1. 2. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kolncidentiedetektor van een door het plaatselijk opgewekte 20 lijnsignaal in werking gestelde, tweede bron is voorzien voor het in tegengestelde zin ten opzichte van de eerst genoemde bron wijzigen van de hoeveelheid informatie die in de opslagmiddelen opgeslagen is, waarbij de tweede bron gedurende het rasteronderdrukkingsinterval wordt . vrijgegeven.
  2. 3. Schakeling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de informatiestroom van de tweede bron in wezen kleiner is dan de informatiestroom van de eerste bron.
  3. 4. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kolncidentiedetektor een door het plaatselijk opgewekte lijnsignaal 30 in geleiding gebrachte, eerste transistor bevat voor het sperren van een door het lijnsynchroniseersignaal in geleiding gebrachte, tweede transistor.
  4. 5. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koincidentieschakeling een tweede kolncidentiedetektor bevat 35 die uitgevoerd is met een door het inkomende lijnsynchroniseersignaal in werking gestelde, derde bron voor het wijzigen van de hoeveelheid informatie die in de opslagmiddelen opgeslagen is, waarbij het · -ï ' ;· - . j V' ‘S- PHN 11.725 14 lijnsynchroniseersignaal in de kolncidentietoestand van de tweede koincidentiedetektor wel en in de niet-koincidentietoestand niet door het plaatselijk opgewekte lijnsignaal wordt vrijgegeven en waarbij de derde bron gedurende het rasteronderdrukkingsinterval wordt 5 verhinderd.
  5. 6. Schakeling volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede koincidentiedetektor van een vierde bron is voorzien iroor het in tegengestelde zin ten opzichte van de derde bron wijzigen van de hoeveelheid informatie die in de opslagmiddelen opgeslagen is, waarbij 10 de vierde bron gedurende het rasteronderdrukkingsinterval wordt verhinderd.
  6. 7. Schakeling volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de informatiestroom van de vierde bron in wezen kleiner is dan de informatiestroom van de derde bron.
  7. 8. Schakeling volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede koincidentiedetektor een door het plaatselijk opgewekte lijnsignaal in geleiding gebrachte, derde transistor bevat voor het vrijgeven van een door het lijnsynchroniseersignaal in geleiding gebrachte, vierde transistor,
  8. 9. Schakeling volgens conclusies 2 en 6, met het kenmerk, dat de eerste en de derde bron samenvallen en dat de tweede en de vierde bron samenvallen.
  9. 10. Schakeling volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tussen een van de kolncidentiedetektoren en de opslagmiddelen een 25 omkeertrap opgenomen is.
  10. 11. Schakeling volgens conclusies 4, 8 en 9, met het kenmerk, dat de tweede transistor de eerste bron vormt, waarbij de derde en de vierde transistor met elkaar en met een door een rasteronderdrukkings-signaal gesperde, vijfde transistor in serie staan voor het in geleiding 30 brengen van een zesde transistor, die de tweede bron vormt, en waarbij de schakeling verder een eveneens door het rasteronderdrukkingssignaal gesperde, zevende transistor bevat voor het sperren van de tweede transistor buiten het optreden van het genoemde rasteronderdrukkingssignaal .
NL8600945A 1986-04-15 1986-04-15 Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling. NL8600945A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600945A NL8600945A (nl) 1986-04-15 1986-04-15 Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling.
EP87200639A EP0242907B1 (en) 1986-04-15 1987-04-06 Coincidence circuit in a line synchronizing circuit arrangement
DE8787200639T DE3780063T2 (de) 1986-04-15 1987-04-06 Koinzidenzschaltung in einer schaltungsanordnung zur zeilensynchronisierung.
US07/035,107 US4949178A (en) 1986-04-15 1987-04-06 Coincidence circuit in a line synchronizing circuit arrangement
ES198787200639T ES2033798T3 (es) 1986-04-15 1987-04-06 Circuito de coincidencia en una disposicion de circuito de sincronizacion de linea.
JP62088962A JPS62250773A (ja) 1986-04-15 1987-04-13 一致回路

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600945 1986-04-15
NL8600945A NL8600945A (nl) 1986-04-15 1986-04-15 Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600945A true NL8600945A (nl) 1987-11-02

Family

ID=19847877

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600945A NL8600945A (nl) 1986-04-15 1986-04-15 Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4949178A (nl)
EP (1) EP0242907B1 (nl)
JP (1) JPS62250773A (nl)
DE (1) DE3780063T2 (nl)
ES (1) ES2033798T3 (nl)
NL (1) NL8600945A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5335014A (en) * 1992-09-24 1994-08-02 Elbex Video, Ltd. Method and apparatus for remote synchronous switching of video transmitters
US10329676B2 (en) 2012-07-26 2019-06-25 Avantium Knowledge Centre B.V. Method and system for electrochemical reduction of carbon dioxide employing a gas diffusion electrode

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB944161A (en) * 1959-04-09 1963-12-11 Rank Bush Murphy Ltd Improvements in or relating to oscillator synchronizing circuit arrangements
DE1762322A1 (de) * 1968-05-25 1970-04-23 Telefunken Patent Phasenvergleichsschaltung fuer die Zeilenablenkung in einem Fernsehempfaenger
US4251833A (en) * 1979-05-09 1981-02-17 Rca Corporation Television horizontal AFPC with phase detector driven at twice the horizontal frequency
US4535358A (en) * 1982-04-13 1985-08-13 U.S. Philips Corporation Line synchronizing circuit for a picture display devices and picture display device comprising such a circuit

Also Published As

Publication number Publication date
US4949178A (en) 1990-08-14
ES2033798T3 (es) 1993-04-01
JPS62250773A (ja) 1987-10-31
EP0242907B1 (en) 1992-07-01
EP0242907A1 (en) 1987-10-28
DE3780063D1 (de) 1992-08-06
DE3780063T2 (de) 1993-02-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4198653A (en) Video alarm systems
US3816648A (en) Scene intrusion alarm
NL8600945A (nl) Koincidentieschakeling in een lijnsynchroniseerschakeling.
NL8401955A (nl) Schakeling voor het afleiden van een in een inkomend videosignaal aanwezig synchroniseersignaal.
NL8302984A (nl) Beeldweergeefinrichting met een ruisdetektor.
NL8005054A (nl) Schakeling voor het opwekken van een periodiek zaagtandvormig signaal.
KR860002195A (ko) 음극선관 표시장치
GB2110043A (en) Video signal synchronizing circuit arrangement
US3182122A (en) Noise protection circuit
DK143960B (da) Automatisk forstaerkningsreguleringskredsloeb til fjernsynsmodtagere
KR930006520B1 (ko) 복사방지 시스템
US4872055A (en) Line synchronizing circuit in a picture display device
US2308375A (en) Television synchronizing system
NL8901696A (nl) Synchroniseerschakeling met een oscillator.
CN109298461B (zh) 一种对射型光电开关判定投光状态的方法
NL8101202A (nl) Schakeling voor het afleiden van een rastersynchroniseersignaal uit een inkomend televisiesignaal.
NL8902579A (nl) Schakeling in een beeldweergeefinrichting met een videosignaalverwerkingsschakeling en een lijnsynchroniseerschakeling.
US4999707A (en) Synchronizing signal separating circuit separating synchronizing signal from a composite video signal
KR950033915A (ko) 비디오 신호에 대한 필드 유형 검출기
US3878325A (en) Noise processing circuit for a television receiver
US3801828A (en) Pulse width discriminator
KR0174929B1 (ko) 피디피에서의 영상처리 장치
US2739182A (en) Single-tube control circuit for horizontal and vertical deflecting systems of a television receiver
JP2853137B2 (ja) 垂直同期回路
US3663834A (en) Circuit arrangement for level supervision in transmission systems with frequency-or phase modulation

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed