NL8600926A - Draagplaat. - Google Patents

Description

✓* NO 33814 1

Draagplaat.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een draagplaat voor het ophangen van gereedschappen, houders, toestellen en dergelijke, aan de voorzijde waarvan een veelvoud van zich dwars uitstrekkende profiel-groeven met naar binnen toe verbredende dwarsdoorsnede aangebracht zijn 5 voor het opnemen van bevestigingselementen voor de op te hangen voorwerpen.

Een dergelijke draagplaat is uit CH-PS-600.828 bekend, waarin reeds voorgesteld wordt de plaat door geprofileerd extruderen van een passend structuurschuimmateriaal te vervaardigen, dat aansluitend uit-10 gehard wordt en waarbij de plaat behalve de afgesneden langseinden een glad gesloten oppervlak geeft.

Al naar gelang de gewenste hoogte van de draagplaat zijn plaatprofielen met verschillende breedte nodig en bij grotere hoogten moeten zelfs twee of meer afzonderlijke platen boven elkaar aangebracht wor-15 den, hetgeen voor het onderling richten en het vermijden van niet uit te sluiten verschillend kromtrekken bijzondere messing-groefverbindingen noodzakelijk maakt, waarbij storende scheidingsvoegen komen. Bij het extruderen van uithardende schuimkunststof, dat als zogenaamd integraal schuim een soort sandwich-structuur met harde buitenhuid vormt, 20 ontstaan bovendien bijzondere problemen met toenemende profiel breedte, die ondanks alle ervaringen van kunststofverwerkende personen moeilijk te beheersen zijn en behalve uitschot vaak tot bezwaren aan de zijde van de afnemer wegens ontbrekende maathoudendheid van de profiel groeven leiden. De daardoor veroorzaakte hoge kosten worden nog verder verhoogd 25 doordat vele verschillende profi el breedten vervaardigd en in voorraad gehouden moeten worden.

Het is daarom het doel van de uitvinding in een draagplaat van het hierboven genoemde soort te voorzien, die in het bijzonder uit uithard-bare schuimkunststof in de meest verschillende profiel breedten voor el-30 ke gewenste plaathoogte eenvoudig en goedkoop met betrouwbare maathoudendheid te vervaardigen is.

Volgens de uitvinding wordt dit doeleinde verwezenlijkt doordat de draagplaat uit ten minste twee boven elkaar aangebrachte plaatelemen-ten bestaat, die door in elkaar grijpende profielen met overeenkomstige 35 vorm aan de langskanten daarvan tot een eenheid verbonden zijn.

Door de uitvinding wordt eveneens een modulair stelsel verwezenlijkt, dat met een enkele, verhoudingsgewijs smal te kiezen en daardoor eveneens door extruderen van hardschuimkunststof probleemloos te ver- #v Λ -* i s \ $ Λ* 2 vaardigen profiel breedte de opbouw van draagplaten met hoogte naar wens mogelijk maakt, die in loodrechte richting evenals loodrecht op het oppervlak van de plaat zonder meer vast met elkaar te verbinden zijn. Daarbij moeten volgens een eerste kenmerk voor het van voordeel uitvoe-5 ren van de uitvinding de profielen met overeenkomstige vorm voor het vermijden van de zichtbaarheid van de daartussen bestaande scheidings-voegen van het inwendige van een profiel groef uitgaan en door het zich naar de volgende profiel groef van het ene plaatdeel toe aansluitende plaatgebied tot aan de achterzijde van de plaat uitstrekken, zodat vol-10 doende materiaal dwarsdoorsnede voor het vormen van overeenkomstige profielen met overeenkomstige vorm ter beschikking staat.

De uitvinding is van bijzonder voordeel bij het extruderen van de plaatelementen uit uithardbare schuimkunststof. Deze is echter eveneens met succes bij andere materialen toepasbaar, omvattende metaal, 15 zoals in het bijzonder geëxtrudeerd aluminium, alsmede bij vezelmate-riaal platen met mechanische oppervlaktebekleding.

Voor het vormen van de profielen met overeenkomstige vorm bestaan verschillende mogelijkheden. Voorbeelden hiervoor zijn het bekende zwa-luwstaartprofiel alsmede een cirkel profiel, dat door een cirkel vormig 20 hol profiel met meer dan 180° uitbreiding langs de omtrek opgenomen wordt. Dergelijke profielen met overeenkomstige vorm kunnen echter slechts door in elkaar schuiven van de plaatelementen in langsrichting in aangrijping gebracht worden, hetgeen vooral bij grotere plaat!engten vanwege de daarbij optredende wrijving tot moeilijkheden kan leiden.

25 Volgens een uitvoeringskenmerk van de uitvinding zijn daarom de profielen met overeenkomstige vorm doel matigerwijs zo uitgevoerd, dat deze door zwenken in en uit aangrijping gebracht kunnen worden.

Hiervoor is een uitvoering in het bijzonder zodanig geschikt dat het ene profiel met overeenkomstige vorm een gekromde haak is en het 30 andere profiel met overeenkomstige vorm een dienovereenkomstig gevormde opname is. Daarbij ligt het haakprofiel doelmatigerwijs tegen de verlengde bodem van een profiel groef aan en strekt zich in de richting naar de voorzijde van de plaat uit.

Om bij dergelijke in elkaar verzwenkbare profielen met overeenkom-35 stige vorm voormontage van de draagplaat in bijvoorbeeld liggende stand mogelijk te maken zonder het gevaar' van het losschieten bij het laten oprichten, kunnen de profielkanten voor het in aangrijping brengen met een kleefmiddel bestreken worden, die deze dan in de aangegrepen stand onlosneembaar met elkaar verbindt. Vaak is echter de mogelijkheid van 40 het later uiteennemen gewenst, bijvoorbeeld voor het ombouwen of voor 3 het transport naar een andere plaats van opstelling. Aan deze wens voldoet een verder uitvoeringskenmerk van de uitvinding doordat de profielen met overeenkomstige vorm bij het verzwenken in de aangegrepen stand elastisch met elkaar vergrendelende middelen omvatten, die doelmatiger-5 wijs door ten minste een uitsteeksel gevormd worden alsmede een het uitsteeksel bij het verzwenken in de aangegrepen stand opnemende uitsparing. De uitsteeksels en uitsparingen kunnen als afzonderlijke nokken resp. verdiepingen met een bepaalde verdeling bij de langskanten van de plaatelementen aangebracht zijn of zich als lijsten resp. groe-10 ven over de volle lengte van de kanten uitstrekken. In beide gevallen moeten deze zo uitgevoerd worden dat deze bij het medewerken van de eigen elasticiteit van het plaatmateriaal aan elkaar grendelen en omgekeerd slechts bij een bijzondere krachtinspanning zonder gevaar van beschadiging weer los te nemen zijn.

15 Bij het vervaardigen van de plaatelementen uit metaal, zoals in het bijzonder geëxtrudeerd aluminium, is de verzwenkbaarheid van de plaatelementen in en uit aangrijping op van voordeel zijnde wijze eveneens te verwezenlijken doordat een profiel met overeenkomstige vorm een cirkelboogvormig pendeel heeft en dat het andere een hierbij passend 20 open pandeel heeft en beide profielen bovendien haakdelen hebben, die bij het verzwenken van het pendeel in het pandeel met elkaar verbonden worden. Daarbij is het cirkel boogvormige pendeel van het ene profiel met overeenkomstige vorm doelmatigerwijs hol uitgevoerd, en bij een plaats aan de omtrek van sleuven voorzien, hetgeen het bijzondere voor-25 deel geeft dat doordoor vanzelf gaten voor het indraaien van bevesti-gingsschroeven voor afdekprofiel en bij de voorzijden van de platen ontstaan.

Volgens een verdere uitvoering van de uitvinding wordt erin voorzien dat het bovenste en het onderste plaatelement van de samengestelde 30 draagplaat als afsluitelementen met slechts een van profiel met overeenkomstige vorm voorziene Tangskant gevormd wordt, terwijl de andere langskanten een gebruikelijk afsluitprofiel omvatten. Daardoor wordt het modulaire stelsel met twee extra elementen uitgebreid, die een afsluiting van de plaat van de gerede draagplaat bij de boven- en beneden 35 Tangskant mogelijk maken. Door de hierboven genoemde aansluiting van de profielen met overeenkomstige vorm bij steeds een profiel groef van de draagplaat vormen de plaatelementen in samengevoegde toestand bij de langskanten zich naar binnen verbredende profiel groeven met de gewenste vorm met eveneens nauwkeurig de gewenste afmetingen. De tussen de af-40 sluitelementen aangebrachte plaatelementen kunnen dan tussen de langs-

w- 'C

4 kanten daarvan, die van profielen met overeenkomstige vorm voorzien zijn, nog meer van dergelijke profiel groeven met gelijkblijvende steek omvatten. Voor bijzondere toepassingsgevallen kan echter eveneens ten minste een van de tussen de afslui telementen aangebrachte plaatelemen-5 ten tussen de van profielen met overeenkomstige vorm voorziene langs-kanten zonder groeven uitgevoerd zijn en in plaats daarvan aan de achterzijde zich in langsrichting uitbreidende uitsparingen voor het opnemen van kabelstrengen of dergelijke omvatten, die in horizontale richting bijvoorbeeld aan een wand aangebracht kunnen worden, die door 10 de draagplaat bedekt moet worden.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld waar de voorkeur aangegeven wordt nader verduidelijkt. Daarbij tonen:

Fig. 1 de verticale doorsnede door een draagplaat, die uit ver-15 scheidene boven elkaar aangebrachte en met de langskanten daarvan door overeenkomstige vorm in elkaar grijpende plaatelementen uit na het ex-truderen uithardbare schuimkunststof bestaat,

Fig. 2 op vergrote schaal de gedeeltelijk weggebroken verticale doorsnede door een van de drie middelste plaatelementen uit fig. 1, 20 .waarbij eveneens het begin van de aangrenzende plaatelementen aangeduid is,

Fig. 3 een middelste plaatelement perspectivisch afgebeeld,

Fig. 4 de perspectivische afbeelding van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een middelste plaatelement, 25 Fig. 5 een verticale doorsnede overeenkomstig aan fig. 2 met een andere uitvoering van de profielen met overeenkomstige vorm bij een draagplaat waarvan het plaatelement uit geëxtrudeerd aluminiumprofiel bestaat.

In fig. 1 is met 10 een draagplaat in het geheel aangegeven, die 30 aan de voorzijde 12 daarvan een veelvoud van naar binnen breder wordende profiel groeven 14 met T-vormige gedaante omvat. Deze profiel groeven 14 dienen voor het opnemen van bevestigingselementen, zoals bijvoorbeeld haken 16, die met de benen 18' en 18" daarvan in twee op elkaar volgende T-profiel groeven 14 grijpen. In plaats van haken kunnen de be-35 vestigingseiementen eveneens door kasten of dergelijke voorwerpen gevormd zijn, die van passende benen voor het opnemen in de T-profiel-groeven voorzien zijn, of door houders voor gerede verpakkingen.

De draagplaat 10 bestaat in het voorbeeld uit vijf plaatelementen, waarvan de drie middelste, die met 20 aangegeven zijn, identiek uitge-40 voerd zijn en beide langskanten daarvan van hieronder beschreven pro-**·*·.

ér § 5 fielen voorzien zijn voor het door overeenkomstige vorm aangrijpen met de aangrenzende plaatelementen. Het bovenste plaatelement 22 heeft daartegen slechts bij de onderste langskant daarvan een dergelijk profiel met overeenkomstige vorm, terwijl de beide overige langskanten 26, 5 28 vlak en met een rechte hoek ten opzichte van het plaatvlak gevormd zijn.

Zoals duidelijk uit fig. 2 blijkt heeft het bovenste profiel 32 met overeenkomstige vorm van het middelste plaatelement 20, evenals van het onderste plaatelement 24 de vorm van een gekromde haak, die tegen 10 de verlengde bodem 34 van de tussen de tegen elkaar liggende plaatelementen gevormde profiel groef 14 geplaatst wordt en door een overeenkomstige opname 36 bij het benedenprofiel einde van het zich daarboven bevindende plaatelement opgenomen wordt. De opname 36 bevindt zich in het op de volgende T-profiel groef 14 aansluitende gebied 38 van het plaat-15 element 20, dat de volledige wanddikte van de draagplaat 10 heeft en daardoor een voldoend grote dwarsdoorsnede voor het vormen van een stabiele verbinding met een overeenkomstige vorm biedt.

* Het haakprofiel 32 wordt aan de buitenzijde daarvan en aan de bin nenzijde daarvan door cirkelboogvormige delen 40, 42 begrensd, die een 20 gemeenschappelijk krommingsmiddelpunt 44 hebben. De cirkelboogvormige delen 40, 42 worden bij de punt van de haak door een verder cirkelboogvormig deel 46 met elkaar verbonden, en op het buitenste cirkelboogvormige deel 40 sluit zich een met een stompe hoek ten opzichte van het plaatoppervlak uitstrekkend recht deel 48 aan, dat bij de achterzijde 25 50 van de plaat met een korte kromming eindigt.

De opname 36 heeft een overeenkomstig contraprofiel, waarbij bovendien het met het cirkel boogvormige deel 42 overeenkomende deel boven de verticaal uit verlengd is en via een schuin deel 52 zich naar de bovenste begrenzing van de T-profiel groef 14 uitstrekt.

30 Door de hiervoor beschreven uitvoering van de profielen met over-eenkosmtige vorm is het mogelijk, het in fig. 2 van een arcering voorziene plaatelement 20 in naar rechts gekantelde toestand tegen het slechts met de omtrek van het haakprofiel daarvan afgebeelde daaropvolgende lagere plaatelement te plaatsen en door verzwenken in de lood-35 rechte stand in de gewenste aangrijpfng met overeenkomstige vorm te brengen, waarin een profiel nok 54 bij het cirkelvormige haakdeel 40 in een overeenkomstige uitsparing 56 in de haakopname 36 van het andere plaatelement grijpt. Dit grendelen kan losneembaar of niet losneembaar zijn. Bij het aan het benedeneinde van het in fig. 2 gearceerd afge-40 beelde plaatelement 20 zijn de profiel nok 54 en de uitsparing 56 zoda-^ .

δ nig gevormd dat na het grendelen losnemen zonder beschadigen niet plaats kan vinden. Daarentegen zijn bij het aan het boveneinde van het in fig. 2 gearceerd afgebeelde plaatelement 20 de profiel nok 54' en de uitsparing 56' zo gevormd dat losnemen met extra krachtsinspanning mo-5 gelijk is. In beide gevallen wordt voormonteren van de plaatelementen, bijvoorbeeld liggend, mogelijk gemaakt, zonder dat de elementen bij het oprichten van de voorgemonteerde draagplaat zelfstandig weer van elkaar loskomen.

Aan de achterzijde 50 van de middelste plaatelementen kunnen op 10 uit CH-PS-600.828 bekende wijze zich in de langsrichting uitstrekkende trapeziumvormige groeven aangebracht zijn, om materiaal te besparen en vooral bij het extruderen van nadeel zijnde opeenhoping van materiaal op deze plaatsen te vermijden.

De in het geval van het voorbeeld getoonde plaatsing van de haak 15 32 bij de verlengde bodem 34 van de tussen de tegen elkaar liggende plaatelementen gevormde profiel groef 14 maakt een van bijzonder voordeel zijnd schroeven van de plaatelementen boven de eigenlijke bodem van de profiel groeven mogelijk met behulp van in fig. 2 gestreept aangegeven schroefgaten 58, die bij het aanbrengen van het nabij daarboven 20 liggende plaatelement, zoals het in fig. 2 gearceerd ingetekende plaatel ement 20, afgedekt worden.

Terwijl fig. 3 perspectivisch afgebeeld een plaatelement 10 met verdere profiel groeven tussen de langskanten overeenkomstig de afbeelding in fig. 1 en 2 toont, is in fig. 4 een gewijzigde uitvoeringsvorm 25 20' van een dergelijk plaatelement weergegeven, dat tussen de samen met de aansl uitende plaatelementen steeds een T-profiel groef vormende langskanten daarvan geen verdere T-profiel groeven omvat, maar in plaats daarvan aan de achterzijde daarvan van van zich in langsrichting uitstrekkende uitsparingen 59 voor het opnemen van de kabel strengen of 30 dergelijke voorzien is. Bij het vervaardigen van draagplaten kunnen naar keuze alle middelste plaatelementen door dergelijke gewijzigde plaatelementen 20' gevormd worden. Eveneens is het echter natuurlijk ook mogelijk om slechts een of enkele van dergelijke verdere plaatele-menten in de draagplaat te gebruiken en de overige plaatelementen in de 35 in fig. 1 t/m 3 getoonde uitvoeringsvorm te gebruiken.

Fig. 5 toont de voor een deel opengewerkte verticale doorsnede door een plaatelement 60, dat uit aluminium met aanzienlijk geringere wanddikte dan bij de hiervoor beschreven plaatelementen geëxtrudeerd is. Het plaatelement 60 bevat ten minste een T-profiel groef 62 en vormt 40 in samenhang met de van boven en van onderen aansluitende plaatelemen- 7 ten, die in fig. 5 zonder arceren aangegeven zijn, twee verdere van dergelijke T-profiel groeven 62, die van boven door wanddelen 64, 66 bij het benedeneinde van het daarboven liggende plaatelement begrensd worden en van onderen begrensd worden door een wanddeel 68 van het daaron-5 der liggende plaatelement.

De plaatelementen 60 zijn bij de boven- en benedeneinden weer van profielen 70, 72 met overeenkomst!ge vorm voorzien, die evenals de plaatelementen volgens fig. 1 t/m 4 in en uit aangrijping verzwenkt kunnen worden, waarbij het verzwenken echter in omgekeerde richting 10 plaatsvindt en voor het aanbrengen aan de wand moet plaatsvinden.

Het onderste profiel 70 met overeenkomstige vorm heeft een verlenging 74 van het wanddeel 66 die de bodem van de T-profiel groef 62 vormt, een verlenging 76 met een haak 78 alsmede een hol cirkelvormig profiel 80, dat bij 82 van sleuven voorzien is. Het bovenste profiel 72 15 met overeenkomstige vorm bestaat daarentegen uit een wand 84 met een deel cirkel vormige open pan 86 voor het opnemen van het ci rkel vormige profiel 80 alsmede uit een bij het einde van de beneden afsluitwand 68 van de groef aan de buitenzijde gevormde haak 88, die bij het einde van de naar binnen gerichte zwenkbeweging van de plaatelementen met de haak 20 78 grendelt.

Ook met dit profiel wordt een gewaarborgde bevestiging door overeenkomstige vorm tussen de plaatelementen verkregen, die de plaatele-menten tot een draagplaat met gewenste hoogte verenigt.

Claims (12)

1. Draagplaat voor het ophangen van gereedschappen, houders, toestellen of dergelijke, aan de voorzijde waarvan een veelvoud van zich 5 in dwarsrichting uitstrekkende profiel groeven met naar binnen breder wordende dwarsdoorsnede voor het opnemen van bevestigingselementen voor de op te hangen voorwerpen aangebracht zijn, met het kenmerk, dat de draagplaat (10) uit ten minste twee boven elkaar aangebrachte plaatele-menten (20, 22, 24; 20', 60) bestaat, die door in elkaar grijpende pro- 10 fielen met overeenkomstige vorm (32, 36; 70, 72) aan de langskanten daarvan tot een eenheid verbonden zijn.

2. Draagplaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de profielen (32, 36; 70, 72) met overeenkomstige vorm van het inwendige van de profiel groef (14; 62) uitgaan en door het zich naar de volgende pro- 15 fiel groef van het ene plaatdeel toe aansluitende plaatgebied (38) zich tot aan de achterzijde van de plaat uitstrekken.

3. Draagplaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de profielen (32, 36; 70, 72) met overeenkomstige vorm zo uitgevoerd zijn dat deze door verzwenken in en uit aangrijping komen.

4. Draagplaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het ene profiel (32) met overeenkomstige vorm een gekromde haak is en dat het andere profiel (36) met een overeenkomstige vorm een overeenkomstige opname is.

5. Draagplaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het haak- 25 profiel (32) tegen de verlengde bodem (34) van een profiel groef (14) ligt en zich in de richting naar de voorzijde van de plaat (12) uitstrekt.

6. Draagplaat volgens een van de conclusies 3 t/m 5, met het kenmerk, dat de profielen (32, 36) met overeenkomstige vorm bij het ver- 30 zwenken in de aangrijpstand losneembaar of niet losneembaar met elkaar vergrendelende middelen (54, 56) omvatten.

7. Draagplaat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de elastisch aan elkaar vergrendelde middelen door ten minste een uitsteeksel (54) en een deze opnemende uitsparing (56) gevormd worden.

8. Draagplaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het ene profiel (70) met overeenkomstige vorm een cirkelboogvormig pendeel (80) omvat en het andere (72) een hierbij passend open pandeel (86) omvat en dat beide profielen (70, 72) extra haakdelen (78, 88) omvatten, die bij het verzwenken van het pendeel (80) in het pandeel (86) in elkaar vast- 40 grijpen.

9. Draagplaat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het cirkel boogvormige pendeel (80) van het ene profiel (70) met overeenkomstige vorm hol uitgevoerd is en aan een omtrekplaats daarvan (bij 82) van sleuven voorzien is.

10. Draagplaat volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovenste en onderste plaatelement (22 resp. 24. als afsluitelementen met slechts een van profiel (36 resp. 32) met overeenkomstige vorm voorziene langskant gevormd is, terwijl de andere langskanten (26 resp. 28) een gewoon afsluitprofiel omvatten.

11. Draagplaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de tus sen de afsluitelementen (22, 24) aangebrachte plaatelementen (20) tussen de van de profielen (32, 36) met overeenkomstige vorm voorziene langskanten verdere profiel groeven met gelijkblijvende deling omvatten.

12. Draagplaat volgens conclusie 10, met het kenmerk dat ten min ste een van de tussen de afsluitelementen (22, 24) aangebrachte plaat-elementen (20') tussen de van de profielen (32, 36) met overeenkomstige vorm voorziene langskanten zonder groeven uitgevoerd is en in plaats daarvan aan de achterzijde (50') zich in de langsrichting uitstrekkende 20 uitsparingen (58) voor het opnemen van kabel strengen of dergelijke omvat. *