NL8600629A - Fluidum-mechanische aandrijfinrichting. - Google Patents

Fluidum-mechanische aandrijfinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8600629A
NL8600629A NL8600629A NL8600629A NL8600629A NL 8600629 A NL8600629 A NL 8600629A NL 8600629 A NL8600629 A NL 8600629A NL 8600629 A NL8600629 A NL 8600629A NL 8600629 A NL8600629 A NL 8600629A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
gear
drive
shaft
output
planet
Prior art date
Application number
NL8600629A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Montalvo Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Montalvo Corp filed Critical Montalvo Corp
Publication of NL8600629A publication Critical patent/NL8600629A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H47/00Combinations of mechanical gearing with fluid clutches or fluid gearing
    • F16H47/02Combinations of mechanical gearing with fluid clutches or fluid gearing the fluid gearing being of the volumetric type
    • F16H47/04Combinations of mechanical gearing with fluid clutches or fluid gearing the fluid gearing being of the volumetric type the mechanical gearing being of the type with members having orbital motion
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H37/00Combinations of mechanical gearings, not provided for in groups F16H1/00 - F16H35/00
    • F16H37/02Combinations of mechanical gearings, not provided for in groups F16H1/00 - F16H35/00 comprising essentially only toothed or friction gearings
    • F16H37/06Combinations of mechanical gearings, not provided for in groups F16H1/00 - F16H35/00 comprising essentially only toothed or friction gearings with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts
    • F16H37/08Combinations of mechanical gearings, not provided for in groups F16H1/00 - F16H35/00 comprising essentially only toothed or friction gearings with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts with differential gearing
    • F16H37/0833Combinations of mechanical gearings, not provided for in groups F16H1/00 - F16H35/00 comprising essentially only toothed or friction gearings with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts with differential gearing with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts, i.e. with two or more internal power paths
    • F16H37/084Combinations of mechanical gearings, not provided for in groups F16H1/00 - F16H35/00 comprising essentially only toothed or friction gearings with a plurality of driving or driven shafts; with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts with differential gearing with arrangements for dividing torque between two or more intermediate shafts, i.e. with two or more internal power paths at least one power path being a continuously variable transmission, i.e. CVT
    • F16H2037/0866Power split variators with distributing differentials, with the output of the CVT connected or connectable to the output shaft

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Structure Of Transmissions (AREA)
  • Transition And Organic Metals Composition Catalysts For Addition Polymerization (AREA)
  • Rotary Pumps (AREA)

Description

% 5 VO 7565
Fluïdum-mechanische aandrijfinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting, welke een belasting uit de rusttoestand naar een voorafbepaald maximaal aantal omwentelingen per minuut zal versnellen. De inrichting kan ook een zich bewegende last naar een hoger voorafbepaald aantal omwentelin-5 gen per minuut versnellen.
In het Amerikaanse octrooischrift 4.049.095 is een transmissiestelsel met een aantal snelheden beschreven, en meer in het bijzonder een transmissiestelsel voor het aandrijven van de as van een opwikkel- of afwikkelinrichting om de oppervlaktesnelheid en de band-10 spanning van een rol, welke wordt opgewikkeld of af gewikkeld, in hoofdzaak constant te houden terwijl de diameter van de rol verandert.
De uitvinding voorziet in een overdrachtsinrichting voor het overdragen van een rotatie of koppelvermogen tussen een ingangs-aandrijfas en een uitgangsaandrijfas. De ingangsaandrijfas wordt aangedre-15 ven door een aandrijforgaan, terwijl de uitgangsaandrijfas een belasting aandrijft.
De vermogensoverdrachtsinrichting begint (belasting in de rusttoestand) in een zuivere fluldummodus, zoals een hydraulische modus, als een instantane toestand, en gaat daarna naar een gecombi-20 neerde hydraulisch-mechanische toestand, via een staploos increment, en tenslotte naar een volledig mechanisch voorafbêpaald maximaal aantal omwentelingen per minuut over. Het maximale aantal omwentelingen per minuut is een functie van ontwerpverhoudingen en de ingangssnelheid.
Het stelsel kan continu in elke willekeurige verhouding, van fludum-25 modus naar mechanische modus of, binnen de grenzen, slechts afhankelijk van het type gebruikte regeling, en de capaciteit van de inrichting worden bedreven.
Het regelstelsel kan manueel of automatisch zijn, waarbij het stelsel wordt bestuurd door snelheid, belasting of een willekeu-30 rig aantal andere variabelen of parameters van het stelsel. De ter illustratie gebruikte regeling is manueel.
De uitvinding vóórziet in een flurdum-mechanische aan- * 4
4 £ V
2 drijf inrichting voorzien van een ingangsaandri jf as, een uitgangsaan-drijfas, een koppeloverdrachtsstelsel, dat de ingangsaandrijfas mechanisch met de uitgangsaandrijfas verbindt, en een fluidum-aandrijfstelsel, dat het koppeloverdrachtsstelsel met de uitgangsaaandrijfas ver-5 bindt.
Wanneer de vermogensoverdrachtsinrichting of aandrijf-inrichting volgens de uitvinding volledig in de fluïdumaandrijf modus werkt, zoals de hydraulische aandrijfmodus, levert de ingangsas het rota-tievermogen voor het aandrijven van het koppeloverdrachtsstelsel, dat 10 het fluïdumaandrijfstelsel beïnvloedt, dat de uitgangsas aandrijft.
Wanneer de vermogensoverdrachts inrichting of aandrijf-inrichting volgens de uitvinding volledig in de mechanische aandrijf-modus werkt, levert de ingangsas het rotatievermogen voor het aandrijven van het koppeloverdrachtsstelsel, dat op zijn beurt de uitgangsas aan-15 drijft.
Wanneer de aandrijfinrichting derhalve initieel werkt en de uitgangsaandrijfas stationair, is, moet het fluïdumaandrijfstelsel worden beïnvloed om het koppeloverdrachtsstelsel met de uitgangsaandrijfas te verbinden.. Nadat de aandrijf inrichting heeft gewerkt geduren-20 de een tijd, welke voldoende is om de uitgangsaandrijfas tot de rotatie-snelheid met het gewenste aantal omwentelingen per minuut te brengen, kan het koppeloverdrachtsstelsel evenwel de ingangsaandrijfas mechanisch direct met de uitgangsaandrijfas verbinden. Dit is een gevolg van het feit, dat de werking van het fluïdumaandrijfstelsel tijdelijk is onder-25 broken of is opgeschort, zodat de koppeloverdracht van vermogen om het fluidum-aandrijfstelsel kan plaatsvinden wanneer de rotatiebeweging vanuit de ingangsaandrijfas naar de uitgangsaandrijfas wordt overgedragen.
Het koppeloverdrachtsstelsel omvat een ingangsasaan-30 drijftandwiel, dat aan de ingangsas is bevestigd en koppelorganen, die het ingangsasaandrijftandwiel met de uitgangsaandrijfas verbinden met als voorbehoud, dat wanneer de uitgangsas onbeweegbaar is tengevolge van het feit, dat een initieel stationaire belasting de uitgangsas stationair houdt, de koppelorganen zullen veroorzaken, dat de pomp-35 tandwielorganen de hydraulische pomporganen beïnvloeden om de hydraulische motororganen te activeren, zodat de rotatiebeweging van de uitgangs- *; · - ? .*> Λ V ;.» ·ϊ * ·4 3 aandrijfas zal beginnen, waarbij deze slechts door de hydraulische motororganen wordt aangedreven, en met het verdere voorbehoud, dat wanneer de uitgangsas door de hydraulische motororganen tot de maximale rotatie-beweging daarvan is aangedreven, de motororganen zullen veroorzaken, 5 dat de pomporganen de pomptandwielorganen onbeweegbaar maken, zodat de rotatiebeweging van de uitgangsaandrijfas zal voortgaan, waarbij deze as wordt aangedreven door de koppelorganen, die slechts door het ingangsas-aandrijftandwiel worden aangedreven.
Volgens de uitvinding zijn er drie uitvoeringsvormen 10 van de inrichting mogelijk, die op drie verschillende koppelorganen zijn gebaseerd.
De eerste koppelorganen-uitvoeringsvozm omvat een uit-gangsasaandrijf tandwiel, tenminste één conisch overdrachtstandwiel, dat het ingangsasaandrijftandwiel met het uitgangsasaandrijftandwiel 15 verbindt, tenminste één dwarsas voor het ondersteunen van het tenminste ene kegelvormige overdrachtstandwiel voor een rotatiebeweging tussen het ingangsasaandrijftandwiel en het uitgangsasaandrijftandwiel, een omtreksringtandwiel, waarbij de dwarsas langs de binnendiameter daarvan is opgesteld en de dwarsas aan de binnenwand van het ringtandwiel is be-20 vestigd, en waarbij de opstelling van het kegelwiel ten opzichte van de aandrijftandwielen zodanig is, dat het omtreksringtandwiel in dezelfde richting als het ingangsasaandrijftandwiel zou roteren, welke richting tegengesteld is aan die van het uitgangsasaandrijftandwiel.
De tweede koppelorganen-uitvoeringsvorm omvat een 25 omtreksringtandwiel, dat coaxiaal is met het ingangsasaandrijftandwiel, waarbij het ringtandwiel een binnendiameter bezit, welke groter is dan de buitendiameter van het ingangsasaandrijftandwiel, tenminste één planeet-wiel, dat tussen het ingangsasaandrijf tandwiel en het ringtandwiel is opgesteld, waarbij het planeettandwiel gelijktijdig contact maakt met 30 zowel het aandrijftandwiel als het ringtandwiel, een uitgangsaandrijf-schijf, die stationair op de uitgangsaandrijfas is bevestigd, tenminste één planeetas, welke het planeettandwiel met de uitgangsaandrijf-schijf verbindt, en legerorganen voor het planeettandwiel, welke zijn opgesteld tussen het planeettandwiel en de planeetas, zodat het planeet-35 tandwiel een rotatiebeweging om de planeetas en binnen het omtreksringtandwiel kan uitvoeren.
- - - > ' ,) ' „ > P ? 4
De derde koppelorganen-uitvoeringsvorm omvat een uit-gangsas-aandrijftandwiel, dat aan de uitgangsas is bevestigd, tenminste één ingangsplaneettandwiel in contact met het ingangsas-aandrijf-tandwiel, een ingangsaandrijfschijf, welke roteerbaar op de ingangs-5 andrijfas is gemonteerd, tenminste één uitgangsplaneet-tandwiel in contact met het uitgangsasaandrijftandwiel, een uitgangsaandrijfschijf, welke roteerbaar op de uitgangsaandrijfas is gemonteerd, tenminste één planeetas, welke de ingangsaandrijfschijf, het ingangsplaneettandwiel, het uitgangsplaneettandwiel en de uitgangsaandrijfschijf met elkaar ver-10 bindt, waarbij de planeetas aan één uiteinde daarvan roteerbaar met de ingangsaandrijfschijf en aan het andere uiteinde daarvan roteerbaar met de uitgangsaandrijfschijf is verbonden, en de planeetas stationair aan het ingangsplaneettandwiel is bevestigd en stationair aan het uitgangsplaneettandwiel is bevestigd.
15 De uitvinding heeft als voordelen, dat gebruik wordt ge maakt van hydraulische versnellingsorganen via een staploos increment teneinde een tenslotte zuiver mechanische aandrijving te verkrijgen.
Men verkrijgt energiebesparingen door het gebruik van een mechanische aandrijving in combinatie met een hydraulische aandrijving in tegenstelling 20 met een zuiver hydraulische aandrijving.
De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de fluldum-mechanische aandrijfinrichting volgens de 25 uitvinding; fig. 2 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de fluldum-mechanische aandrijfinrichting volgens de uitvinding; en fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een derde uit-30 voeringsvorm van de fluldum-mechanische aandrijfinrichting volgens de uitvinding.
De figuren 1, 2 en 3 tonen respectievelijk drie uitvoeringsvormen volgens de uitvinding. Waar mogelijk zullen dezelfde verwijzingen worden gebruikt voor het aanduiden van de identieke kenmerken 35 en elementen, die in deze drie verschillende uitvoeringsvormen met elkaar overeenkomen. Bij de tweede in figuur 2 af geheelde uitvoeringsvorm ech- S + 5 ter zullen elJc van de verwijzingen, welke overeenkomen met het in fig.
1 af geheelde identieke kenmerk, zijn voorzien van een prefix "200" voor het in fig. 2 afgeheelde kenmerk. Op een soortgelijke wijze zullen die verwijzingen, welke betrekking hebben op hetzelfde kenmerk als aangege-5 ven in fig. 1, zijn gebaseerd op dezelfde verwijzing doch zijn voorzien van een prefix "300".
De fluidum-mechanische aandrijfinrichting is in fig. 1 aangegeven mét 1, in fig. 2 met 201 en in fig. 3 met 301. Deze inrichting omvat een ingangsas 2 in fig. 1, 202 in fig.. 2 en 302 in fig.
10 3. De inrichting omvat voorts een uitgangsas 3 in fig. 1, 203 in fig. 2 en 303 in fig. 3. De inrichting omvat voorts een koppeloverdrachts-stelsel, dat de ingangsaandrijfas 2 met de uitgangsaandrijfas 3 mechanisch verbindt. Dit koppeloverdrachtsstelsel is in het algemeen aangegeven met 4 in fig. 1, met 204 in fig. 2 en met 304 in fig. 3.
15 De inrichting 1 omvat verder een fluïdumaandrijfstelsel, dat in het algemeen is aangegeven met 5 in fig. 1, 205 in fig. 2 en 305 in fig. 3. Dit fluidumaandrijfstelsel verbindt het koppeloverdrachtsstelsel 4 in fig. 1 met de uitgangsas 3, verbindt het koppeloverdrachtsstelsel 204 in fig. 2 met de uitgangsaandrijfas 203 en verbindt het koppelover-20 drachtsstelsel 304 in fig. 3 met de uitgangsaandrijfas 303.
Het fluidumaandrijfstelsel 5 omvat hydraulische pomp-organen 6, en pomptandwielorganen 7, welke het koppeloverdrachtsstelsel 4 met de hydraulische pomporganen 6 verbinden. De pomptandwielorganen 7 zijn door asorganen 8 met de hydraulische pomporganen verbonden. Het 25 fluidumaandrijfstelsel omvat verder hydraulische motororganen 9, welke met de hydraulische pomporganen 6 zijn verbonden. Motortandwiêlorganen 10 zijn door een as 11 met de hydraulische motororganen verbonden. De mo-tortandwielorganen 10 verbinden de hydraulische motororganen met de uitgangsaandrijfas 3.
30 De overeenkomstige kenmerken in fig. 2 en 3 zijn in de tekeningen voor de componenten van het fluidumaandrijfstelsel aangegeven .
De hydraulische pomporganen 6 Van fig. 1 omvatten voorts een hoge-drukuitlaatpoort 12 en een lage-drukzuigpoort 13. De hydraulische 35 motororganen omvatten een hoge-drukingangspoort 14 en een lage-drukuit-laatpoort 15. Een hoge-drukleiding, aangegeven bij 16, ofschoon terwille f ί 6 van de overzichtelijkheid in de tekeningen niet volledig weergegeven, verbindt de hoge-drukuitlaat 12 van de hydraulische pomp met de hoge-drukingangspoort 14 van de hydraulische motor. Een lage-drukleiding 17, welke eveneens terwille van de overzichtelijkheid gedeeltelijk is weer-5 gegeven, is tussen de. lage-drukzuigpoort 13 van de hydraulische pomp en de lage-drukafvoerpoort 15 van de hydraulische motor 19 verbonden.
Uitgangstandwielorganen 18 zijn met de uitgangsas 3 verbonden en staan in contact met de motortandwielorganen 10. Met contact wordt bedoeld, dat de tandwieltanden aan het buitenoppervlak van de uit-10 gangstandwielorganen en de motortandwielorganen zodanig in elkaar grijpen, dat een rotatiebeweging van één tandwiel in één richting het andere tandwiel in de tegengestelde richting zal doen roteren.
De hydraulische pomp 6 omvat voorts een eerste fluidum-stroombesturingshefboom 19. De hydraulische motor 9 omvat verder een 15 tweede fluidumbesturingshefboom 20. ·
De besturingshefboom 19 voor de hydraulische pomp is weergegeven als zich buiten de pomp 6 bevindende. De hefboom 19 bestuurt een orgaan in de pomp om de fluidumstroom en de druk in de pomp in te stellen. Deze organen binnen de pomp zijn aangegeven als 21 en kunnen be-20 staan uit zuigers of vanen. Een voorbeeld kan een zuigerpomp van het schommelplaattype zijn. De tweede fluidumbesturingshefboom 20 voor de hydraulische motor bevindt zich buiten de hydraulische motor en is verbonden met organen 22 binnen de hydraulische motor om de fluidumstroom en de druk binnen de hydraulische motor in te stellen. De organen 22 25 kunnen bestaan uit vanen of zuigers, zoals een zuigerpomp van het schommelplaattype.
Het koppeloverdrachtsstelsel 4 omvat een ingangsasaandrijf-tandwiel 23, dat aan de ingangsas 2 is bevestigd. Koppelorganen verbinden het ingangsasaandrijftandwiel 23 met de uitgangsaandrijfas 3. Er 30 is een voorbehoud, dat wanneer de uitgangsas 3 onbeweegbaar is tengevolge van een initiële stationaire belasting (niet weergegeven), welke de uitgangsas 3 stationair houdt, de koppelorganen zullen veroorzaken, dat de pomptandwielorganen 7 de hydraulische pomporganen 6 beïnvloeden om de hydraulische motororganen 9 te activeren, zodat de rotatiebeweging 35 van de uitgangsaandrijfas 3 zal beginnen, waarbij de as slechts wordt aangedreven door de hydraulische motororganen 9.
*' I * · / «*» « 7
Er is een. verder voorbehoud, dat wanneer de uitgangsas 3 tot de maximale rotatiebeweging daarvan door de hydraulische motor-organen 9 is aangedreven, deze motororganen 9 zullen veroorzaken, dat de hydraulische pomporganen 6 de pomptandwielorganen 7 onbeweegbaar maken, 5 zodat de rotatiebeweging van de uitgangsaandrijfas 3 zal voortduren, waarbij de aandrijving geschiedt door de koppelorganen, die op hun beurt slechts door het ingangsasaandrijftandwiel 23 worden aangedreven.
Tot nu toe hebben de verschillende aangegeven en beschreven kenmerken voor de eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding 10 in fig. 1 een overeenkomstig identiek kenmerk, aangegeven en beschreven voor de tweede uitvoeringsvorm in fig. 2 of voor de derde uitvoeringsvorm in fig. 3. De koppelorganen, aangegeven en beschreven voor de eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding in fig. ί verschillen evenwel van de koppelorganen, aangegeven en beschreven voor de tweede uitvoeringsvorm 15 volgens de uitvinding in fig. 2, en verschillen van de koppelorganen, aangegeven en beschreven voor de derde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding in fig. 3.
Thans verwijzende naar fig. 1 is het ingangsaandrijf-astandwïel 23 aan de ingangsaandrijfas 2 bevestigd door lassen of op een 20 andere wijze, en wel zodanig, dat de rotatie van de as 2 een rotatie van tandwiel 23 in dezelfde richting en zonder slip tussen het tandwiel 23 en de as 2 veroorzaakt.
De koppelorganen in fig. 1 omvatten een uitgangsas-aandrijftandwiel 24. Het tandwiel 24 is, bijvoorbeeld door lassen, 25 zodanig aan de uitgangsas 3 bevestigd, dat een rotatie van het tandwiel 24 een rotatie van de as 3 in de overeenkomstige richting en zonder slip tussen het tandwiel 24 en de as 3 veroorzaakt. Er is. tenminste één conisch overdrachtstandwiel 25, dat het ingangsasaandrijftandwiel 23 met het uitgangsasaandrijftandwiel 24 verbindt. Er is tenminste één dwars-30 as 26 om het tenminste ene conische overdrachtstandwiel 25 voor een rotatiebeweging tussen het ingangsasaaandrijftandwiel 23 en het uitgangsasaandrijf tandwiel 24 te ondersteunen.
De koppelorganen volgens fig. 1 omvatten ook een om-treksringtandwiel 27, waarbij de dwarsas 26 langs de binnendiameter van 35 het ringtandwiel 27 is opgesteid en de dwarsas 26 aan de binnenwand 28 van het amtreksringtandwiel 27 is bevestigd. De opstelling van het kegel- 8 wiel 25 ten opzichte van de aandrijftandwielen 23 en 24 is zodanig, dat het omtreksringtandwiel 27 in dezelfde richting als de ingangsaandrijfas en het ingangsasaandrijftandwiel 23 zou roteren, welke richting tegengesteld is aan de rotatierichting van het uitgangsasaandrijftandwiel 5 24.
Zoals aangegeven in fig. 1 zijn er in wezen twee conische overdrachtstandwielen op de dwarsas ondersteund. Het tweede conische overdrachtstandwiel 29 wordt zodanig op de dwarsas 26 ondersteund, dat de vier tandwielen alle continu in contact met elkaar zijn, als aan-10 gegeven in fig. 1. Derhalve contacteert het ingangsas-aandrijftandwiel 23 gelijktijdig de kegelwielen 25 en 29, welke kegelwielen tegelijkertijd contact maken met het uitgangsasaandrijftandwiel 24.
Voor elk van de conische overdrachtstandwielen zijn legerorganen aanwezig. Zo zijn legerorganen 30 aanwezig voor het conische 15 overdrachtstandwiel 25, terwijl legerorganen 21 voor het tandwiel 29 aanwezig zijn. Elk van de legerorganen is tussen het bijbehorende respectieve conische overdrachtstandwiel en de dwarsas 26 zodanig gemonteerd, dat elk conisch overdrachtstandwiel een onafhankelijke rotatie-beweging om de dwarsas 26 en binnen het omtreksringtandwiel 27 kan uit-20 voeren.
Het omtreksringtandwiel 27 bezit langs de buitenomtrek daarvan tandwieltanden 32, welke in ingrijping zijn met de tandwiel tanden 33 van de pomptandwielorganen 7.
De buitendiameter van elk van de conische overdrachts-25 tandwielen 25 en 29 is kleiner dan de binnendiameter van het omtreksringtandwiel 27 en wel zodanig, dat de conische overdrachtstandwielen geen contact maken met het omtreksringtandwiel. Het enige contact tussen de conische overdrachtstandwielen is het contact met de dwarsas 26, welke dwarsas contact maakt met de binnenwand en bevestigd is 30 aan de binnenwand 28 van het omtreksringtandwiel 27.
Zoals uit fig. 2 blijkt omvatten de koppelorganen een omtreksringtandwiel 40, dat coaxiaal is met het ingangsasaandrijftandwiel 223. Het omtreksringtandwiel 40 bezit een binnendiameter, welke groter is dan de buitendiameter van het ingangsasaandrijftandwiel 223.
35 Er is tenminste één planeettandwiel 41 tussen het ingangsasaandrijftandwiel 223 en het omtreksringtandwiel 40 opgesteld. Het planeettandwiel 41 ώτ i 9 maakt gelijktijdig contact met zowel het aandrijftandwiel als het omtreks-ringtandwiel. Gelijktijdig contact betekent, dat de tandwieltanden 42 aan het buitenoppervlak van het planeettandwiel 41 in ingrijping zijn met de tandwieltanden 43 aan het buitenoppervlak van het tandwiel 223 en te-5 gelijkertijd in ingrijping zijn met de tandwieltanden 44 aan het binnen-oppervlak van het omtreksringtandwiel 40.
Er zijn ondersteuningsorganen 45 aanwezig, welke bestaan uit een uitgangsaandrijfschijf, die stationair op de uitgangsaan-drijfas 203 zijn gemonteerd. Stationair gemonteerd betekent, dat deze 10 steun of spin aan de uitgangsaandrijfas 203 is gelast.
Er is tenminste één planeetas 46, welke het planeettandwiel 41 met de spin of de ondersteuningsorganen of de uitgangsaandrijf schijf 45 verbindt. De planeetas is stationair aan de uitgangsaan-drijfschijf 45 bij één uiteinde daarvan bevestigd.
15 Legerorganen 47 voor het planeettandwiel 41 zijn tussen het planeettandwiel 41 en de planeetas 46 zodanig gemonteerd, dat het planeettandwiel 41 een rotatiebewecinc om de planeetas 46 en binnen het omtreksringtandwiel 40 kan uitvoeren. Derhalve kan het planeettandwiel om de planeetas 46 roteren doch de planeetas 46 kan geen rotatiébeweging 20 uitvoeren aangezien deze stevig en stationair aan de uitgangsaandrijf-schijf 45 is bevestigd.
Zoals aangegeven in fig. 2, omvatten de koppelorganen drie planeettandwielen d.w.z. de tandwieln 41, 48 en 49. Deze drie pla-neettandwielen zijn tussen het ingangsasaandrijftandwiel 223 en het om-25 treksringtandwiel 40 opgesteld. De drie planeettandwielen bevinden zich op gelijke afstanden van elkaar om het ingangsasaandrijftandwiel en binnen het omtreksringtandwiel, een en ander zodanig, dat van de drie planeettandwielen 41, 48 en 49 het buitenoppervlak van elk tandwiel gelijktijdig contact maakt met het buitenoppervlak van het ingangsasaandrijf-30 tandwiel 223, en gelijktijdig contact maakt met het binnenoppervlak van het omtreksringtandwiel 40.
Het omtreksringtandwiel 40 bezit langs de buitenomtrek daarvan tandwieltanden 50, welke in ingrijping zijn met de tandwieltanden 233 van de pomptandwielorganen 207, een en ander zodanig, dat het omtreks-35 ringtandwiel een pompaandrijftandwielorgaan is.
Het planeettandwiel 48 bezit een overeenkomstige planeetas 51, welke dit planeettandwiel 48 met de uitgangsaandrijfschijf 45 10 verbindt. Legerorganen 52 voor het planeettandwiel 48 zijn tussen dit planeettandwiel 48 en de overeenkomstige bijbehorende planeetas 51 zodanig aangebracht, dat het planeettandwiel een rotatiebeweging om de planeetas en binnen het omtreksringtandwiel 40 kan uitvoeren. De planeet-5 as 51 is evenwel stationair aan de uitgangsaandrijfas 45 bevestigd en kan geen rotatiebeweging uitvoeren.
Het planeettandwiel 49 bezit een planeetas 53 om dit planeettandwiel 49 met de uitgangsaandrijfschijf 45 te verbinden. Legerorganen 54 voor het planeettandwiel 49 zijn tussen dit planeettandwiel 10 en de bijbehorende overeenkomstige planeetas 53 zodanig gemonteerd, dat het planeettandwiel 49 een rotatiebeweging om de planeetas 43 en in het omtreksringtandwiel 40 kan uitvoeren. Eén uiteinde van de planeetas 53 is evenwel stationair aan de uitgangsaandrijfschijf 45 bevestigd en derhalve kan de planeetas 53 geen rotatiebeweging uitvoeren.
15 In fig. 2 is de opstelling van de planeettandwielen 41, 48 en 49 ten opzichte van het ingangsasaandrijftandwiel 223 zodanig, dat het omtreksringtandwiel 40 in tegengestelde richting ten opzichte van de rotatierichting van het ingangsasaandrijf tandwiel 223 zou roteren wanneer de uitgangsaandrijfas slechts door de hydraulische motororganen 20 209 wordt aangedreven met als voorbehoud, dat de uitgangsaandrijfas 203 in dezelfde richting zal roteren als het ingangsasaandrijftandwiel 223. Het ingangsasaandrijftandwiel roteert in dezelfde richting als de ingangsaandrijfas 202.
De opstelling van de planeettandwielen 41, 48 en 49 ten 25 opzichte van het ingangsasaandrijftandwiel 223 is zodanig, dat wanneer het pomptandwiel 207 het omtreksringtandwiel 40 onbeweegbaar maakt, de planeettandwielen de uitgangsaandrijfschijf 45 zullen beïnvloeden teneinde deze in dezelfde richting te laten roteren als het ingangsasaandrijf tandwiel 223, zodat de ingangsas 202 en de uitgangsas 203 in 30 dezelfde richting roteren.
Thans wordt verwezen naar fig. 3. De koppelorganen omvatten een uitgangsasaandrijftandwiel 60, dat aan de uitgangsas 303 is bevestigd op een wijze, zoals door lassen, waarbij het uitgangsasaandrijf-tandwiel niet roteert of slipt wanneer dit in contact is met de uitgangs-35 as 303.
Er is tenminste één ingangsplaneettandwiel 61 aanwezig, * % 11 dat contact maakt met het ingangsasaandrijftandwiel 323. Er is een in-gangsaandrijfschijf 62 of een ingangsondersteuningsorgaan of spin aanwezig, welke roteerbaar op de ingangsaandrijfas 302 is gemonteerd. Leger-organen 63 worden gebruikt om de ingangsaandrijfschijf 62 roteerbaar op 5 de ingangsaandrijfas 302 te ondersteunen.
Er is tenminste één uitgangsplaneettandwiel 64 aanwezig, dat contact maakt met het uitgangsasaandrij ftandwiel 60.
Er is een uitgangsaandrijfschijf 65 aanwezig, welke roteerbaar op de uitgangsaandrijfas 303 is gemonteerd. Legerorganen 66 10 worden gebruikt om de uitgangsaandrijfschijf 65 roteerbaar op de uit-gangsaandrijfas 303 te monteren.
Er is tenminste één planeetas 67 aanwezig, welke de ingangsaandrijf schijf 62, het ingangsplaneettandwiel 61, het uitgangsplaneettandwiel 64 en de uitgangsaandrijfschijf 65 met elkaar verbindt.
15 De tenminste ene planeetas 67 is aan één uiteinde daarvan door legerorganen 68 roteerbaar verbonden met de ingangsaandrijfschijf 62. De ingangs-as 67 is aan het andere uiteinde daarvan door legerorganen 69 roteerbaar verbonden met de uitgangsaandrijfschijf 65. De planeetas 67 is stationair op het ingangsplaneettandwiel 61 en tegelijkertijd statio-20 nair op het uitgangsplaneettandwiel 64 bevestigd. Derhalve roteert de planeetas en wordt deze zodanig door het ingangsplaneettandwiel 61 aangedreven, dat het koppel vanuit het ingangsplaneettandwiel 61 naar het uitgangsplaneettandwiel 64 wordt overgedragen. Derhalve treedt geen slip tussen de planeetas 67 en elk van de planeettandwielen, het ingangs-25 planeettandwiel 61 of het uitgangsplaneettandwiel 64 op.
Zoals aangegeven in fig. 3, zijn er in wezen drie in-gangsplaneettandwielen, het tandwiel 61, zoals boven is besproken, tezamen met het tweede ingangsplaneettandwiel 70 en het derde ingangsplaneettandwiel 75. Er zijn ook drie uitgangsplaneettandwielen, het tand-30 wiel 64, zoals boven vermeld, tezamen met het tweede uitgangsplaneettandwiel 71 en het derde uitgangsplaneettandwiel 76.
Zoals weergegeven in fig. 3 zijn er drie planeetassen.
De eerste planeetas 67 is boven besproken. De tweede planeetas 72 verbindt het tweede ingangsplaneettandwiel 70 met het tweede uitgangsplaneettand-35 wiel 71. De derde planeetas 77 verbindt het derde ingangsplaneettandwiel 75 met het derde uitgangsplaneettandwiel 76.
12
Elk van de drie planeetassen 67, 72 en 73 is op gelijke afstand van de anderen om het oppervlak van elk van de ingangsaandrij f-schijven 62 en de uitgangsaandrijfschijf 65 opgesteld.
De tweede planeetas 72 is aan één uiteinde daarvan 5 door legerorganen 73 roteerbaar verbonden met de ingangsaandrijfschijf 62 en is aan het andere uiteinde daarvan door legerorganen 74 roteerbaar met de uitgangsaandrijfschijf 65 verbonden.
De derde planeetas 77 is aan één uiteinde daarvan door legerorganen 78 roteerbaar verbonden met de ingangsaandrijfschijf 62 en 10 is aan het andere uiteinde daarvan door legerorganen 79 roteerbaar met de uitgangsaandrijfschijf 65 verbonden.
Er is een pompaandrijfomtreksringtandwiel 80 aanwezig, dat coaxiaal is met de uitgangsas 303, en het pompaandrijfomtreksring-tandwiel bezit een binnendiameter, welke groter is dan de buitendiame-15 ter van de uitgangsas 303. Derhalve maakt het pompaandrijfringtandwiel geen contact met de uitgangsas 303. Het pompaandrijfomtreksringtandwiel 80 bezit langs het buitenoppervlak daarvan tandwieltanden 81, welke in ingrijping zijn met de tandwiel tanden 333 van het pomptandwiel 307.
Er zijn cilindrische huisorganen 82 aanwezig, welke 20 het pompaandrijfomtreksringtandwiel 80 op de uitgangsaandrijfschijf 65 bevestigen.
De eerste uitvoeringsvorm voor de fluidum-mechanische aandrijfinrichting 1 volgens de uitvinding is weergegeven in fig. 1 en werkt als volgt.
25 Het aandrijforgaan, zoals een motor (welke niet is weergegeven) is direct verbonden met de ingangsas 2, welke integraal is met het ingangsaandrijftandwiel 23. Het ingangsaandrijftandwiel is in ingrijping met de twee overdrachtstandwielen 25 en 29, welke door legers 30 en 31 op de dwarsas 26 worden ondersteund, die integraal is met 30 het ringtandwiel 27.
Het ringtandwiel 27 bezit uitwendige tanden 32, die in ingrijping zijn met de tanden 33 van het pomptandwiel 7.
De overdrachtstandwielen 25 en 29 zijn eveneens in ingrijping met het uitgangskegelwiel 24. Het uitgangskegelwiel 24 is inte-35 graal met de uitgangsas 3.
Het uitgangstandwiel 18 is eveneens integraal met de * * 13 uitgangsas 3 en het uitgangstandwiel 18 is in ingrijping met het motor-tandwiel 10.
De pomp 6 en de motor 9 zijn beide van het variabele verplaatsingstype.
5 De drukpoort 12 van de pomp 6 is met de toevoerpoort 14 van de motor 9 verbonden en de afvoerpoort 15 van de motor 9 is met de zuigpoort 13 van de pomp 6 verbonden. Een drukstootcompensatie-inrichting wordt gewoonlijk in dit gesloten luscircuit toegepast.
Een onderzoek van de inrichting doet blijken, dat de 10 rotatierichting van de uitgangsas tegengesteld is aan de rotatierichting van de ingangsas 2. Deze eerste uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat indien de inrichting op de juiste wijze is gemonteerd, deze een geschikt koppelopheffingseffect vertoont.
Voor de eerste uitvoeringsvorm van de inrichting 2 15 volgens fig. 1 zijn de initiële omstandigheden de volgende: (a) het aandrijf orgaan werkt; (b) de pompbesturingshefboom 19 en de motorbesturings-hefboom 20 zijn beide ingesteld op de nul-verplaatsingspositie; en (c) de belasting en de uitgangsas 3 zijn in rust.
20 Om te beginnen met de beweging wordt eerst de besturings- hefboom 20 van de motor 9 in de volle verplaaatsingspositie gebracht, waarbij rekening wordt gehouden met de juistei rotatierichting. Vervolgens wordt de besturingshefboom 19 van de pomp 6 in de volle verplaat-singspositie gebracht, opnieuw rekeninghoudende met de juiste rotatie.
25 Hierdoor wordt veroorzaakt, dat de uitgangsas 3 begint te roteren. Direct bij het begin van deze rotatiebeweging drijft de pomp 6 de motor 9 aan en wordt de inrichting 1 volledig hydraulisch beïnvloed. Zodra de rotatiebeweging van de uitgangsas 3 begint wordt de inrichting 1 gedeeltelijk mechanisch beïnvloed en tegelijkertijf hydraulisch beïnvloed.
30 Vanuit deze initiële Dositie in rust naar het becin van de beweaincr vindt het volcende in de inrichtina Dlaats. De initieel stationaire belasting houdt de uitgangsas 3 vast en stationair. Het aandrijf orgaan drijft de ingangsas 2 en het hoofd- of ingangsaandrijftandwiel 23 aan, dat op zijn beurt de overdrachtstandwielen 25 en 29 aandrijft.
35 De overdrachtstandwielen 25 en 29 zijn in Ingrijping met het uitgangs-kegelwiel 24, dat bij het starten stationair is omdat de uitgangsas 3 . w '*> 14 in rust is.
Zoals aangegeven in fig. 1, zal indien wordt aangenomen, dat de ingangsas 2 in rechtse richting roteert, deze toestand veroorzaken, dat de overdrachtstandwielen roteren als aangegeven in fig. 1 5 en een translatlebeweging om het stationaire uitgangskegelwiel 24 uitvoeren. Hierdoor zullen de tandwielen 25 en 29 het ringtandwiel 27 door middel van de dwarsas 26 aandrijven. Derhalve zal het ringtandwiel 27 in rechtse richting roteren, als aangegeven in fig. 1.
Het nu roterende ringtandwiel 27 drijft het pomptandwiel 10 7 aan, dat de pomp 26 aandrijft. De pomp 6 beweegt hydraulisch fluïdum via de leiding 16 naar de motor 9, waardoor de motor wordt aangedreven, welke het motortandwiel 10 aandrijft.
Het motortandwiel 10 is in ingrijping met het uitgangs-tandwiel 18. Wanneer de rotatiebeweging van het motortandwiel 10 begint, 15 begint ook de beweging van het uitgangstandwiel 18, waardoor de beweging van de uitgangsas 3 en derhalve de (niet weergegeven) gekoppelde belasting wordt ingeleid. Direct bij het begin vandse beweging bevindt het stelsel zich in een zuiver hydraulische modus.
Om de verhouding naar de minimale hydraulische en zui-20 ver mechanische modus te veranderen, geschiedt het volgende.
De besturingshefboom 20 van de motor 9 wordt naar de nul-verplaatsingspositie bewogen. Wanneer dit is geschiedt neemt de snelheid van de motor 9 toe evenals die van de uitgangsas. Dit is een gevolg van de gereduceerde verplaatsingscapaciteit. Tegelijkertijd ver-25 traagt de pomp 6 in verband met de grotere weerstand in de motor 9. Bij een nul-verplaatsing van de motor 9 zal de motor "vrijlopen" en zal de pomp 6 worden vergrendeld in verband met de "geen-stroom"-toestand voor het fluïdum door de motor 9. Wanneer de pomp op deze wijze is vergrendeld, is ook het ringtandwiel 27 vergrendeld.
30 Op dit moment bevindt de inrichting 1 zich in een zuiver mechanische modus en is de energiestroom als volgt.
De inagngsas 2, welke door het aandrijforgaan wordt aangedreven om in rechtse richting, als aangegeven in fig. 1, te roteren, drijft het ingangstandwiel 23 aan, dat de nu locaal vaste overdrachtstand-35 wielen 25 en 29 aandrijft voor een rotatie als aangegeven in fig. 1. De overdrachtstandwielen 25 en 29 drijven het uitgangskegelwiel 24 aan, dat 15 de uitgangsas 3 aandrijft voor een rotatie in linkse richting, als aangegeven in fig. 1 en de (niet weergegeven) gekoppelde belasting.
De inrichting 1 werkt in een zuiver mechanische (niet-hydraulische) modus niet met de maximale snelheid.
5 De tweede uitvoeringsvorm van de fluidum-mechanische aandrijf inrichting 201 volgens de uitvinding is weergegeven in fig. 2 en werkt als volgt.
De ingangsas 202 en de aandrijving 223 zijn integraal verbonden en worden direct door het (niet weergegeven) aandrijf orgaan aan-10 gegeven.
De planeettandwielen 41, 48 en 49 zijn in ingrijping met het aandrijftandwiel 223 en worden respectievelijk door legers 47, 52 en 54 ondersteund, welke zijn gemonteerd op respectieve planeetassen 46, 51 en 53, welke assen integraal zijn met de ondersteuningsschijf 15 45. (Dit is natuurlijk slechts één van een aantal uitvoeringsvormen voor de montage van de planeettandwielen).
Het ringtandwiel 40 bezit inwendige tanden 44, welke in ingrijping zijn met de planeettandwielen 41, 48 en 49, waardoor derhalve een volledig planeetstelsel wordt gevormd. Het .ringtandwiel 40 is weer-20 gegeven met uitwendige tanden 50.
De buitentandzijde van het ringtandwiel 40 drijft het pomptandwiel 2Q7 aan. De spinschijf 45 is eveneens integraal verbonden met de uitgangsas 203, welke integraal op het uitgangstandwiel 218 is bevestigd. Het uitgangstandwiel 218 is in ingrijping met het motortandwiel 25 210.
De drukpoort 212 van de pomp 206 is verbonden met de toevoerpoort 214 van de motor 209 en de afvoerpoort 215 van de motor 209 is verbonden met de zuigpoort 213 van de pomp 206. Gewoonlijk is in dit gesloten-luscircuit een stootdruk-compensatieorgaan opgenomen.
30 Zowel de pomp 206 als de motor 209 zijn van het varia bele verplaatsingstype en worden (in de tekening) manueel door de respectieve besturingshefbomen 219 en 220 bestuurd. Het is onder werkelijke bedrijfsomstandigheden mogelijk gebruik te maken van automatische regelaars.
35 Voor de tweede uitvoeringsvorm van de inrichting 201, weergegeven in fig. 2, gelden de volgende initiële omstandigheden: V *'i» 16 (a) het aandrijforgaan werkt; (b) de pompbesturingshefbomen 219 en de motorbesturinqs-hefboom 220 worden elk in de nul-verplaatsingspositie ingesteld; en (c) de belasting en de uitgangsas 203 zijn in rust.
5 Voor het inleiden van de beweging wordt de motorbestu- ringshefboom 220 in de volle verplaatsingspositie gebracht, waarbij rekening wordt gehouden met de rotatierichting van de as 203, welke dezelfde moet zijn als die van de ingangsas 202.
Daarna wordt de pompbesturingshefboom 219 in de volle 10 verplaatsingspositie geplaatst, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de asrotatie.
Het aandrijfstelsel bevindt zich nu in de modus met minimaal aantal omwentelingen per minuut met een maximale verhouding van volledig hydraulische modus. De belasting, die met de uitgangsas 15 203 is gekoppeld, roteert nu en de volledig hydraulische modus van de koppelenergie-overdracht vindt instantaan plaats.
De baan van vermogen uit het (niet weergegeven) aandrijf orgaan naar de aandrijfas is als volgt.
De ingangsas 202 wordt door het aandrijforgaan in recht-20 se richting geroteerd en de as 202 drijft het tandwiel 223 aan, dat daaraan integraal is bevestigd.
In het initiële startpunt is slechts de spinschijf 45 nu stationair door de stationaire uitgangsas 203. De planeetassen 46, 51 en 53, die integraal met de spin 45 zijn verbonden, zijn als een in-25 santane toestand eveneens stationair.
Het tandwiel 223 drijft de planeettandwielen 41, 48 en 49 aan, welke het ringtandwiel 40 in linkse richting aandrijven, welk tandwiel het pomptandwiel 207 aandrijft. Het pomptandwiel 207 drijft de pomp 206 aan.
30 De pomp 206 wekt een hydraulische druk op en voert deze druk aan de motor 209 toe.
De motor 209 begint nu te roteren, waarbij het motor-tandwiel 210 in linkse richting wordt aangedreven, welk tandwiel het uitgangstandwiel 218 in rechtse richting en op zijn beurt de uitgangsas 35 203 in rechtse richting aandrijft. Het aandrijfstelsel bevindt zich nu in de maximale verhouding en de laagste uitgangstoestand daarvan.
5- ^ 17
Om de verhouding van het aandrijfstelsel te wijzigen en derhalve de uitgangssnelheid te veranderen, wordt de besturingshef-boom 220 van de motor 209 naar de nul-verplaatsingspositie bewogen.
Hierdoor neemt de motorsnelheid toe in verband met de verminderde ver-5 plaatsingscapaciteit. Tegelijkertijd begint de pomp 206 te vertragen in verband met de grotere fluldumstroombeperking, veroorzaakt door het gereduceerde verplaatsingsvermogen van de motor 209.
Het resultaat van deze situatie is, dat de motor 209 de snelheid van de uitgangsas 203 doet toenemen, terwijl de pomp 206 de 10 snelheid van het ringtandwiel 40 reduceert.
Wanneer de motor 206 een verplaatsing nul heeft bereikt, waarbij de besturingshefboom 219 in de nul-hoek wordt gehouden, kan de motor 209 vrijlopen.
De pomp 206 wordt vergrendeld omdat deze in de volle 15 verplaatsingsmodus daarvan blijft, tegen een "een-stroom"-toestand voor fluïdum door de motor 209.
De inrichting 201 werkt nu volledig mechanisch en de vermogensstroom is als volgt.
Het aandrijforgaan drijft de ingangsas 202 in 20 rechtse richting aan, als aangegeven in fig. 2, waardoor het tandwiel 223 wordt aangedreven. Het tandwiel 223 drijft de planeettandwielen 41, 48 en 49 aan. De planeettandwielen, welke door het tandwiel 223 worden aangedreven, moeten een circulaire translatiebeweging binnen het ringtandwiel 40 uitvoeren.
25 De plaatselijke beweging van de planeettandwielen 41, 48 en 49 doet de spin 45 via de respectieve planeetasssen 46, 51 en 53 roteren.
Aangezien de spin 45 en de uitgangsas 203 integraal met elkaar zijn verbonden, wordt de uitgangsas 203 vanuit het aandrijforgaan 30 niet op een zuiver mechanische wijze aangedreven.
Zoals bij de eerder besproken uitvoeringsvorm zal de inrichting 20 zonder een variabele verplaatsingspomp werken doch zich steeds in de aandrijfmodus bevinden. De nul-verplaatsingspositie van de pomp 206 voorziet in een neutrale (geen-aandrijf-) modus voor de inrich-35 ting.
Om de inrichting om te keren dient de motor 209 in de
V V
18 volle verplaatsingsstartpositie te worden geplaatst. Hierdoor wordt het aandrijfstelsel tot het minimale aantal omwentelingen per minuut daarvan vertraagd. Daarna moet de pomphefboom 219 naar de volle omkeer-positie worden bewogen.
5 Indien de twee bovenstaande kenmerken in de inrichting 201 moeten worden ondergebracht, zal het nodig zijn gebruik te maken van een variabele verplaatsingspomp.
De derde uitvoeringsvorm van de fluldum-mechanische aandrijf inrichting 301 volgens de uitvinding is weergegeven in fig.,.3 en 10 werkt als volgt.
Een (niet afgebeelde) aandrijfinrichting is verbonden met de ingangsaandrijfas 302, die integraal met het ingangsaandrijf-tandwiel 323 is verbonden. De ingangsaandrijfas wordt ondersteund door een leger 63, dat in de spin of steun 62 aan de ingangszijde is gemon-15 teerd.
De spin omvat een ingangsaandrijfschijf of vlakke plaat 62 plus een uitgangsaandrijfschijf of vlakke plaat 65, als aangegeven.
Het is mogelijk in de praktijk drie of meer schijven toe te passen, waarvan er een of meer centraal zijn opgesteld. Deze platen bevatten 20 legers, welke de planeetassen 67, 72 en 77, de ingangsaandrijfas 302 en de uitgangsaandrijfas 303 ondersteunen.
Het pomptandwiel 81 is integraal bevestigd op het uiteinde van de buis 82, welke vast is om de schijf 65 aan te drijven, zodat één rotatie van de schijf 65 één rotatie van het pompaandrijftandwiel 25 80 veroorzaakt. Het pompaandrijftandwiel 80 drijft het pomptandwiel 307 aan. De ingangsas 302 is met het ingangsaandrijftandwiel 323 gespied, gelast of op een andere wijze star daarmede gekoppeld- Het uitgangsaandrijf tandwiel 60 is gekoppeld met de uitgangsaandrijfas 303 en de uit-gangsas 303 is op dezelfde wijze met het uitgangsafstandwiel 318 gekop-30 peld.
Het uitgemgsastandwiel 318 is in ingrijping met het mo-tortandwiel 310. Het motortandwiel 310 drijft het uitgangsastandwiel 318 en de uitgangsas 303 tijdens een deel van de bedrijfsperiode aan.
De gehele gemonteerde inrichting kan worden ondergebracht 35 in een geschikt huis, dat de inwendige componenten op legers tussen het huis en de hoofdas ondersteunt en voorziet in flensondersteuningen voor
•sC
19 de hydraulsche pomp en de hydraulische motor.
De motor 309 is een hydraulische motor van het variabele verplaatsingstype. Deze kan een geschikte constructie hebben, zoals bijvoorbeeld bestaande uit een zuiger- Zo is bijvoorbeeld een 5 zuiger van het schommelplaattype geschikt om te worden toegepast.
De Domo 306 is eveneens van het variabele verplaatsingstype. In de beschrijving kan worden aangenomen, dat de pomp bij het starten op de maximale verplaatsing wordt ingesteld en in deze toestand wordt gehouden.
10 De drukpoort 312 van de pomp 306 is met de toevoerpoort 314 van de motor 309 verbonden. De afvoerpoort 315 van de motor 309 is verbonden met de zuigpoort 313 van de pomp 306. In dit gesloten-lus-circuit wordt gewoonlijk een stootdruk-compensatie-inrichting toegepast.
Voor de derde uitvoeringsvorm van de inrichting 301 15 volgens fig. 3 gelden de volgende begintoestanden: (a) de belasting en de uitgangsas 303 zijn in rust en stationair zonder beweging; (b) de pompbesturingshefbomen 319 en de motorbesturings-hefboom 320 zijn elk in de nul-verplaatsingspositie ingesteld; en 20 (c) de aandrijfinrichting (d.w.z. de motor) loopt.
Om te beginnen wordt de besturingshefboom 320 van de motor 309 in de volle verplaatsingspositie voor de gekozen rotatierich-ting ingesteld. De aandrijfinrichting roteert. Als aangegeven in fig.
3 roteert de ingangsas 302 in rechtse zin.
25 Gebaseerd op de gekozen rotatierichting wordt de besturingshefboom 319 van de pomp 306 naar de volle verplaatsingspositie bewogen. Wanneer deze tweede beweging plaatsvindt, begint de beweging van deinrichting als volgt.
De aandrijfinrichting zal de ingangsas 302 aandrijven, 30 welke in fig. 3 het ingangsaandrijftandwiel 323 in rechtse richting doet roteren. De initiële starttoestand is die, waarbij de uitgangsas 303 is vergrendeld en door de (niet weergegeven) stationaire belasting onbeweegbaar wordt gehouden. In verband hiermede veroorzaakt het ingangstand-wiel 323, dat de ingangsplaneettandwielen 61, 70 en 75 roteren, welke 35 hun beweging via de planeetassen 67, 72 en 77 naar de respectieve uit-gangsplaneettandwielen 64, 71 en 76 overdragen.
20
In verband met de initieel stationaire toestand van de uitgangsas 303 en derhalve van het uitgangsaandrijftandwiel 60, 2Ullen de uitgangsplaneettandwielen wanneer deze worden aangedreven, zich in linkse richting om het uitgangsaandrijftandwiel 60 bewegen. Hierdoor 5 zullen, de schijven 62 en 65 worden aangedreven, welke dan in linkse richting roteren.
Aangezien het pompaandrijftandwiel 80 mechanisch integraal aan het cilinderverbindingsorgaan 82 en aan de schijf 65 is bevestigd, zal dit tandwiel 80 met dezelfde snelheid als de spin 65 ro-10 teren.
Het pompaandrijftandwiel 80 drijft het pomptandwiel 307 aan, dat de pomp 306 in werking stelt.
De pomp 306, welke nu in beweging is, wekt een hydraulische druk op, die via de leiding 316 wordt overgedragen naar de mo-15 tor 309, die zich niet in de volle verplaatsingsmodus bevindt en daarop reageert door het motortandwiel 310 in linkse richting aan te drijven. Het tandwiel 310 drijft het uitgangsastandwiel 318 in rechtse richting en de uitgangsas 303 in rechtse richting aan. Derhalve wordt de belasting met de grootste verhouding daarvan en de geringste snelheid aarvan 20 aangedreven door de koppelaandrijving van dit volledig hydraulische of instantaan initiële energie-overdrachtsorgaan. Op dit moment is er geen mechanische koppelaandrijving en slechts een hydraulische vermogens-aandrijving.
Om de verhouding tussen mechanische versus hydraulische 25 aandrijving te veranderen, wordt de besturingshefboom 320 van de motor 309 naar de positie met minimale verplaatsing bewogen. Wanneer dit is geschiedt, treedt een aantal dingen tegelijkertijd op. De motor 309 begint in verband met de geringere verplaatsing wat betreft zijn aantal omwentelingen per minuut te versnellen. De grotere beperking, veroor-30 zaakt door de gereduceerde verplaatsing van de motor 309, doet de pomp 306 vertragen. De grotere rotatiesnelheid van de motor 309 wordt door het motortandwiel 310 naar het uitgangsastandwiel 318 en vandaaruit naar de uitgangsas 303 overgedragen. Het motortandwiel 310 roteert in linkse zin, waardoor het tandwiel 318 en de uitgangsas 303 in rechtse 35 richting of in dezelfde richting als de ingangsas 302 roteren.
De afnemende rotatiesnelheid van de pomp 306 wordt via het pomptandwiel 307 overgedragen naar het pompaandrijftandwiel 80, dat .t». \ - \*% · & ^ 21 de rotatiesnelheid van de schijfspin 65 begint af te remmen of te vertragen.
Het uiteindelijke resultaat van deze verandering is, dat wanneer de besturingshefboom 320 van de motor 309 zich in de nul-ver-5 plaatsingspositie bevindt, de motor kan vrijlopen. De motor 309 laat geen fluidumstroom door de motor mogelijk, waardoor de pomp 306 wordt vergrendeld, die in de volle verplaatsingspositie wordt gehouden en derhalve de spinschijfsteun 65 vergrendelt.
Wanneer de pomp 306 en daarmede de schijf 65 is vergren-10 deld, en de motor 309 vrijloopt, zal de resulterende bewegingsbaan als volgt zijn.
De aandrijfinrichting veroorzaakt, de ingangsas 302 in rechtse richting roteert, waardoor het tandwiel 323 wordt aangedreven. Het ingangstandwiel 323 drijft de ingangsplaneettandwielen 61, 70 15 en 75 in linkse zin aan, welke tandwielen dit rotatiekoppel via de planeetassen 67, 72 respectievelijk 77 overdragen, die in legers 69, 74 of 79 door de nu stationaire spinschijf 65 worden ondersteund.
De planeetassen 67, 72 en 77 dragen de beweging in linkse richting over naar de uitgangsplaneettandwielen 64, 71 en 76, 20 welke op hun beurt de beweging in rechtse zin naar het uitgangsaandrijf-tandwiel 60 overdragen.
Het uitgangsaandrijftandwiel 60 is stationair op de uitgangsas 303 bevestigd.
De uitgangsas 303 wordt door een leger 66 in de spin 65 25 ondersteund en draagt het rotatiekoppelvermogen in rechtse richting over naar de belasting, waarmede de as is gekoppeld.
De inrichting zal nu zonder een variabele verplaat-singspomp werken doch zich steeds in een aandrijfmodus bevinden. De nul-verplaatsingspositie van de pomp 306 voorziet in een neutrale niet-30 aandrijfmodus voor het stelsel.
Om de inrichting om te keren wordt de motor 309 in de volle startpositie geplaatst, waardoor het aandrijf stelsel na het minimale aantal omwentelingen per minuut daarvan wordt vertraagd. Daarna moet de pomphefboom 319 naar de volle omkeerpositie worden bewogen.
35 Indien deze beide bovengenoemde posities moeten worden toegepast, dient gebruik te worden gemaakt van een variabele verplaat-singspomp.
-V iV
22
De in de bovenstaande toelichting gebruikte uitdrukking "koppelorganen" heeft betrekking op een aandrijfreeksorgaan, dat de ingangselementen van de inrichting gedeeltelijk met de uitgangsele-menten van de inrichting koppelt.
5 Een specifiek voorbeeld van de hydraulische pomp, welke kan worden toegepast, is de variabele-verplaatsingszuigerpomp met schommelplaat van het "Vickers PVB-5"-type. Men kan echter ook andere bekende variabele verplaatsingspompen toepassen.
Een specifiek voorbeeld van de hydraulische motor, wel-10 ke kan worden toegepast, is de variabele-verplaatsingszuigermotor met schommelplaat van het "Vickers MVB-5"-type. Men kan evenwel ook andere bekende variabele verplaatsingsmotoren toepassen.
Waar mogelijk worden de samenstellende onderdelen van de inrichting vervaardigd uit een hard, sterk en duurzaam materiaal, 15 zoals metaal, bijvoorbeeld staal of koper.

Claims (13)

1. Fluldum-mechanische aandrijfinrichting/ gekenmerkt door een ingangsaandrijfas, een uitgangsaandrijfas, een koppeloverdrachtsstel-sel, dat de ingangsaandrijfas mechanisch met de uitgangsaandrijfas verbindt, en een fluldumaandrijfstelsel, dat het koppeloverdrachts- 5 stelsel met de uitgangsaandrijfas verbindt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het fluldum-aandrijfstelsel is voorzien van hydraulische pomporganen, pomptandwielorganen, welke het koppeloverdrachtsstelsel met de pomporganen verbinden, hydraulische motororganen, welke met de pomporganen zijn 10 verbonden, en motortandwielorganen, welke de motororganen met de uitgangsaandrijfas verbinden.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hydraulische pomporganen verder zijn voorzien van een hoge-druk-afvoer-poort en een lage-drukaanzuigpoort, waarbij de hydraulische motororganen 15 verder zijn voorzien van een hoge-druk-toevoerpoort en een lage-druk-afvoerpoort, en waarbij het fluldum-aandrijfstelsel verder is voorzien van hoge-drukleidingsorganen, welke tussen de afvoerpoort van de pomp en de ingangspoort van de motor zijn verbonden, lage-drukleidingsorganen, welke tussen de aanzuigpoort van de pomp en de uitlaatpoort van een motor 20 zijn verbonden, en uitgangstandwielorganen, welke met de uitgangsas zijn verbonden en in contact zijn met de motortandwielorganen.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het fluXdum-aandrijfstelsel verder is voorzien van een eerste fluxdum-besturingshefboom voor de hydraulische pomp en een tweede fluïdum- 25 besturingshefboam voor de hydraulische motor.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppeloverdrachtsstelsel is voorzien van een ingangsas-aandrijf-tandwiel, dat met de ingangsas is verbonden, koppelorganen, welke het ingangsas-aandrijftandwiel met de uitgangsaandrijfas verbinden, onder 30 voorbehoud, dat wanneer de uitgangsas niet beweegt tengevolge van een initiële stationaire belasting, welke de uitgangsas stationair houdt, de koppelorganen zulken veroorzaken, dat de pomptandwielorganen de hydraulische pomporganen beïnvloeden om de hydraulische motororganen in * > » •i werking te stellen, zodat de uitgangsaandrijfas begint te roteren waarbij deze slechts door de hydraulische motororganen wordt aangedreven, en met het verdere voorbehoud, dat wanneer de uitgangsas tot de maximale rotatiebeweging daarvan door de hydraulische motororganen is 5 aangedreven, de motororganen zullen veroorzaken, dat de pomporganen de pomptandwielorganen onbeweegbaar maken, zodat de uitgangsaandrijfas zijn rotatiebeweging voortzet, aangedreven door de koppelorganen, die slechts door het ingangsasaandrijftandwiel worden aangedreven.
6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 de koppelorganen zijn voorzien van een uitgangsasaandrijftandwiel, tenminste één kegeloverdrachtstandwiel, dat het ingangsasaandrijftandwiel met het uitgangsasaandrijftandwiel verbindt, een dwarsas om het tenminste ene kegeloverdrachtstandwiel voor een rotatiebeweging tussen het ingangsas-aandrijftandwiel en het uitgangsas-aandrijftand-15 wiel te ondersteunen, een omtreksringtandwiel, waarbij de dwarsas langs . de binnendiameter daarvan is opgesteld en met de binnenwand van het ring-tandwiel is verbonden, en waarbij de opstelling van het kegelwiel ten opzichte van de aandrijftandwielen zodanig is, dat het omtreksringtandwiel in dezelfde richting als het ingangsasaandrijftandwiel zal roteren, 20 welke richting tegengesteld is aan die van het uitgangsasaandrijf tandwiel.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat er twee kegeloverdrachtstandwielen aanwezig zijn, die op de dwarsas worden ondersteund, waarbij voor elk van de kegeloverdrachtstandwielen 25 legerorganen aanwezig zijn, die tussen elk kegeloverdrachtstandwiel en de dwarsas zijn gemonteerd, zodat elk kegeloverdrachtstandwiel een onafhankelijke rotatiebeweging om de dwarsas en binnen het omtreksringtandwiel kan uitvoeren, en waarbij het omtreksringtandwiel langs de buitendiameter daarvan is voorzien van tandwieltanden, die in ingrij-30 ping zijn met de pomptandwielorganen.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de buitendiameter van elk van de kegeloverdrachtstandwielen kleiner is dan de binnendiameter van het omtreksringtandwiel, zodat de kegeloverdrachtstandwielen geen contact maken met het omtreksringtandwiel.
9. Aandrijfinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de koppelorganen zijn voorzien van een omtreksringtandwiel, coaxiaal 5, ^ met het ingangsasaandrijftandwiel, welk ringtandwiel een binnendiameter heeft, welke groter is dan de buitendiameter van het ingangsasaandrijftandwiel, tenminste één planeettandwiel, dat tussen het ingangsasaandrijf-tandwiel en het ringtandwiel is opgesteld, welk planeettandwiel gelijk-5 tijdig contact maakt met zowel het aandrijftandwiel als het ringtandwiel, een uitgangsaandrijf schijf, die stationair op de uitgangsaandrijf-as is gemonteerd, tenminste één planeetas, welke het planeettandwiel met de uitgangsaandrijfschijf verbindt en legerorganen voor het planeettandwiel, die tussen het planeettandwiel en de planeetas zijn aangebracht 10 een en ander zodanig, dat het planeettandwiel een rotatiebeweging om de planeetas en binnen het omtreksringtandwiel kan uitvoeren.
10. Aandrijf inrichting volgens conclusie 9, met het ken merk, dat de koppelorganen zijn voorzien van drie planeettandwielen, welke tussen het ingangsasaandrijftandwiel ei het ringtandwiel zijn opge-15 steld, welke drie planeetwielen op gelijke afstanden van elkaar om het ingangsasaandrijftandwiel zijn opgesteld, waarbij het omtreksringtandwiel langs de buitenomtrek daarvan is voorzien van tandwieltanden, die in ingrijping zijn met de pomptandwielorganen, een en ander zodanig, dat het omtreksringtandwiel een pompaandrijftandwielorgaan vormt, 20 waarbij de opstelling van de planeettandwielen ten opzichte van het ingangsasaandrijftandwiel zodanig is, dat het omtreksringtandwiel in tegengestelde richting van het ingangsasaandrijf tandwiel zal roteren wanneer de uitgangsaandrijfas slechts door de hydraulische motor-organen wordt aangedreven met als voorbehoud, dat de uitgangsaandrijf-25 as in dezelfde richting als het ingangsasaandrijftandwiel zal roteren, en waarbij de opstelling van de planeetwielen ten opzichte van het in-. gangsasaandrijf tandwiel zodanig is, dat wanneer het pomptandwiel het omtreksringtandwiel zonder beweging maakt, de planeettandwielen de uitgangsaandrijfschijf zullen beïnvloeden teneinde deze in dezelfde rich-30 ting als het ingangsasaandrijftandwiel te roteren, zodat de ingangsas en de uitgangsas in dezelfde richting roteren.
11. Aandrijfinrichting volgens conclusie 5, met het ken merk, dat de koppelorganen zijn voorzien van een uitgangsasaandrijftandwiel, dat aan de uitgangsas is bevestigd, tenminste één ingangsplaneet-35 tandwiel, dat in contact is met het ingangsasaandrijf tandwiel, een in-gangsaandrijfschijf, welke roteerbaar op de ingangsaandrijfas ~is gemon- teerd, tenminste één uitgangsplaneettandwiel, dat in contact is met het uitgaftgsasaandrijftandwiel, een uitgangsaandrijfschijf, welke roteerbaar op de uitgangsaandrijfas is gemonteerd, tenminste één planeetas, welke de ingangsaandrijfschijf, het ingangsplaneettandwiel, het uit-5 gangsplaneettandwiel en de uitgangsaandrijfschijf met elkaar verbindt, waarbij de planeetas aan één uiteinde daarvan roteerbaar met de ingangsaandrijfschijf is verbonden en aan het andere uiteinde daarvan roteerbaar met de ui tgangsaandrijf schijf is verbonden, en de planeetas star aan het ingangsplaneettandwiel en aan het uitgangsplaneettandwiel is bevestigd. 10
12. Aandrijfinrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt door drie ingangsplaneettandwielen, drie uitgangsplaneettandwielen, drie planeetassen, waarbij elk van deze planeetassen een ingangsplaneettandwiel met het bijbehorende respectieve uitgangsplaneettandwiel verbindt, en de planeetassen op gelijke afstanden van elkaar om het oppervlak van 15 elk van de ingangsaandrijf- en de uitgangsaandrijf-schijven zijn aangebracht .
13. Aandrijfinrichting volgens conclusie 11, verder geken merkt door een pompaandrijfomtreksringtandwiel, dat coaxiaal is met de uitgangsas, het pompaandrijfringtandwiel een binnendiameter heeft, 20 welke groter is dan de buitendiameter van de uitgangsas, het pompaandrij-f-omtreksringtandwiel langs het buitenoppervlak daarvan is voorzien van tandwieltanden, die in ingrijping zijn met de tandwiel tanden van het pomp-. tandwiel, en cilindrische huisorganen om het pompaandrijfomtreksringtandwiel op de uitgangsaandrijfschijf te bevestigen.
NL8600629A 1985-08-19 1986-03-11 Fluidum-mechanische aandrijfinrichting. NL8600629A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US76670185A 1985-08-19 1985-08-19
US76670185 1985-08-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600629A true NL8600629A (nl) 1987-03-16

Family

ID=25077243

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600629A NL8600629A (nl) 1985-08-19 1986-03-11 Fluidum-mechanische aandrijfinrichting.

Country Status (7)

Country Link
JP (1) JPS6241467A (nl)
AU (1) AU5263086A (nl)
DE (1) DE3546420A1 (nl)
FR (1) FR2586281A1 (nl)
GB (1) GB2179412A (nl)
IT (1) IT1190486B (nl)
NL (1) NL8600629A (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2798093B2 (ja) * 1990-03-02 1998-09-17 日本ペイント株式会社 潤滑性親水化処理剤及び処理方法
US5092824A (en) * 1990-10-09 1992-03-03 Connett Donald C Pump output control system with high efficiency hydromechanical variable speed drive
US5951424A (en) * 1998-06-08 1999-09-14 Briceland & Associates Limited Continuously variable power transmission
JP2002531781A (ja) * 1998-11-24 2002-09-24 フォルソム テクノロジーズ,インコーポレーティッド. 並行油圧機械式アンダードライブ・トランスミッション
GB2345733B (en) * 1998-12-10 2003-10-15 William Robert Hall Mechanical speed variator
ES2178925B2 (es) 2000-08-08 2004-03-16 Vesga Eduardo Gutierrez Regulador de par continuo.

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2173856A (en) * 1935-06-06 1939-09-26 Acrotorque Co Transmission
GB795835A (en) * 1955-05-23 1958-05-28 Heinrich Ebert Hydrostatic gear
GB921080A (en) * 1960-11-21 1963-03-13 Max Adolf Muller Drive for blowers and fans
CH391412A (de) * 1961-03-27 1965-04-30 Adolf Mueller Max Uberlagerungsgetriebe für stark reduzierte Antriebsdrehzahlen
GB1161508A (en) * 1965-09-17 1969-08-13 Bosch Gmbh Robert Improvements in Variable Ratio Transmission Systems
US3465616A (en) * 1966-09-01 1969-09-09 Rockwell Standard Co Vehicle drive
GB1222323A (en) * 1968-04-06 1971-02-10 Rheinstahl Huettenwerke Ag Improvements in transmission systems for vehicles driven by internal combustion engines
US3665787A (en) * 1970-07-24 1972-05-30 Perkins Services Nv Power plant
GB2092687B (en) * 1981-02-11 1985-09-18 Vickers Shipbuilding & Eng Hydromechanical variable-ratio gearing

Also Published As

Publication number Publication date
AU5263086A (en) 1987-02-26
DE3546420A1 (de) 1987-02-26
JPS6241467A (ja) 1987-02-23
GB2179412A (en) 1987-03-04
FR2586281A1 (fr) 1987-02-20
IT1190486B (it) 1988-02-16
GB8605908D0 (en) 1986-04-16
IT8647637A0 (it) 1986-02-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3838052B2 (ja) トロイダル型無段変速機
US5052986A (en) Continuous-acting hydrostatic-mechanical power-shift transmission with toothed clutches
JP2677692B2 (ja) 無段階調整可能な流体静力学的運転装置及びその運転方法
US4616478A (en) Rotatable hydrostatic transmission
FR2654788A1 (fr) Variateur de vitesse.
US3852998A (en) Speed changing mechanisms
GB1147248A (en) Variable-ratio power transmission mechanisms
US3455183A (en) Split-torque hydromechanical transmission
US5820505A (en) Variable ratio transmission
NL8600629A (nl) Fluidum-mechanische aandrijfinrichting.
US5951424A (en) Continuously variable power transmission
JP2893757B2 (ja) 変速機の油圧制御装置
JP2004169719A (ja) トロイダル型無段変速機及び無段変速装置
US20170292595A1 (en) Power split transmission
JPH07269668A (ja) クラッチ機能を内蔵した無段変速動力伝達方法及び装置
FR2540058A1 (fr) Groupe de commande d'entrainement et de commande de direction pour engin a organes de roulement droite-gauche non directeurs
JP4181048B2 (ja) 最小旋回装置を備えたトランスミッション
JPH0579472A (ja) 可変容量ポンプ
US2923177A (en) Speed reducer, over-drive and braking unit
US2744422A (en) Infinite ratio selector
US2219984A (en) Variable speed transmission
CN1853057A (zh) 传动比增加到直接驱动的辅助启动同轴齿轮减速器
RU2816962C1 (ru) Насосная станция
JP3930924B2 (ja) 無段変速機の制御装置
KR20000012155A (ko) 무단변속기 및 그를 이용한 차량용 변속장치

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed