NL8600395A

NL8600395A - Inrichting en werkwijze voor het behandelen van een werkstuk.

Info

Publication number: NL8600395A
Application number: NL8600395A
Authority: NL
Original assignee: Advanced Semiconductor Mat
Priority date: 1985-02-22
Filing date: 1986-02-17
Publication date: 1986-09-16
Also published as: DE3605670A1; FR2577910A1; US4669599A; JPS61197317A; GB2171379B; GB2171379A; GB8531187D0

Description

,/ N.0. 33578

Inrichting en werkwijze voor het behandelen van een werkstuk.

De uitvinding heeft over het algemeen betrekking op inrichtingen en werkwijzen voor het behandelen van een werkstuk. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een inrichting en een werkwijze die in het bijzonder nuttig is voor het behandelen van aparte 5 werkstukken, waarbij gecontroleerd wordt of het werkstuk aanwezig is en waarbij dit in een gewenste stand gericht wordt, zodanig dat goedgekeurde werkstukken apart toegevoerd kunnen worden aan een daaropvolgende werkplek.

Bij talrijke toepassingen is het nodig om aparte werkstukken uit 10 een voorraad te halen, en tegelijkertijd de werkstukken in een juiste stand te brengen en deze te controleren. Een alternatief is natuurlijk om de werkstukken met de hand uit te nemen, doch dit is tijdrovend, gaat langzaam en is een vervelend werk, en tevens vormt dit een ongewenste beperkende factor bij de daaropvolgende automatische behandeling 15 van dergelijke werkstukken. Bovendien is het met de hand in de juiste stand zetten, en het controleren van de werkstukken ook ongemakkelijk.

Bij de geautomatiseerde behandeling van werkstukken, in het bijzonder die met een over het algemeen langwerpige vorm, wordt een groot aantal daarvan toegevoerd naar een bak, zodat zij met hun respectieve-20 lijke langsassen in dezelfde richting liggen, doch met betrekking tot hun tegenover elkaar liggende uiteinden en tevens met betrekking tot de buitenkant van hun dwarsdoorsnede, of de zijde, willekeurig geplaatst zijn. Hoewel het voordelig is om deze voorwerpen aanvankelijk in grote aantallen te behandelen, moeten ze niettemin uiteindelijk uit de voor-25 raad gehaald worden teneinde ze apart toe te voeren naar behandelings-en beproevingsinrichtingen. In de meeste gevallen moeten deze werkstukken, in verband met dit automatisch in de juiste stand plaatsen en dit testen, met betrekking tot de buitenkant van hun dwarsdoorsnede in dezelfde stand gezet worden, en ook met het juiste uiteinde toegevoerd 30 worden aan een bepaald station. Met een automatische inrichting en werkwijze voor het controleren van de aanwezigheid van een werkstuk en het richten daarvan naar een gewenste stand, kunnen goedgekeurde werkstukken daarna afzonderlijk toegevoerd worden aan een daarop volgende werkplek, terwijl afgekeurde werkstukken eveneens worden verzameld.

35 Het doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een verbeterde inrichting en werkwijze te verschaffen voor het behandelen van een werkstuk.

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is een verbeterde ' :> ; f; O 3 3 i ·* 2 inrichting en werkwijze te verschaffen voor het behandelen van een werkstuk dat toegepast kan worden voor het controleren van de aanwezigheid van een werkstuk en waarmee verzekerd kan worden dat dit in een gewenste stand geplaatst is, zodat goedgekeurde werkstukken afzonder-5 lijk toegevoerd kunnen worden naar een daaropvolgende werkplek.

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is een verbeterde inrichting en werkwijze te verschaffen voor het behandelen van een werkstuk, die op economische en doeltreffende wijze kan worden uitgevoerd.

10 De voorgaande en andere doelen worden volgens de onderhavige uit vinding bereikt door een inrichting voor het behandelen van het werkstuk, welke een transporteur bevat, die bestemd is om aparte werkstukken uit een voorraad toe te voeren vanaf een uiteinde voor de toevoer naar een uiteinde voor de afvoer van de inrichting. Een eerste sensor 15 voor het detecteren van de aanwezigheid bepaalt of een eerste van de aparte werkstukken aanwezig is op een eerste plaats voor het werkstuk, in de nabijheid van het uiteinde voor de aanvoer. Een eerste vasthoudinrichting verschaft, samen met de eerste plaats voor het werkstuk, de voorwaarde waarbij dit wordt vastgehouden en waarbij dit wordt doorge-20 laten. Een tweede sensor voor het detecteren van de aanwezigheid bepaalt of een tweede werkstuk aanwezig is op een tweede plaats voor een werkstuk welke zich in de nabijheid van het uiteinde voor de afvoer bevindt, vergeleken met het uiteinde voor de toevoer, waarbij de tweede sensor voor het detecteren van de aanwezigheid er toe leidt dat de eer-25 ste vasthoudinrichting de vasthoudtoestand handhaaft voor het eerste aparte werkstuk terwijl het tweede aparte werkstuk aanwezig is, en de doorlaattoestand handhaaft, wanneer het tweede aparte werkstuk niet aanwezig is. Een tweede vasthoudinrichting, samen met een tweede plaats voor het werkstuk, biedt vasthoud- en doorlaatomstandigheden. Een in-30 richting voor het controleren van de stand, aangrenzend aan de tweede plaats voor het werkstuk, verschaft een aanwijzing voor een juiste stand en voor een onjuiste stand. Een inrichting voor het in de juiste stand plaatsen, gekoppeld aan de controle-inrichting voor de stand, draait het werkstuk rond zijn langsas, en leidt ertoe dat de tweede 35 vasthoudmiddelen hun vasthoudtoestand handhaven voor het tweede aparte werkstuk wanneer de aanwijzing voor de onjuiste stand wordt ontvangen van de inrichting voor het controleren van de stand, en de doorlaattoestand handhaven wanneer de aanwijzing voor de juiste stand wordt ontvangen. Andere uitvoeringen van de inrichting volgens de onderhavige 40 uitvinding bevatten een derde sensor voor het detecteren van de aanwe- "' λ g 3 Λ zigheid, teneinde te detecteren of een derde werkstuk aanwezig is op een derde plaats voor het werkstuk, in de nabijheid van het uiteinde voor de afvoer. Een derde vasthoudinrichting verschaft, samen met de derde plaats voor het werkstuk, een vasthoudtoestand en een doorlaat-5 toestand. Een goedkeuringsinrichting is gekoppeld aan de derde sensor voor het detecteren van de aanwezigheid, aangrenzend aan het derde station voor het werkstuk, en welke bestemd is om ervoor te zorgen dat de derde vasthoudinrichting de vasthoudtoestand handhaaft, waardoor goedgekeurde werkstukken afzonderlijk van de transporteur kunnen worden ge-10 nomen, en de doorlaattoestand handhaaft indien afgekeurde werkstukken verwijderd kunnen worden in de nabijheid van het uiteinde voor de afvoer.

Er is ook een werkwijze verschaft voor het behandelen van een werkstuk, welke de stappen bevat van het transporteren van aparte werk-15 stukken uit een voorraad van een aanvoerplaats naar een afvoerplaats. Eerst wordt bepaald of een eerste werkstuk van de aparte werkstukken aanwezig is op een eerste plaats voor het werkstuk, in de nabijheid van de plaats voor de aanvoer. Daarna wordt bepaald of een tweede werkstuk van de aparte werkstukken aanwezi g i s op een tweede plaats voor het 20 werkstuk, die meer in de richting van de plaats van de afvoer gelegen is, ten opzichte van de plaats van de aanvoer* Het eerste aparte werkstuk wordt eerst vastgehouden terwijl het tweede aparte werkstuk aanwezig is, en het eerste aparte werkstuk wordt daarna als eerste doorgelaten, wanneer het tweede aparte werkstuk niet aanwezig is. Het tweede 25 aparte werkstuk wordt als tweede vastgehouden op de tweede plaats voor het werkstuk, waar zijn stand wordt gecontroleerd, en een aanduiding voor de juiste of een onjuiste stand wordt verschaft. Het tweede aparte werkstuk wordt daarna in de juiste stand gezet, indien de aanduiding voor de onjuiste stand wordt ontvangen, en wordt daarna als tweede 30 doorgelaten indien de aanwijzing voor de juiste wordt ontvangen. Een meer specifieke methode volgens de onderhavige uitvinding bevat de stap waarbij in de derde plaats bepaald wordt of een derde werkstuk van de aparte werkstukken aanwezig is op een derde plaats van het werkstuk, in de nabijheid van de plaats voor de afvoer. Het derde aparte werkstuk 35 wordt als derde vastgehouden op de derde plaats voor het werkstuk, zodat goedgekeurde werkstukken gescheiden kunnen worden van afgekeurde werkstukken, waarna de afgekeurde werkstukken als derde doorgelaten worden naar de plaats voor de afvoer.

De voorgaande en andere kenmerken en doelen van de onderhavige 40 uitvinding, en de wijze waarop deze bereikt worden, zullen duidelijk • ; */ 4 worden aan de hand van de nuvolgende beschrijving van een uitvoering van de onderhavige uitvinding, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen.

Fig. 1 toont een vereenvoudigd isometrisch aanzicht van een behan-5 delingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding, welke de transporteurs toont voor het transporteren van een werkstuk van een plaats 1 naar een plaats 3, evenals de inrichting van plaats 2 voor het controleren van de stand en voor het in de juiste stand brengen.

Fig. 2a toont een weggenomen zijaanzicht van de inrichting voor 10 het in de juiste stand plaatsen van fig. 1.

Fig. 2b toont een vereenvoudigd bovenaanzicht van de mogelijke hoeken voor een werkstuk tussen de sokken van de inrichting voor het controleren van de stand, en de inrichting voor het in de juiste stand brengen.

15 In fig. 1 is een behandelingsinrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. De behandel ingsinrichting 10 bevat transporteurs 12 welke er toe dienen om een werkstuk van het uiteinde 16 voor de aanvoer te transporteren naar het uiteinde 80 voor de afvoer. De transporteurs 12 zijn draaibaar bevestigd aan de steunen 14, zoals afgebeeld.

20 De behandelinginrichting 10 bevat een aantal plaatsen voor het werkstuk 1 t/m 3 voor het werkstuk zoals aangeduid. De eerste plaats voor het werkstuk bevat een eerste sensor 18 voor het detecteren van de aanwezigheid waarmee bepaald kan worden of er wel of niet een werkstuk aanwezig is op de plaats 1. Tweede en derde sensoren 20 en 22 voor het 25 detecteren van de aanwezigheid komen overeen met de tweede en derde plaats voor het werkstuk, zoals afgebeeld. De eerste, tweede en derde sensoren 18, 20 en 22 voor het detecteren van de aanwezigheid kunnen optische, elektronische of magnetische sensoren zijn, zoals geschikt is voor het bepalen van de aanwezigheid van een werkstuk in de nabijheid 30 daarvan. Een eerste stel vasthoud!nrichtingen 24 voor het werkstuk is overeenkomstig geplaatst op de eerste plaats voor het werkstuk. De eerste vasthoudinrichting 24 voor het werkstuk bevat elektrisch bedienbare luchtcilinders waarmee een werkstuk op een eerste plaats voor een werkstuk kan worden vastgehouden, zoals hierna meer volledig zal worden be-35 schreven. Op overeenkomstige manier begrenzen de tweede en derde vasthoudinrichtingen 26 en 28 voor een werkstuk een tweede en derde plaatsen voor het werkstuk respectievelijk. De derde plaats voor het werkstuk bevat ook een stel elektrisch bedienbare uitwerpinrichtingen 30 voor goedgekeurde werkstukken, waarmee goedgekeurde werkstukken ge-40 scheiden worden van afgekeurde werkstukken, zodat zij afgevoerd kunnen - ί < 5 worden naar een daaropvolgende bewerkingsplek.

De transporteurs 12 bevatten een respectievelijke transporteurband 32 met een bovenste oppervlak 34, waarop een werkstuk getransporteerd kan worden van een aanvoeruiteinde 16 naar een afvoeruiteinde 80 van de 5 behandelingsinrichting 10. De steunen 14 van de behandelingsinrichting 10 bevatten ook een respectievelijk geleidingsoppervlak 36 waarmee een werkstuk ondersteund wordt, samen met het bovenste oppervlak 34 van de transporteurband 32. De transporteurband 32 wordt aangedreven door middel van een aandrijfschijf 42, in de afgebeelde richting rond de as 38. 10 De volgschijf 44 draait overeenkomstig rond de as 40.

Bij de tweede plaats voor het werkstuk van de behandelingsinrichting 10 is een inrichting 50 voor het controleren van de stand aangebracht, die aangedrukt kan worden tegen een uiteinde van een werkstuk bij de tweede plaats voor het werkstuk, door de bediening van de cilin-15 der 46 waardoor de zuiger 48 de inrichting 50 voor het controleren van de juiste stand tegen een uiteinde van het werkstuk doet komen aan te liggen. De inrichting 50 voor het controleren van de stand bevat een orgaan 52 met een achteroppervlak 46 en een daar tegenoverliggend voor-oppervlak 58 waarin een sok 54 is aangebracht. De sok 54 bezit een vorm 20 die overeenkomt met de dwarsdoorsnede van een werkstuk, en heeft een zodanige vorm dat het werkstuk slechts op een manier in de sok 54 kan worden geplaatst. In de afgebeelde uitvoering bezit de sok 54 een over het algemeen trapeziumvormige dwarsdoorsnede. In de sok 54 is een aantal sensoren 60 aangebracht, welke een aanwijzing verschaffen voor de 25 juiste stand, wanneer het werkstuk zich op de juiste wijze in de sok 54 bevindt, en een aanwijzing voor een onjuiste stand in alle andere gevallen.

De tweede plaats voor het werkstuk bevat verder een inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen, welke bestemd is om samen te wer-30 ken met een tegenoverliggend uiteinde van een werkstuk, zodat deze in twee richtingen kan worden gedraaid rond zijn langsas, teneinde op de juiste wijze samen te werken met de sok 54 en een afgiftesignaal voor de juiste stand van de sensors 60 te verschaffen. De inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen wordt tegenover het tegenoverliggende 35 uiteinde van een werkstuk aangedrukt door het bedienen van de cilinder 62, waardoor de zuiger 64 de steun 66 tegen het werkstuk aandrukt. De inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen, bevestigd aan de steun 66, bevat een draaibare kraag 70 met een sok 72 daarin, zodat deze met een werkstuk kan samenwerken onafhankelijk van zijn stand, in 40 overeenstemming met de dwarsdoorsnede op die plaats.

6

Volgens fig. 2a bevat de inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen een sok 72 met een afgeschuind inwendige 74 dat een kegel vormig gedeelte vormt. Het gedeelte 76 dat met het werkstuk samenwerkt, bezit afmetingen die voldoende groot zijn om door middel van wrijving samen 5 te werken met een werkstuk, onafhankelijk van zijn stand, met betrekking tot zijn dwarsdoorsnede. Het gedeelte 76 dat samenwerkt met het werkstuk bevat zoals afgebeeld een eindgedeelte 78.

Volgens fig. 2b, zal het duidelijk zijn dat een werkstuk zich in de sok 54 en de sok 72 van de inrichting 68 voor het in de juiste stand 10 brengen van de inrichting 50 voor het controleren van de stand kan bevinden, en dat over een hoekgebied dat bepaald is door Θ. Zodoende kan een werkstuk op de juiste wijze in de sok 54 van de inrichting 50 voor het controleren van de stand gestoken worden, en een sok 72 van de inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen, zelfs indien zijn 15 stand iets afwijkt van een stand waarin hij een rechte hoek maakt ten opzichte van de steunen 14 van de behandelingsinrichting 10.

In bedrijf wordt de aanwezigheid van een werkstuk bepaald door de eerste sensor 18 voor het detecteren van de aanwezigheid bij de eerste plaats voor het werkstuk. Indien geen tweede werkstuk wordt gedetec-20 teerd door de tweede sensor 20 voor het detecteren van de aanwezigheid, worden de eerste vasthoudinrichtingen 24 voor het werkstuk teruggetrokken zodat het werkstuk op de eerste plaats voor het werkstuk naar de tweede plaats voor het werkstuk getransporteerd kan worden. Indien zich een werkstuk bevindt op de tweede plaats voor het werkstuk, worden de 25 cilinders 46 en 62 bediend. De inrichting 50 voor het controleren van de stand bezit een holte met een sok 54 met een buitenomtrek van de dwarsdoorsnede, of de vorm van het werkstuk, waardoor dit slechts in een stand daarin kan worden gestoken. De sensoren 60, die aangebracht zijn in de sok 54, verschaffen een aanwijzing voor de juiste stand of 30 voor de onjuiste stand van een werkstuk daarin. De inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen bezit een sok 72 die voldoend grote afmetingen bezit teneinde een tegenoverliggend uiteinde van een werkstuk in elke stand op te nemen, vanwege de ronde holte met een kegel vormig gedeelte, welke het afgeschuinde inwendige 74 en het met het werkstuk 35 samenwerkende gedeelte 76 bezit. Zijn dwarsdoorsnede is groot genoeg om de dwarsdoorsnede van het werkstuk op te nemen in elke stand. De inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen zal daarna ofwel continu, danwel onderbroken verdraaid worden zodat het werkstuk juist in de sok 54 gestoken kan worden van de inrichting 50 voor het controleren 40 van de stand, zodat de sensoren 60 een aanduiding zullen geven voor de ^ *1 - I · i

*. J

7 juiste stand. Na een vooraf ingestelde tijd, zullen de cilinders 46 en 62 worden vrijgegeven. In de afgeheelde uitvoering, zal de inrichting 68 voor het in de juiste stand brengen met een constant koppel draaien. Zoals afgebeeld kunnen de hartlijnen van de sokken 54 en 62 ofwel op 5 een lijn liggen, danwel een hoek Θ maken ten opzichte van elkaar. Op elk van de drie plaatsen voor het werkstuk houden eerste, tweede en de derde vasthoudinrichtingen 24, 26 en 28 voor het werkstuk een werkstuk in die stand totdat de vereiste detectie of behandeling uitgevoerd is.

Er is een verbeterde inrichting en werkwijze verschaft voor het 10 behandelen van een werkstuk. De verbeterde inrichting en werkwijze volgens de onderhavige uitvinding controleert de aanwezigheid van een werkstuk, en brengt dit in de gewenste stand zodat goedgekeurde werkstukken afzonderlijk afgevoerd kunnen worden naar een daaropvolgende behandelingsplek. De inrichting en werkwijze volgens de onderhavige 15 uitvinding kunnen op economische en doelmatige wijze worden uitgevoerd.

. ' *

Claims

1. Inrichting voor het behandelen van een werkstuk welke bevat: transporteurmiddelen voor het transporteren van aparte werkstukken uit 5 een hoeveelheid werkstukken, van een aanvoeruiteinde naar een afvoeruiteinde van de genoemde inrichting gekenmerkt door eerste middelen voor het detecteren van de aanwezigheid, bestemd om te bepalen of een eerste werkstuk van de hoeveelheid werkstukken aanwezig is op een plaats voor het werkstuk, in de nabijheid van het genoemde 10 aanvoeruiteinde; eerste vasthoudmiddelen, welke, samen met de genoemde eerste plaats voor het werkstuk, een vasthoud- en een doorlaattoestand verschaffen; tweede middelen voor het detecteren van de aanwezigheid, welke bestemd zijn om te bepalen of een tweede werkstuk aanwezig is op een tweede 15 plaats voor het werkstuk, naar het genoemde afvoeruiteinde ten opzichte van het genoemde aanvoeruiteinde, welke tweede middelen voor het detecteren van de aanwezigheid de genoemde eerste vasthoudmiddelen de genoemde vasthoudtoestand doen handhaven van het genoemde eerste aparte werkstuk wanneer het genoemde tweede aparte werkstuk aanwezig is, en de 20 genoemde doorlaattoestand daarvan handhaven wanneer het genoemde tweede aparte werkstuk afwezig is; tweede vasthoudmiddelen die samen met de genoemde tweede plaats voor het werkstuk een vasthoudtoestand een een doorlaattoestand daarvoor bepalen; 25 middelen voor het controleren van de stand, aangrenzend aan'de genoemde tweede plaats voor het werkstuk, waardoor een aanwijzing voor de juiste en de onjuiste stand wordt verschaft; en middelen voor het in de juiste stand brengen, die gekoppeld zijn aan de genoemde middelen voor het controleren van de stand en welke bestemd 30 zijn om het genoemde werkstuk te verdraaien en die de genoemde tweede vasthoudmiddelen de genoemde vasthoudtoestand doen handhaven van het tweede aparte werkstuk wanneer een aanwijzing voor de onjuiste stand ontvangen wordt van de genoemde middelen voor het controleren van de stand, en de genoemde doorlaattoestand daarvan wanneer een aanwijzing 35 voor de juiste stand wordt ontvangen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door derde middelen voor het detecteren van de aanwezigheid die bestemd zijn om te bepalen of een derde werkstuk aanwezig is op een derde plaats voor het werkstuk in de nabijheid van het genoemde afvoeruiteinde; 40 derde vasthoudmiddelen die samen met de genoemde derde plaats voor het . . -n » . ·· J werkstuk een vasthoudtoestand en een doorlaattoestand bepalen; goedkeuringsmiddelen die gekoppeld zijn aan de derde middelen voor het detecteren van de aanwezigheid, aangrenzend aan de genoemde derde plaats voor het werkstuk, welke de derde vasthoudmiddelen de genoemde 5 vasthoudtoestand doen handhaven waardoor de genoemde goedgekeurde werkstukken gescheiden afgevoerd worden van de genoemde transporteurmidde-len, en de genoemde doorlaattoestand daarvan waardoor de afgekeurde werkstukken aan de andere kant afgevoerd kunnen worden in de nabijheid van het genoemde afvoeruiteinde.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoem de transporteurmiddelen over het algemeen evenwijdige en in een vlak liggende transporteurbanden bevatten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door een geleidings-oppervlak dat samenwerkt met de genoemde transporteurbanden voor het 15 transporteren van de genoemde werkstukken.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde middelen voor het detecteren van de aanwezigheid optische inrichtingen bevatten.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoem- 20 de inrichtingen voor het detecteren van de aanwezigheid magnetische detectoren bevatten.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde middelen voor het detecteren van de aanwezigheid elektronische detectoren bevatten.

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoem de vasthoudmiddelen elektrisch bedienbare luchtcilinders bevatten met een zuiger waarmee het genoemde werkstuk op zijn plaats wordt gehouden.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoem- 30 de middelen voor het controleren van een stand een sok bevatten waarin een uiteinde van het genoemde werkstuk in slechts één bepaalde stand gestoken kan worden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de genoemde sok verder sensoren bevat die aangebracht zijn in de genoemde sok 35 teneinde de genoemde aanwijzingen te verschaffen voor de juiste stand en voor de onjuiste stand.

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde middelen voor het in de juiste stand brengen een sok bevatten die bestemd is om samen te werken met een tegenoverliggend uiteinde van het 40 genoemde werkstuk en om het genoemde werkstuk in twee richtingen te «· -, a > V > V ψ verdraaien rond een langsas daarvan.

12. Werkwijze voor het behandelen van een werkstuk, waarbij de inrichting volgens conclusie 1 wordt toegepast, welke de volgende stappen bevat: 5 het transporteren van aparte werkstukken uit een voorraad met een aantal werkstukken vanaf een aanvoerplaats naar een afvoerplaats geken merkt door ten eerste bepalen of een eerste van de genoemde aparte werkstukken aanwezig is op de genoemde eerste plaats voor het werkstuk in de nabij-10 heid van de aanvoerplaats; ten tweede bepalen of een tweede werkstuk van de genoemde aparte werkstukken aanwezig is op de genoemde tweede plaats voor het werkstuk, in de richting van de afvoerplaats ten opzichte van de aanvoerplaats; ten eerste het vasthouden van het genoemde eerste aparte werkstuk ter-15 wijl het genoemde tweede aparte werkstuk aanwezig is; ten eerste het doorlaten van het genoemde eerste aparte werkstuk terwijl het genoemde tweede aparte werkstuk afwezig is; ten tweede het vasthouden van het genoemde tweede aparte werkstuk op de genoemde tweede plaats voor het werkstuk; 20 het controleren van de stand van het genoemde tweede aparte werkstuk, en het verschaffen van een aanduiding voor de juiste of de onjuiste stand daarvan; het in de juiste stand brengen van het genoemde tweede aparte werkstuk indien de aanduiding voor de onjuiste stand wordt ontvangen; en 25 ten tweede het doorlaten van het genoemde tweede aparte werkstuk indien de aanduiding voor de genoemde juiste stand wordt ontvangen.

13. Werkwijze volgens conclusie 12 gekenmerk door de volgende stappen: ten derde het bepalen of een derde apart werkstuk aanwezig is op een 30 derde plaats voor een werkstuk, aangrenzend aan de genoemde afvoer-plaats; ten derde het vasthouden van het genoemde derde aparte werkstuk op de genoemde derde plaats voor het werkstuk; het scheiden van goedgekeurde stukken van de afgekeurde; en 35 het ten derde doorlaten van de genoemde afgekeurde werkstukken naar de genoemde afvoerplaats.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde stap van het transporteren uitgevoerd wordt door middel van over het algemeen evenwijdig in een vlak liggende transporteurbanden.

15. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat genoemde ' : 3 3 ▼ - ·ν stappen van het bepalen uitgevoerd wordt door middel van optische in·* richtingen.

16. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde stappen voor het bepalen uitgevoerd worden door magnetische detecto- 5 ren.

17. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde stappen voor het bepalen uitgevoerd worden door middel van elektronische detectoren.

18. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoem- 10 de stappen voor het vasthouden en doorlaten uitgevoerd worden door middel van elektrisch bediende luchtcilinders met een zuiger waarmede het genoemde werkstuk wordt vastgehouden.

19. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde stap van het controleren uitgevoerd wordt door middel van een sok 15 waarin een uiteinde van het genoemde werkstuk slechts in een stand kan worden gestoken.

20. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde stap van het in de juiste stand brengen uitgevoerd wordt door middel van een sok die bestemd is om samen te werken met een tegenoverliggend 20 uiteinde van het genoemde werkstuk, en door het genoemde werkstuk in twee richtingen te verdraaien rond een langsas daarvan. ++++++++++ * ' ί