NL8600212A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een luchtscherm of luchtgordijn voor en/of in een doorgangsopening van een gebouw. - Google Patents

Description

JK 687-1-Ned

Werkwijze en inrichting voor het vormen van een luchtscherm of luchtgordijn voor en/of in een doorgangsopening van een gebouw.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het vormen van een luchtscherm of luchtgordijn voor en/of in een doorgangsopening van een gebouw, meer in het bijzonder van een openbare ruimte, zoals een warenhuis, 5 waarbij vanuit een aantal in een behuizing aangebrachte blaas-openingen of vanuit een blaassleuf lucht voor en/of in de doorgangsopening wordt geblazen.

Een dergelijke werkwijze en inrichting is bekend in de 10 toepassing bij warenhuizen, ziekenhuizen en dergelijke openbare gebouwen.

Het luchtscherm of luchtgordijn dient daarbij ter afscheiding van de buitenlucht van de lucht in de af te schermen ruimte. De in of voor de doorgangsopening te blazen lucht kan een 15 hogere temperatuur bezitten dan die van de buitenlucht, dan wel een lagere temperatuur bezitten dan die van de buitenlucht, dit in afhankelijkheid van het klimaat waarin de werkwijze en inrichting wordt toegepast.

20 Bij de bekende werkwijze, zoals deze wordt toegepast in een koeler klimaat wordt de ter vorming van een luchtscherm of luchtgordijn uit te blazen lucht in de behuizing verwarmd.

Bij de bekende werkwijze en inrichting voor toepassing bij deze werkwijze bevinden zich de blaasopeningen of bevindt 25 zich de blaassleuf langs de bovenzijde van de af te schermen doorgangsopening, en wordt de lucht boven af naar beneden toe in of voor de doorgangsopening geblazen.

De werkwijze heeft het bezwaar, dat voor het verwarmen van de lucht, welke niet of nauwelijks wordt gecirculeerd, veel 30 energie benodigd is.

Zo wordt bij de bekende werkwijze in het algemeen koude lucht aangezogen, die door een verwarmingselement in de behuizing op temperatuur moet worden gebracht, alvorens naar beneden toe in of voor de af te schermen doorgangsopening 3*·- *ö - 2 - te worden uitgeblazen.

De uitvinding beoogt dit bezwaar van de bekende werkwijze te ondervangen.

5

De werkwijze volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat de lucht vanuit de behuizing in een in hoofdzaak horizontale richting wordt uitgeblazen.

10 De in of voor de af te schermen doorgangsopening uitgeblazen lucht zal door de hogere temperatuur ervan opstijgen, en kan op gunstige wijze, volgens een volgend kenmerk van de werkwijze volgens de uitvinding, langs de bovenzijde van de doorgangsopening worden aangezogen om, na verhitting in de behuizing, 15 weer door de blaasopeningen of blaassleuf te worden uitgeblazen.

Omdat bij de werkwijze volgens de uitvinding steeds langs de bovenzijde van de doorgangsopening reeds verwarmde lucht wordt aangezogen, is het energieverbruik, in vergelijking 20 met de bekende werkwijze zeer gering.

Op overeenkomstige wijze kan, voor het verkrijgen van een gekoeld luchtscherm of luchtgordijn, zoals in een warmer klimaat wordt toegepast, de uit te blazen lucht langs de 25 onderzijde van de doorgangsopening worden aangezogen om, na koeling in de behuizing weer door de uitblaasopeningen of de uitblaasssleuf te worden uitgeblazen.

Ook hierbij wordt dus "reeds behandelde lucht aangezogen, welke in de behuizing verder wordt gekoeld alvorens te worden uit-30 geblazen in of voor de af te schermen doorgangsopening.

De inrichting-voor toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door een langwerpige, verticaal opgestelde behuizing, met een luchtinlaat en een aantal 35 blaasopeningen of een blaassleuf, welke behuizing in of nabij de·zijdelingse begrenzing van de doorgangsopening is opgesteld of deze zijdelingse begrenzing van de doorgangsopening vormt.

40 Bij een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens - <,j j B.

- 3 - de uitvinding is de behuizing om een verticale as verdraaibaar in het gebouw, zoals door de vloer en/of het plafond ondersteund.

5 Op gunstige wijze is, volgens een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding, in de stroombaan in de behuizing tussen de toevoer van de lucht en de uitblaasopeningen of de uitblaassleuf een verwarmings- en/of koelelement opgenomen.

10 Het verwarmingselement kan verschillend zijn uitgevoerd, zoals in de vorm van eenëLectrisch verwarmingselement.

Ook is het mogelijk, dat het element de vorm heeft van een warmtewisselaar waaraan dan een verwarmings- of een koelmedium zal kunnen worden toegevoerd.

15

Voor de doorvoer van de aangezogen lucht door de behuizing heen naar de uitblaasopeningen of de uitblaassleuf toe, is in de stroombaan in de behuizing een ventilator aangebracht.

20 Het doorstroomkanaal in de behuizing kan verschillend van uitvoering zijn.

Bij een doelmatige uitvoeringsvorm neemt de doorsnede van het doorstroomkanaal met de afstand tot de ventilator of de luchtinvoeropening af.

25 Door deze maatregel kan worden bereikt, dat nagenoeg over de gehele lengte van de behuizing eenzelfde hoeveelheid lucht per eenheid van lengte kan worden uitgeblazen.

Doordat zich bij de inrichting volgens de uitvinding de 30 aanzuigopening met de daarbij behorende ventilator aan een uiteinde van de behuizing bevindt, kan de inrichting op eenvoudige wijze worden toegepast ter vorming van een warme luchtscherm of een warme luchtgordijn, waarbij dan de te verwarmen lucht aan de bovenzijde van de behuizing wordt 35 aangezogen, dan wel, door eenvoudig omdraaien van de behuizing, voor het vormen van een gekoeld luchtscherm of een gekoeld luchtgordijn, en waarbij dan de te koelen lucht en in of voor de doorgangsopening uit te blazen lucht langs de onderzijde van de doorgangsopening wordt aangezogen.

^ 4 * - 4 - 1¾

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 is een vooraanzicht van de inrichting volgens de 5 uitvinding, zoals verticaal opgesteld langs een zijde van een doorgangsopening.

Fig. 2 is een doorsnede volgens de lijn a - a van Fig. 1.

10 Zoals in de tekening is weergegeven, is langs de zijbe- grenzing van een doorgangsopening 1, zoals een toegang tot een winkelbedrijf, een langwerpige behuizing 2 opgesteld met aan de bovenzijde een toevoeropening 3 voor de aan te zuigen lucht, en waarin een ventilator 4 is aangebracht, 15 welke aangedreven kan worden door de electromotor 5.

Met behulp van de ventilator 4 wordt langs de bovenzijde / van de doorgnagsopening 1 reeds verwarmde lucht aangezogen, welke door een doorstroomkanaal 6 wordt gevoerd om door een sleufvormige uitstroomopening 7 in of voor het vlak 20 van de doorgangsopening 1 te worden uitgeblazen.

Binnen de behuizing 2 is een schot 8 aangebracht dat het doorstroomkanaal begrensd, en dit zodanig, dat de doorlaat van het kanaal 6 met het toenemen van de afstand tot de ventilator 4 afneemt, zodat de uitstromende hoeveelheid 25 lucht per eenheid van lengte langs de uitblaassleuf in hoofdzaak constant is.

In het doorstroomkanaal 4 is een electrisch verwarmingselement 9 aangebracht, met behulp waarvan de langsstromende lucht kan worden verwarmd, alvorens door de sleuf 7 te wor-30 den uitgeblazen.

Zoals verder in de tekening is weergegeven, is de behuizing verzwenkbaar om de verticale as 10 ondersteund.

Door het eenvoudig omdraaien van de behuizing ten opzichte van de ondersteuning komt de aanzuigopening 3 beneden te 35 liggen, zodat de lucht dan langs de onderzijde van de doorgangsopening kan worden aangezogen, om de in de behuizing te worden gekoeld, en waarbij dan in de behuizing het verwarmingselement moet zijn vervangen door een koelelement.

Λ Λ Λ ft ft A

* o y 0 £ 11

Claims (10)

1. Werkwijze voor het vormen van een luchtscherm of luchtgordijn voor en/of in een doorgangsopening van een gebouw, zoals een warenhuis, waarbij vanuit een behuizing door een aantal daarin aangebracht blaasopening of een daarin aangebrachte blaassleuf lucht voor en/of in de opening wordt 5 of vanuit een blaassleuf lucht voor en/of in de opening wordt geblazen, met het kenmerk, dat de lucht in een in hoofdzaak horizontale richting vanuit de blaasopeningen of de blaassleuf wordt uitgeblazen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uit te blazen lucht langs de bovenzijde van de doorgangsopening wordt aangezogen om, na verhitting in de behuizing, te worden uitgeblazen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uit te blazen lucht langs de onderzijde van de doorgangsopening wordt aangezogen om, na koeling in de behuizing, te worden uitgeblazen.

4. Inrichting voor toepassing van de werkwijze volgens con clusie 1,2 of 3, gekenmerkt door een langwerpige, verticaal opgestelde behuizing met een luchtinlaat en een reeks blaasopeningen of een of meer blaassleuven, en welke behuizing in of nabij een zijdelingse begrenzing van de doorgangs- Q 25 opening is opgesteld of deze zijdelingssbegrenzing van de doorgangsopening vormt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de behufeing om een verticale as draaibaar in de bouwconstructie, 30 zoals door de vloer en/of het plafond, wordt ondersteund.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat in de stroombaan van de lucht in de behuizing tussen de toevoer en de uitblaasopeningen of de uitblaassleuf een ver- 35 warmings- en/of koelelement is opgenomen. ·, * i -'· * ,· ; » a» On ·& -é-

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de stroombaan van de lucht in de behuizing een electrisch verwarmingselement is opgenomen.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het element de vorm heeft van een warmtewisselaar.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de stroombaan van de lucht in de behuizing 10 een ventilator is aangebracht.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorsnede van het doorstroomkanaal met de afstand tot de ventilator of de luchtinvoer afneemt. 15 Xf ·'% * ? * - »