NL8600057A

NL8600057A - Afdichtprofiel voor betonsegmenten van tunnelbuizen.

Info

Publication number: NL8600057A
Application number: NL8600057A
Authority: NL
Original assignee: Phoenix Ag
Priority date: 1985-01-26
Filing date: 1986-01-13
Publication date: 1986-08-18
Also published as: SE8600330D0; US4946309A; NO164731B; FR2576659B1; GB8601353D0; FR2576659A1; IT1186481B; BE902260A; NO164731C; SE457968B; CH669240A5; NO855376L; IT8523307A0; NL190650B; DE3502620A1; SE8600330L; NL190650C; GB2170561B; GB2170561A; DE3502620C2

Description

-1-

* I

> s 5 H AL/cp/21

Afdichtprofiel voor betonsegmenten van tunnelbuizen

De uitvinding betreft een afdichtprofiel uit rubber of rubberachtige grondstof voor het in een rondlopende groef aan betonsegmenten voor een tunnelpijp inzetten, waarbij het profiel aan de basiszijde verscheidene parallel in de langs-5 richting lopende, boogvormige groeven heeft, daarboven ten opzichte van de groeven zijdelings versprongen, in langsrich-ting parallel verlopende kanalen liggen en de profielrug in hoofdzaak met een plat vlak is uitgevoerd.

Een dergelijk afdichtprofiel is uit het Duitse 10 Offenlegungsschrift 28 33 345 bekend. Dit profiel heeft zich voor de tunnelbouw en voor schachtaanleg bij gebruik, van een schachtring bewezen. De verdere ontwikkeling bij de bouwwijze van tunnelbuizen en dergelijke stelt echter verdere extra eisen aan dergelijke afdichtprofielen uit rubber of rubber-15 achtige grondstof. Het is gewenst, dat de afdichtprofielen in verhouding tot de wandsterkte van betonsegmenten kleiner gehouden worden zonder echter de aanrakingsvlakken van de afdichtprofielen te reduceren. Een groot steunvlak voor de betonsegmenten moet behouden blijven om een verhoogde belasting 20 van de betonsegmenten zo mogelijk te vermijden. Bovendien moeten de profielen voor dit doel ook tegen belastingen door oplosmiddelen, oliën en vetten opgewassen zijn, zodat de aan te brengen verlijming van de profielen in de groef van het betonsegment voldoende verzekerd is.

25 Het in de groef van het betonsegment liggende pro fiel mag slechts een zodanig positief volume hebben, dat het bij het samendrukken van de betonsegmenten volledig in de groef zijn plaats kan vinden.

Het doel van de uitvinding is het derhalve een af-30 dichtprofiel van de in de aanhef beschreven uitvoering te verschaffen, dat bij verzekerde verlijming en relatief kleine breedte een vergaand gelijkmatige vervorming van alle ruimtelijke elementen van het profiel mogelijk maken.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, door-35 dat van de drie groeven van de basiszijde de middelste groef met 10-20% dieper en breder is dan de naburige groeven, dat n i'. ·>; t -2- de daarboven liggende kanalen in het profielmidden ten opzichte van de langsas onderling een grotere afstand hebben dan de andere kanalen tussen elkaar en dat de zijdelingse flanken van het profiel vanaf het langsraiddelvlak in een hoek 5 van 10°-20° terugspringen.

Door deze essentiële technische voorwaarden worden de vereisten van het doel verstrekkend vervuld, worden de dergelijke ringvormige profielen die in de groeven rug tegen rug liggen, samengeperst, dan wordt door de hoekinstelling 10 aan de flanken aanvankelijk de rubbermassa in geringe mate ten opzichte van het profielmidden verschoven. Daarbij wordt echter het profiel niet van de randvlakken van de groef opgeheven, zodat een verzekerde verlijming van het profiel behouden blijft. Door het aanbrengen van de vier kanalen wordt een 15 afnemende kracht-weg-verhouding bereikt. Daarbij kunnen geringe veranderingen aan de kanalen een voordelige invloed op de dichtheid van het profiel hebben.

Een verzekerde verlijming van de profielen aan de groeibodem en aan de groefflanken is belangrijk, daar de ruwe 20 oppervlakken van de betonsegmenten in de groef tot doorlatingen kan leiden.

Bij de verplaatsing van de rubbermassa over het midden heen bij het plaatsvinden van het samendrukken, ontstaat een evenwicht, doordat de middelste groef enigszins ho-25 ger en breder is. Anderzijds leidt de boven deze bredere groef liggende grotere rubbermassa ertoe, dat de rug van het profiel bij de vervorming een verstrekkend gelijkmatige druk-belastbaarheid heeft. Op deze wijze kan de specifieke vlakdruk over het gehele aandrukvlak van de beide profielruggen 30 verstrekkend gelijkmatig gehouden worden. Ook een verschuiven van de betonsegmenten in tegengestelde richting ten opzichte van hun stootvlakken kan niet schadelijk op het af-dichtprofiel werken. Een afketsen via de groefranden van het betonsegment kan tengevolge van de afgeschuinde profielflan-35 ken niet plaatsvinden.

Een ander belangrijk voordeel staat hierin, dat door de indeling en randuitvoering van het profiel een ver- ίϋΟί,υί); -3- η.

strekkend gelijkmatige vervorming van alle ruimtelijke elementen in het profiel bij het samenpersen ontstaat. Daar dergelijke rubberprofielen gedurende tientallen jaren in vervormde toestand moeten verblijven, is het belangrijk dat dit 5 niet tot schade lijdt. Bij de verstrekkend gelijkmatige vervorming van alle ruimtelijke elementen wordt op deze wijze een betere variatiebreedte bij de vervaardiging van het caoutchouc-mengsel mogelijk gemaakt. Men kan de caoutchouc-mengsels in gebruik nemen, die de overige vereisten verstrek-10 kend vervullen.

Bijvoorbeeld kan een caoutchouc-mengsel op chloor-polypropyleenbasis of nitrilcaoutchouc met voordeel gebruikt worden, wanneer met agressief gas of vloeistoffen rekening gehouden moet worden. Een hoge verouderingsbestendigheid is 15 daarbij ook onder de vervormingstoestand een belangrijk neveneffect. Een hogere verouderingsbestendigheid kan nochtans ook door het gebruik van een mengsel op basis van EPDM (ethyleenpropyleencaoutchouc) bereikt worden. Bovendien is het zinvol en nuttig dat het vlak van de maximale breedte van 20 het profiel ook het scheidingsvlak voor kanalen en groeven is.

Voorts moet het rugvlak van het profiel ongeveer 70-80% van de maximale profielbreedte uitmaken. Dit leidt tot een gelijkmatige samenpersing van het profiel, zonder dat 25 randgebieden onnodig zwaar belast worden.

De uitvinding wordt in samenhang met een figuur als voorbeeld beschreven. De figuur stelt een dwarsdoorsnede door twee betonsegmenten voor, in de groeven waarvan volgens de uitvinding ringvormige afdichtprofielen in nog niet samenge-30 perste toestand zijn aangebracht.

De beide betonsegmenten 1 en 2 bezitten bij 3 en 4 een groef, die tegenover elkaar liggen. In deze groeven zijn rug aan rug twee afdichtprofielen 5 en 6 gelijmd. Elk van deze afdichtprofielen heeft aan de basiszijde boogvormige uit-35 sparingen 7, 8, 9. Daarmee is de middelste boogvormige groef 9 enigszins groter en breder dan de groeven 7 en 8. Bovendien bezit het profielkanalen 10.

A l· Λ »1 '* ? \ ƒ V w w v “ A * il -4-

In de middelste zone 11 hebben deze kanalen een onderling enigszins grotere afstand. Worden de beide profielen 5 en 6 door aanschroeven van de betonsegmenten 1 en 2 in het gebied 12 samengeperst dan wordt de rubbermassa tot in de 5 groeven 3 en 4 verplaatst. In de eindtoestand liggen de randen 13 en 14 van de betonsegmenten 1 en 2 vast tegen elkaar. De boven de groef 3 resp. 4 liggende rubbermassa wordt nu verstrekkend gelijkmatig zodanig vervormd, dat geen puntbe-lastingen in de rubbermassa plaatsvinden. Ook de samenpers-10 druk tussen de ruggen van de beide profielen 5 en 5 is verstrekkend gelijkmatig. De zijdelingse flanken 15 en 16 hebben een hoek van 16° ten opzichte van het loodrechte.

j* n ->. .·*> ,'1 V.: M fa f; M ; V U V j

Claims

1. Afdichtprofiel uit rubber of rubberachtige grondstof voor het in een rondlopende groef aan betonsegmen-ten voor een tunnelpijp inzetten, waarbij het profiel aan de basiszijde verscheidene parallel in de langsrichting lopende, 5 boogvormige groeven heeft, daarboven ten opzichte van de groeven zijdelings versprongen, in langsrichting parallel verlopende kanalen liggen en de profielrug in hoofdzaak. met een plat vlak is uitgevoerd, met het kenmerk dat van de drie groeven (7, 8, 9) van de basiszijde de middelste groef (8) 10 met 10-20% dieper en breder is dan de naburige groeven (7, 9), dat de daarboven liggende kanalen (10 enz.) in het pro-fielmidden (11) ten opzichte van de langsas onderling een grotere afstand hebben dan de andere kanalen onderling en dat de zijdelingse flanken (15, 16) van het profiel vanaf het 15 langsmiddelvlak in een hoek van 10°-20<* terugspringen.

2. Afdichtprofiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtprofiel uit een caoutchouc-mengsel op basis van chloorpolypropyleen, EPDM of nitrilcaoutchouc bestaat .

3. Afdichtprofiel volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het vlak van de maximale breedte van het profiel ook het scheidvlak voor kanalen en groeven vormt.

4. Afdichtprofiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de breedte van het vlakke rugvlak van het profiel 25 70-80% van de maximale profielbreedte bedraagt. ..¾ £ Λ Γ ··' " ·." "·' - V 1J y'