NL8503358A - Wervelstroomrem. - Google Patents

Description

» .......~ i )

Wervelstroomrem

De uitvinding heeft betrekking op een electrische rem die bestemd is voor het afremmen van een draaiende as en enerzijds omvat een electromagnetisch veld opwekkende stator die tot een geheel kan worden gemaakt met de drager van de as en die tenminste een krans 5 vein uitspringende electrische polen met wisselend teken omvat waarbij elke pool bestaat uit een cilinder- of prismakern van magnetisch materiaal, omgeven door een electrische draadwikkeling, welke kern evenwijdig staat aan de hartlijn van de as en eindigt met een pool-verwijding, en anderzijds een rotorschijf van een magnetisch materiaal 10 die met de as tot een geheel kan worden gemaakt en die coaxiaal met de poolkrans is gemonteerd om in axiale zin langs de krans te defileren waarvan hij slechts is gescheiden door een ringvormige spleet van geringe breedte.

De uitvinding is in het bijzonder gericht op die 15 remmen waarin de polen die de onderbroken krans vormen, bestaan uit cilindervormige of prismatische kernen van een magnetisch materiaal, omgeven door wikkelingen van electrisch draad, welke kernen evenwijdig staan aan de hartlijn van de as en die bij de luchtspleet eindigen met verwijde uiteinden die in het algemeen bestaan uit plaatjes die met 20 de kernen zijn verbonden, welke uiteinden hierna zullen worden aangeduid met de uitdrukking "poolverwijdingen".

De uitvinding is nog meer in het bijzonder gericht, echter niet uitsluitend, op zodanige remmen die tot de uitrusting van voertuigen behoren en waarvoor de rotor één geheel is met de af te 25 remmen transmissie-as van het voertuig, waarbij de stator één geheel is met het frame dat de rem en de as draagt.

In het volgende zullen worden genoemd: -"omtreksrichting" de richting van een cirkel die zijn middelpunt heeft op de hartlijn van de rem waarbij het woord "volgens de omtrek" bete-30 kent "volgens een omtreksrichting", -"omtreksdoorsnede" van een poolverwijding, de doorsnede van deze verwijding met het omwentelingsoppervlak in de vorm van een cilinder die als as de as van het toestel aanneemt, gaande door het middelpunt van *; Λ 1 ;·' - g * 'Ti r - 2 - het eindoppervlak van de verwijding en loodrecht op dit oppervlak, -"ingangsdeel" en "uitgangsdeel" van een poolverwijding, respectievelijk de "opwaartse" rand of "achterrand" en de afwaartse "tand" of "achterrand" en de afwaartse "rand" of "voorrand" van deze verwijding 5 langs de omtrek beschouwd ten opzichte van de relatieve verplaatsings-richting van de rotorschijf, in de zin dat bij het langs elk van de verwijdingen defileren elk punt van deze schijf wordt verplaatst van het ingangsdeel naar het uitgangsdeel van de verwijding.

In de bekende uitvoeringvoorbeelden van remmen van 10 de hier boven genoemde soort vertoont de omtreksdoorsnede van elke poolverwijding een symmetrische vorm ten opzichte van het vlak dat gaat door de hartlijn van de rem en door de hartlijn van de bijbehorende kern.

De uitvinding heeft vooral ten doel de waarden van 15 het koppel dat het gevolg is van de opwekking van wervelstromen in de beschouwde remmen te vergroten bij een gegeven gewicht en een gegeven ruimte nodig voor deze toestellen.

Hiertoe is de rem in kwestie volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de omtreksdoorsnede van elke poolverwijding 20 asymmetrisch is ten opzichte van het vlak dat gaat door de hartlijn van de rem en door de hartlijn van de bijbehorende kern in die zin dat zijn ingangsdeel zich verder van dat vlak uitstrekt dan zijn uitgangsdeel.

In de voorkeursuitvoeringsvoorbeelden kan bovendien 25 één en/of andere van de volgende maatregelen worden getroffen: - elke poolverwijding toont volgens een eindaanzicht evenwijdig aan de hartlijn van de rem de algemene vorm van een gelijkbenig trapezium met bij voorkeur afgeronde hoeken waarvan het middelpunt langs de omtrek is verschoven ten opzichte van de hartlijn van bijbehorende 30 kern in de zin tegengesteld aan die van de draaiing van de schijf, - in een rem volgens de voorafgaande passage vertoont de dwarsdoorsnede van elke kern de algemene vorm van een gelijkbenig trapezium met bij voorkeur afgeronde hoeken, - de dikte van elke poolverwijding, gerekend loodrecht op zijn eind-35 oppervlak, is constant over de gehele uitgestrektheid van de verwij- ' ;· ? r- ; *ri

* - ..V ✓ ' -.V

- 3 - ding ƒ -de dikte van elke poolverwijding, gerekend loodrecht op zijn eind-oppervlak, is relatief gering in die zin dat de verhouding tussen deze dikte en de buitendiameter van de schijf is begrepen tussen 5 1/50 en 1/30, - het oppervlak dat de zijkant van het uitgangsdeel van elke pool-verwijding bepaald, staat loodrecht op het eindoppervlak van deze verwijding en raakt aan het zijoppervlak van de bijbehorende kern, en 10 - het ingangsdeel van elke poolverwijding strekt zich langs de omtrek tenminste tot aan het zijoppervlak van de wikkeling uit die de met de aangrenzende verwijding afgesloten kern omgeeft.

De uitvinding omvat naast deze hoofdmaatregelen bepaalde andere maatregelen die bij voorkeur tegelijkertijd worden 15 getroffen en waarvan hierna een duidelijker beschrijving zal worden beschreven.

In wat volgt zullen de uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen op een wijze die vanzelfsprekend niet-beperkend is.

20 Fig. 1 toont in een gedeeltelijk eindaanzicht de veld opwekkende stator van een wervelstroomrem voor een voertuig, tot stand gebracht volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont in een "omtreks"-doorsnede gedeeltelijk langs de lijn II-II in fig. 1, vergroot en ontwikkelt , het samenstel 25 van de stator en van een deel van de rotor van de rem, waarbij de doorsnede de verdeler van het magneetveld in de magnetische onderdelen laat zien.

Fig. 3 toont bij wijze van vergelijking een doorsnede van een bekend samenstel van een stator en een rotor die op dezelfde 30 wijze is tot stand gebracht als de doorsnede in fig. 2, dat wil zeggen dat daarbij de verdeling van het magneetveld in de magnetische onderdelen duidelijk wordt gemaakt welke verdeling voor de uitvinding niet bekend was.

Fig. 4 is een grafische voorstelling die het belang 35 van de uitvinding doet uitkomen.

• Λ - 4 -

Fig. 5 toont schematisch aan de kop twee polen van een wervelstroomrem die is tot stand gebracht volgens een variant van de uitvinding.

Op een op zich bekende wijze omvat de stator van de 5 rem in elk geval een krans van identieke electromagneten 1 in een even aantal (8 in het onderhavige geval) die regelmatig zijn verdeeld om de hartlijn X van de rem en die alle bestaan uit een cilindervormige of prismatische kern 2 met een hartlijn Y die evenwijdig is aan X, en een wikkeling 3 van electrisch draad die deze 10 kern omgeeft.

Iedere kern 2 is gemonteerd op een gemeenschappelijke drager 4 die bijvoorbeeld de vorm vertoont van tenminste een kom en die zelf is gemonteerd op het chassis van het voertuig of anders op het carter van de brug of van de bak van het voertuig.

15 De wikkelingen 3 worden alle op een kern 2 gehouden door een uitstekend plaatje 5 op het eind van de kern te schroeven, in het bijzonder met behulp van één enkele schroef 6, waarbij het fixeren van de hoekstand van dit plaatje om de schroef wordt verzorgt door samenwerking van een excentrische pen 7 die één geheel 20 is met het plaatje, met een complementaire holte van de kern.

De naar buiten gekeerde oppervlakken van de plaatjes 5 liggen in een zelfde vlak loodrecht op de hartlijn X en vormen aldus een vlakke krans met onderbrekingen.

De wikkelingen zijn electrisch aangesloten met 25 behulp van geschikte organen voor aansluiting en besturing aan een gelijkstroombron en hun aansluitingen aan deze bron zijn zodanig verzorgt dat de plaatjes 5 die elkaar in de krans die zojuist is beschreven, opvolgen, electrische polen bepalen met om en om positief en negatief teken: de plaatsjes 5 vormen "verwijdingen” voor 30 deze polen en worden vaak "poolverwijdingen" genoemd.

Op een eveneens op zich bekende wijze omvat de rotor van de rem tenminste één volle schijf 8 (figuren 2 en 3) die onder een hoek tot een geheel is gemaakt met een gedeelte 9 (fig. 1) van de transmissieas van het voertuig teneinde langs de statorkrans 35 te kunnen gaan, waarbij de schijf en de krans van elkaar zijn ge- D ?, Λ 7. ’ ö

v ·* v 'J j O

- 5 - scheiden door een ringvormige spleet e (fig. 2 en 3).

De breedte van deze spleet _e of "luchtspleet" is gering en bedraagt in de orde van grootte van bijvoorbeeld 1 a 2 mm.

De pijl F in de figuren geeft de verplaatsingsrich-5 ting van de rotorschijf 8 aan ten opzichte van de daar tegenover staande statorkrans.

De kernen 2, de plaatjes 5 en de schijf 8 bestaan alle uit een ferromagnetisch materiaal om voor de door de electrische bekrachtiging van de wikkelingen 3 opgewekte magnetische flux magne-10 tische kringlopen te vormen die in zich zelf zijn gesloten waarbij zij alle tweemaal de spleet _e oversteken.

Het is deze flux die in de schijf 8 tijdens het ronddraaien van de schijf wervelstromen induceert die zich tegen deze ronddraaiing verzetten hetgeen als effect heeft het afremmen van de 15 as van het voertuig.

In bekende uitvoeringsvoorbeelden van electrische remmen van de hierboven beschreven soort is de "omtreksdoorsnede" in de hier boven bepaalde zin van elk plaatje of poolverwijding 5 symmetrisch ten opzichte van het vlak dat gaat door de hartlijn X 20 van de rem en door de hartlijn Y van de bijbehorende magneetkem 2.

Met andere woorden, het ingangsgedeelte E en het uitgangsgedeelte S van elke verwijding vertonen omtreksdoorsneden die ten opzichte van elkaar identiek zijn, zoals in fig. 3 duidelijk wordt getoond.

25 In dit geval zijn bij een bekrachtiging van de rem de verdelingen van de magnetische flux in deze twee delen E en S identiek wanneer de rem in stilstand staat.

Tot nu toe was niet bekend wat er met deze verdelingen gebeurde als gevolg van storingen die aan de ankerreactie zijn toe 30 te schrijven, gebeurde wanneer het anker 8 begint te draaien.

Het is passend er hier aan te herrinneren dat het verschijnsel van de ankerreactie reeds lang geleden is bestudeerd voor electro-dynamische machines met een collector en een van wikkelingen voorzien anker.

35 In een dergelijk geval zijn de windingen van het anker r\ . * -- ^ λ 4 - 6 - wat aantal, afmeting en richting betreft volmaakt bepaald en hetzelfde is het geval met de richting en de sterkte van de stroom in elk van de windingen: het is dus makkelijk de ankerreactieflux te berekenen die overeenkomt met elk van deze windingen en de globale 5 influentie van deze fluxen op de plaatselijke verzadigingen van de magnetische kringloop vast te stellen.

Om dergelijke verzadigingen te verhelpen is reeds voorgesteld de omtreksafmetingen van de poolspitsen van bepaalde van deze machines te modificeren in richtingen die verschillen al naar 10 gelang de machines motoren of generatoren zijn (zie US-A-2 240 652).

De situatie is geheel anders voor machines die op wervelstromen berusten.

Deze stromen, waarvan de wervelende banen in zichzelf zijn kortgesloten, zijn moeilijk te identificeren, te localiseren 15 en te meten en voor de uitvinding was men er nog niet in geslaagd deze wervelstromen voldoende te definiëren of er bruikbare gegevens aan te ontlenen wat betreft de verzadigingen van de poolspitsen tijdens dé werking van de rem.

Door moderne berekeningsmethoden, met behulp van een 20 computer aan te wenden is aanvraagster er in geslaagd deze kwesties onder de knie te krijgen en zelfs om de lijnen van'het magneetveld in de massa van de magnetische onderdelen terwijl de rem werkt, beeld-matig voor te stellen.

Aanvraagster heeft aldus ontdekt dat wanneer het 25 anker 8 in de richting van de pijl F draait en een symmetrische constructie van elke pool zoals in de bekende remmen (fig. 3) wordt beschouwd, de magnetische flux een hogere concentratie heeft in het uitgangsdeel S dan in het ingangsdeel E: dit is zichtbaar in fig. 3 waar de veldlijnen L die de magnetische flux voorstellen, dichterbij 30 elkaar liggen naarmate de plaatselijke magnetische inductie hoger is.

Deze concentratie blijkt uit een snellere verzadiging van het uitgangsdeel S dan van het ingangsdeel E wanneer geleidelijk aan de electrische bekrachtiging van de wikkeling 3 die behoort bij 35 de beschouwde verwijding 5, laat toenemen.

--j -·. * *> '-N·. , ‘ . r .

Vw J V - ^ O

5' · * - 7 -

Om het tijdstip uit te stellen waarop de verzadiging het uitgangsdeel S bereikt bij de genoemde vergroting van de elec-trische bekrachtiging wordt overeenkomstig de uitvinding de pool-verwijding 5 langs de omtrek "achteruit" geschoven, dat wil zeggen 5 in de richting tegengesteld aan de draairichting F van de schijf 8.

Aanvraagster heeft kunnen vaststellen dat in dit geval het magneetveld op een meer homogene wijze wordt verdeeld over het geheel van het volume van elke poolverwijding, waarbij het uitgangsdeel in zekere zin wordt ontlast van zijn overschot aan 10 inductie ten voordele van het ingangsdeel dat in dit opzicht te voren gebrek leed.

Dit wordt gesymboliseerd door de verdeling van de veldlijnen L in fig. 2 die is tot stand gebracht onder aanname van precies dezelfde veronderstellingen omtrent de werking als voor 15 fig. 3, waarbij het enige verschil dat in de constructie volgens fig. 1 is aangebracht, is te vinden in de verschuiving langs de omtrek naar achteren van de poolverwijdingen.

In het bijzonder zijn alle afmetingen van deze verwijdingen geheel bewaard.

20 De hoekwaarde a van de omtreksverschuiving die hier boven is genoemd, bedraagt bij voorkeur tussen A/25 en A/7 indien met A de poolsteek in hoekvorm wordt aangeduid, dat wil zeggen de hoek gerekend om de hartlijn X van het toestel die de vlakken die door deze hartlijn X en respectievelijk door de hartlijnen Y van 25 twee opeenvolgende polen gaan, met elkaar maken: in het getoonde geval waar het aantal polen gelijk is aan 8, bedraagt deze hoek α bij voorkeur tussen 2 en 7°.

Indien bovendien de hoek gerekend om de hartlijn X waarin een poolverwijding is ingeschreven, poolboog noemt, is de 30 verhouding tussen deze poolboog en de poolsteek in hoekvorm die hiervoor is bepaald, bij voorkeur tussen 0,65 en 0,90: deze verhouding is in de orde van grootte van 0,80 in het hier getoonde uit-voeringsvoorbeeld.

In dit uitvoeringsvoorbeeld geldt bovendien: 35 - de dikte van elke verwijding 5, gerekend langs een axiale richting .* .... - .

i - 8 - blijft over zijn gehele uitgestrektheid constant; - elk plaatje dat een verwijding 5 vormt, vertoont de algemene vorm van een gelijkbenig trapezium met afgeronde hoeken; - het oppervlak dat de zijkant Tg van het uitgangsdeel van elke 5 verwijding bepaald en dat langs de omtrek gezien tegenover het

zijvlak T van het ingangsdeel van de naastgelegen verwijding staat, E

raakt aan het zij oppervlak N van de kern 2 waarvan de beschouwde verwijding de afsluiting is, tenminste ter plaatse van het cilindervormige omwentelingsoppervlak net als as de hartlijn X van de rem 10 dat de hartlijnen X van de kernen 2 bevat; - het oppervlak dat het zijvlak T van het ingangsdeel van elk van de verwijdingen bepaald, raakt aan het zijoppervlak B van de wikkeling of spoel 3 die de aangrenzende verwijding omgeeft; en - de platte zijkanten T en T van opeenvolgende poolverwijdingen.

15 die tegenover elkaar staan, vormen met elkaar twee aan twee een kleine hoek waarbij elk van de zijkanten wordt begrensd door een vlak dat gaat door de hartlijn X van de rem; maar deze zijkanten kunnen eveneens twee aan twee evenwijdig zijn.

De ervaring leert dat op geheel verrassende wijze 20 in de remmen waarvan de poolverwijdingen omtreksgewijs naar achteren zijn "verschoven" op de hierboven aangegeven wij2e, de opgewekte remkoppels zeer duidelijk groter zijn dan die worden opgewekt door identieke remmen maar waarvan de poolverwijdingen hun middelpunt hebben in de hartlijn van de bijbehorende kernen.

25 Deze verbetering is duidelijk voorgesteld door de in fig. 4 getoonde grafische voorstelling waarin zijn uitgezet: - langs de horizontale as de toerentallen V van de rotor van de rem in toeren/minuut, en - langs de vertikale as de door de rem opgewekte koppels C in meter-30 Newton.

De grafiek 10 in fig. 4 komt overeen met een rem met de bekende verwijdingen, dat wil zeggen gemonteerd met centrering op de bijbehorende kernen overeenkomstig fig. 3.

Grafiek 11 komt overeen met dezelfde rem waarvan de 35 poolverwijdingen omtreksgewijs naar achteren zijn verschoven ten rf-H .*·» —tl 3 Λ*

·- - Λ M

. " j *' > V

?' · - 9 - opzichte van de bijbehorende kernen, dat wil zeggen in een richting die tegengesteld is aan de draairichting (F) van de schijf, conform de figuren 1 en 2.

Het valt vast te stellen dat de verkregen toename 5 van het remkoppel met alle overige zaken gelijk door de verschuiving "naar achteren" van de poolverwijdingen aanzienlijk is omdat hij meer dan 15% kan bereiken voor bepaalde toerentallen van de rotor, in het bijzonder voor betrekkelijk geringe toerentallen in de orde van grootte van 500 tot 1000 t/mn: voor hogere toerentallen raken de 10 magnetische ketens gewoonlijk niet verzadigd zodat de door de uitvinding gebrachte winst minder duidelijk is.

In elk van de hierboven onder verwijzing naar de figuren 1 t/m 3 genoemde gevallen was elke magneetkem 2 begrensd door een cilindervormig omwentelingsoppervlak om de hartlijn Y.

15 Onder deze omstandigheden heeft de wijziging van de verdeling van het magneetveld dat door de lijnen L is gesymboliseerd in de figuren 2 en 3, in theorie slechts betrekking op het zeer minime gedeelte van het volume van elk van de pool verwijdingen dat zich uitstrekt langs het cilindervormige oppervlak dat overeen-20 komt met de doorsneden van de figuren.

Om het volume van elke poolverwijding waarvoor de verdeling van het magneetveld op de hierboven beschreven wijze door de eenvoudige verschuiving "naar achteren" van de poolverwijdingen, wordt verbeterd, kan elke magneetkem de vorm krijgen van een prisma 25 of cilinder waarvan de dwarsdoorsnede lijkt op die van de verwijding die de kern afsluit, of tenminste dicht daarbij komt.

In het geval van fig. 5 is deze dwarsdoorsnede van elke kern begrensd door een trapezium met afgeronde hoeken die lijkt op de hierboven genoemde algemene vorm van de verwijdingen 5.

30 In een dergelijk geval vertoont de electrische wikkeling de algemene vorm van een prismatische huls 3^ met een trapeziumvormige doorsnede van een dikte die althans nagenoeg constant is.

De ervaring leert dat met een aldus verbeterde rem het remkoppel nog verder is verbetert, zoals kan worden waargenomen 35 aan de grafiek 12 in fig. 4: in dit geval bereikt de toename van het .·» - -· -· :·* Λ

... \ *.· J O

li v '4.

- 10 - koppel ten opzichte van hiervoor beschouwde bekende remmen (grafiek 10) 20% en zelfs meer voor bepaalde waarden van het toerental.

Zoals blijkt uit fig. 2 wordt de verschuiving naar achteren volgens de uitvinding uitgedrukt door weglaten van een 5 zeer aanzienlijk gedeelte van het uitgangsdeel S dat zeer snel is verzadigd in eerder bekende constructies: aangezien het ingangs-deel E daarmee in overeenstemming zelfs zo is ontwikkeld dat het bijna alleen overblijft en dit ingangsdeel minder gevoelig is voor de magnetische verzadiging, is het mogelijk het dunner te maken 10 alsmede het geheel van de poolverwijding ten opzichte van de bekende constructies voor een gegeven prestatie, hetgeen het gewicht en het ruimtebeslag vermindert.

Aldus kan de verhouding tussen de dikte van de verwijding en de buitendiameter van het ronde anker van de rem die 15 in het algemeen groter is dan 1/30, dalen tot onder 1/35 en zelfs het geringe bedrag van 1/50 bereiken.

Bijgevolg wordt, en dit welke ook de gekozen uitvoeringsvorm is, beschikt over een uiterst eenvoudig en doeltreffend middel om het massakoppel van een electrische rem te vergroten omdat 20 het voldoende is zijn poolverwijdingen enigszins "naar achteren" te verschuiven.

Zoals vanzelf spreekt en zoals trouwens blijkt uit het voorgaande, wordt de uitvinding in het geheel niet beperkt tot de toepassing vormen en uitvoeringsvormen die in het bijzonder zijn' 25 genoemd: de uitvinding omvat daarvan daarentegen alle varianten, in het bijzonder: - die waarin de stator van de rem twee kransen van polen zou omvatten met om en om wisselend teken die twee vlakke kransen van pool-verwijdingen bepalen waarbij elk van de twee platte kransen is ver- 30 bonden met een rotorschijf en de twee schijven die met elkaar een geheel vormen, dan in axiale zin de stator die het veld opwekt, omsluiten, - die waarin de poolverwijdingen een enkel blok zouden vormen met de kernen van magnetisch materiaal die zij verlengen, omdat zij 35 bijvoorbeeld samen met deze kernen zijn gevormd in plaats van dat zij „M. -f **\ .-·*· · S:: „·~ *? Μ 4 - 11 - bestaan uit onafhankelijke plaatjes die op de kernen zijn bevestigd; - die waar de poolverwijdingen een algemene vorm zouden vertonen anders dan die van een gelijkbenig trapezium met afgeronde hoeken, omdat het mogelijk is dat de hoeken niet zijn afgerond en het 5 trapezium zelf anders dan gelijk benig is, bijvoorbeeld rechthoekig of zelfs lichtelijk naar binnen gebogen óm de hartlijn van de rem; en - die waar de beschouwde wervelstroomrem niet behoort tot de uitrusting van een voertuig maar van een andere machine die een af te 10 remmen draaiende as bevat, zoals een hefwerktuig of een boorinstallatie.

— ·* - * * -* : * f\ ή * -* ^ ^ V *- **

Claims (8)

1. Electrische rem, bestemd voor het afremmen van een draaiende as (9) en omvattende enerzijds een electromagnetisch veld opwekkende stator die tot een geheel kan worden gemaakt in de drager van de as en die tenminste een krans van uitspringende electrische 5 polen met wisselend teken omvat, waarbij elke pool bestaat uit een cilinder- of prismakern (2) van magnetisch materiaal, omgeven door een electrische draadwikkeling (3), welke kern evenwijdig staat aan de hartlijn van de as en eindigt met een poolverwijding (5) , en anderzijds en rotorschijf (8) van een magnetisch materiaal die met de as tot een 10 geheel kan worden gemaakt en die coaxiaal met de poolkrans is gemonteerd om in axiale zin langs de poolverwijdingen te defileren waarvan hij slechts is gescheiden door een ringvormige spleet van geringe breedte (e), met het kenmerk, dat de omtreksdoorsnede van elke poolverwijding (5) asymmetrisch is ten opzichte van het vlak dat gaat 15 door de hartlijn ( X) van de rem en door de hartlijn (Y) van de bijbehorende kern (2) in die zin dat zijn ingangsdeel (E) zich verder van dat vlak uitstrekt dan zijn uitgangsdeel (S).

2. Electrische rem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke poolverwijding (5) volgens een eindaanzicht even- 20 wij dig aan de hartlijn van de rem de algemene vorm vertoont van een gelijkbenig trapezium met bij voorkeur afgeronde hoeken, waarvan het middelpunt langs de omtrek ten opzichte van de hartlijn van de bijbehorende kern (2) is verschoven in de richting tegengesteld aan die van de draaiing van de schijf (8).

3. Electrische rem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van elke kern (2) de algemene vorm vertoont van een gelijk benig trapezium met bij voorkeur afgeronde hoeken.

4. Electrische rem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dikte van elke poolverwijding (5), 30 gerekend loodrecht op zijn eindoppervlak, constant is over de gehele uitgestrektheid van dat oppervlak.

5. Electrische rem volgens één van de voorafgaande . conclusies, met het kenmerk, dat de dikte van elke poolverwijding (5), gerekend loodrecht op zijn eindoppervlak, relatief gering is in die zin Λ λ* -j Λ * ► ‘ i 'J - 13 - dat de verhouding tussen deze dikte en de buitendiameter van de schijf (8) ligt tussen 1/50 en 1/30.

6. Electrische rem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak dat het zijvlak be- 5 paalt van het uitgangsdeel (S) van elke poolverwijding (5) loodrecht staat op het eindoppervlak van deze verwijding en raakt aan het zij-oppervlak (N) van de bijbehorende kern (2).

7. Electrische rem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ingangsdeel (E) van elke pool- 10 verwijding (5) zich langs de omtrek uitstrekt tenminste tot aan het zijvlak van de wikkeling (3) die de kern omgeeft die met de naast gelegen verwijding is afgesloten.

8. Electrische rem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoekverschuiving (a) langs de 15 omtrek naar achteren van elk van de poolverwijdingen (5) is begrepen tussen 1/25 en 1/7 van de poolsteek in hoekvorm.