NL8502546A - Inrichting voor het met stortgoed vullen van afzonderlijke houders. - Google Patents

Description

r *

Inrichting voor het met stortgoed vullen van afzonderlijke houders.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met stortgoed vullen van afzonderlijke houders omvattende een gesteleen door met het gestel verbonden geleidings- en aandrijfmiddelen in een baan langs een houder-aanbrengstation, 5 een vulstation en een houder-afneemstation beweegbaar trans-portorgaan, en een aantal met het transportorgaan verbonden houder-dragers, waarbij elke drager omvat ondersteuningsmidde-len voor het ondersteunen van een houder en fixeermiddelen voor het losneembaar ten opzichte van de drager fixeren van 10 deze houder.

Een dergelijke inrichting wordt bijvoorbeeld in de tuinbouw gebruikt. De afzonderlijke houders in de vorm van potten worden met stortgoed in de vorm van grond gevuld. In deze met grond gevulde potten worden naderhand ^jonge planten 15 gepoot, die verder in deze potten worden opgekweekt.

De huidige ontwikkelingen zijn erop gericht om de potten te vervangen door plastic zakken, hetgeen besparingen met zich meebrengt.

De uitvinding beoogt dan ook een inrichting van de in 20 de aanhef omschreven soort te verschaffen die geschikt is voor het vullen van plastic zakken. Een probleem dat hierbij sterk speelt is dat plastic zakken van zichzelf niet vormvast zijn. Teneinde bij het daarin storten van het stortgoed niet op ongewenste wijze gedeformeerd te worden, moeten de zakken dus 25 door de houder-dragers goed worden ondersteund en gefixeerd. Anderzijds moet het aan de houder-dragers aanbrengen van de plastic zakken snel kunnen gebeuren, om capaciteitsvermindering te voorkomen.

Dit wordt bij een inrichting volgens de uitvinding be-30 reikt doordat de fixeermiddelen omvatten een door een zijdelingse steun op een afstand boven de ondersteuningsmiddelen met de drager verbonden in hoofdzaak ringvormig spreidorgaan, en in een omtrekvergrotende zin op het spreidorgaan werkende verende middelen; zodanig dat het spreidorgaan in ontspannen S5 0 2 5 4 6

* i S

2 toestand een grotere omtrek heeft dan een zakvormige houder en tegen de invloed van de verende middelen in tot een kleinere omtrek kan worden samengedrukt, en waarbij het spreidorgaan door een scharnier zwenkbaar met de zijdelingse steun is ver-5 bonden en met aanslagmiddelen samenwerktdie het spreidorgaan in een in hoofdzaak horizontale vulstand en in een omgeklapte zak-aanbrengstand kunnen steunen. Het spreidorgaan houdt de zak goed openj zodat deze goed met het stortgoed gevuld kan worden. Het spreidorgaan te zamen met de ondersteu-10 ningsmiddelen voorkomen dat de bij het volstorten optredende krachten zodanig op de zak kunnen inwerken dat deze los komt van het spreidorgaan. Door de scharnierende bevestiging van het spreidorgaan kan dit eenvoudig in de zak-aanbrengstand worden omgeklapt, in welke stand de zak zonder hinder van de 15 overige delen van de drager, zoals de ondersteuningsmiddelen, vanuit een geschikte richting, bij voorkeur van boven af, op het spreidorgaan aangebracht kan worden.

Volgens een voorkeurskenmerk van de uitvinding is het spreidorgaan uit één geheel van verend materiaal vervaardigd 20 en heeft dit in hoofdzaak een cilindermantel-vorm met een axiale onderbreking. Dit spreidorgaan heeft aldus een zeer eenvoudige en daardoor voor storingen ongevoelige constructie.

Op geschikte wijze wordt het spreidorgaan van kunststof vervaardigd. Een geschikte kunststof kan PVC zijn. Een 25 dergelijke kunststof is voldoende veerkrachtig voor toepassing als spreidorgaan. Verder wordt het voordeel bereikt van een gering gewicht, hetgeen bij het omklappen van het spreidorgaan gunstig is, en bovendien is een van kunststof vervaardigd spreidorgaan ongevoelig voor aantasting.

30 Een verdere gunstige uitvoeringsvorm wordt bereikt wanneer het spreidorgaan aan zijn in de vulstand onderste rand over een aanzienlijk deel van zijn hoogte gegolfd is uitgevoerd. Het uit de zak nemen van het spreidorgaan wordt hierdoor vergemakkelijkt. Bij het losnemen wordt geen grond meege-35 nomen.

Een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvindingdie een hoge capaciteit bij geringe arbeidskosten heeft, wordt verkregen wanneer in het aanbrengstation een zak-aanbrenginrichting is opgesteld omvattende een coaxiaal met 85 02 54 0 3 een zich in de zak-aanbrengstand bevindend spreidorgaan beweegbaar geleide trechtervormige zak-aanbrenger met aan zijn smalle einde veerkrachtige, naar elkaar toe gerichte vingers een op zichzelf bekende zaktoevoerinrichting voor het over de 5 vingers aanbrengen van een zak, en aandrijfmiddelen voor het over het spreidorgaan heen bewegen van de zak-aanbrenger. De zaktoevoerinrichting kan bijvoorbeeld van het type zijn zoals beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8500945. De trechtervormige zak-aanbrenger knijpt bij het over het spreid-10 orgaan passeren dit spreidorgaan samen. Wanneer de zak-aanbrenger zover over het spreidorgaan heen bewogen is dat de vingers daarmee in contact verkeren, zet het spreidorgaan weer uit, waardoor dit de zak nabij de bovenrand vastgrijpt. Bij de voortgaande beweging van de zak-aanbrenger worden de 15 vingers tussen het spreidorgaan en de zak uitgetrokken.

Wanneer volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, de zak-aanbrenger een afgeknot-kegelwandvormig basisdeel omvat, verloopt het samenknijpen van het spreidorgaan gelijkmatig en heeft de zak-aanbrenger in* zijn geheel een stabiele robuuste 20 constructie.

Verdere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van uitvoeringsvoor-beelden van de uitvinding.

Fig. 1 toont een gedeeltelijk weggebroken perspecti-25 visch aanzicht van ee'n inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een met fig. 1 overeenkomend aanzicht waarbij de inrichting voorzien is van een zak-aanbrenginrich-ting.

Fig. 3 toont een gedeeltelijk aanzicht van de zak-aan-30 brenginrichting van fig. 2.

Fig. 4 toont een met fig. 3 overeenkomend aanzicht van de zak-aanbrenginrichting in een verder bewogen stand.

Fig. 5, 6 en 7 tonen alternatieve uitvoeringsvormen van het spreidorgaan.

35 Fig. 8 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de zak-aanbrenger.

Fig. 9 en 10 tonen andere uitvoeringsvormen van de vingers van de zak-aanbrenger.

8502546 . i >» 4

De inrichting 1 van fig. 1 omvat een bakvormig gestel 2,‘ waarin grond 13 wordt gebracht. In de bak 2 is een transporteur 3 aangebracht die een transportorgaan 4 in de vorm van een ketting in een eindloze baan langs de omtrek van de 5 bak geleidt. Met de ketting 4 zijn een aantal dragers 5 verbonden. Elke drager 5 omvat een ondersteuning 6 en een spreid-orgaan 7 dat door middel van een scharnier 8 met de drager 5 is bevestigd.

Zoals nog nader uiteen gezet zal worden werken met 10 het spreidorgaan 7 verende middelen samen, die het mogelijk maken dat het orgaan 7 veerkrachtig samengeknepen kan worden. In de ontspannen toestand heeft het spreidorgaan 7 een grotere omtrek dan de opening van een daarop aan te brengen zak 9. Door het scharnier 8 is het spreidorgaan zwenkbaar tussen een 15 horizontale vulstand en een omgeklapte zak-aanbrengstand. Deze beide standen zijn te zien in fig. 1.

De transporteur 3 beweegt de ketting 4 in een baan langs een zak-aanbrengstation 10, een vulstation 11, en een zak-afneemstation 12.

20 In het aanbrengstation 10 wordt telkens op elk spreid orgaan 7 van een zich daar bevindende drager 5 een zak 9 aangebracht. Vervolgens wordt het spreidorgaan teruggezwenkt in de vulstand, waarbij de bodem van de zak 9 in contact komt met de ondersteuning 6. Bij het verder bewegen van de ketting 25 4', komt een aldus van een zak voorziene drager 5 in het vulstation 11.

In het vulstation 11 is een opvoertransporteur 16 aangebracht i die grond 13 uit de bak 2 omhoog beweegt en aan zijn boveneinde naar beneden laat vallen in een zich daaronder be-30 vindende, door een spreidorgaan open gehouden en een ondersteuning ondersteunde zak 9. De grond 13 wordt aan de opvoertransporteur toegevoerd door middel van een op de bodem van de bak 2 aangebrachte transportband 14 die aangedreven wordt door middel van een aandrijving 15.

35 Nadat de zak 9 in het vulstation 11 is gevuld, beweegt de ketting 4 de betreffende drager naar een aandrukinrichting 17die de los in de zak gestorte grond aandrukt en tegelijkertijd door middel van een boor 18 aan het einde daarvan in de grond een gat drukt,' waarin later een plant kan worden ge- 8502 54 δ «* * 5 zet.

Vervolgens beweegt de ketting 4 de drager met de aldus met aangedrukte grond gevulde zak 9 naar "het afneemsta-tion 12. Alvorens dit afneemstation 12 te bereiken wordt door 5 middel van de oplichtinrichting 19 het spreidorgaan uit de gevulde zak 9 getrokken. De oplichtinrichting 19 is met het gestel van de inrichting verbonden en omvat een haakvormig orgaan 20 dat door een hydraulische of pneumatische cilinder omhoog bewogen kan worden en aangrijpt onder een arm van het 10 spreidorgaan. Het spreidorgaan wordt hierbij uit de in hoofdzaak horizontale vulstand omgeklapt in de zak-aanbrengstand, zodat daarop in een volgende fase in het aanbrengstation 10 weer een zak 9 kan worden geplaatst. In het afneemstation 12 wordt vervolgens de met grond gevulde zak 9 van de ondersteu-15 ning 6 genomen door middel van een roterende draaiarm 25. Deze draaiarm 25 schuift de gevulde zak op een afvoerband 26.

In fig. 5 wordt de drager volgens de uitvinding meer in detail getoond.

Het spreidorgaan 30 is in deze figuur getoond in de 20 vulstand. De door het spreidorgaan 30 gefixeerde zak 9 is met grond gevuld en de grond is reeds aangedrukt en voorzien van een pootgat.

Het spreidorgaan 30 is uit één geheel van verend materiaal vervaardigd en heeft een axiale onderbreking 33. Het ge-25 hele spreidorgaan 30 kan dus samengeknepen worden bij het daaromheen aanbrengen van een zak 9. Bij het weer loslaten van het verende spreidorgaan 30 zet dit weer uit, waardoor de zak 9 wordt vastgeklemd. Het spreidorgaan is door middel van een arm 34 en een scharnier 35 verbonden met een zijdelingse 30 steun 37 van de drager 5. De arm 34 is nabij het scharnier 35 haaks omgezet,' zodat deze in samenwerking met de steun 37 aan- slagmiddelen vormt die de zwenkbeweging van het spreidorgaan 30 begrenzen. De eindstanden zijn de eerder genoemde vulstand, zoals getoond in fig. 5, en de omgeklapte zak-aanbrengstand, 35 zoals getoond in fig. 1 nabij het zak-aanbrengstation 10.

Het spreidorgaan 30 heeft een voorkeursuitvoering.

Het bestaat uit een cilindermanteldeel 31 dat aan zijn in fig.

5 getoonde onderste rand over een aanzienlijk deel van zijn hoogte gegolfd is uitgevoerd. De hierdoor ontstane tanden 32 81- rt ; ,-¾ ου '31 o 6 maken het losnemen van het spreidorgaan uit de met aangedrukte grond gevulde zak probleemloos mogelijk.

De zakken 9 kunnen eenvoudig met de hand in het aan-brengstation 10 op het in de aanbrengstand gezwenkt spreidor-5 gaan worden geplaatst. Het samenknijpen van het spreidorgaan kan eenvoudig gelijktijdig met het plaatsen van de zak geschieden. Het is uiteraard ook mogelijk om het samenknijpen van het spreidorgaan uit te voeren door middel van een in de figuren niet nader getoonde inrichting, zodat de zak 9 telkens 10 op een reeds samengeknepen orgaan geplaatst kan worden.

Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding, zoals weergegeven in fig. 2, is in het aanbrengstation een zak-aanbrenginrichting 40 opgesteld. Deze zak-aanbrenginrich-ting 40 omvat een coaxiaal met een zich in de zak-aanbreng-15 stand bevindend spreidorgaan beweegbaar geleide trechtervormige zak-aanbrenger 41; die aan zijn smalle, van het spreidorgaan af gekeerde einde, voorzien is van veerkrachtige, naar elkaar toe gerichte vingers 45.

Een op zichzelf uit de Nederlandse octrooiaanvrage 20 8500945 bekende zaktoevoerinrichting kan zakken 9 uit een magazijn 44 daarvan opengevouwen toevoeren en op de vingers 45 plaatsen. Deze bekende inrichting omvat twee symmetrisch bewegende kettingen 42, met naar elkaar toe gerichte parten die in neerwaartse richting divergeren. Aan deze kettingen zijn 25 symmetrisch zuigmonden 43 aangebracht. De zuigmond aan de ketting nabij het magazijn 44 neemt uit dit magazijn de voorste zak op. Zodra de zuigmond 43 aan de bovenzijde van het naar de andere ketting toe gekeerde part aankomt, komt daar eveneens de tegenoverliggende zuigmond aan. Deze grijpt de zak op 30 de tegenoverliggende zijde aan. Bij het naar beneden bewegen, bewegen de zuigmonden van elkaar af en trekken daarbij de zak open. Bij de voortgaande beweging wordt de zak op de vingers 45 van de zak-aanbrenger geplaatst.

Aangenomen wordt dat bovenstaande beschrijving van de 35 op zichzelf bekende zaktoevoerinrichting voldoende is voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding. Voor een verdere gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar de eerdergenoemde Nederlandse octrooiaanvrage.

Fig. 3 toont de zak-aanbrenger in de toestand nadat 85 0 2 5 4 δ 7 op de vingers 45 hiervan^ door de beschreven zaktoevoerinrich-ting een zak 9 is geplaatst.

De zak-aanbrenger 41 is verbonden met een slede 49 die verticaal beweegbaar geleid wordt door geleidingsstangen 5 48. De zak-aanbrenger 41 kan door middel van een nog nader te beschrijven aandrijfstang 50 naar beneden worden geduwd.

Zodra in het zak-aanbrengstation 10 een drager 5 is aangekomenmet het spreidorgaan 7 daarvan in de zak-aanbreng-stand, in fig. 3 met getrokken lijnen getoond, treedt de zak-10 aanbrenginrichting in werking. De trechtervormige zak-aanbrenger 41 wordt naar beneden bewogen en komt in contact met het spreidorgaan 7. In het afgeknot-kegelwandvormige basisdeel is een spleet 46 aangebracht, waardoor de arm 34 van het spreidorgaan kan passeren. Bij het in neerwaartse richting over het 15 spreidorgaan 7 bewegen van de zak-aanbrenger 41, wordt het spreidorgaan 7, vanwege de trechtervorm van de zak-aanbrenger 41, samengeknepen.

Nadat het basisdeel is gepasseerd, kan het spreidor-- gaan 7 weer expanderen. Hierbij grijpt dit de daaroverheen ge-20 trokken zak 9 vast. De verende vingers 45 bewegen mee naar buiten en worden bij de verder voortgaande beweging van de zak-aanbrenger 41 tussen het spreidorgaan en' de zak uitgetrokken. Deze toestand wordt in fig. 4 getoond.

In fig. 4 wordt eveneens schematisch de aandrijving 25 voor de neerwaartse beweging van de zak-aanbrenger 41 getoond. Deze aandrijving omvat een aan één van de kettingen 42 van de zaktoevoerinrichting aangebrachte nokrol 53 die in contact kan komen met een, met de aandrijfstang 50 verbonden arm 51. De plaats van de nokrol ten opzichte van de zuigmonden 43 30 wordt uiteraard zodanig gekozen dat de neerwaartse beweging van de zak-aanbrenger pas aanvangt, nadat de zuigmonden 43 de zak op de vingers van de aanbrenger 41 hebben geplaatst.

Vanuit de in fig. 4 getoonde toestand wordt het spreidorgaan met de daarop aangebrachte zak in de richting 35 van pijl 52 omgekanteld in de vulstand. Dit geschiedt door middel van een geknikte hefboom 55 die scharnierend verbonden is met de slede 49 en aangedreven wordt door een plunjer 56. Bij het intrekken van de plunjer 56 beweegt de hefboom 55 in de richting van pijl 57 en duwt daarbij het spreidorgaan om.

85 02 54 6 - t, f 8

De besturing van de inrichting is zodanig dat het spreidorgaan omgezwenkt is voordat de nokrol 53 de arm 51 aan de linker zijde verlaat. De schematisch aangegeven veer 58 die bij de neerwaartse beweging de arm 51 in contact gehouden 5 heeft met de nokrol 53kan vervolgens de zak-aanbrenger 41 weer omhoog bewegen in een positie waarin op de vingers 45 daarvan een nieuwe zak kan worden aangebracht. De drager 5 wordt door de ketting 4 in de richting van het vulstation verplaatst, en een nieuwe drager 5 wordt in het zak-aanbrengsta-10 tion gepositioneerd, waarna de beschreven werking kan worden herhaald.

Fig. 6 toont een andere uitvoering van een spreidorgaan volgens de uitvinding. Het in hoofdzaak ringvormige spreidorgaan 60 wordt hier gevormd door vier ongeveer kwart-15 cirkelvormige segmenten 61. Elk segment 61 is door een verende arm 63 verbonden met een zwenkarm 62. Doordat de armen 63 verend zijn, kunnen de segmenten 61 naar elkaar toe bewogen worden, tot een kleinere diameter, voor het daaroverheen aanbrengen van een zak.

20 Het spreidorgaan 60 is niet geschikt om toegepast te worden met een automatische zak-aanbrenginrichting zoals hiervoor beschreven. Voor het met de hand aanbrengen van zakken is deze echter zeer geschikt.

De in fig. 7 getoonde uitvoeringsvariant omvat een 25 spreidorgaan 65 welke twee half-cirkelvormige segmenten 66 omvat die zelf stijf zijn. De segmenten 66 zijn door middel van een scharnier 67 met de arm 69 verbonden. Deze arm 69 is op voor de hand liggende wijze verder met de zijdelingse steun van de drager verbonden. De verende middelen worden bij deze 30 uitvoering gevormd door een veer 68.

Behalve de in de verschillende uitvoeringsvormen getoonde benaderde cirkelvorm^ kan het ringvormige spreidorgaan volgens de uitvinding ook bijvoorbeeld vierhoekig zoals vierkant zijn. Wanneer in combinatie met een dergelijk anders ge-35 vormd spreidorgaan een automatische zak-aanbrenginrichting toegepast wordt,' zal de zak-aanbrenger op overeenkomstige wijze moeten worden aangepast.

Fig. 8 toont een gunstige uitvoering van een bij een zak-aanbrenginrichting volgens de uitvinding toe te passen 3502 54 6 _ 9 ·*'«* y -i zak-aanbrenger 70. De vingers 71 daarvan zijn vervaardigd van bladveermateriaal, en omvatten een binnenste deel 72 en een buitenste deel 73. In de uitvoering van fig. 8 is het buitenste deel 73 uitgeponst uit de strook bladveermateriaal.

5 Bij deze uitvoering van de verende vingers met een binnenste deel en een buitenste deel kan een zak zeer goed worden vastgehouden. Het buitenste deel 73 is zelf verend ten opzichte van het binnenste deel 72. Terwijl de positie van het binnenste deel 72 wordt bepaald door het contact met het 10 spreidorgaan, blijft het buitenste deel 73 ten opzichte van het binnenste deel 72 verend ter aanpassing aan de zak-oratrek. Hierdoor kunnen zakken met grote toleranties in de omtrek worden verwerkt.

Fig. 9 toont een voorkeursuitvoering van de tweedelig 15 uitgevoerde vinger. Deze vinger 75 is in één geheel uit een bladveerstrook gebogen. Het buitenste deel 77 strekt zich op de met vinger 71 overeenkomende wijze op een afstand uit van het binnendeel 76. Doordat de vinger 75 over zijn gehele lengte kan buigen en geen spanningsconcentratiegebieden vertoont, 20 zal deze een zeer lange levensduur hebben met een zeer groot maximaal aantal bewegingscycli.

Fig. 10 toont nog een alternatieve vinger 80waarbij het buitendeel 82 door een afzonderlijke strook bladveermate-riaal wordt gevormd. Deze strook 82 is met behulp van klinkna-25 gels 81 met het basisdeel verbonden. Deze uitvoering vertoont weer een andere veerkarakteristiek waarbij de buiging hoofdzakelijk bij het ondereinde optreedt.

Alhoewel de uitvinding zeer geschikt is voor toepassing bij een inrichting voor het met potgrond vullen van zak-30 vormige houders, is deze daar niet toe beperkt. De uitvinding betreft elke inrichting waarmee afzonderlijke zakvormige houders met een stortgoed kunnen worden gevuld.

85 0 2 54-6

Claims (6)

1. Inrichting voor het met stortgoed vullen van afzonderlijke houders omvattende een gesteleen door met het gestel verbonden geleidings- en aandrijfmiddelen in een baan langs een houder-aanbrengstation^ een vulstation en een hou- 5 der-afneerastation beweegbaar transportorgaanen een aantal met het transportorgaan verbonden houder-dragers] waarbij elke drager omvat ondersteuningsmiddelen voor het ondersteunen van een houder en fixeermiddelen voor het losneembaar ten opzichte van de drager fixeren van deze houder, met het kenmerk; 10 dat de fixeermiddelen omvatten een door een zijdelingse steun op een afstand boven de ondersteuningsmiddelen met de drager verbonden in hoofdzaak ringvormig spreidorgaan, en in een om-trekvergrotende zin op het spreidorgaan werkende verende middelen zodanig dat het spreidorgaan in ontspannen toestand een 15 grotere omtrek heeft dan een zakvormige houder en tegen de invloed van de verende middelen in tot een kleinere omtrek kan worden samengedrukt, en waarbij het spreidorgaan door een . scharnier zwenkbaar met de zijdelingse steun is verbonden en met aanslagmiddelen samenwerktdie het spreidorgaan in een in 20 hoofdzaak horizontale vulstand en in een omgeklapte zak-aan-brengstand kunnen steunen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het spreidorgaan uit één geheel van verend materiaal is vervaardigd en in hoofdzaak een cilindermantel-vorm 25 met een axiale onderbreking heeft.

3. Inrichting volgens conclusie 2] met het k e n -m e r k,‘ dat het spreidorgaan van kunststof is.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies ] met het kenmerk; dat het spreidorgaan aan zijn 30 in de vulstand onderste rand over een aanzienlijk deel van zijn hoogte gegolfd is uitgevoerd.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies,' met het kenmerk; dat in het aanbrengstation een zak-aanbrenginrichting is opgesteld omvattende een coaxiaal 35 met een zich in da zak-aanbrengstand bevindend spreidorgaan 85 0 2 54 6 «* η beweegbaar geleide trechtervormige zak-aanbrenger met aan zijn smalle einde veerkrachtige, naar elkaar toe gerichte vingers, een op zichzelf bekende zaktoevoerinrichting voor het over de vingers aanbrengen van een zak, en aandrijfmiddelen voor het 5 over het spreidorgaan heen bewegen van de zak-aanbrenger.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het k e n -m e r k, dat de zak-aanbrenger een afgeknot-kegelwandvormig basisdeel omvat. 3502 54 6