NL8501683A - Inrichting voor het voeren van dieren. - Google Patents

Description

a . C

* - ' ]

Aanvrager: Adrianus C.J.M. Kouwenbergh Kruisdijk 3, 5096 BB Hulsel.

Inrichting voor het voeren van dieren

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het voeren van dieren, welke is voorzien van een voerbunker, een op enige afstand onder de uifcstroomopening van deze bunker aangebrachte, opvangplaat waarop het uit de bunker stromende voer een talud vormt, een 5 om een horizontale as zwenkbare stuwplaat voor het in de richting j i van de eindrand van de opvangplaat verplaatsen van het zich op deze plaat bevindende voer, een eveneens om deze as zwenkbare hefboom, | die met de stuwplaat is gekoppeld en door het te voeren dier kan worden bewogen, en middelen voor het uitoefenen van een van de eind-10 rand van de opvangplaat afgerichte kracht op de stuwplaat.

Sen dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8102854 en dient voor het gedoseerd voeren van varkens of rundvee met poeder- of korrelvormig veevoer. Gedoseerd voeren wil zeggen, dat bij iedere zwenkbeweging van de hefboom telkens een 15 bepaalde, eventueel instelbare hoeveelheid voer in een onder de inrichting aangebrachte voertrog valt, dit in tegenstelling tot de uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7905334 bekende inrichting, waarbij het voer uit de bunker blijft stromen zolang de bedieningshefboom zich in de verplaatste stand bevindt.

20 Bij de bekende inrichting is de stuwplaat onder een geringe hoek met het horizontale vlak onder de uitstroomopening van de bunker aangebracht en wordt een talud gevormd op een opvangplaat, die zich onder een vrij steile hoek vrijwel loodrecht op de stuwplaat bevindt.

3501683 - 2 -

De bedieningshefboom is naar omlaag gericht, zodat het zwaartepunt van het door deze hefboom en de stuwplaat gevormde hefboomstelsel zich op een zodanige plaats ten opzichte van de horizontale as bevindt, dat de stuwplaat zich in een door een smalle horizontale 5 strip bepaalde beginstand bevindt wanneer geen kracht op de hefboom wordt uitgeoefend. Wordt de hefboom door het dier verplaatst, dan zwaait de stuwplaat omhoog, zodat voer over de eindrand van de opvangplaat wordt gedrukt en de uitstroomopening van de bunker in de uiterste stand van de stuwplaat door deze plaat wordt afgesloten.

10 Deze inrichting heeft het nadeel, dat het voer bij het doseren omhoog moet worden bewogen om het over de eindrand van de opvangplaat te werken. Hierbij wordt ook voer, dat zich recht onder de uitstroomopening van de bunker en in het onderste gedeelte van de bunker bevindt, omhooggedrukt en samengeperst zonder dat dit enig 15 effect heeft op de afvoer van het voer. Voer, dat zich tussen de stuwplaat en de onderrand van de bunker of de in de bunker aange brachte stelinrichting bevindt, wordt hierbij geplet of verpulverd. Bij het omhoogzwenken van de stuwplaat ontstaat een spleet tussen de stuwplaat en de opvangplaat, door welke spleet voer omlaag kan stro-20 men, zodat het op de horizontale strip terechtkomt. De stuwplaat zal hierdoor bij het terugzwenken niet geheel in de beginstand terugkomen, maar op een laagje voer blijven liggen, waardoor het effect van de volgende zwenkbeweging wordt verminderd. Bovendien bestaat het gevaar, dat in het geval de hefboom niet zo ver door het dier 25 wordt verplaatst, dat de afvoeropening van de bunker door de stuwplaat wordt afgesloten, maar slechts zo ver, dat de stuwplaat zich halverwege de steunstrip en de onderrand van de bunker bevindt, het 8501683 - 3 - voer via de spleet tussen de stuwplaat en de opvangplaat en vervolgens over de rand van de smalle steunstrip in een ongecontroleerde hoeveelheid onder de stuwplaat door van de bunker naar de trog kan stromen.

5 De uitvinding voorziet in een inrichting, die deze nadelen niet vertoont.

Dit is verkregen doordat volgens de uitvinding de opvangplaat in hoofdzaak horizontaal is opgesteld en de horizontale as zich boven de opvangplaat bevindt, terwijl de stuwplaat zich in een in 10 hoofdzaak vertikale stand vanaf de horizontale as tot aan de opvangplaat uitstrekt.

Het voer wordt nu bij het doseren niet omhoog gedrukt, maar in horizontale richting naar de eindrand van de opvangplaat geschoven, hetgeen minder kracht vereist dan nodig is bij de bekende inrichting 15 en geen verpulvering van het voer met zich mee brengt. Bij de teruggaande beweging van de stuwplaat zal praktisch geen voer achter de plaat terechtkomen, dat de grootte van de door deze plaat te maken slag nadelig beïnvloedt. Daar de opvangplaat horizontaal is opgesteld kan het voer er niet door zijn eigen gewicht van af glijden. j 20 Hierdoor is het niet nodig, dat de bunkeruitlaat aan het einde van de slag van de stuwplaat door deze plaat wordt afgesloten, zoals bij de bekende inrichting noodzakelijk is.

De teruggaande beweging van de stuwplaat kan met behulp van een veer of een met de stuwplaat gekoppeld contragewicht worden verkregen.

25 Als contragewicht kan dan de bedieningshefboom dienen. Bij voorkeur strekt deze hefboom zich tot voorbij de eindrand van de opvangplaat uit.

De hefboom moet dan voor doseren van voer door het dier met de kop of de snuit omhooggedrukt worden.

8501633 - 4 -

Doordat het dier bij deze opstelling vrij zicht heeft op het zich op de opvangplaat bevindende voer, zal het geneigd zijn de kop omhoog te richten, waardoor de hefboom omhooggedrukt wordt met het gevolg, dat de stuwplaat naar voren zwenkt en voer over de eindrand 5 van de opvangplaat wordt gedrukt en in de trog valt. Bij de bekende inrichting is de hefboom ongeveer vertikaal aangebracht en bevindt deze zich tussen de opvangplaat en het dier, zodat dit geen zicht heeft op het zich hierop bevindende voer.

Doordat de hefboom zich vanaf de scharnieras in een ongeveer 10 horizontale richting uitstrekt, is de ligging van het zwaartepunt van het door de hefboom en de stuwplaat gevormde hefboomstelsel zodanig, dat de hefboom in zijn laagste stand terugzwenkt en daarbij de stuwplaat in zijn achterste stand brengt wanneer er door het dier geen druk op wordt uitgeoefend. Het hefboomstelsel beweegt zo ver 15 terug tot de stuwplaat of de hefboom tegen een eindbegrenzing stuit.

Bij voorkeur wordt de horizontale as buiten de voerbunker en langs of in de nabijheid van de achterwand hiervan aangebracht. Men is dan vrij in de keuze van de lengte van de zwaaiarm van de stuwplaat. Bij een grotere kromtstraal van de door de onderrand van de stuwplaat be-20 schreven boog is deze boog vlakker en is verder de verplaatste hoeveelheid voer bij een bepaalde hoekverdraaiing groter dan bij een kleine kromtestraal. Bij de bekende inrichting is de scharnieras onder de onderrand van de bunker aangebracht, waardoor de voordelen van een vergroting van de zwaaiarm niet kunnen worden verwezenlijkt. 25 De hoek waarover de stuwplaat kan zwenken is bij voorkeur instelbaar met behulp van een verstelbare aanslag, die de zwenkbeweging van de hefboom begrenst. Dit kan worden verkregen door de hefboom tot voorbij de horizontale as te verlengen en de verstelbare aanslag te laten samenwerken met dit verlengde deel.

6501683 - 5 -

Het instelmechanisme is dan gemakkelijk toegankelijk voor het bedienend personeel. Bij de bekende inrichting werkt de stelinrich-ting samen met de stuwplaat en is deze in de voerbunker aangebracht.

Hierdoor kan men niet waarnemen of de dosering is veranderd ten ge-5 volge van aankoekingen van voer tegen het ondereinde van de stelin-richting. Verder wordt bij de opstelling van het instelmechanisme volgens deze uitvoering van de uitvinding de beginstand van de stuwplaat ingesteld, terwijl bij de bekende inrichting de eindstand van de stuwplaat instelbaar is.

10 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De tekening stelt een langsdoorsnede voor van een inrichting voor het voeren van dieren met een door het dier te bedienen hefboom.

Poeder- of korrelvormig veevoer bevindt zich in een bunker 15 1. Aan de onderzijde van deze bunker is tussen de voorwand 2 en de achterwand 3 een uitstroomopening 4 aanwezig, waaronder op enige afstand een horizontaal plateau of opvangplaat 5 is aangebracht.

j

Het voer vormt op dit plateau een talud 6. Buiten de bunker is langs of in de nabijheid van de achterwand 3 een horizontale as 7 aange-20 die in de zijwanden 8 van de bunker draaibaar is ondersteund. Deze j zijwanden lopen onder de uitstroomopening door totaan het plateau ! en vormen een begrenzing van het talud in zijdelingse richting.

Aan de as is een stuwplaat 9 gelast, die zich tot aan het 25 plateau 5 naar beneden toe uitstrekt. Aan de buiten de zijwanden van de bunker uitstekende uiteinden van de as 7 zijn hefbomen 10 bevestigd, welke zich tot voorbij de voorwand 2 uitstrekken en nabij de uiteinden door een buis of stang 11 met elkaar zijn verbonden.

8501683 __,li - 6 -

De aan de andere zijde van de scharnieras uitstekende uiteinden van de hefbomen zijn door een dwarsbalk 12 met elkaar verbonden. De beweging van de dwarsbalk in opwaartse richting wordt begrensd door een verstelbare aanslag, bijvoorbeeld een schroefspil 13, die in 5 een aan de bunker bevestigde moer 14 naar boven of naar beneden kan worden geschroefd.

Daar het naar voren stekende deel van de hefbomen 10 aanzienlijk langer is dan het vanaf de draaiingsas 7 naar achteren stekende deel, zal het voorste deel in de ruststand zo ver zakken, tot het achterste 10 deel door de aanslag wordt tegengehouden. De stuwplaat bevindt zich hierbij in een nagenoeg vertikale stand. In het getekende uitvoerings-voorbeeld vormen de stuwplaat en de hefbomen een rechte hoek. De door deze onderdelen ingesloten hoek kan echter ook iets groter of kleiner zijn dan 90°.

15 Het te voeren dier bevindt zich aan de voorzijde van de voerin-richting. Aan deze zijde van de inrichting is aan de bunker een vertikale plaat 15 bevestigd, die voorkomt, dat het dier bij het voer kan komen wanneer het zich nog op het plateau 5 bevindt. Uit de praktijk blijkt echter, dat het dier snel bemerkt dat het voer naar 20 buiten komt waneer het met de kop de stang 11 omhoog drukt.

Wanneer het verbindingsstuk 11 omhoog wordt gedrukt draaien de hefbomen 10 en de as 7 met de stuwplaat 9, zodat zij de in de tekening door onderbroken lijnen aangegeven stand innemen. Het voer, dat zich op het plateau 5 bevindt, wordt hierbij door de stuwplaat in de 25 richting van de eindrand 16 van het plateau geschoven. Een bepaalde hoeveelheid valt over deze rand omlaag in een niet in de tekening weergegeven voedertrog.

0501683 .

- 7 -

Het dier zal zijn kop dan omlaag bewegen om dit voer tot zich te nemen, zodat de hefbomen en de stuwplaat weer naar de door de aanslag 13 bepaalde beginstand terugdraaien. De hierbij vlak voor de stuwplaat vrijgekomen ruimte wordt dan door uit de bunker toe-5 stromend voer opgevuld. Voer, dat juist niet over de eindrand 16 is gevallen vormt nu de voet van het talud en wordt bij de volgende zwenkbeweging over de eindrand geduwd.

Bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding kan het dier over de gehele dag verdeeld zijn rantsoen naar behoefte op-10 nemen. Door het ontbreken van vaste voedertijden is er meer rust in de hokken, wat de ontwikkeling van de dieren ten goede komt.

f. 3 £ Γϊ

Q Ιβ V i O J

_ A

Claims (5)

1. Inrichting voor het voeren van dieren, welke is voorzien van een voerbunker, een op enige afstand onder de uitstroomopening.van deze bunker aangebrachte opvangplaat waarop het uit de bunker stromende voer een talud vormt, een om een horizontale as zwenkbare stuwplaat 5 voor het in de richting van de eindrand van de opvangplaat verplaatsen van het zich op deze plaat bevindende voer, een eveneens om deze as zwenkbare hefboom, die met de stuwplaat is gekoppeld en door het te voeren dier kan worden bewogen, en middelen voor het uitoefenen van een van de eindrand van de opvangplaat afgerichte 10 kracht op de stuwplaat, met het kenmerk, dat de opvangplaat in hoofdzaak horizontaal is opgesteld en de horizontale as zich boven de opvangplaat bevindt, terwijl de stuwplaat zich in een hoofdzaak verti-kale stand vanaf de horizontale as tot aan of nabij de opvangplaat uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefboom zich vanaf de horizontale as in een in hoofdzaak horizontale richting tot voorbij de eindrand van de opvangplaat uitstrekt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de horizontale as buiten de voerbunker en langs of in de nabijheid van de 20 achterwand hiervan is aangebracht.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de hoek waarover de stuwplaat kan zwenken instelbaar is met behulp van een instelbare aanslag, die de zwenkbeweging van de hefboom begrenst.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hefboom tot 25 voorbij de horizontale as is verlengd en de verstelbare aanslag samenwerkt met dit verlengde deel. 85! fï A Γ- Λ- J U 3 O "·'