NL8501236A - Testinrichting voor wielvoertuigen. - Google Patents

Description

*4 «

Hw 'Mv '1 Go I iike NL S5C1235

Test: inrichting voor wielvoertuigen

De uitvinding betreft een inrichting voor het testen van een wielvoertuig op bijvoorbeeld remvertraging, spo-ring enzovoort, in hoofdzaak bestaande uit tenminste één een wiel dragende plaat, die althans in één richting vrij beweeg-5 baar op een ondersteunend gestel is aangebracht, welke rijplaat en gestel onderling zijn gekoppeld door een vervormbaar orgaan, bijvoorbeeld meetstaaf, en een met het meetorgaan verbonden rekentoestel voor het bewerken van de meetgegevens en weergeven daarvan in leesbare symbolen.

10 Een dergelijke inrichting wordt gebruikt voor het dynamisch testen van het wielvoertuig, dat wil zeggen dat het voertuig met een bepaalde snelheid op de rijplaat wordt gereden waarna de verschillende metingen kunnen worden uitgevoerd.

15 De uitvinding beoogt om een rijplaatkonstruktie te verschaffen, die goedkoop is en geen bijzondere raontage-voorzieningen vereist.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat het onderstel een uit plaatmateriaal gevormde 20 bak is en de rijplaat deze als deksel overkraagt, waarbij bak en/of rijplaat is voorzien van zich in de bewegingsrichting uitstrekkende verstijvingsribben, die een geleiding voor tussen bak en rijplaat aangebrachte rollichamen vormen.

Een dergelijke konstruktie kan van zeer geringe 25 hoogte zijn en feitelijk slechts de sommatie van de diameter van de rollichamen en de materiaaldikte van bak en deksel zijn. Hierdoor kan de inrichting zonder meer op de vloer van bijvoorbeeld een garage worden neergelegd, terwijl toch het oprijden met het wielvoertuig geen storende effekten op de 30 meting zal veroorzaken. Tevens is de konstruktie bijzonder goedkoop, omdat de rollichamen door de ribben, die gelijktijdig verstijven, zijn geleid. De rollichamen verzorgen zelf » een minimale verschuivingsweerstand van rijplaat ten opzichte 3301236 — - — - i * — 7 van de onderbak. De bak en het overkragend dekseldeel gevens tevens een goede bescherming tegen indringing van vocht en vuil zodat de rollicnamen schoon blijven evenals het meetor-gaan.

5 Bij voorkeur is de meetstaaf volgens de uitvinding uitgevoerd als een rek- of buigstaaf. Dit draagt mede bij tot een zeer geringe bouwhoogte, terwijl de meting zeer nauwkeurig kan plaatsvinden. Wordt een buigstaaf toegepast dan kan de lengte van de rijplaat aanzienlijk worden bekort.

10 Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvin ding is de rijplaat verdeelt in sekties roet afwijkende bewegingsvrijheid. Dit biedt het voordeel dat in één bewegings-gang van het wielvoertuig verschillende metingen kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld de meting voor een remvertra-15 ging/ respectievelijk een direkt daaropvolgende meting voor het sporen van de wielen. Ook is een wieldrukmeting mogelijk indien de bewegingsvrijheid in vertikaie zin wordt uitgevoerd.

Het verdient bovendien de voorkeur om de rijplaat 20 uit te voeren met een middensektie die in dwarsrichting op de andere sekties beweegbaar is. Op deze wijze is te inrichting te gebruiken voor een remvertragingsmeting voor gelijktijdig voor- en achterwielen.

Verder kan de middensektie zijn voorzien van een in 25 de rijrichting voorste gedeelte dat zonder meetorgaan is uitgevoerd. Dit gedeelte dient dan ter compensatie van mogelijke bandvervormingen ten gevolge van toe-in en toe-out stand van de wielen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 30 hand van de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoer ingsvoorbeeld .

In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch perspektivisch overzicht van de inrichting voorzien van twee parallelle rijplaten voor een 35 vierwielsvoertuig en een daarbij behorende meetzuil.

Fig. 2 een perspektivisch aanzicht van een deel van de rijplaat uit fig. 1 met gedeeltelijk weggebroken delen,

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2, 8531238 *- % -3-

Fig. 4 en 5 een perspektivisch aanzicht van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden van het meetorgaan als trek-szaaf respectievelijk buigstaaf.

Fig.6 een bovenaanzicht van een middensectie van de 5 rijplaat uit fig. 1, met gedeeltelijk weggebroken bovenpiaaz.

In fig. 1 is met het cijfer 1 een rijplaat aangege-ven, die is verdeeld in een eerste sectie 2 voor bijvoorbeeld het meten van de remvertraging, een tweede sectie 3 voor het meten van de wieldruk, een derde sectie 4 voor het meten van 10 de dwarskracht op het wiel en een sectie 5 voor het meten van opnieuw de remvertraging, zodat in samenwerking met een tweede parallelle rijplaat 1 een vierwielig voertuig met alle vier de wielen gelijktijdig op remvertraging kan worden gemeten.

15 Opgemerkt wordt dat de middensectie 4 voor het meten van de dwarskracht op het wiel tevens is voorzien van een vrij beweegbare rijplaat 4*, hetgeen hieronder nog nader wordt toegelicht.

De rijplaten zijn voorzien van vervormbare organen, 20 waarvanm de vervorming wordt gemeten door een rekentoestel dat bijvoorbeeld in de zuil 6 is ondergebracht, op het scherm waarvan de verschillende meetwaarden kunnen worden aangegeven bij 7. Tevens kunnen de meetwaarden worden afgedrukt op een meetstrook 8, welke als testrapport kan dienen.

25 Een rijplaat uit fig. 1 is in fig. 2 t/m 6 in detail nader toegelicht.

Zo bestaan .alle secties uit een bakvormig ondersteunend deel 9, waaroverheen de rijplaat 1 als een deksel uitkraagt. In de tussen bak en deksel omsloten ruimte zijn 30 een in de rijrichting achter elkaar geschakelde rijen rol-lichamen 10 aangebracht, die kogel- of cylindervormig kunnen zijn. Deze zijn onderling van elkaar gescheiden door af-standselementen 11. De onderplaat van de bak 9 is uitgevoerd met een aantal verstijvingsribben 12, die zich in de langs-35 of rijrichting uitstrekken. Deze dienen als geleiding voor de rollichamen 10. Eveneens is de boven- of rijplaat 1 uitge-· voerd met samenwerkende verstijvingsribben 13, die zodanig zijn aangebracht dat een kanaalvormige ruimte ontstaat waarin O Ö Ö 1 2 3 ö -4- <r 'j de rollichamen 10 in zijdelingse zin zijn opgesloten.

Vooral uit fig. 3 blijkt dat indringing van stof en vuil tot een minimum is beperkt, dankzij de overkragende vormgeving van de rijplaat 1.

5 De rijplaat 1 is dankzij de rollichamen 10 in langs- of rijrichting volgens de pijl PI in fig. 2 vrij beweegbaar ten opzichte van de onderbak 9. Onderling zijn beiden gekoppeld door een vervormingslichaam, hetgeen in fig. 2 als rekstaaf 14 is getoond. De trekstaaf is uitgevoerd met 10 daarop aangebrachte rekstroken, welke via kabel 15 in verbinding staan met het rekentuig in de zuil 6. Fig. 4 toont in detail de rekstaaf 14, welke aan één einde met een pen 16 aan de rijplaat 1 is bevestigd, en met het andere einde via pen 17 aan de eindbalk 18 van het doosdeel 9. De eindbalk is 15 hierbij ü-vormig uitgevoerd teneinde een voldoende stijfheid te waarborgen zodat een juiste meting kan plaatsvinden. Desgewenst kan de rijplaat 1 zijn uitgevoerd met een geleidings-pen 19, welke door een opening 20 van een eveneens ü-vormige balk 21 op het doosdeel 9 is geleid. Deze U-vormige balk 21 20 is verder uitgevoerd met een aanslag in de vorm van een bout 22, waarmee de bewegingsvrijheid in langsrichting van de plaat Ί wordt beperkt.

Fig. 5 toont een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij dezelfde elementen met dezelfde verwijzingscijfers zijn 25 aangegeven. Hier is echter de onderbak 9 uitgevoerd met een tweetal langs de langszijden geplaatste steunblokken 23, waartussen een buigstaaf 24 is geklemd. In het midden van de buigstaaf 24 is een klem 25 aangebracht die via een stijve trekstaaf 26 is verbonden met de rijplaat 1. De vervorming 30 van de buigstaaf 24 wordt hier middels rekstroken op overeenkomstige wijze als de trekstaaf 14 volgens fig. 4 gemeten waarvan de meetwaarde in het rekentoestel in zuil 6 wordt verwerkt. Deze uitvoering maakt een kortere rijplaatlengte van de inrichting mogelijk.

35 Tenslotte zij nog vermeld dat het deel van de on derbak 9 bij de rekstaaf, resp. buigstaaf is afgedekt door een rijplaat 1 1 , die tevens dient als oprijplaat·, en welke los van het beweegbare rijplaatdeel 1 vast op de vast 9 kan zijn bevestigd.

8501236 -5-

Fig. 6 toont: de middensectie 4 uit fig. 1 en wei van de onderste rijplaat. De rijrichting is hier aangegeven met de pijl ?1, waarbij opgemerkt wordt dat de rijplaten 1’’, en 1* * * in dwarsrichting van de rijrichting P1 beweegbaar 5 zijn ten opzichte van de onderbak 9. Daartoe zijn de rol- lichamen 10, die op afstand worden gehouden door de afstands-elementen 11 in dwarsrichting achter eiKsar geschakeld. In de onderbak is in het bovenste deel een buigmeecstaaf 27 aangebracht, die tussen kogels 28 is vastgeklemd. De rijplaat l'*’ "C is nabij de buigstaaf 27 uitgevoerd met drukpunten 29, die in het midden daarvan aangrijpen.

Op de zijkant van de rekstrook 27 sluit een drukpen 30 aan, die via een solenoide 31 de verplaatsing van de buigstaaf in zijdelingse zin kan meten zodra de rijplaat 11'' in 15 zijdelingse zin wordt verplaatst. Deze zijdelingse verplaatsing kan worden verwerkt in de rekeneenheid.

Ter compensatie van bandvervormingen, voordat de hierboven beschreven meting in zijdelingse zin plaatsvindt, dient de rijplaat 11'. Deze is volledig vrij beweegbaar en er 20 is slechts een terugstelveer 32 aangebracht, die bij 33 vast aan de onderbak is verbonden en tussen twee vertikale strippen 34 aan de onderzijde van de rijplaat 1* * is opgesloten. Zodra het wiel op de plaat rijdt, zal deze zich zijdelings verplaatsen tegen de kracht van de veer 32 in, zonder een 25 noemenswaardige kracht op het wiel uit te oefenen zodat deze zich vrijelijk in zijdelingse zin kan herstellen, waarna het onvervormde wiel op de rijplaat 11'' kan worden gemeten. Tengevolge van de schuine stand van de wielen zal bij het doorrijden een bepaalde zijdelingse kracht op de plaat 1''' 30 plaatsvinden.

Uit de hierbovenstaande beschrijving zal duidelijk zijn dat bij het gebruik van de inrichting uit fig. 1 een wielvoertuig in één doorgaande rijbeweging kan worden getest. Bij het oprijden zal ter plaatse van sectie 3 de wieldruk 35 worden gemeten, vervolgens de sporijg bij sectie 4 en bij het afremmen de remvertraging van elk wiel afzonderlijk bij sectie 2 resp. 5. Al deze meetgegevens worden gelijktijdig weergegeven op de zuil 6.

8301236 — 5-

De uitvinding is niet beperkt tor de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, waarbij valt op te merken dat een rijplaat zoals boven in fig. 1 tevens gebruikt kan worden voor tweewielige voertuigen.

gy ï £^ Ό

Claims (6)

1. Inrichting voor het testen van een wielvoertuig op bijvoorneelc remvertraging, sporing enzovoort, in hoofdzaak bestaande uit tenminste één een wieldragende rijplaat, die althans in één richting vrij beweegbaar op een ondersteu-5 nen gestel is aangebracht, welke rijplaat en gestel onderling zijn gekoppeld door een vervormbaar orgaan, bijvoorbeeld meetstaaf, en een met het meetorgaan verbonden rekentoestel voor het bewerken van de meetgegevens en weergeven daarvan in leesbare symbolen, met het kenmerk, dat het onderstel 10 een uit plaatmateriaal gevormde bak (9) is en de rijplaat (1) deze als deksel overkraagt, waarbij bak (9) en/of rijplaat (1) is voorzien van zich in de bewegingsrichting uitstrekkende verstijvingsribben {12, 13} die een geleiding voor de tussen bak en rijplaat aangebrachte rolliehamen (10) vormen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meetstaaf een rek- (14) of buigstaaf (24, 27) is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de rijplaat is verdeeld in secties (1, 5 20 resp. 4) met afwijkende bewegingsvrijheid.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de middensectie (4) dwars op de andere secties {1, 5) beweegbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het 25 kenmerk, dat de middensectie (4) is voorzien van een in de rijrichting voorste deel (1 * *) dat zonder meetorgaan is uitgevoerd.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat althans de rijplaat (1) is 30 onderbroken met een sectie (3) voorzien van een vertikaal beweegbaar dekseldeel voor het meten van de wieldruk. 35 e12 3 6 ---*