NL8500487A - Hakselinrichting. - Google Patents

Description

• * VO 7016

Titel: Hakselinrichting.

De uitvinding betreft een hakselinrichting met een tegen een vast wr i jvingsvlak of tussen tenminste twee het hakselmateriaal tussen zich in trekkende walsen bestaande pletinrichting.

Een hakselinrichting van dit type is uit het FR-PS 2 455 852 be-5 kend. Het gehakselde materiaal wordt daarbij van onder door een messentrommel van een trommelhakselinrichting naar een in het huis daarvan omlopende pletwals getransporteerd en van daar in een spleet tussen slaglij sten van de wals en van de bodem van de hakselinrichting getrokken en grof gemalen. Volgend op het pletproces wordt het hakselmateriaal van dé 10 intrekwalsen naar een met zijn schoepenwielas haaks op de trommelas van de trommelhakselinrichting gerichte schoepenventilator gevoerd, welke dit verder transporteert.

De extra noodzakelijke schoep en ventilator is duur en de aandrijving daarvan vereist een naar verhouding omslachtige aftakking van de 15 aandrijving.

Met het oog op de grote behoefte aan materiaal en dienovereenkomstige gewichtsbelasting en de omvang van het gecombineerde apparaat is de bekende hakselinrichting voor de toepassing als hakselinrichting op' het veld moeilijk te hanteren en vereist zware frame- en steuninrichtin-20 gen.

Het doel van de uitvinding bestaat derhalve daarin, een minder dure hakselinrichting van het hierboven genoemde type te verschaffen, welke ook als toepassing als hakselinrichting op het veld gemakkelijker te hanteren is.

25 Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, dóórdat het huis van een hakselinrichting in het bijzonder een schijfwielhaksel-inrichting ongeveer op het diepst gelegen gedeelte achter zijn mondstuk-een uitlaatopening naar een uitstulping met de pletinrichting heeft en de tegenhoudende wand daarna in een op de uitstulping volgend gedeèlte 30 van het messenwiel met normale omtreksspleet weer omgeeft en vervolgens in een betreffend wandgedeelte van een uitwerpbuis overgaat.

Volgens de oplossingsgedachte van de uitvinding, volgens dewelke de schoepen van het messenwiel van de hakselinrichting na de toevoer van het hakselmateriaal naar de pletinrichting aansluitend wederom het verdere bad original 8500487 - 2 - transport van het grofgemalen materiaal overnemen, wordt nu op verrassend eenvoudige en gemakkelijke alsmede gedrongen constructie bij zo goedkoop mogelijke gedreven en aangedreven delen, bereikt.

De uitvinding wordt bij voorkeur toegepast bij een schijfwiel-5 hakselinrichting.

In de conclusies 2-9 zijn verschillende uitvoeringsvormen van de hakselinrichting volgens de uitvinding beschreven.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding weergegeven en wordt thans toegelicht.

10 In de tekening tonen: ' fig. 1 een schematisch vooraanzicht van een schijfwielhaksel-inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een schematisch zijaanzicht van de schijfwielhakselinrichting volgens fig. 1; 15 fig. 3 een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In de tekening is door 1 het huis van een schijfwielhakselinrich-ting door 2 een met messen 3 en schoepen 4 bezet messenwiel getekend.

5 is een in het snijmondstuk van de hakselinrichting aangebracht vast tegenmes en 6 is de uitwerpbuis. De invoerinrichting van de hakselin- { 20 richting en ook het bijvoorbeeld uit malstanden bestaande opneemapparaat is niet weergegeven. Het om een as 7 draaiende messenwiel 2 wordt door een riemdrijfwerk 8 aangedreven.

Volgens de uitvinding is een tegenhoudende wand la - fig. 2 -behalve de zijwanden van het huis lb bij 1c tangentiaal in een horizon-25 taal vlak uitlopend uitgevoerd en mondt in een uitstulping ld uit.

.In de uitstulping ld is bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.1 een door twee pletwalsen 10 en 11 gevormde inrichting aangebracht, welke, zoals door-pijlen aangeduid, in tegengestelde zin lopén. 12 is een nastelinrichting, met behulp waarvan het huisdeel la/lb ten opzichte van 30 de pletwals 11 respectievelijk de invoerspleet 13 naar de pletwalsen 10 en 11 verstelbaar, is. Evenzo is de pletwals 11, welke aan armen 14 gelagerd is en dus de invoerspleet 13 verstelbaar. Zoals blijkt omgeeft het volgende vertikale huisdeel met de tegenhoudende wand la’ in het gedeelte la" de topcirkel 4a van de schoepen over een bepaald traject 35 totdat het_*huis 1 met het tegenhoudende wandgedeelte la" in de uitwerp- BAÖ>®^l6lNAbnondt · 85 0(M$7 • V l- - 3 -

De uitvoeringsvorm volgens fig. 3 onderscheidt zich van die volgens fig. 1 en 2 uitsluitend, doordat in een uitstulping la’" van het huis la/lb slechts een pletwals 20 is aangebracht, welke in de richting van de aldaar ingetekende pijl draait en het hakselmateriaal in een 5 invoerspleet 21 tussen de slagwerktuigen van de pletwals 20 en een deze omgevende wrijvingsbodem 22 trekt.

De schijfwielhakselinrichting met het daarachter geschakelde pletwerk functioneert als volgt: het door het tegenmes 5 door het mes 3 kleingemaakte haksel-10 materiaal wordt bij lc tegen de snel draaiende pletwals 11 respectievelijk 20 geslingerd en van daar en volgens fig. 1 door de bijbehorende pletwals 10 in de invoerspleet 13, respectievelijk 21 getrokken, welke steeds zodanig is ingesteld, dat maïskorrels, tarwekorrels en dergelijke geplet worden. Door de snel draaiende pletwalsen 10 en 11 wordt dan het 15 hakselmateriaal met het afval vertikaal naar boven geslingerd en tenslotte in het gedeelte la” van de tegenhoudende wand weer door de schoepen 4 gevat en·door deze in de uitwerpbuis geslingerd.

Wanneer de pletwalsen 10 en 11, respectievelijk het pletwerk 20/22 het door de schoepen 4 aangevoerde hakselmateriaal niet meenemen, dan*' 20 wordt dit wederom door deze meegenomen, zodat verstoppingen niet kunnen optreden.

BAD ORIGINAL

8500487

Claims (8)

1. Hakselinrichting met een met een naar een vast wrijvingsvlak of tussen tenminste twee het hakselmateriaal intrekkende walsen bestaande pletinrichting, met het kenmerk, dat het huis (1) van een hakselinrichting in het bijzondereen schijfwielhakselinrichting ongeveer in het 5 diepst gelegen deel (lc) achter zijn een tegenmes (5) bezittend mondstuk een uitlaatopening naar een uitstulping (la/lb) met een pletinrichting (10/11) heeft en de tegenhoudende wand (la) in een op de uitstulping volgend deel (la”) het messenwiel met normale omtreksspleet weer omgeeft en vervolgens in het betreffende wandgedeelte van een uitwerpopening (6) 10 overgaat.

2. Hakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tegenhoudende wand (la' en la”) tussen de uitstulping (ld) en de uitwerp-buis (6) nagenoeg recht het messenwiel (2) respectievelijk de topcirkel van de schoepen (4a) volgens een raaklijn verloopt of een gedeelte 15 daarvan omvat.

3. Hakselinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat een trommelhakselinrichting aanwezig is, waarvan de messen op met werpschoe-pen overeenstemmende wijze uitgevoerd, respectievelijk opgesteld zijn en/of de messentrommel een gesloten cilinder heeft.

4. Hakselinrichting volgens conplusie 1, met het kenmerk, dat de tegenhoudende wand (la) de walsen (11 en 20) van onderen tot aan de invoerspleet (13 en 21) volgens een boog omvat en eventueel met een tweede uitstulping (ld) een- tweede wals (10) ,

5. Hakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dit de 25 eerste wals (11) op zijn afstand ten opzichte van de tweede wals (10) verstelbaar is.

6. Hakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tegenhoudénde wand (la) van de eerste uitstulping van het huis door een voorgelagerd scharnier en een verstelinrichting (12) min of meer dicht 30 naar de invoerspleet (13) van de pletwalsen (11-en 10) verstelbaar is.

7. Hakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee in tegengestelde zin aangedreven walsen (10 en 11) aanwezig zijn. 8 η - 5 -

8. Hakselinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste wals (11) achter de uitlaatopening aangedreven en de tweede wals (10)_ een losse wals is. / Λ- BAD 0$<5l&lP 4 8 7