NL8403884A - Spoorgebonden inzetbare voertuigen en spoorgevende rijbanen omvattend verkeerssysteem. - Google Patents

Spoorgebonden inzetbare voertuigen en spoorgevende rijbanen omvattend verkeerssysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL8403884A
NL8403884A NL8403884A NL8403884A NL8403884A NL 8403884 A NL8403884 A NL 8403884A NL 8403884 A NL8403884 A NL 8403884A NL 8403884 A NL8403884 A NL 8403884A NL 8403884 A NL8403884 A NL 8403884A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide
track
vehicle
carriageway
cross
Prior art date
Application number
NL8403884A
Other languages
English (en)
Other versions
NL188337C (nl
NL188337B (nl
Original Assignee
Daimler Benz Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Daimler Benz Ag filed Critical Daimler Benz Ag
Publication of NL8403884A publication Critical patent/NL8403884A/nl
Publication of NL188337B publication Critical patent/NL188337B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL188337C publication Critical patent/NL188337C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D1/00Steering controls, i.e. means for initiating a change of direction of the vehicle
    • B62D1/24Steering controls, i.e. means for initiating a change of direction of the vehicle not vehicle-mounted
    • B62D1/26Steering controls, i.e. means for initiating a change of direction of the vehicle not vehicle-mounted mechanical, e.g. by a non-load-bearing guide

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Platform Screen Doors And Railroad Systems (AREA)

Description

ψ it -ft -1- 24386/CV/vb
Korte aanduiding: Spoorgebonden inzetbare voertuigen en spoorgevende rijbanen omvattend verkeerssysteem.
Dé uitvinding heeft betrekking op een spoorgebonden inzetbare voertuigen en spoorgevende rijbanen omvattend verkeerssysteem, zoals dat bij- 5. voorbeeld uit het Duitse Offenlegungsschrift no. 3.009.857 bekend is.
Met dwarsgeleidingsinrichtingen uitgeruste voertuigen, bijvoorbeeld bussen, kunnen met voordeel op bijzonder nauwe, speciaal voor dergelijke voertuigen aangelegde rijtracés verblijven. Daartoe zijn zijdelings langs de rijbaan aangebrachte, van randen voorziene geleidingsvlakken noodza- 10. kelijk, waarop vast met het voertuig verbanden in een horizontaal vlak aangebrachte geleidingsrollen afrollen. De geleidingsrollen steken zijdelings buiten de omtrek van het voertuig uit en zijn bevestigd aan draag-armen die op hun beurt star met de ashalzen, in het bijzonder van stuurbare wielen van een as zijn gekoppeld. De vertikale opstellingsmogelijkheden voor 15. de geleidingsrollen zijn sterk beperkt. Enerzijds moeten zij een zo groot mogelijke afstand van de bodem bezitten. Anderzijds moeten de geleidings-borden voor de vrije loop van de voertuigcarosserie in bochten.een zekere hoogte niet overschrijden. Daardoor ontstaat een verhoudingsgewijs geringe afstand van de bodem van de geleidingsrollen, zodat het bij niet aan het 20. spoor gebonden bedrijf tot botsen en beschadigingen van de geleidingsrollen in het bijzonder door trottoirs kan komen, en ook indien nog aanvullend gaten of gootvormige sporen daarbij komen.
Om ongehinderd door de dwarsgeleidingsinrichtingen ook op normale straten te kunnen rijden, is het bijvoorbeeld uit het Duitse Offenle- 25. gungsschrift 2.636.656 bekend, geleidingsrollen aan beide zijden van het voertuig achter de omtrek van het voertuig terugtrekbaar uit te voeren en daardoor zijdelings en in de hoogte grotere bewegingsvrijheid te verkrijgen, respektievelijk de dwarsgeleidingsinrichtingen tegen beschadigingen te beschermen. De bediening van het mechanisme voor het intrekken en uitschuiven 30. wordt bijvoorbeeld door de bestuurder in werking gesteld. Hier is het echter nadelig, dat bij het inrijden in en bij het uitrijden van spoortracés de aandacht van de bestuurder wordt opge’èist en een in gebreke blijven van de bedieningsfunctie tot sterke nadelige beïnvloedingen van de dwarsgelei-dingsfunctie kan leiden.
35. Uit het Duitse Offenlegungsschrift 3.035.519 is een uitvoering van een overgangsplaats tussen straat en tracé bekend. Het aan de zijde van de bestuurder gelegen geleidingsbord van het rijtracé begint in het inrijge-bied vroeger dan het geleidingsbord aan de van de bestuurder af gekeerde 8403884 ? ΐ -2- 24386/CV/vb zijde, welke een trechtervormige verwijding bezit. Voor het inrijden moet de aan de zijde van de bestuurder gelegen geleidingsrol tegen het overeenkomstige geleidingsbord aanliggen. Door het aanbrengen van een naar het ge-leidingsbord toe gerichte dwarskracht, bijvoorbeeld door het vastzetten van de 5. besturing, wordt het voertuig tot aan het begin van het andere geleidingsbord aan een zijde geleid. Aan het einde van het tracé eindigen de beide geleidingsborden gelijktijdig en er sluit zich een straatgedeelte daarop aan.
Volgens het Duitse octrooi 1.087.471 is een dwarsgeleidingsinrichting 10. bekend, die automatisch bij intrede in een door een spoor geleid traject in een in de bodem gelegde geleidingsgoot naar beneden wordt bewogen, en omgekeerd omhoog wordt bewogen, indien het voertuig het spoortraject verlaat. Voor het naar beneden bewegen van de dwarsgeleidingsinrichting in de be-drijfsstand, wordt door een aan de zijde van de rijbaan opgestelde gelei-15. dingsnok of dergelijke en door een daarmede samenwerkende aan de zijde van het voertuig aangebrachte«tasthefboom een mechanische vergrendeling -kortstondig gelost, zodat op grond van de zwaartekracht een hefboom met de daaraan bevestigde geleidingsrollen naar beneden kan vallen. Het heffen vindt bijvoorbeeld plaats doordat de spoorrollen rollen over een tot de 20. zijde van de rijbaan behorende oploopstuk. Het oploopstuk kan in tunnels echter bijvoorbeeld ook aan het gewelf zijn bevestigd. De hefboom, welke de geleidingsrollen draagt, is dan verbonden met een stangelstelsel, dat door nokken overeenkomstig vertikaal wordt bewogen. Een nadeel is, dat het voertuig door de bestuurder moet worden gestuurd in een dwarsstand, in welke het 25. naar beneden bewegen van de dwarsgeleidingsinrichting in de spoorgroef mogelijk is. Dit vereist bijzondere rijtechnische vaardigheid of andere hulp -middelen, die echter niet genoemd worden. Zo is echter niet gewaarborgd, dat het voertuig zich bevindt in een dwarsstand, in welke de tot de zijde van de rijbaan behorende nok het vrijmaken van de dwarsgeleidings-30. inrichting ook daadwerkelijk bewerkstelligt. Mogelijkerwijs is het juist aansturen ook slechts bij bijzonder lage rijsnelheden mogelijk. Bovendien * gaat het om een dwarsgeleidinginrichting van geheel andere soort dan die, op welke de onderhavige uitvinding toegepast moet worden.
Het hierboven genoemde Duitse Offenlegungsschrift 3.009.857 beschrijft 35. een dwarsgeleidinginrichting met aan starre draagarmëh vastgehouden geleidingsrollen, die afrollen op zijdelingse geleidingsborden. In het gebied van de rijbaanoversnijdingen, bijvoorbeeld wissels of kruisingen, kunnen echter rijbaanuitvoeringen zijn toegepast, bij welke de zijdelingse vertikale 8403884 \ - -3- 24386/CV/vb geleidingsborden moeten wegvallen. Voor dat geval is een hulpdwarsgelei-dingssysteem met middengeleiding en spoorgroef uitgevoerd bijvoorbeeld als beschreven in het Duitse octrooi 1.087.471 aangebracht. Bij de overgang tussen buitengeleiding en binnengeleiding moet het dwarsgeleidingsorgaan 5. naar beneden bewogen, respektievelijk omhoog bewogen worden. Een met de spöorgeleidingshefboom, aan welke de middelste geleidingsrollen bevestigd zijn, verbonden tastrolstang draagt aan een einde een tastrol, die met de bij de· rijbaan behorende uitrij- en intreknokken samenwerkt. De nokken worden gevormd door een vormsleuf, in welke de tastrol zijdelings ingrijpt.
10. Er wordt hier slechts op het automatisch heffen en naar beneden bewegen van een middengeleiding in gegaan en wel voor de overgang van een spoortraject met zijdelingse geleidingsborden naar een spoortraject met proefgeleiding respektievelijk omgekeerd.
Met de uitvinding wordt beoogd de veiligheid tegen beschadiging van 15. dwarsgeleidingsinrichtingen met aan weerszijden van de voertuigenomtrek uitstekende geleidingsrollen in het normale straatverkeer te verhogen en toch zonder grote eisen aan de opmerkzaamheid van de bestuurder met betrekking tot de verstelling van de geleidingsrollen van niet door spoor gebonden rijden op normale straat over te kunnen gaan op een spoor gebonden rij-20. den op speciale tracés met zijdelingse geleidingsvlakken en omgekeerd.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt door toepassing van de in het kenmerk van conclusie 1 omschreven maatregelen.
De dwarsgeleidingsinrichting aan de bestuurderszijde loopt ook bij geringe bodemafstand aanzienlijk minder gevaar met betrekking tot bescha-25. digingen dan de aan de van de bestuurder afgekeerde zijde liggende dwarsgeleidingsinrichting, zodat slechts deze geleidingsrol intrekbaar uitgevoerd is. Voor het invoeren in een spoortraject wordt eerst met de onbeweeglijk vastgehouden aan de zijde van de bestuurder gelegen geleidingsrol tegen het linker eenzijdig voorgetrokken geleidingsbord aan gereden en tot aan 30. het begin van het rechter geleidingsbord bij bijvoorbeeld gespannen besturing van het voertuig eenzijdig daaraan langsgeleid. Op grond van de eenzijdige geleiding bevindt het voertuig zich voor de inrit in de aan weerszijden gelegen spoorgeleiding in een bepaalde dwarsstand, zodat met zekerheid een aan de onderzijde van het voertuig bevestigde rijbaan-tastschakelaar 35. voor het naar buiten bewegen van de rechter dwarsgeleidingsinrichting door een aan de zijde van de rijbaan aangebrachte hellingvormige instelnok wordt bediend, zonder dat voor de verstelling van de geleidingsrol een speciale aandacht van de bestuurder noodzakelijk zal zijn. Voordat het voertuig uit het 8403384 ^ c \ -4- 24386/CV/vb spoortraject uitrijdt, wordt door de of een aanvullende ydwars versprongen rijbaantastschakelaar en door een overeenkomstige op de rijbaan aangebrachte instelbocht het intrekken van de dwarsgeleidingsinrichting aan de rechterzijde in werking gesteld.Veiligheidshalve is de instelnok in het inbreng-5· gebied lager dan de instelnok voor de uitrit van het spoortraject, zodat de rijbaan tastschakelaar voor het intrekken van de dwarsgeleidingsinrichting_ in geen geval per ongeluk kan worden bediend.
Van voordeel is, dat de veiligheid tegen beschadiging van de gevaar lopende geleidingsrollen zal worden verhoogd en wel zonder dat de bestuurder 10. bij het verzwenken telkens moet ingrijpen en ook zonder de hoge kosten,zoals deze voor aan weerszijden intrekbare dwarsgeleidingsinrichtingen zouden ontstaan, en bij toch nagenoeg dezelfde veiligheid tegen beschadiging. Van voordeel is ook, dat bij de beschadigingen aan het instelsysteem van de dwarsgeleidingsinrichtingen een voertuig, bij aan een zijde star vastge-15. houden, dat wil zeggen niet intrekbare geleidingsrol, een door een spoor geleid traject nog steeds onder eenzijdige geleiding kan doorrijden. :
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet. aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.
20. Figuur 1 toont een bovenaanzicht op een invoergedeelte en uitrijge- deelte, en een schematisch weergegeven in het spoortraject inrijdend voertuig.
Figuur 2 toont een vooraanzicht op de stuurbare vooras van het voertuig met dwarsgeleidingsinrichtingen, welke zich in een stand voor het rijden 25. op een normale straat bevinden, overeenkomend met het voertuig in het in-voergebied volgens figuur 1.
Figuur 3 toont een zijaanzicht van een aan de onderzijde van de as bevestigde rijbaantastorgaan, voor de hellingvormige uitvoering van een aan de zijde van de rijbaan aangebrachte instelnok.
30. Figuur 1 toont schematisch weergegeven een van de normale straat afkomend voertuig 1 in het invoergebied 2 voor een spoorstraat 3. Te onderkennen zijn ook de vooras 4 en de achteras 5 , evenals de stand van de om de voorwielen 6 grijpende draagarmen 7, 8, die geleidingsrollen 9 respek-tievelijk 10 van de dwarsgeleidingsinrichting ondersteunen. De aan de van 35. de bestuurder afgekeerde zijde aangebrachte geleidingsrol 10 is binnen de buitenomtrek van het voertuig teruggetrokken, zoals gunstig bij het normale niet aan e'en spoor gebonden verkeer. De van de bestuurder uitgezien links aangebrachte, dus aan de zijde van de bestuurder gelegen geleidingsrol 9 8403884 -5- 24386/CV/'vb ligt tegen een linker vertiks&l geleidingsbord aan. Verder is de uit spoor-hefbomen,spporstang en aslichaam gevormde stuurtrapeze te onderkennen. Een pijl duidt de rijrichting 12 aan.In de rijrichting 12 voor het voertuig 1 is voor de spoorstraat 3 een in de rechter rijbaanhelft of althans buiten 5. het midden van de rijbaan een aan de zijde van de rijbaan aangebrachte instelnok 13 aangebrachte, welke in zijaanzicht bijvoorbeeld een hellingvormig profiel bezit. Hetrechter geleidingsbord 14 begint trechtervormig van buiten inlopend in de rijrichting 12 achter de instelnok 13. Door vertikaal op de rijbaan van de spoorstraat 3 verlopende stippellijnen is een onderbreking 10. van het spoortracé 13 aangeduid.Daarachter begint het uitrijgebied.De ver-tikale geleidingsborden eindigen gelijktijdig met een trechtervormige ver-wijding.Voor het einde van het spoortracé 3 bevindt zich in de linkerrij-baanhelft een aan de zijde van de uitrit gelegen instelnok 15.
Figuur 2 toont een vooraanzicht van het voorasgedeelte van het voer-15. tuig volgens figuur 1, dat zich in het invoergebied 2 voor de aan de inrij-zijde gelegen instelnok 13 bevindt. De geleidingsrol 9 ligt tegen het linker-geleidingsbord 11 aan. De rechter draagarm 8 en de geleidingsrol 10 bevinden zich in binnen’ de voertuigomtrek teruggetrokken stand. Aan het aslichaam zijn rijbaantastorganen 16, 17 links en rechts van het midden aangebracht.
20. Gestippeld daarachter en in de desbetreffende overeenkomstige dwarsstand •zijn de instelnokken 15, 13, die boven het rijbaanoppervlak 18 uitsteken, te onderkennen. De aan de inrijzijde gelegen instelnok 13 is lager dan de aan de uitrijzijde gelegen instelnok 15 gehouden. Dit verdient de voorkeur, daar bij op overeenkomstige wijze in hoogterichting versprongen aangebrachte 25. rijbaantastorganen 16, 17 door de lagere aan de inrijzijde gelegen schakel-coulisse in geen geval per ongeluk het rijbaantastorgaan 16 door een aan de inrijzijde gelegen instelnok in werking kan worden gesteld.
Figuur 3 is een zijaanzicht van de onder aan het aslichaam bevestigde rijbaantastorganen 16 of 17, in de stand kort voor het rijden over de in-30. stelnok 13 respektie.lijk. 15 J Het rijbaantastorgaan wordt gevormd door een kantelbeugel 19, die verend aan een as/ast bevestigd aarkoppelorgaan is aangebracht. Bij het rijden over een instelnok wordt de kantelbeugel 19 omhoog bewogen en een daarmede gekoppelde schakelklep 20 bedient, die met een niet weergegeven instelorgaan bijvoorbeeld een hydraulische of pneuma-35· tische verstelcilinder of ook een elektromechanisch bedienbare spilaandrij-ving is gekoppeld.
In het niet aan een spoor gebonden verkeer, dus op normale straten, zijn bij het voertuig 1, zoals reeds vermeld, de rechter geleidingsrol aan 8403884
V
-6- 24386/CV/vb zijn draagarm ingetrokken en de linkergeleidingsrol ineen zijdelings buiten de omtrek van het voertuig uitstekende stand. De rechter geleidingsinrichting is automatisch: intrekbaar en uitsteekbaar uitgevoerd, daar de aan de rechterzijde gelegen draagarm en de geleidingsrol 10 in het normale wegverkeer bij- 5. zonder gevaar loopt om te worden beschadigd. Dit is onder meer een gevolg van het feit, dat de voertuigen, bijvoorbeeld bussen, in het bijzonder bij haltes , tot dicht aan het trottoir moeten rijden, en hoge trottoirs en aanvullend kuilen of kanaalvormige sporen daar de bodemvrijheid van de verhoudingsgewijs laag liggende draagarm en geleidingsrollen zeer snel tot 10. niets terugvoerenDe aan de linkerzijde gelegen dwarsgeleidingsinrichting daarentegen wijst naar het midden van de rijbaan. Daar zijn, zoals de ervaring heeft geleerd, beschadigingen aan de laag zittende geleidingsrollen en draagarmen aanzienlijk minder voorkomend. Daarom kunnen de aan de linkerzijde gelegen geleidingsrollen, nagenoeg bij een zelfde veiligheid tegen be-15. schadiging en zonder extra kosten voor gecompliceerde intrekbare dwarsge-leidingsinrichtingen in continue uitgestoken stand verblijven, dus in de stand, welke zij ook in het spoortraject moeten innemen.
Voor het inrijden in een spoortrace 3 is het noodzakelijk, dat de aan de linkerzijde gelegen geleidingsrollen 9, zoals dit ook het geval is 20. continu is uitgestoken. Slechts dan is het mogelijk, het aan de zijde van de bestuurder eenzijdig naar voren doorgetrokken geleidingsbord var. een .spoortrace 3 als aan een zijde gelegen geleidingsrug voor de linker, geleidingsrol 9 te benutten, zonder dat de bestuurder bijvoorbeeld schaté.aars voor het naar buiten bewegen van dwarsgeleidingsinrichtingen in werking zou moeten 25. stellen. De bestuurder kan dan ook zonder wezenlijke snelheidsvermindering voor het spoortrace het voertuig in de richting van het ’geleidings bord sturen, totdat de geleidingsrol daartegen aanligt. Door spannen van de besturing of dergelijke middelen kan een dwarskracht worden aangebracht op het voertuig, welke dwarskracht de eenzijdige geleiding waarborgt. Terwijl 30. het voertuig 1, terwijl rijdende aan een zijde geleid zich voor het invoer-gebied 2 bevindt, is in het bijzonder ook een bepaalde dwarsstand van het voertuig 1 aanwezig. Daardoor is gewaarborgd, dat de aan de zijde van de rijbaan aangebrachte instelnok 13 in het invoergebied 2 en het aan de zijde van het voertuig aangebrachte rijbaantastorgaan 17 zich ten opzichte van elkaar 35. in een zelfde dwarsstand bevinden, zodat het rijbaantastorgaan 17 zeker in werking zal worden gesteld. Met het in werking stellen van het rijbaantastorgaan 17 wordt bijvoorbeeld de schakelklep 20 in werking gesteld, en een S 4 0 3 8 8 4 -7- 24386/CV/vb hydraulisch of pneumatisch instelorgaan geactiveerd, welk instelorgaan de aan de rechterzijde gelegen draagarm 8 met de geleidingsrol 10 naar buiten beweegt in de aftaststand. Bij het begin van de aanhet rechterzijde gelegen geleidingsbord 14 bevinden zich dus de dwarsgeleidingsinrichtingen aan 5. weerszijden van het voertuig 1 in aftaststand. Opdat de geleidingsrol 10 voorzichtig tegen het rechter geleidingsbord 14 aan te leggen is, is het begin van het aan de rechterzijde aangebrachte geleidingsbord trechtervormig naar buiten verwijd. Voor een uitrit van een spoorgebonden trace, zoals in figuur 1 is weergegeven, is een verdere instelnok 15 in de linker 10. rijbaan helft aangebracht, om het in overeenkomstige dwarsstand aan de linkerzijde aangebrachte rijbaantastorgaan 16 in werking te stellen .Door het in werking stellen van het tastorgaan 16 wordt het instelorgaan voor het intrekken van de rechter dwarsgeleidingsinrichting geactiveerd. Opdat de geleidingsrol 10 niet reeds in het spoortraject 3 wordt teruggetrokken, maar 15. eerst kort na het uitrijden uit het spoortraject, kan een met het rijbaan-tastorgaan 16 gekoppeld stuurorgaan het instelorgaan in de tijd vertraagd in werking stellen. Dit heeft het voordeel, dat het aanbrengen van de instelnok 15 op de rijbaan niet met grote nauwkeurigheid moet worden uitgevoerd.
20. Zoals ook uit figuur 2 blijkt, is de aan de inrijzijde aangebrachte instelnok 13 lager en breder dan de instelnok 15 bij de uitrit. De breedte is van voordeel, indien het voertuig 1, door een of andere oorzaak, bijvoorbeeld op grond van zijdelingse zwenkingen, niet correct in dwarsrichting is geleid. In dat geval wordt door de breedte van de instelnok ook bij af-25. wijkingen van het voertuig van de juiste dwarsstand nog met grote zekerheid het rijbaantastorgaan door de instelnok bediend. In plaats van een brede instelnok zou ook het rijbaantastorgaan een overeenkomstige breedte kunnen bezitten. Opdat bij niet juiste dwarsstanden van het voertuig in geen geval de voor het intrekken van de dwarsgeleidingsinrichting verantwoordelijke 30. schakelaar in werking kan worden gesteld, is het aan de zijde van de inrit gelegen rijbaantastorgaan voor het naar buiten bewegen van de dwarsgeleidingsinrichting overeenkomstig dieper dan het aan de zijde van de uitrit gelegen rijbaantastorgaan 16 aangebracht.Dienovereenkomstig is natuurlijk ook de hoogte van de bij voorkeur hellingvormige instelnok. De aan de zijde 35. van de uitrit gelegen instelnok 16 kan hoog en smal zijn, daar het voertuig 1 daar in spoor geleid over de instelnok 15 rijdt. Hier is het uitgesloten, dat door de hoog boven het vloeroppervlak uitstekende instelnok 15 bijvoorbeeld per ongeluk het rijbaantastorgaan 17 zou kunnen worden beschadigd.
8403884
✓ -V
* -8- 24386/CV/vb
In principe zou ook een enkele rijbaantastschakelaar voldoende zijn, waarbij deze schakelaar door even hoge instelnokken in de ingang en de uitgang van het spoortraject telkens afwisselend zal worden bediend. Door een overeenkomstige sturing wordt dan telkens afwisselend de dwarsgeleidings-5.inrichting ingetrokken respektievelijk naar buiten verplaatst.Echter is hier uit te gaan van een mindere zekerheid met betrekking tot de desbetreffende stand van de geleidingsrollen.
8 4 0 3 8 8 4

Claims (7)

1. Spoorgebonden inzetbare voertuigen en spoorgevende rijbanen omvattend verkeerssysteem, met de stuurbare voertuigwielen toegevoegde dwarsgeleidings- 5. inrichtingen, die via draagarmen vastgehouden geleidingsrollen omvatten, welke zijdelings buiten de omtrek van het voertuig uitsteken, samenwerken met aan de zijde van' de rijbaan aangebrachte geleidingsborden, en welke met de stuur-bewegingen van de stuurwielen meebewegen, en met aan het voertuig aangebrachte rijbaantastorganen voor het althans direct of indirect activeren of 10. deactiveren van aan de zijde van het voertuig aangebrachte spoorgeleidings-inrichtingen, en welke rijbaantastorganen met aan de zijde van de rijbaan aangebrachte nokken of dergelijke samenwerken, welke nokken in het gebied voor de inrit en naar de uitritnaar respektievelijk uit spoortracés zijn aangebracht-, met het kenmerk, dat slechts de aan de van de bestuurder af-15. gekeerde zijde van het voertuig (1} aangebrachte geleidingsrol (10) van de dwarsgeleidingsinrichting aan zijn draagarm (8) met behulp van een daaraan toegevoegd instelorgaan irtrekbaar en naar buiten beweegbaar vastgehouden is, terwijl het instelorgaan met behulp van de rijbaantastorganen (16, 17) te activeren is, en in het invoergebied (2) naar het spoor gebondenrijtracé 20. het aan de zijde van de bestuurder gelegen geleidingsbord in vergelijking tot het tegenover liggende geleidingsbord eenzijdig doorgetrokken is,en verder de aan de zijde van de rijbaan aangebrachte instelnok 13 van het invoergebied in rijrichting achter het begin van de aan de zijde van de bestuurder maar voor het begin van het tegenover liggende geleidingsbord is aan-25. gebrachtv
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de in het invoergebied (2) en in het uitrijgebied op elkaar volgend aangebrachte instel-nokken (13, 15)zijdelings versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht . 30.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de instel-, nok (13) voor het naar buiten bewegen hoger is uitgevoerd dan de instelnok (15) voor het intrekken van de dwarsgeleidingsinrichting.
4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk,dat de instelnok (13) voor het naar buiten bewegen breder is uitgevoerd dan het 35. rijbaantastorgaan (17·
5. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk,dat door een met het rijbaantastorgaan (16 respektievelijk 17)gekoppeide schakel-klep het als werkcilinder uitgevoerde instelorgaan in werking te stellen is. 8 4 ö 3 8 8 4 -10- 24386/CV/vb
6. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk,dat het rijbaantastorgaan als verend aan de onderzijde van de wagen opgehangen kantelbeugel is uitgevoerd.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 5. dat de uitgang van het rijbaantastorgaan (16) voor het intrekken van de dwarsgeleidingsinrichting met een in tijd vertraagd aansprekend stuurorgaan is gekoppeld. 10. * 8403884
NL8403884A 1984-02-03 1984-12-21 Al dan niet aan een spoor gebonden inzetbare voertuigen en spoor gevende rijbanen omvattend verkeerssysteem. NL188337C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3403672 1984-02-03
DE19843403672 DE3403672C2 (de) 1984-02-03 1984-02-03 Spurgebunden einsetzbare Fahrzeuge und spurgebende Fahrbahnen umfassendes Verkehrssystem

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8403884A true NL8403884A (nl) 1985-09-02
NL188337B NL188337B (nl) 1992-01-02
NL188337C NL188337C (nl) 1992-06-01

Family

ID=6226608

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8403884A NL188337C (nl) 1984-02-03 1984-12-21 Al dan niet aan een spoor gebonden inzetbare voertuigen en spoor gevende rijbanen omvattend verkeerssysteem.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE3403672C2 (nl)
GB (1) GB2154191B (nl)
NL (1) NL188337C (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003006299A2 (en) * 2001-07-12 2003-01-23 Ivo Van Ginderachter Transportation system for passengers and goods or containers

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH340144A (fr) * 1956-02-03 1959-07-31 Michelin & Cie Dispositif pour commander automatiquement l'abaissement et le relevage d'un organe mobile porté par un véhicule
DE1087471B (de) * 1956-02-03 1960-08-18 Michelin & Cie Vorrichtung zum selbsttaetigen Feststellen, Heben oder Senken eines an einem Fahrzeug angeordneten Fuehrungsgliedes, das in einer auf der Fahrbahn verlegten Fuehrungsspur gefuehrt wird
FR2478003A1 (fr) * 1980-03-14 1981-09-18 Daimler Benz Ag Vehicule automobile utilisable sur le mode quide

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2422559C3 (de) * 1974-05-09 1981-02-05 Mannesmann Demag Ag, 4100 Duisburg Schienenkörper mit einem Kastenträger für Fahrzeuge
DE2747675A1 (de) * 1977-10-25 1979-04-26 Daimler Benz Ag Uebergangsstelle von spurfreier strasse in spurfuehrende fahrbahn

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH340144A (fr) * 1956-02-03 1959-07-31 Michelin & Cie Dispositif pour commander automatiquement l'abaissement et le relevage d'un organe mobile porté par un véhicule
DE1087471B (de) * 1956-02-03 1960-08-18 Michelin & Cie Vorrichtung zum selbsttaetigen Feststellen, Heben oder Senken eines an einem Fahrzeug angeordneten Fuehrungsgliedes, das in einer auf der Fahrbahn verlegten Fuehrungsspur gefuehrt wird
FR2478003A1 (fr) * 1980-03-14 1981-09-18 Daimler Benz Ag Vehicule automobile utilisable sur le mode quide

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003006299A2 (en) * 2001-07-12 2003-01-23 Ivo Van Ginderachter Transportation system for passengers and goods or containers
WO2003006299A3 (en) * 2001-07-12 2004-01-15 Ivo Van Ginderachter Transportation system for passengers and goods or containers

Also Published As

Publication number Publication date
NL188337C (nl) 1992-06-01
DE3403672A1 (de) 1985-08-14
GB8502601D0 (en) 1985-03-06
GB2154191B (en) 1987-05-20
GB2154191A (en) 1985-09-04
DE3403672C2 (de) 1987-03-12
NL188337B (nl) 1992-01-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5676059A (en) Tram coordinating method and apparatus
JP5330836B2 (ja) 車輌用ライン
RU2008147118A (ru) Активная рельсовая транспортная система
US4027596A (en) Rapid transit system
US3811383A (en) Car switching system
US4870906A (en) Dual switch system for common use by track guided rail vehicles and magnetic vehicles
US3782292A (en) Switching system for a transportation system employing a guideway
US5609460A (en) Process for transferring goods load units on or from a train
NL8403884A (nl) Spoorgebonden inzetbare voertuigen en spoorgevende rijbanen omvattend verkeerssysteem.
CN116654033A (zh) 胶轮列车自导向、可融合电子导向多场景运行方法和系统
US2162351A (en) Combined road and rail vehicle and track system therefor
US4363940A (en) Electrically driven rail or track bound vehicle
US6393993B1 (en) Transit switching system for monorail vehicles
CN114872736A (zh) 一种车辆及交通系统
US5611282A (en) Method and apparatus for operating multiple passenger carrying trams simultaneously in both directions in a single dedicated lane transit system
DE19923161A1 (de) Magnetbahn mit starrer Weiche
EP0284316A2 (en) Track transportation systems
JPH0421850Y2 (nl)
US2101711A (en) Transportation system and apparatus
CN114074505B (zh) 转向架、轨道车辆及轨道交通系统
CN216765437U (zh) 一种具有两侧导向机构的变轨轨道
CN114194221B (zh) 一种基于两侧导向机构的prt车辆快速变轨系统
CN114074504B (zh) 转向架、轨道车辆及轨道交通系统
GB2479061A (en) Vehicle with steering guided via overhead runners
SU798222A1 (ru) Тракторный путепередвижчик

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19980701