NL8403777A - Afsluitplaat van vuurvast materiaal voor lineaire of draaischuifafsluiters. - Google Patents

Description

* i * G PEM/so/92 i

Afsluitplaat van vuurvast materiaal voor lineaire of draai-schuifafsluiters.

De uitvinding heeft betrekking op een afsluitplaat van vuurvast, bijvoorbeeld keramisch materiaal voor lineaire of draaischuifafsluiters voor het uitgieten van metaalsmelt bevattende vaten, met ten minste één doorstroomopening.

5 Dergelijke afsluitplaten worden bij een schuifaf- sluiter, bijvoorbeeld als verschuifbare of draaibare schuif-plaat of als een ten opzichte van het metaalsmeltvat vaststaande bodemplaat gebruikt. Elke schuifplaat en elke bodemplaat heeft ten minste één doorstroomopening, die in de open 10 positie onder elkaar kunnen worden gebracht, zodat de giet-straal uit het metaalsmeltvat vrij kan wegstromen. Door het verschuiven van de schuifplaat ten opzichte van de bodemplaat kan de gietstraal gedeeltelijk ingesnoerd of onderbroken worden. In de gesloten positie van de schuifplaat wordt de door-15 stroomopening van de bodemplaat dus door het zogenaamde werkvlak van de schuifplaat afgedekt. Hierop rust de metaalsmelt. In het gebied van de doorstroomopeningen en de omgeving van de naar elkaar toe gekeerde vlakken van de schuifplaat en de bodemplaat ontstaat door het contact met de 20 vloeibare metaalsmelt, als gevolg van corrosie en erosie een aanzienlijke slijtage. Daardoor worden de doorstroomopeningen in een niet gewenste mate vergroot en de afdichting van de schuifafsluiter neemt af. Elke schuifplaat en elke bodemplaat kan daardoor slechts voor enkele uitgietingen gebruikt wor-25 den.

Omdat dergelijke afsluitplaten overwegend uit vuurvast keramisch materiaal van goede kwaliteit bestaan, is reeds voorgesteld, voor het meer economische gebruik van afsluitplaten, deze om te draaien zodat, ofwel dezelfde door-30 stroomopeningen met tegenover de verbruikte vlakken liggende vlakken, of bijvoorbeeld bij een draaischuifafsluiter een geheel nieuwe doorstroomopening in werking wordt gesteld. In het eerste geval is het nadelig, dat de afsluitplaat in het gebied van de doorstroomopening bij de na het draaien naar 35 buiten gekeerde vlakken door corrosie en erosie reeds aan- \ 8403777 4 * - 2 - zienlijk dunner geworden zijn, zodat de levensduur van de af-sluitplaten na het draaien aanzienlijk minder is dan bij het eerste gebruik van de afsluitplaten. Wanneer door het omdraaien van een draaischuifplaat of van een bodemschuifplaat 5 een geheel nieuwe doorstroomopening in werking wordt gebracht, dan moet deze een zo grote afstand tot de eerste doorstroomopening hebben, opdat tussen beide een voldoend groot werkgebied vrij blijft. Dit heeft tot gevolg, dat in een draaischuifplaat tot nu toe slechts twee of drie van der-10 gelijke doorstroomopeningen konden worden aangebracht, om hun functioneren te waarborgen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het zodanig verder ontwikkelen van een afsluitplaat volgens de genoemde soort, dat deze economischer gebruikt kan worden. Dit 15 doel wordt volgens de uitvinding in essentie bereikt door ten minste één verdere doorstroomopening, die door een blinde stop van vuurvast materiaal is afgesloten.

Een lineaire schuifplaat heeft dus bijvoorbeeld twee doorstroomopeningen; de gebruikelijk aangebrachte ene 20 doorstroomopening en een verdere doorstroomopening, die echter (aanvankelijk) door een blinde stop afgesloten is. De tweede doorstroomopening heeft daarom op geen enkele wijze invloed op het functioneren van de afsluitplaat. Wanneer de eerste doorstroomopening afgesloten is, wordt de afsluitplaat 25 zodanig gedraaid, dat aanvankelijk de door een blinde stop afgesloten tweede doorstroomopening in werking wordt gesteld. Dit vindt plaats doordat de blinde stop vanuit de tweede doorstroomopening wordt verwijderd en in de eerste doorstroomopening een blinde stop wordt gezet om deze af te 30 sluiten. Ook in deze gebruikspositie heeft de eerste door-stroomopening daarom op geen enkele wijze een nadelige invloed op de werking van de afsluitplaat. De uitvinding kan zowel bij schuifplaten als bij bodemplaten gebruikt worden, en wel in het bijzonder wanneer deze gelijke afmetingen heb- 0\ 35 ben en onderling verwisselbaar zijn, zodat in één en dezelfde schuifafsluiter zowel de schuifplaat als de bodemplaat volgens de uitvinding zijn gevormd. Het is echter ook mogelijk bij één en dezelfde schuifafsluiter slechts steeds één van de 8403777 - 3 -· afsluitplaten volgens de uitvinding uit te voeren.

De plaats, waar de blinde stop moet worden aangebracht, kan ook na het eerste gebruik van de plaat met een geschikt werktuig worden uitgeboord.

5 Bij voorkeur zijn de vuurvaste materialen van plaatlichaam en blinde stop gelijk. Hierdoor worden een verschillende oppervlakslijtage van de afsluitplaat in het gebied van de blinde stop ten opzichte van het overige plaat-lichaamgebied, en thermische spanningen vermeden.

10 Bij een bijzonder economische oplossing van de uit vinding, wordt de blinde stop door de boorkern van één van de doorstroomopeningen zelf gevormd.

De afmetingen van de doorstroomopeningen zijn bij voorkeur gelijk, zodat één en dezelfde blinde stop naar keuze 15 in de beide doorstroomopeningen kan worden gezet.

Volgens de uitvinding wordt verder beoogd de blinde stop door middel van een keramisch afbindende mortel in de verdere doorstroomopening te bevestigen. Op deze wijze kan de blinde stop na het gebruik van de eerste zijde van de af-20 sluitplaat gemakkelijk verwijderd worden.

Wanneer de uitvinding bij een lineaire schuifplaat met twee doorstroomopeningen is toegepast, wordt met onderhavige uitvinding ook voorgesteld, de verdere met een blinde stop gesloten doorstroomopening in het gebied van het werk-25 vlak van de ene (eerste) doorstroomopening, en omgekeerd aan te brengen. Op deze wijze kan de afsluitplaat zonder nadelige beïnvloeding van haar werking relatief compact worden gehouden. Bij de uitvoering van deze gedachte bij een draaischuif-plaat kunnen daardoor de verschillende doorstroomopeningen in 30 de richting van de omtrek dichter op elkaar dan tot nu toe worden aangebracht, zodat de levensduur van de draaischuif-plaat kan worden verveelvoudigd. Het is echter bijvoorbeeld ook mogelijk, verscheidene paren van doorstroomopeningen met gelijke afmetingen, dus bijvoorbeeld een paar met relatief fj 35 nauwe doorstroomopeningen en een paar met relatief grotere doorstroomopeningen aan te brengen, waarbij aanvankelijk tel-% kens één van de doorstroomopeningen van de beide paren ge- \ opend en telkens de andere van de beide paren door een blinde 8403777 -4-.

> ^ stop is afgesloten. Na het overeenkomstige draaien van de af-sluitplaat zijn telkens de tweede doorstroomopeningen geopend, terwijl de eerste doorstroomopeningen telkens door een blinde stop zijn afgesloten.

5 Verdere combinatievariaties zijn zowel bij lineaire schuifafsluiters als bij draaischuifafsluiters bij toepassing van de uitvinding zonder meer denkbaar.

Verdere doelen, kenmerken, voordelen en toepassingsmogelijkheden van de onderhavige uitvinding blijken uit 10 de volgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld aan de hand van de bijgaande tekening. Daarbij vormen alle beschreven en/of door middel van afbeeldingen weergegeven kenmerken op zichzelf of in willekeurige zinvolle combinatie het onderwerp van de onderhavige uitvinding, ook onafhankelijk van hun 15 samenvatting in de conclusies of hun onderlinge betrekking.

In de tekening tonen: figuur 1a en 1b: een schematisch perspectivisch aanzicht van een schuifplaat voor lineaire schuifafsluiters volgens de uitvinding met twee doorstroomopeningen, direct na 20 het eerste gebruik en direct vóór het tweede gebruik, na het verwisselen van de blinde stop; en figuur 2a en 2b: een schematische vertikale doorsnede van een met twee platen uitgeruste lineaire schuifafsluiter met schuifplaat en bodemplaat, die beide volgens de 25 uitvinding uitgevoerd zijn en wel direct vóór het einde van het eerste gebruik ervan en direct vóór het begin van het tweede gebruik, na het verwisselen van de blinde stop.

Figuur 1a toont een schuifplaat 1 voor een lineaire schuifafsluiter met de op zich bekende langwerpige vorm met 30 in essentie parallelle vlakken-aan de lange zijden en cirkelvormig afgeronde kopvlakken. In het plaatlichaam 6 zijn in de richting van de lengteas, onder onderlinge afstand twee doorstroomopeningen 3 en 4 aangebracht, waarbij de tweede doorstroomopening 4 bij het eerste gebruik van de afsluitplaat 1 35 van een blinde stop 5 voorzien is. De blinde stop 5 is in de ^ doorstroomopening 4 met keramisch afbindende mortel 7 vastge- \metseld. Volgens de afbeelding bevindt de tweede doorstroomopening 4 zich in het naar de eerste doorstroomopening 3 ge- 8403777 "3· ~ - 5 -· keerde werkvlak 8, die in de afsluitpositie van de schuif-plaat het doorstroomkanaal van de schuifafsluiter afsluit. De schuifplaat 1 is van een buitenversterkingsring in de vorm van een krirapring 9 voorzien, die voor het vasthouden van het 5 vuurvaste materiaal zorgt, ook wanneer het schuifplaatmateriaal tijdens het gebruik breekt. De schuifplaat 1 volgens figuur 1 is direct na het eerste gebruik afgebeeld, waarbij de doorstroomopening 3 in het bovenste gebied ervan en in het oppervlaktegebied in de omgeving van de doorstroomopening 3, 10 voor zover dit tijdens de voorafgaande giet- en regelproces-sen met metaalsmelt in contact is gekomen, zijn weergegeven.

Dit slijtagegebied V heeft zich zover uitgestrekt, dat zich een bedrijfszeker functioneren van de afsluitplaat 1 door het gebruik van de doorstroomopening 3 niet meer gewaarborgd is.

15 Nu wordt de blinde stop 5 uit de tweede doorstroom opening 4 genomen, hetgeen door de pijl A in figuur 1a is weergegeven. Dezelfde of een andere blinde stop 5 wordt dan voor of na het omdraaien van de schuifplaat tot de in figuur 1b weergegeven positie in de eerste doorstroomopening 3 ge-20 zet, zoals dit in figuur 1b door de pijl E is weergegeven. De blinde stop 5 bevindt zich nu in het bij de eerste doorstroomopening 3 behorende werkvlak 10 van de schuifplaat 1, terwijl het slijtagegebied V in de nabijheid van de doorstroomopening 3, in het naar beneden gekeerde, niet meer 25 functionerende vlak ligt.

De figuren 1a en 1b geven de schuifplaat 1 telkens in die positie weer, waarin deze ook in de lineaire schuifafsluiter 2 volgens figuur 2a en 2b is aangebracht. Van de lineaire schuifafsluiter 2 zijn telkens slechts de inloopbus 30 11, de bodemplaat 11, de schuifplaat 1 en de uitloopbus 12 weergegeven, die in de weergegeven geopende afsluitplaatposi-tie elk een volledig doorstroomkanaal voor de gietstraal G vrijlaten. De bodemplaat 1 * is in het weergegeven geval gelijk uitgevoerd aan de schuifplaat 1. Figuur 2a geeft duide-35 lijk de slijtagegebieden V en V' van de schuifplaat 1 en van de bodemplaat 1f weer, die zijn ontstaan als gevolg van cor- \rosie en erosie in de naburige gebieden van de doorstroomope-ningen 3 en 3 * van de naar elkaar toegekeerde plaatoppervlak- 8403777

< <J "V

T

- 6 - · ken. Figuur 2b toont de schuifafsluiter 2, nadat de schuif-plaat 1 en de bodemplaat 1' zodanig zijn omgedraaid, dat nu telkens de tweede doorstroomopeningen 4 en 4' in werking treden. De eerste doorstroomopeningen 3 en 3' liggen nu telkens 5 buiten het werkgebied en zijn elk door een blinde stop 5 en respectievelijk 5' afgesloten. Aan de doorstroomopeningen 4 en 4' is daardoor telkens een volledig voor het bedrijf geschikt werkvlak toegevoegd. Van de positie van de afsluitplaten 1,1' volgens figuur 2a kan de positie daarvan volgens 10 figuur 2b ook, zoals zichtbaar is, bereikt worden doordat men de schuifplaat 1 en bodemplaat 1' verwisselt en telkens de doorstroomopening 3, respectievelijk 3' in plaats van de doorstroomopening 4, respectievelijk 4* door de blinde stop 5, respectievelijk 5' afsluit.

o \ 8403777

Claims (6)

1. Afsluitplaat van vuurvast, bijvoorbeeld keramisch materiaal voor lineaire of draaischuifafsluiters, voor het uitgieten van metaalsmelt bevattende vaten,' met ten minste één doorstroomopening, gekenmerkt door ten minste één 5 verdere doorstroomopening (4), die door een blinde stop (5) van vuurvast materiaal gesloten is.

2. Afsluitplaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vuurvaste materialen van het plaatlichaam (6) en van de blinde stop (5) gelijk zijn.

3. Afsluitplaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de blinde stop (5) door de boorkern van één van de doorstroomopeningen (3,4) wordt gevormd.

4. Afsluitplaat volgens één van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de afmetingen van de doorstroomope— 15 ningen (3,4) overeenstemmen.

5. Afsluitplaat volgens één van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de blinde stop (5) door middel van keramisch afbindende mortel (7) in de verdere doorstroomopening (4) bevestigd is.

6. Afsluitplaat volgens één van de conclusies 1 tot 5, met twee doorstroomopeningen voor lineaire schuifafsluiters, met het kenmerk, dat de verdere door een blinde stop (5) gesloten doorstroomopening (4) in het gebied van het werkvlak (8) van de ene doorstroomopening (3) en omgekeerd is 25 aangebracht. \ 8403777