NL8403686A - Drukinrichting. - Google Patents

Description

N032903 1

Drukinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een drukinrichting voor het be-drtikken van een lopend vel.

Figuur 1 toont een bekende kleurendrukinrichting, waarbij wanneer het te bedrukken vel wordt voortbewogen tussen een drukcylinder 1 en 5 dichécylinders 2, dit vel door middel van de clichés 3 wordt bedrukt, die op de dichécylinders zijn gemonteerd. De drukcylinder en de cli-chêcylinders worden voor het gesynchroniseerd drukken Via een over-brengingsinrichting door een enkele motor aangedreven. Aangezien de om-trek van de dichécylinders wordt bepaald door de druklengte die over-10 eenkomt met de lengte van het cliché, zijn telkens wanneer de druklengte verandert, nieuwe dichécylinders nodig, die een omtrek hebben die overeenkomt met de nieuwe druklengte. Dit verhoogt de drukkosten.

Voorts moeten telkens wanneer de druklengte verandert, zware clichêcy-linders worden verwijderd en door nieuwe worden vervangen. Nieuwe cli-15 chécylinders met nieuwe daarop gemonteerde clichés moeten op de drukcylinder worden gemonteerd met een geschikte contactdruk. Dit waren zeer lastige werkzaamheden. Voorts waren fijne instellingen van de overbrenging noodzakelijk voor een fase-afstemming tussen de clichécylin-ders voor een nauwkeurig uitlijnen. Een ander nadeel is dat een groot 20 aantal dichécylinders ter beschikking zijn.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een verbeterde drukinrichting, waarbij de noodzaak van het voorbereiden van verschillende dichécylinders voor verschillende druklengten wordt vermeden.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van 25 de tekening. In de tekening tonen:

Fig. 1 een schematisch aanzicht van een bekende kleurendrukma-chine;

Fig. 2 een schematisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 30 Fig. 3 een grafiek die aangeeft op welke wijze de snelheid van het vel zal veranderen, indien deze slechts door de snelheidsregeleenheid wordt bestuurd;

Fig. 4 een grafiek die illustreert op welke wijze de snelheid van het vel in werkelijkheid wordt geregeld; 35 Fig. 5 een blokschema van een schakeling voor het besturen van de toevoerrollen en de trekrollen;

Fig. 6 een blokschema van een schakeling voor het besturen van de snelheidsregeleenheid; en 3403686 2 * f ί ï

Fig. 7 een aanzicht van een voorbeeld van het besturingsmechanisme voor de snelheidsregeleenheid.

Volgens fig. 2 wordt een vel 10 door middel van een paar toevoer-rollen 11 toegevoerd aan een drukinrichting 12 en daaruit afgenomen 5 door middel van een paar trekrollen 13. De drukinrichting 12 bevat een snelheidsregeleenheid 15 met een paar rollen 14a en 14b om de snelheid van het vel 10 in de drukinrichting 12 te regelen, een aantal drukeen-heden 16]_, I62 en I63 voor het bedrukken van het vel 10 met verschillende kleuren, en vellengte-insteleenheden 17^ en 172 die tus-10 sen aangrenzende drukeenheden zijn opgesteld om de lengte van het vel dat zich tussen de aangrenzende drukeenheden bevindt, in te stellen op de druklengte vermenigvuldigd met een geheel getal.

Het vel 10 loopt om een eerste geleidingsrol 18, de rol 14a van de snelheidsregeleenheid 15, een tweede geleidingsrol 19 en een derde ge-15 leidingsrol 20 en bereikt de eerste drukeenheid 16χ. Nadat de vel-lengte-insteleenheid 17^, een tweede drukeenheid I62» een velleng-te-insteleenheid 172 en een derde drukeenheid I63 zijn doorlopen, loopt het vel om een vierde geleidingsrol 21, een vijfde geleidingsrol 22, de rol 14b van de snelheidsregeleenheid 15, een zesde geleidingsrol 20 23 en een zevende geleidingsrol 24 en wordt door de trekrollen 13 afge- voerd naar de volgende inrichting.

Het vel wordt van de eerste geleidingsrol 18 af voortbewogen naar de rol 14a in dezelfde richting (naar rechts in fig. 2) als van de rol 14b naar de zesde geleidingsrol 23 en het vel loopt in omgekeerde rich-25 ting (naar links in fig. 2) van de rol 14a af naar de tweede geleidingsrol 19 en van de vijfde geleidingsrol 22 naar de rol 14b. De snelheidsregeleenheid 15 die voorzien is van de rollen 14a en 14b is over een afstand £ evenwijdig aan de voortbewegingsinrichting van het vel heen en weer verplaatsbaar.

30 De drukeenheden 16^, I62 en I63 hebben elk een clichécyUn der 26 die een langere omtrek heeft dan de maximale druklengte en is ingericht voor het ondersteunen van een cliché 25, een drukcylinder 27 die is ingericht voor het aandrukken van het vel 10 tegen het cliché 25 op de clichécylinder 26, een drooginrichting 28 die stroomafwaarts van 35 de clichécylinder 26 is aangebracht om de inkt te drogen, die door het cliché 25 op het vel is aangebracht, en een inktrol 30 voor het aanvoeren van inkt uit een inktreservoir 29. Nadat het vel 10 door middel van de clichés 25 in de drukeenheden 16^, I62 en I63 is bedrukt en door middel van de drooginrichtingen 28 is gedroogd, wordt het vel 10 . 40 afgevoerd.

84 0 3 6 8 6 £ * 3

De vellengte-insteleenheden 17^ en 172 hebben elk een instel-rol 32 die tussen de papierrollen 31a en 31b verticaal beweegbaar zijn aangebracht· Door het instellen van de verticale stand van de instelrol 33 wordt de lengte van het vel dat zich tussen aangrenzende drukeenhe-5 den bevindt» ingesteld op de druklengte vermenigvuldigd met een geheel getal.

✓

De clichêcylinders 26 in alle drukeenheden 16 worden gekoppeld met een eerste motor 33 via een (niet getoonde) overbrengingsintichting met tandwielen» kettingwielen» kettingen enz. voor de synchrone aandrij-10 ving. De toevoerrollen 11 en de trekrollen 13 worden door een motor 45 aangedreven.

De snelheidsregeleenheid 15 wordt aangedreven door een besturings-motor via een overbrengingslnrichting voor het omzetten van een rota-tiebeweging in een lineaire beweging» zodat de eenheid heen en weer kan 15 worden bewogen» terwijl de clichécylinder 26 een volle omwenteling uitvoert» zoals hierna in detail zal worden beschreven. Thans wordt aangenomen dat de toevoerrollen 11 en de trekrollen 13 die het vel tussen zich in grijpen, worden gestopt» terwijl de eerste motor 33 voor de clichécylinder 26 blijft draaien. Anderzijds wordt de snelheidsregel-20 eenheid 15 zodanig aangedreven, dat deze tussen een punt A en een punt B heen en weer beweegt. Wanneer dus de snelheidsregeleenheid 15 van het punt A af naar het punt B wordt verplaatst, wordt het vel in de drukeenheden 16^ - I63 voorwaarts bewogen over een afstand die gelijk is aan 2X in de richting van de pijl F. Wanneer de eenheid 15 van het 25 punt S af naar het punt A terug wordt verplaatst, wordt het vel terug-waarts bewogen over een afstand die gelijk is aan lÈ in een richting die tegengesteld is aan de richting van de pijl F. Dit heeft tot gevolg dat het vel op dezelfde posities overlappend wordt bedrukt door het cliché 25 in elk van de drukeenheden 16]_ - I63.

30 Indien dus het vel door middel van de toevoerrollen 11 wordt toe gevoerd aan de drukinrichting 12 en door de trekrollen 13 wordt afgevoerd over een afstand die gelijk Is aan de druklengte- L, terwijl de snelheidsregeleenheid 15 van het punt B naar het punt A terug wordt verplaatst, kan het vel 10 continu en niet overlappend in elke drukeen-35 heid worden bedrukt. Dit is het basisconcept van de uitvinding.

Hiervoor kan de snelheidsregeleenheid 15 zodanig worden bestuurd, dat tijdens de verplaatsing daarvan van het punt A naar het punt B de snelheid van het vel dat zich tussen de rol 14a en de rol 14b bevindt, gelijk zal zijn aan de omtreksnelheid van de clichécylinder 26 (die 40 strikt gesproken de omtreksnelheid van het cliché 25 is. Eenvoudig- 8403686 f * 4 heidshalve zal deze snelheid echter omtreksnelheid van de clichécylinder worden genoemd). De snelheid van de snelheidsregeleenheid 15 kan namelijk zodanig worden geregeld, dat deze gelijk is aan de helft van de omtreksnelheid van de clichécylinder 26. De eenheid 15 wordt dus tot 5 een dergelijke snelheid versneld, op deze snelheid gehouden en ver-traagd, totdat de eenheid in het punt B stopt. Tijdens de beweging van de eenheid 15 van het punt B naar het punt A zou deze met een snelheid worden aangedreven, die voldoende hoog is om het breken van het vel te . voorkomen.

10 In of voor het punt C dat overeenkomt met het begin van het druk ken met het cliché 25, moet de snelheid van het vel 10 dat zich tussen de rol 14a en de rol 14b bevindt, welke snelheid de dubbele snelheid van de snelheidsregeleenheid 15 is, gelijk zijn aan de omtreksnelheid van de clichécylinder 26. In of na het punt D dat overeenkomt met de 15 beëindiging van het drukken, wordt de snelheid van het vel lager dan de omtreksnelheid van de clichécylinder 26. De afstand ^o tussen het drukstartpunt C en het drukeindpunt D is gelijk aan de helft van de maximale druklengte of langer dan deze. De maximale druklengte wordt bepaald door de omtrek Lo van de clichécylinder 26.

20 Het voorgaande zal meer in details aan de hand van de figuren 3 en 4 worden beschreven. In fig. 3 geeft de dikke lijn aan op welke wijze de snelheid van het vel 10 verandert, indien de snelheidsregeleenheid 15 met de toevoerrollen 11 heen en weer wordt bewogen en de trekrollen 13 die het vel grijpen, worden gestopt, zodat er geen vel wordt aange-25 voerd naar de toevoerrollen 11 of geen vel wordt afgevoerd vanaf de trekrollen 13. Volgens fig. 3 is de snelheid van het vel nul in het punt A en het vel wordt voorwaarts zodanig versneld, dat deze snelheid tenslotte gelijk zal worden aan de omtreksnelheid van de clichécylinder 26 i,n het drukstartpunt G. De snelheid van het vel wordt op de 30 waarde gehouden tot in het drukeindepunt D, van waar af de snelheid van het vel wordt verlaagd, totdat deze in het punt B gelijk wordt aan nul. De snelheid van het vel wordt daarna in terugwaartse richting verhoogd tot een snelheid (-Vg) (welke een grotere absolute waarde moet hebben dan de omtreksnelheid van de clichécylinder 26), wordt 35 enige tijd op de snelheid (-Vg) gehouden en daarna verlaagd totdat deze snelheid in het punt A gelijk wordt aan nul. Hierdoor is éénr cyclus voltooid. Daarna wordt deze cyclus herhaald. Gedurende deze ene cyclus voert de clichécylinder 26 een volledige omwenteling uit, waarbij een afstand wordt afgelegd die wordt voorgesteld door het oppervlak 40 van het gearceerde rechthoekige gedeelte van fig. 3.

8403686 * % 5

Be snelheid van het vel wordt bestuurd door de snelheidsregeleen-heid 15» zodat het vel gedurende de periode van verplaatsing van het punt B naar het punt A over dezelfde afstand zal worden voortbewogen als de afstand die het vel aflegt bij de voorwaartse verplaatsing van 5 het punt A naar het punt B. Be afstand af gelegd van het punt A naar het punt B komt overeen met het oppervlak van het trapezium ABEE en de afstand af gelegd van het punt B naar het punt A komt overeen met het oppervlak van het trapezium BGHA. Eén druklengte L wordt voorgesteld door het oppervlak van de rechthoek CDFE* Be achterwaartse beweging van de 10 snelheidsregeleenheid 15 wordt uitgevoerd terwijl het vel 10 niet wordt bedrukt» omdat het cliché 25 niet in aanraking is met het vel.

Omdat zoals hierboven is beschreven het vel over dezelfde afstand in voorwaartse en achterwaartse richting wordt verplaatst, indien de toevoerrollen en de trekrollen gedurende het bedrukken worden gestopt, 15 zal het vel overlappend worden bedrukt. Zoals in fig* 4 is getoond wordt echter in werkelijkheid wanneer de snelheidsregeleenheid 15 van het punt B in terugwaartse richting naar het punt A wordt verplaatst, het vel door de toevoerrollen 11 toegevoerd met een lengte die gelijk is aan één druklengte, welk vel door de trekrollen 13 wordt weggetrok-20 ken. Het andere woorden wordt wanneer de eenheid 15 en het punt B aankomt, begonnen met het aandrijven van de toevoerrollen 11 en de trekrollen 13. Beze worden versneld tot de snelheid Vq, die enige tijd wordt gehandhaafd, waarna de rollen worden vertraagd tot een snelheid nul. Beze rollen worden zodanig bestuurd, dat een lengte van het vel 25 die gelijk is aan één druklengte L zal worden toegevoerd en afgevoerd, namelijk zodanig dat het oppervlak van het trapezium BIJA gelijk zal zijn aan L. Anderzijds wordt in terugwaartse richting van het punt B naar het punt A het vel beïnvloed door de snelheidsregeleenheid 15, zoals in fig. 3 met een dikke lijn SGHA is aangegeven.

30 Be werkelijke snelheid van het vel in de drukeenheden van het punt B naar het punt A zal dus overeenkomen met de in fig. 1 aangegeven dikke lijn BKLMNA als gevolg van de combinatie van de snelheid aangegeven met de streepli jn BUA met de snelheid aangegeven met de streepli jn BGHA.

35 Het vel wordt bedrukt vanaf het punt C tot het punt B en wordt niet bedrukt toegevoerd van het punt A naar het punt C en van het punt B naar het punt B. Be afstand die het vel tijdens het niet bedrukken aflegt, wordt voorgesteld door het oppervlak van de driehoek ACE plus het oppervlak van de driehoek BBF. Be hierboven genoemde besturing is 40 zodanig dat de afgelegde afstand bij het niet bedrukken zal verschillen 8403686 ✓ € i 6 met de afstand die in terugwaartse richting wordt afgelegd gedurende de periode van het punt B naar het punt A in terugwaartse richting, die wordt voorgesteld door het oppervlak van het trapezium KLMN.

Tijdens het bedrukken van het vel wordt de snelheid van het vel in 5 de drukeenheden zodanig bestuurd, dat deze gelijk is aan de omtreksnel-heid van de clichecylinder 26 en terwijl de snelheidsregeleenheid van het punt B naar het punt A in terugwaartse richting wordt verplaatst, wordt het vel met een lengte aangevoerd die gelijk is aan êên druklengte L. Hierdoor wordt het vel continu in elke drukeenheid be~ 10 drukt.

Aangezien de vellengte-insteleenheden· Π\ en 17£ zijn aangebracht om de lengte van het vel dat zich tussen de aangrenzende drukeenheden bevindt, in te stellen op de druklengte vermenigvuldigd met een geheel getal, wordt tijdens het in meer kleuren bedrukken, het vel 15 in de drukeenheden 16^, I62 en I63 nauwkeurig uitgelijnd bedrukt.

Hoewel volgens de grafiek van fig. 4 de gradiënten van de versnelling en vertraging van punt B tot punt I en van punt J tot punt A gelijk zijn aan de gradiënten van punt B naar punt G en van punt H naar 20 punt A, is dit niet essentieel. Immers kunnen de snelheden van de toe-voerrollen 11 en de trekrollen 13 vrij worden gekozen, zolang het vel juist met een lengte wordt aangevoerd, die gelijk is aan êên druklengte L, terwijl de eenheid van het punt B naar het punt A in terugwaartse richting wordt voortbewogen.

25 Hoewel bij de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm de aan voer en afvoer van het vel zodanig worden bestuurd, dat juist in het punt B wordt gestart en juist in het punt A wordt geëindigd, betekent dit geen beperking. Er kan worden gestart en gestopt op elk tijdstip gedurende de periode vanaf het drukeindepunt D tot het volgende druk-30 startpunt G, voorzover het vel gedurende die periode wordt aangevoerd met een lengte die gelijk is aan êên druklengte.

Vervolgens zal aan de hand van fig. 5 worden beschreven op welke wijze de toevoerrollen 11 en de trekrollen 13 worden bestuurd teneinde het vel toe te voeren over een afstand die gelijk is aan êên druklengte 35 L gedurende êên werkcyclus.

De rondsels 40 van de snelheidsregeleenheid 15 worden aangedreven door een tweede motor 41, zoals een servomotor, teneinde de eenheid op en langs een tandheugel 42 heen en weer te verplaatsen. Wanneer deze bewegen, levert een eerste impulsgenerator 43 een impulssignaal φ ^ 40 dat evenredig is aan de afgelegde afstand. Een positiedetector 44 is 8403686 ï · 7 aangrenzend aan de snelheidsregeleenheid 15 aangebracht om de aankomst van de eenheid 15 in het punt B te detecteren en geeft daarbij een signaal af. De derde motor 45 voor het aandrijven van de toevoerrollen en de trekrollen wordt bestuurd door een signaal uit een rolbesturingske-5 ten 50 voor het besturen van de aanvoer en afvoer van het vel. Een tweede impulsgenerator 46 levert een impulssignaal 0£ dat evenredig is aan het aantal omwentelingen van de toevoerrollen en van de trekrollen, die synchroon worden aangedreven door de derde motor 45 via een (niet getoonde) overbrengingsinrichting, zoals tandwielen, kettingwie-10 len, kettingen en dergelijke. De tweede impulsgenerator 46 kan op de rol 11 of 13 of op een ander onderdeel dat daarmee is gekoppeld, worden gemonteerd.

In de rolbesturingsketen 50 wordt de druklengte L ingesteld op een eerste instelinrichting 51. In responsie op de detectie van een signaal 15 uit de positiedetector 44, leest een eerste rekenkundige volgorde-een-heid 52 de vooraf ingestelde waarde L uit, telt de impulsen van het signaal uit de tweede impulsgenerator 46 en levert een motorsig-naal aan de derde motor 45 via een aandrijfeenheid 53 om deze te besturen. Dit motorsignaal dat door berekening wordt verkregen, is zodanig 20 dat de derde motor 45 en dus de toevoerrollen 11 en de trekrollen 13 zullen worden aangedreven om het vel, zoals in fig. 4 'met een streep-lijn is aangegeven, toe te voeren met een lengte die gelijk is. aan één druklengte L, terwijl het vel niet wordt bedrukt.

De positiedetector 44 kan worden weggelaten. In plaats daarvan 25 kunnen de rollen 11 en 13 worden gestart in responsie op een drukeinde-signaal.

Vervolgens zal aan de hand van fig. 6 een snelheidsregelketen 60 voor de tweede motor 41 voor het aandrijven van de snelheidsregeleenheid 15 worden beschreven.

30 Een drukstartdetector 47 is nabij de clichécylinder 26 aangebracht om het drukstartpunt (punt C in de figuren 3 en 4) te detecteren en een - signaal af te geven. Een derde impulsgenerator 48 levert een impulssignaal 03, dat evenredig is aan het aantal omwentelingen van de clichécylinder 26. Op een tweede instelinrichting 61 worden de druklengte 35 L en de omtrek Lo van de clichécylinder ingesteld. In responsie op het drukstartsignaal uit de detector 47 leest een voorinstelllngstellar 62 de druklengte L en begint de impulsen uit de derde impulsgenerator 48 te tellen. Wanneer het telresultaat overeenkomt met de druklengte L, zal de voorinstellingsteller 62 een drukeindesignaal afgegeven om aan 40 te geven dat het drukken met het cliché 25 is voltooid. Een impulsdis- 8403686 f t 8 criminator 63 bepaalt of de eerste impulsgenerator 43 voorwaarts of in tegengestelde richting werkt (dat wil zeggen of het vel voorwaarts of achterwaarts beweegt) en levert een positief of negatief impulssignaal.

5 Een tweede rekenkundige volgorde-eenheid 64 ontvangt de waarden L

en Lo die op de instelinrichting 61 zijn ingesteld, het drukeindesig-naal uit de voorinstellingsteller 62, het impulssignaal 0 3 uit de derde impulsgenerator 48 en het positieve impulssignaal φ\\ of negatieve impulssignaal 012 de impulsdiscriminator 63 en geeft 10 een motorsignaal af aan de tweede motor 41 via een aandrijfeenheid 63. Dit motorsignaal is zodanig, dat de snelheidsregeleenheid 15 zodanig wordt bestuurd, dat het vel met de in fig. 3 getoonde snelheid wordt aangevoerd.

De tweede motor 41 wordt zodanig bestuurd, dat het oppervlak van 15 het trapezium BGHA min het oppervlak van de driehoek DBF min het oppervlak van de driehoek ACE zal overeenkomen met -L (= -2jfo). Het oppervlak van de rechthoek CCEE zal overeenkomen met de omtrek van de cli-chécylinder 26. Dit betekent dat gedurende de tijdsperiode vanaf het begin van het drukken tot het volgende begin van het drukken, de cli-20 chécylinder één volledige omwenteling uitvoert.

. Vervolgens zal aan de hand van fig. 7 een mechanisme 70 worden beschreven, door middel waarvan de snelheidsregeleenheid 15 wordt aangedreven door de eerste motor 33 voor het aandrijven van de clichécylin-der. De eenheid 15 wordt zodanig geleid, dat deze lineair kan worden 25 verplaatst op geleidingsrails 71a en 71b. Een pen 72 op de snelheidsregeleenheid 15. is opgenomen in een sleuf 74a die in een kruk 74 is gevormd, waarvan één uiteinde scharnierbaar op een as 73 is bevestigd. De kruk 74 heeft in het middengedeelte een as 75 waarop één uiteinde van een arm 76 scharnierbaar is bevestigd. Het andere uiteinde is schar-30 nierbaar gemonteerd op een as 78 die aan één uiteinde voorzien is van een arm 77. Het andere uiteinde is vast gemonteerd op een vaste maar draaibare as 78', waarop een arm 80 met een pen 79 aan zijn andere uiteinde is bevestigd. De pen 79 is opgenomen in een nokgroef 82 die in een nokplaat 81 is gevormd, die draaibaar is in de richting van de pijl 35 door middel van een aandrijfas 83 die door de eerste motor 33 voor de clichêcylinder wordt aangedreven.

Wanneer de nokplaat 81 één volledige omwenteling uitvoert vanaf de toestand van fig. 7 in de richting van de pijl 3., zal de pen 79 op en neer gaan en de kruk 74 om de as 73 doen zwaaien. Wanneer de kruk 40 zwaait wordt de snelheidsregeleenheid 15 van het punt B naar het punt A

8403686 4 * 9 verplaatst en daarna terug naar het punt B. De snelheidsregeleenheid 15 kan zodanig worden bestuurd, dat deze zich verplaatst met een snelheid die gelijk is aan de helft van de omtreksnelheid van de clichécylinder 26 gedurende de tijdsperiode vanaf het drukstartpunt C tot aan het 5 drukeindepunt D door een juiste keuze van de lengten van de kruk 74 en de armen 76, 77 en 80, de vorm van de nokgroef 82 enz. De snelheidsre-geleenheid kan door middel van elk ander mechanisme worden bestuurd.

Hoewel de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm is voorzien van drie drukeenheden omdat deze is ontworpen voor meerkleurendruk, zal 10 uiteraard één drukeenheid voldoende zijn voor een êén-kleurendruk. In dit geval is geen vellengte-insteleenheid nodig. Hoewel bij de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm drie drukeenheden worden toegepast, betékent dit geen enkele beperking.

Hoewel bij de beschreven uitvoeringsvorm de snelheid van het vel 15 gelijk wordt aan de omtreksnelheid van de clichécylinder in het drukstartpunt en in het drukeindepunt wordt verlaagd, kan deze gelijk worden aan de snelheid voorafgaand aan het drukstartpunt en worden verlaagd op een of ander tijdstip na het drukeindepunt.

De hierboven genoemde druklengte behoeft niet een enkelvoudige 20 druklengte bij een continue bedrukking zonder onbedrukt gedeelte tussen aangrenzende bedrukte delen, maar kan elke mogelijkheid omvatten voor het daaropvolgend afsnijden, lijmen of andere bewerkingen, alsmede het werkelijk bedrukte gedeelte.

8403686

Claims (4)

1. Drukinrichting voor het bedrukken van een lopend vel, gekenmerkt door: 5 tenminste één drukeenheid met een dichécylinder waarvan de omtrek langer is dan de maximale druklengte en die is ingericht om een cliché te ondersteunen, een drukcylinder ingericht voor het aandrukken van het vel tegen het cliché op de dichécylinder en een inktrol, een· paar toevoerrollen voor het toevoeren van het vel aan de 10 drukeenheid; een paar trekrollen voor het afvoeren van het vel uit de drukeenheid; een snelheidsregelinrichting die voorzien is van een paar rollen en ingericht is voor het langs een rechte lijn heen en weer bewegen 15 over een voorafbepaalde afstand, waarbij het vel zodanig wordt geleid, dat dit tussen de toevoerrollen, om één van het paar rollen, door de drukeenheid, om het andere paar rollen en tussen de trekrollen loopt; een eerste besturingsinrichting voor het besturen van de toevoerrollen en de trekrollen, zodanig dat deze worden stilgezet wanneer het 20 vel wordt bedrukt en worden aangedreven teneinde het vel tóe te voeren aan en af te voeren van de drukeenheid met een lengte die gelijk is aan de druklengte, terwijl het vel niet wordt bedrukt; en een tweede besturingsinrichting voor het besturen van de snelheidsregelinrichting, zodanig dat deze wordt aangedreven met een snel-25 heid die gelijk is aan de helft van de omtreksnelheid van de clichécy-linder terwijl het vel wordt bedrukt en zodanig dat deze in heengaande en teruggaande richting wordt verplaatst over de genoemde voorafbepaalde afstand, terwijl de dichécylinder een volledige omwenteling uitvoert. 30

2. Drukinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een vel-lengte-insteleenheid die tussen aangrenzende drukeenheden is aange-bracht om de lengte van het vel dat zich tussen de aangrenzende drukeenheden bevindt, in te stellen op de druklengte vermenigvuldigd met 35 een geheel getal.

3. Drukinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de snelheidsregelinrichting voorts is voorzien van een tandheugel en een rondsel dat op de tandheugel is gemonteerd en zich daarlangs kan ver- 40 plaatsen. 8403686 - κ

4. Drukinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de clichêcylinder en de snelheidsregelinrichting door een gemeenschappelijke aandrijfbron worden aangedreven. \ 8403686