NL8403518A - Schudzeefinrichting. - Google Patents

Description

i -* VO 6655

Titel: Schudzeefinrichting._

De uitvinding heeft betrekking op een schudzeefinrichting voor het scheiden van vaste stof en vloeistof, omvattend een verend in een aantal steunen opgehangen frame, dat is voorzien van tenminste één trilmotor en 5 van tenminste één zeefmat.

Dergelijke schudzeefinrichtingen zijn op zichzelf bekend en worden bijvoorbeeld toegepast in de aardolie-industrie om boorspoelvloeistof en de zich daarin na gebruik bevindende vaste delen van elkaar te scheiden.

10 Bij de bekende schudzeefinrichtingen doen zich een aantal problemen voor. Zo zijn bij de bekende inrichtingen de zeefmatten niet op eenvoudige wijze te reinigen en te verwijderen. Voorts kan bij de bekende inrichtingen het schudgedrag niet of nauwelijks worden aangepast aan 15 de omstandigheden. Ook treden bij de bekende inrichtingen dikwijls scheuren op in het frame, vooral ter plaatse van de bevestiging van de trilmotoren, als gevolg van de opgewekte trillingen. Tenslotte zijn de bekende inrichtingen niet zeer milieuvriendelijk, doordat tijdens bedrijf 20 veel geluid wordt geproduceerd.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen en in het algemeen een doelmatige, robuuste sn geluidsarme schudzeefinrichting ter beschikking te stellen.

25 Hiertoe wordt in eerste aanleg een schudzeefinrichting van de beschreven soort daardoor gekenmerkt, dat het frame een tweetal zich in de langsirchting van de inrichting uitstrekkende, tegenover elkaar geplaatste, zij-elementen heeft, dia eik aan de binnenzijde zijn voorzien 30 van steunen waaraan telkens tenminste één zich eveneens in de langsrichting van de inrichting uitstrekkende langwerpige hefbeomplaat soharnierbaar om een zich in de langs-richting van de inrichting uitstrekkende as is bevestigd, 84 C 3 c 18 • ï -2- waarbij één der langsranden van elke hefboomplaat in de richting van het bijbehorende zij-element is omgebogen en kan grijpen in een aan de corresponderende langsrand van een zeefmat aangebracht haakvormig profiel, en waarbij 5 tussen elke hefboomplaat en het corresponderende zij- element spanmiddelen zijn voorzien om de omgebogen langsrand van elke hefboomplaat in buitenwaartse richting te spannen.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening 10 van een uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont schematisch een bovenaanzicht van een schudzeefinrichting volgens de uitvinding; figuur 2 toont een doorsnede langs de lijn II-II in figuur 1; 15 figuur 3 toont een zijaanzicht van de schudzeefin- richting van figuur 1; figuur 4 toont een detail van de bevestiging van een schudzeefmat volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont in bovenaanzicht een voorbeeld van 20 een schudzeefinrichting volgens de uitvinding. De inrichting heeft een twee evenwijdige, op afstand van elkaar geplaatste, zij-elementen 1,2 omvattend frame. De zij-elementen bestaan elk uit een een metaalplaat met een naar binnen, resp. naar buiten omgebogen bovenrand 3 resp. onderrand 4 (zie 25 fig. 2). De zij-elementen zijn onderling verbonden door ronde metalen buizen 5, die aan beide uiteinden aan de zij-elementen zijn gelast. Teneinde de constructie zo stevig mogelijk te maken, reiken de buizen 5 bij voorkeur door corresponderende openingen in de zij-elementen en is elk 30 buiseinde zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde van het betreffende zij-element vastgelast aan het zij-element.

De zij-elementen zijn elk voorzien van twee naar buiten gekeerde uitsteeksels 6, die in het getoonde voorbeeld zijn vervaardigd uit vierkant buisprofiel, waarmee 840351« -3- κ · het frame rust; °? esn viertal kolommen 7 .

Tussen d© zij-elementen is tenminste één zeefmat, die biivoorbeeld uit roestvrij staal kan zijn vervaardigd, bevestigd, 5 oo tenmid3te -®n -er zij-elementen is een trilmotor 24 (fig. 3} geraonteerd.

De figure11 tonen een dubbeldeks zeefinrichting, twee 2 ae^-^^uten S, 9 boven elkaar zijn aangebracht,

De zeefmatten worden tussen de zij-elementen op regelmatige 10 afstanden ondersteund door zich evenwijdig aan de zij-elementen uitstrekkende metalen stroken 10, die elk op een aantal van de buizen 5 zijn vastgelast en die aan de vrije bovenrand zijn voorzien van een kunststof of rubber profiel 11 om beschadiging van de zeefmat te voorkomen.

IS De zeefmatten worden met behulp van nog te beschrijven spanmiddelen over de stroken 10 gespannen. Teneinde een goede spanning van de zeefmatten mogelijk te maken neemt de hoogte van de stroken 10 vanaf het midden van de inrichting in de richting van de beide zij-elementen geleidelijk 20 af. Elke zeefmat heeft in de gespannen toestand derhalve een bolle vorm, zoals in fig. 2 is te zien.

Voor het spannen van de zeefmatten wordt volgens de uitvinding gebruik gemaakt van hefboomplaten 12, die cp een geschikte hoogte aan de binnenzijde van de zij-25 elementen scharnierend zijn aangebracht. De hefboomplaten bestaan uit langwerpige platen, die zich bij voorkeur over de gehele lengte van de zeefinrichting ongeveer evenwijdig aan de zij-eiementen uitstrekken en die ongeveer halverwege hun hoogte zijn voorzien van een aantal naar 30 oe zrj—elementen gerichte oren 13, die scharnierend zijn bevestigd aan op de zij-elementen aangebrachte correspon-aerenae, naar binnen reikende steunen 14. De onderrand van elke hefbeenplaat is omgebogen in de richting van net bijbehorende zij-element, zoals aangegeven bij 15.

Bi, Λ V r S - f'> W O ·„ 1 < - » ï -4-

De zeefmatten zijn aan de langsranden voorzien van bevestigingsstroken 16 (fig. 5) die naar binnen zijn omgebo'gen en die om de naar buiten omgebogen onderranden van de hefboomplaten kunnen worden gehaakt, zoals in 5 fig. 2 is te zien.

De bevestigingsstroken strekken-zich bij voorkeur over de gehele lengte van de zeefmat uit, zodat de spankracht gelijkmatig over de gehele zeefmat verdeeld wordt, hetgeen een lange levensduur van de zeefmat bevordert.

10 Teneinde de zeefmat te spannen, nadat de bevestigings stroken aan de hefboomplaten zijn gehaakt, is het slechts nodig het boven de scharnieras gelagen gedeelte van de hefboomplaten binnenwaarts te bewegen en in de gewenste stand te fixeren. Hiertoe zouden door van schroefdraad 15 voorziene openingen in de zij-elementsn reikende stelhouten of dergelijke kunnen worden gebruikt, -waarvan het uiteinde tegen de hefboomplaten kan worden geschroefd. Een dergelijke constructie zou reeds een zeer snelle vervanging van de zeefmatten mogelijk maken.

20 Volgens de uitvinding wordt echter bij voorkeur een andere methode toegepast, waarbij gebruik wordt gemaakt van een tussen het bovenste gedeelte van elke hefboomplaat en het bijbehorende zij-element aangebrachte oppompbare slang 17. Door aan de holle ruimte binnen de slang lucht 25 toe te voeren beweegt het bovenste gedeelte van de hefboomplaat naar binnen, waardoor de omgebogen onderrand naar buiten scharniert en de zeefmat wordt gespannen. De in de slang heersende druk bepaalt da spanning van de zeefmat.

De slangen zijn voorzien van een niet getoonde 30 aansluiting voor een drukleiding, die met een persluchtbron in verbinding staat. In de drukleiding bevindt zien een afsluiter. Voor het spannen van een zeefmat behoeft dus slechts de afsluiter te worden geopend (nadat de zeefmat 8 & 0 1 i ö — 5 — % * om da hafboom?iaat is gehaakt) tot de gewenste druk in de slangen 17 heerst. De slangen 17 zijn voorts op bekende, niet nader getoonde, wijze voorzien van een ontlastventiel cn da slangen leeg te laten lopen, indien de zeefmat 5 verwijderd dient te worden of de spandruk verlaagd dient te worden. De druk in de slangen 17. kan desgewenst gecontroleerd worden met een manometer. Het is mogelijk de beide, bij een zeefmat behorende slangen 17 op één en dezelfde drukleiding aan te sluiten, doch de installatie 10 kan desgewenst ook zodanig zijn ingericht, dat de slangen 17 één voor één op druk kunnen worden gebracht. Voorts is het ook mogelijk de slangen 17 hydraulisch te bedienen.

Opgemerkt wordt, dat de scharnierplaten tevens de functie van langsgeleidingsplaten voor het te behandelen 15 materiaal vervullen, zodat afzonderlijke langsgeleidingsplaten niet nodig zijn.

Door de toepassing van de profielen 11 en de druk-slangen 17 wordt een enigszins flexibele bevestiging van de zeefmat verkregen, hetgeen eveneens bijdraagt 20 tot een lange levensduur van de zeefmat, en voorts geluiddempend werkt.

De spanning van de zeefmatten kan op eenvoudige wijze zelfs tijdens bedrijf aangepast worden aan de samenstelling van het te behandelen materiaal. Zo zal in het 25 algemeen bij de verwerking van grover materiaal een hogere zeefspanning worden ingesteld om te voorkomen, dat de zeezmat gaat "klapperen", en daardoor beschadigd wordt.

Tussen elk uitsteeksel 6 en de bovenzijde van de oxjoehorende kolom 7 bevindt zich de getoonde uitvoerings-3v vorm telkens een holle bal of balg 13 van flexibel materiaal,

Jvo°rbeeld rubber. De uitsteeeksels 6 van het frame - .laten op deze rubber ballen of balgen. Deze rubber ballen ^ragen bij tot een geluidsarme werking van de inrichting.

/o-^ens een vcorkeursuitvoeringsvorm kan de in deze rubber 3a baaien 0f balgen heersende druk werden ingesteld, hetgeen ξ ft ; ; .1 a

0 * J V. c, j H

* 'i -6- het mogelijk maakt het schudgedrag van de inrichting te beïnvloeden en om kleine variaties in de stand van het frame ten opzichte van de kolommen 7 aan te brengen.

Bij voorkeur zijn de ruimten in beide voorste rubber 5 ballen of balgen met elkaar verbonden door een leiding en zijn de beide achterste rubber ballen of balgen eveneens met elkaar verbonden door een leiding. De termen "voorste" en "achterste" zijn gebruikt in relatie tot de bewegingsrichting van het materiaal door de inrichting. Deze b.e-10 wegingsrichting is in fig. 1 aangegeven met een pijl T.

De rubber ballen of balgen 18 dempen voor een groot gedeelte de door de trilmotor(en) veroorzaakte trillingen van het frame. Gebleken is, dat op deze wijze aanzienlijk 15 minder trillingen worden doorgegeven aan de steunen dan in het geval, dat het frame, zoals gebruikelijk, door schroefveren wordt gedragen.

De kolommen 7 zijn elk voorzien van een naar de elementen__/gekeerde rubberen of kunststoffen buffer 19.

20 De buffers 19 dienen om zijdelingse bewegingen van de zeefinrichting, welke bewegingen kunnen optreden bij het aan resp. uit zetten van de trilmotor(en), te dempen.

De buffers hebben bij voorkeur een parabolische vorm, en zijn met de top naar de zij-elementen gekeerd.

25 Onder de buffers bevindt zich in een- of meer der kolommen ter hoogte van de onderrand van de zij-elementen een vertikale sleuf of opening in de kolommen. Een dergelijke sleuf of opening kan op eenvoudige wijze worden verkregen door de kolom ter plaats® ü-vormig uit te 30 voeren, waarbij de opening van de ü-vorm naar de zij-elementen is gekeerd.

In de opening reikt een van een mof 20 van flexibel materiaal, bijvoorbeeld rubber voorzien uitsteeksel 21, dat aan het zij-element is bevestigd. Het uitsteeksel P. A [1 η £ ·\ q ï· * -7- kan zoals getoond een astap zijn, die aan een bevestiging-s-plaat 22 is gelast, die weer aan de onderzijde van het zij-element is bevestigd.

De van rubbermcffen voorziene astappen dienen om 5 een te grote uitslag van het frame in horizontale richting tegen te gaan een dragen bij tot de robuustheid en de geluidsarme werking van de inrichting.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm kunnen tenminste twee van de kolommen 7, bijvoorbeeld de voorste twee 10 of de achterste twee, in hoogte instelbaar zijn uitgevoerd, zodat oneffenheden in de ondergrond kunnen worden gecompenseerd en bovendien de helling van de zeefinrichting en daarmee het zeefeffect en de transportsnelheid van het te behandelen materiaal door de inrichting kan worden 15 ingesteld.

De instelbare kolommen 7 omvatten hiertoe, zoals te zien is in fig. 2, een hydraulische cilinder 23, Door via een leiding 24 hydraulische vloeistof toe té voeren aan de cilinder kan de hoogte van de kolom worden ingesteld.

20 Figuur 3 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens de figuren 1 en 2. Zoals uit figuur 3 blijkt is op tenminste één der zij-elementen van het frame een trilmotor 24 gemonteerd. Bij voorkeur echter is op beide zij-elementen een trilmotor gemonteerd. De trilmotoren 25 zijn onder een hoek van ± 30% met de horizontaal gemonteerd, waardoor een zodanige trilbeweging ontstaat, dat het te behandelen materiaal een zaagtandvormige beweging over de zeefmat(ten) uitvoert, hetgeen het rendement van de inrichting verhoogt.

30 3e trilmotoren zijn bij voorkeur elektrische motoren, hetgeen de mogelijkheid biedt om op betrekkelijk eenvoudige wijze da trillingsfrequentie in stellen met behulp van een potentiometer. Hierdoor kan ook weer het schudgedrag worden aangepast aan het te behandelen materiaal.

3 t Λ ^ -J r>

·- J -V

-3- * 3

Volgens de bekende techniek werden de trilmotoren met bouten aan het frame bevestigd. Door de tijdens bedrijf op deze bouten werkende dwarskrachten treedt dan echter regelmatig breuk van een aantal bouten op. Volgens de 5 uitvinding wordt derhalve een bevestigingsmethode toegepast, die de bevestigingsbouten voor een groot deel ontlast van dwarskrachten.

Hiertoe worden de trilmotoren met hun voet geplaatst tussen twee op het betreffende zij-element gelaste pasplaten 10 30. De voet van de motor wordt vervolgens met een aantal bouten 31 aan het zij-element geschroefd. Bovendien zijn naast de pasplaten 30 een aantal, in het getoonde voorbeeld vier, blokken 32 op elk zij-element gelast. In de blokken zijn van schroefdraad voorziene boringen aangebracht 15 die zich evenwijdig aan het zij-element in de richting van de trilmotor uitstrekken. In deze boringen zijn klem-bouten 33 geschroefd, waarvan de uiteinden tegen het huis van de trilmotor worden geschroefd. Vervolgens worden de klembouten met een extra moer op bekende wijze geborgd.

20 Op deze wijze worden alle bouten in hoofdzaak op trek of druk belast en treedt breuk in aanzienlijk mindere mate op. Bovendien kan met een relatief gering aantal bevestigingsbouten worden volstaan hetgeen een snelle (de-)montage mogelijk maakt.

25 Figuur 3 toont voorts nog een tweetal geleidings-

Platen 34 voor het aan het uiteinde van de inrichting van de zeefmatten vallende materiaal. Deze geleidingsplaten gaan onnodige vervuiling van de inrichting tegen en voorkomen, dat het van een zeef vallende materiaal langs de laatste 30 buis 5 druipt en weer in de inrichting terecht komt.

Opgemerkt wordt, dat het getoonde voorbeeld een dubbeldeks inrichting met twee boven elkaar geplaatste zeefmatten betreft. De uitvinding is echter evenzeer van toepassing op een s^hudzeefinrichting met een ander 35 aantal zeefmatten.

$40? 5 18 -9- β »

Voorts wordt opgemerkt dat door de gekozen constructie van het frame de zeefmatten aan de bovenzijde geheel vrij zijn van obstakels hetgeen een effectieve zeefwerking bevordert en het reinigen van de installatie vereenvoudigt.

5 Tenslotte wordt opgemerkt, dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

ο Λ Λ ~ ~ £ c v v; ^ * £

Claims (14)

1. Schudzeefinrichting voor het scheiden van vaste stof en vloeistof, omvattend een verend in een aantal steunen opgehangen frame, dat is voorzien van tenminste één trilmotor en van tenminste één zeefmat, met 5het kenmerk, dat het frame een tweetal zich in de langsrichting van de inrichting uitstrekkende, tegenover elkaar geplaatste, zij-elementen heeft, die elk aan de binnenzijde zijn voorzien van steunen waaraan telkens tenminste één zich eveneens in de langsrichting 10 van de inrichting uitstrekkende langwerpige hefboomplaat scharnierbaar om een zich in de langsrichting van de inrichting uitstrekkende as is bevestigd, waarbij één der langsranden van elke hefboomplaat in de richting van het bijbehorende zij-element is omgebogen en kan 15 grijpen in een aan de corresponderende langsrand van een zeefmat aangebracht haakvormig profiel, en waarbij tussen elke hefboomplaat en het corresponderende zij-element spanmiddelen zijn voorzien om de omgebogen langsrand van elke hefboomplaat in de buitenwaartse richting 20 te spannen.

2. Schudzeefinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de spanmiddelen een tussen het zij-element en een gedeelte van de hefboomplaat, gelegen aan de andere zijde van de scharniaras dan de 25 omgebogen langsrand, aangebrachte oppompbare slang.

3. Schudzeefinrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t h e t k e n m e r k, dat zich tussende zij- elementen van hst frame een aantal evenwijdige, zich in de langsrichting van de inrichting uitstrekkende stroken S /, A 1 Γ, Ί § Ö 7 V v S ij -11- bevinden, die aan de bovenzijde zijn voorzien van flexibel materiaal, en waarop de zeefmat in gespannen toestand rust, waarbij de hoogte van de stroken vanaf het midden van de inrichting naar de zij-elementen afneemt.

4. Schudzeefinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de zij-elementen elk bestaan uit een enkele metalen plaat, waarvan de boven en onderrand zijn omgebogen, waarbij de zij-elementen met elkaar zijn verbonden door een aantal dwarsbuizen, die in openingen 10 in de zij-elementen zijn vastgelast.

5. Schudzeefinrichting volgens conclusie 4 en 3, met het kenmerk, dat de stroken elk op een aantal dwarsbuizen zijn bevestigd.

6. Schudzeefinrichting volgens conclusie 1, m e t 15 het kenmerk, dat de zij-elementen elk zijn voorzien van een tweetal nabij elk de uiteinden van een zij-element aangebrachte, naar buiten gekeerde uitsteeksels, die onder tussenkomst van telkens een holle bal of balg van flexibel materiaal rusten op een kolom.

7. Schudzeefinrichting volgens conclusie 6, m a t het kenmerk, dat de druk in elke bal of balg van flexibel materiaal instelbaar is.

3. Schudzeefinrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat elke kolom is voorzien van 25 een zich naar het naastliggende zij-element uitstrekkende buffer.

9. Schudzeefinrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de buffers bestaan uit een parabolisch gevormd rubber element, waarvan de top naar 30 het zij-element is gekeerd.

10. Schudzeefinrichting volgens conclusie 6, met het k e n m .e r k, dat tenminste twee der kolommen een hydraulische cilinder bevatten waarmee de hoogte vazr de kolom ingesteld kan worden. 3 4 0 3 3 1 3 -12-

11. Schudzeefinrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat tenminste één zij-element nabij tenminste één der kolommen een naar buiten gerichte, van een mof van flexibel materiaal voorzien uitsteeksel 5 draagt, dat reikt in een opening in de desbetreffende kolom.

12. Schudzeefinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat op elk zij-element aan de buitenzijde een trilmotor is bevestigd waarvan de langshart- 10 lijn een scherpe hoek met de horizontaal insluit.

13. Schudzeefinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de voet van elke trilmotor met bouten is bevestigd aan het corresponderende zij-element en in gemonteerde toestand ligt tussen twee op 15 het zij-element gelaste pasplaten en dat voorts aan de van de trilmotor afgekeerde zijde van de pasplaten telkens tenminste één van een naar de trilmotor gerichte en met schroefdraad uitgevoerde boring voorzien blok is vastgelast op het zij-element, waarbij in de boring een klembout 20 is geschroefd, waarvan het uiteinde tegen het huis van de trilmotor drukt.

14. Schudzeefinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het frame nabij het einde van elke zeefmat is voorzien van een schuin naar beneden 25 hellende geleidingsplaat voor van de zeef vallend materiaal. S k A 1 ™ 10