NL8403235A - Materiaalontledingsinrichting. - Google Patents

Description

V

t i N03277X 1

Materiaalontledingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een materiaalontledingsinrich-ting voor het ontleden van oudpapier en voor het winnen van vezelma-5 teriaal voor het vervaardigen van nieuw papier, met een materiaalontle-der, welke bestaat uit een materiaalontledingsreservoir met een motorisch aangedreven rotor, een van de bodem van het reservoir uitgaande uitscheidingsleiding voor zware delen evenals een uitgangsleiding voor ten minste gedeeltelijk ontlede oudpapiermassa, waaraan een sorteerin-10 richting is aangesloten, welke een zeef bevat evenals een motorisch aangedreven rotor, waarvan de armen beweegbaar zijn langs de zeef*

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 4.283.275« Bij de bekende inrichting is voor het ledigen van de materiaalontleder, dat wil zeggen voor het afvoeren van niet-ontleedba-15 re delen van het oude papier, zoals bijvoorbeeld kunststoffoelies, als extra bij de normale leiding voor het bruikbare materiaal een uitgangsleiding aangesloten, die vanuit het materiaalreservoir via een zeef naar buiten loopt, waarvan de perforaties groter is dan die van de eveneens in het reservoir aangebrachte zeef voor het bruikbare materi-20 aal. In de uitgangsleiding is bovendien nog een centrifugaal separator voor het uitscheiden van zware verontreinigingen aangebracht, welke vddr de sorteerinrichting geschakeld is. Het door de zeef van de sor-teerinrichting heengaande doorloopmateriaal wordt in het reservoir van de materiaalontleder terug gevoerd.

25 De uitvinding heeft betrekking op een verdere ontwikkeling van de ze bekende inrichting met het doel een vereenvoudiging bij gelijktijdig verbeterde werking door vermijding van al te sterke verkleining van uit te scheiden verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld foelies, besparing aan verdunningswater voor de centrifugaal separator evenals door ont-30 lasting van de materiaalontleder door snellere uitscheiding van de reeds bruikbare papiervezels te bereiken.

De materiaalontledingsinrichting volgens de uitvinding, waardoor dit doel wordt bereikt, wordt gekenmerkt, doordat de uitgangsleiding voor de oudpapiermassa, welke het reservoir van de materiaalontleder 35 verbindt met de sorteerinrichting, is aangesloten aan een opening, die zich bevindt in een in hoofdzaak verticale zijwand van het reservoir en doordat het door de zeef van de sorteerinrichting heengaande doorloop-materiaal als bruikbaar materiaal naar de verdere verwerking gevoerd wordt.

40 Doordat de uitgangsleiding vanaf een in hoofdzaak verticale zij- 8403235 • 'i 2 wand van het reservoir naar buiten voert, wordt vermeden dat grove zware delen, welke naar de bodem van het reservoir van de materiaalontle-der zinken, in deze leiding terecht kunnen komen. Deze worden uitgescheiden door sluizen, die zich bevinden in de buurt van de bodem van 5 het reservoir van de materiaalontleder. Doordat de door de zeef van de zeefinrichting gepasseerde papiervezels als bruikbaar materiaal gevoerd worden naar verdere verwerking, wordt enerzijds de materiaalontledings-inrichting ontlast en anderzijds een beschadiging van de vezels door een te lang verblijven in de materiaalontleder vermeden. De tot nu toe 10 gebruikelijke afvoer van het materiaal uit de materiaalontleder met behulp van zeven en pompen kan vervallen.

Als sorteerinrichting kan een secundaire materiaalontleder dienen met een huis in de vorm van een rotatielichaam, in de as waarvan zich de draaias van de rotor bevindt, waarbij de uitgangsleiding van het re-15 servoir van de materiaalontleder uitmondt in een zone van lagere druk van de secundaire materiaalontleder. Een dergelijke secundaire materiaalontleder is een bekende eenvoudige inrichting, welke enerzijds nog een extra ontleden van eventueel aanwezig nog niet volledig ontlede stukken oudpapier tot stand brengt bij gelijktijdige uitscheiding van 20 de lichte verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld stukken foelie en ook . eventueel nog aanwezige zware verontreinigingen. In ieder geval moet achter de secundaire materiaalontleder een sorteerinrichting voor het deponeerklaar uitscheiden van storende stoffen geschakeld zijn.

De sorteerinrichting kan echter bij voorkeur een inrichting zijn, 25 welke geschikt is voor het deponeergereed uitscheiden van storende stoffen. Daardoor wordt een bijzondere vereenvoudiging van de inrichting bereikt.

Een dergelijke voor het genoemde doel bijzonder geschikte sorteerinrichting kan een in hoofdzaak half-cilindrische zeef bevatten met in 30 hoofdzaak horizontale as, evenals een boven de zeef coaxiaal daarmede aangebrachte rotor, waarboven zich een luchtruimte bevindt. Een dergelijke sorteerinrichting is voorgesteld in de Duitse octrooiaanvrage 3.238*742. Deze inrichting maakt eveneens een snelle uitscheiding van reeds ontlede, bruikbare vezels mogelijk evenals een na-ontleding van 35 nog niet volledig ontlede papierdelen. Platte niet-ontleedbare verontreinigingen, in het bijzonder de reeds genoemde stukken foelie, worden praktisch zonder verdere verkleining deponeer gereed uitgescheiden.

Bij voorkeur kan de aansluitopening van de uitgangsleiding zich bevinden in de wand van het reservoir van de materiaalontleder op 25 -40 50% van de hoogte van de vloeistofspiegel. Door deze maatregel wordt 8403235 r t 3 gewaarborgd, dat ten minste grotere zware delen niet in de uitgangslei-ding terecht zullen komen.

Bij voorkeur kan de aansluitopening van de uitgangsleiding in de wand van het reservoir van de materiaalontleder vrij zijn van een zeef.

5 Daardoor wordt een ongehinderd instromen van platte verontreinigingen in de uitgangsleiding en in de sorteerinrichting mogelijk gemaakt, voordat deze verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld foelies, in noemenswaardige massars verkleind worden. De leiding kan ook vrij zijn van pompen.

10 De uitvinding wordt aan de hand van schematische in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden toegelicht.

Figuur 1 is een schema van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 2 is een overeenkomstig schema van een tweede uitvoeringsvorm 15 van de uitvinding, en figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III van figuur 2 op grotere schaal.

Figuur 1 van de tekening toont een materiaalontleder 1 met een reservoir 2- dat een cilindrische, verticale zijwand 3 bevat, waaraan 20 zich aan de onderzijde een bodem 4 aansluit. In de bodem is een rotor 5 draaibaar opgesteld, welke wordt aangedreven door een elektromotor 6.

In de bodem 4 van het reservoir 2 is een uitgangssluis 7 voor zware delen aangebracht, die bijvoorbeeld een een sluis kan bevatten.

Door de verticale omtrekswand 3 van het reservoir 2 van de materi-25 aalontleder voert een uitgangsleiding 8 naar een secundaire materiaalontleder 10, welke een huis 11 in de vorm van een rotatielichaam met horizontale as A omvat. In de as A van het huis 11 bevindt zich een rotor 12, waarvan de armen zich langs een zeef 13 bewegen, waarachter zich een ruimte 14 voor bruikbaar materiaal bevindt, waaruit een lei-30 ding 15 voor bruikbaar materiaal naar een kuip 16 voert.

Vanuit de ruimte 17, die zich bevindt voor de zeef 13 van de secundaire materiaalontleder 10, loopt een terugvoerleiding 18 naar een zeeftrommel 20. Het voor de zeef 13 achtergebleven doorloop materiaal, dat de uit te scheiden verontreinigingen bevat, komt door de terugvoer-35 leiding 18 in de zeeftrommel 20, welke de verontreinigingen deponeerge-reed uitscheidt· Het door de zeeftrommel 20 gepasseerde doorgangmateri-aal komt via een verzamelreservoir 21 terug in de materiaalontleder 1.

Vanuit de kuip 16 wordt het gewonnen vezelmateriaal op gebruikelijke wijze toegevoerd aan de verdere verwerking, om tenslotte te die-40 nen voor de vervaardiging van nieuw papier.

8403235 4

Volgens figuur 1 wordt hiertoe het vezelmateriaal toegevoerd aan een secundaire materiaalontleder 30, die een huls 31, een rotor 32, een zeef 33 en een ruimte 34 voor bruikbaar materiaal omvat. Bovendien is de secundaire materiaalontleder 30 voorzien van een uitgangssluis 35 5 voor uit te scheiden zware delen. Vanuit het asgebied van de secundaire materiaalontleder 30 loopt een uitgangsleiding 36 voor lichte verontreinigingen naar een op kinetische energie gebaseerde schudinrichting 37 met een opvangreservoir 38, waaruit het door de zeef van de schudinrichting gepasseerde vezelmateriaal door een terugvoerleiding 40 terug-10 gevoerd wordt naar de kuip 16.

Zoals blijkt uit figuur 1, loopt de uitgangsleiding 8, welke het reservoir 2 van de materiaalontleder verbindt met de sorteerinrichting 10, in de buurt van de as A van het huis 11. Daar bevindt zich in de buurt een zone van lagere druk, welke het invoeren van de oudpapiermas-15 sa in de sorteerinrichting 10 zonder tussenschakeling van een pomp vergemakkelijkt. Bovendien ziet men in figuur ï, dat de uitgangsopening 9 in de wand 3 van het reservoir 2 van de materiaalontleder, waaraan de uitgangsleiding 8 zich aansluit, vrij is van een zeef. Daardoor wordt de ongestoorde afvoer van grotere foeliestukken uit de materiaalontle-20 der zonder het gevaar van een verstopping van de opening 9 mogelijk gemaakt.

In figuur 2 zijn de met figuur 1 overeenkomende onderdelen van dezelfde verwijzingingscijfers voorzien. De inrichting volgens figuur 2 verschilt in hoofdzaak van die volgens figuur 1, door de toepassing van 25 een andere sorteerinrichting. De in figuur 2 weergegeven sorteerinrichting 100 heeft een in hoofdzaak half-cilindrische zeef 130 (zie ook figuur 3) met in hoofdzaak horizontale as Δ. Boven de zeef 130 bevindt zich coaxiaal daarmee een rotor 120 met langere schoepvormige armen 121 en kortere schoepvormige armen 122. Boven de rotor 120 bevindt zich een 30 huis 110 dat in tegenstelling tot het huis 11 van de materiaalontleder 10 uit figuur 1 niet gevuld is met materiaalvloeistof, maar een luchtruimte vormt. Onder de zeef 130 bevindt zich een opvangbek 123, waaruit een uitgangsleiding 124 naar de kuip 16 voert (figuur 2). Aan het andere einde is het huis 110 voorzien van een uitgangsopening 125 voor de 35 overloop van de zeef 130, namelijk voor die delen, hoofdzakelijke foeliestukken, welke niet door de zeef 130 zijn gepasseerd. In verband met verdere details wordt verwezen naar de Duitse octrooiaanvrage 3.238.742. Zo zijn bijvoorbeeld de schoepvormige armen 121, 122 enigszins schuin opgesteld, zodat het overloopmateriaal van de zeef een 40 axiale beweging in het huis 100 in de richting van de getekende pijl P

8403235 5 r uitvoert.

In bedrijf wordt in de materiaalontleder 1 continu toegevoerd oud-papier, dat is aangeduid door een baal B, onder toevoer van water ontleed. Tegelijkertijd wordt continu uit de materiaalontleder I door de 5 uitgangsleider 2 suspensie onttrokken en toegevoerd aan de secundaire materiaalontleder 10. In de secundaire materiaalontleder 10 worden reeds ontlede papiervezels, die door de zeef 13 kunnen passeren, afgevoerd in de kuip 16. Nog niet volledig ontlede stukken papier worden door de inwerking van de rotor 12 ontleed, waarop de op deze wijze ge-10 wonnen vezels eveneens in de kuip 16 terecht komen. Niet-ontlede delen, zoals bijvoorbeeld de genoemde stukken foelie, worden door de leiding 18 aan de sorteerinrichting 20 toegevoerd en door deze uitgescheiden. Bruikbare vezels, die gehecht waren op de uit te scheiden delen, komen door de zeef van de inrichting 20 terecht in het verzamelreservoir 21 15 en vandaar uit terug in de materiaalontleder 1.

Vanuit de kuip 16 komt de materiaalvloeistof in de secundaire materiaalontleder 30, waarin zij aan de gebruikelijke behandeling wordt onderworpen. Het gaat daarbij om een secundaire materiaalontleder, welke bij de inrichting volgens het genoemde Amerikaanse octrooischrift 20 4.283.275 overeenkomt met de secundaire materiaalontleder 20 die aangesloten is aan de uitgangszeef 5 van de materiaalontleder 1.

Bij de inrichting volgens figuur 2 wordt het uitscheiden van vezels van bruikbaar materiaal, het verkleinen van nog niet volledig opengebroken stukken papier, evenals het uitscheiden van niet-ontlede 25 delen, zoals bijvoorbeeld foelies, uitgevoerd door de sorteerinrichting 100. Proeven hebben aangetoond, dat deze inrichting bijzonder geschikt is voor het genoemde doel. De langere schoepen 121 van de rotor 120 dienen voor het schoonmaken van de zeef van daarop liggende klompen nog niet ontlede papierresten evenals stukken foelie. Deze worden in het 30 huis 110 omhoog geslingerd, vallen terug op de rotor, worden nogmaals verwerveld tot zij weer terugvallen op de zeef. Vezels van bruikbaar materiaal komen door de zeef 130 in het opvangreservoir 123, niet-ontlede stukken papier worden intensief verkleind, terwijl foelies uit kunststof praktisch onverkleind terecht komen in de uitgang 125.

35 De sorteerinrichting 100 volgens figuur 2 is dus geschikt de storende materialen deponeergereed uit te scheiden. Zij vervult daardoor de taken van de inrichtingen 10 en 20 van de installatie volgens ^ figuur 1.

Zoals blijkt uit de beschrijving heeft bij beide installaties vol-40 gens figuur 1 en 2 in de materiaalontleder 1 een grofontleding van het 8403235 6 oude papier met een voorreiniging en uitscheiding van zware delen plaats*

In de daarachter geschakelde sorteerinrichting 10 respectievelijk 100 heeft een fijnontleding plaats tezamen met een losmaken van de pa-5 piervezels die nog hechten op de uit te scheiden verontreinigingen. Daarop worden deze verontreinigingen, bijvoorbeeld kunststoffoelies, kleefruggen van schriften, respectievelijk boeken, foeliestukken van niet-beklede papieren enz., hetzij direkt (sorteerinrichting 100 in figuur 2) of in een daarachter geschakelde uitscheidingsinrichting (20, 10 figuur 1) uitgescheiden, terwijl de gewonnen vezels van bruikbaar materiaal gevoerd worden naar de verdere verwerking voor de vervaardiging van nieuw papier.

4 8403235

Claims (8)

1. Materiaalontledingsinrichting voor het ontleden van oudpapier en voor het winnen van vezelmateriaal voor de vervaardiging van nieuw 5 papier met een materiaalontleder, die een reservoir van de mateeriaal-ontleder met een motorisch aangedreven rotor, een van de bodem van het reservoir uitgaande uitscheidingsleiding voor zware delen, evenals een uitgangsleiding voor ten minste gedeeltelijk ontlede oudpapiermassa omvat, waaraan een sorteerinrichting is aangesloten, welke een zeef even-10 als een motorisch aangedreven rotor omvat, waarvan de armen langs de zeef beweegbaar zijn, met het kenmerk, dat de uitgangsleiding 8 voor de oudpapiermassa, welke het reservoir 2 van de materiaalontleder 1 verbindt met de sorteerinrichting 10, 100, aangesloten is aan een opening 9, die zich bevindt in een in hoofdzaak verticale zijwand 3 van het re-15 servoir 2 en dat het door de zeef 13, 130 van de sorteerinrichting 10, 100 gepasseerde doorloopmateriaal als bruikbaar materiaal naar de verdere verwerking wordt gevoerd·

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als sorteerinrichting een secundaire materiaalontleder 10 met een huis 11 in 20 de vorm van een rotatielichaam dient, in de as A waarvan zich de draai-as van de rotor 12 bevindt, waarbij de uitgangsleiding 8 van de materiaalontleder 1 uitmondt in een zone van lagere druk van de secundaire materiaalontleder 10·

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uit-25 gangsleiding 8 van de materiaalontleder 10 uitmondt in het reservoir 11 van de secundaire materiaalontleder 10 in de buurt van de as A daarvan·

4· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sorteerinrichting een inrichting 100 is, welke geschikt is voor het depo-30 neergereed uitschelden van storende materialen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de sorteerinrichting 100 een in hoofdzaak half-cilindrische zeef 130 met in hoofdzaak horizontale as A omvat, evenals een boven de zeef 130 coaxiaal daarmede opgestelde rotor 120, waarboven zich een luchtruimte 35 bevindt.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de aansluitopening 9 van de uitgangsleiding 8 in de wand 3 van het reservoir 2 van de materiaalontleder zich bevindt op 25 tot 502 van de hoogte H van de vloeistofspiegel.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 6, met 8403235 •i * het kenmerk, dat de aansluitopening 9 van de uitgangsleiding 8 in de wand 3 van het reservoir 2 van de materiaalontleder vrij is van een zeef >

8. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 7, met 5 het kenmerk, dat de uitgangsleiding 8, welke het reservoir 2 van de materiaalontleder verbindt met de sorteerinrichting 10, 100, vrij is van een pomp* 8403235