NL8002306A - Inrichting voor het verwerken van oud papier. - Google Patents

Description

' •~r' N.O. 28.966 1 * >

Inrichting voor het verwerken van oud papier.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwerken van oud papier met een materiaaloplosser, die een huis met een zich daarin bevindende rotor alsmede een in de nabijheid van de rotor zich bevindende zeefplaat met openingen bezit,' waardoorheen de door oplos-5 sing van het oud papier gevormde vloeibare materiaalsuspensie ter verdere behandeling en ter verwerking in een papiermachine wordt afgetapt.

Een inrichting van deze soort is bijvoorbeeld bekend uit het Duitse Octrooischrlft 2 757 580.

10 Bij deze bekende inrichting wordt de door oplossing van het oude papier verkregen materiaalsuspensie via de zeefplaat afgetapt en na verwijdering van zware verontreinigingen geleid naar een secundaire mate-. riaaloplosser. In deze secundaire materiaaloplosser, die een langs een zeef beweegbare rotor bezit, wordt de materiaalsuspensie verder ver-15 kleind, waarna het materiaal via de zeef ter verdere behandeling en toepassing wordt afgetapt. In de secundaire materiaaloplosser worden lichte verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld kunststofdeeltjes en kunststoffolie via een bijzondere uitgang, die leidt vanuit het centrum van een wervelkern van de secundaire materiaaloplosser, verwijderd en 20 afgescheiden.

De bekende inrichting heeft het nadeel, dat de lichte verontreinigingen, zoals de genoemde kunststoffolies, voor een afscheiding naar verhouding sterk moeten worden verkleind, hetgeen leidt tot een onnuttig tijd- en energieverbruik. Ook bestaat het gevaar van verstopping 25 van de naar verhouding kleine openingen van de zeefplaat van de materiaaloplosser.

De uitvinding heeft betrekking op een verdere ontwikkeling van de bekende inrichting met het doel om de afscheiding van niet gewenste bestanddelen, in het bijzonder van de genoemde kunststoffolies en ook an-30 dere in water onoplosbare, in het bijzonder vlakke delen voor de sterke verkleining daarvan mogelijk te maken. Bovendien moet ook een vroegtijdige verwijdering van zware verontreiniging mogelijk worden gemaakt. Op deze wijze zal enerzijds bespaard worden op verkleiningsenergie, anderzijds echter ook de werking van de inrichting worden verbeterd.

35 De inrichting volgens de uitvinding, met behulp waarvan dit doel wordt bereikt, is gekenmerkt doordat zich in de nabijheid van de rotor een tweede zeefplaat bevindt, waarvan de openingen groter zijn dan de 8002306 * 2 -Γ openingen van de eerste zeefplaat, waarbij aan de tweede zeefplaat met grotere openingen een leiding van een nevenkringloop is aangesloten, die terugleidt naar de materiaaloplosser, en waarin zich ten minste één neveninrichting voor het verwijderen van niet gewenste bestanddelen uit 5 de suspensie bevindt.

Door de verwijdering van grovere in water onoplosbare verontreinigingen uit de materiaaloplosser via de grotere openingen van de tweede zeefplaat wordt de afscheiding daarvan mogelijk gemaakt voordat zij in de materiaaloplosser of zelfs in de daarachter geschakelde secundaire 10 materiaaloplosser verder worden verkleind. Deze verkleining vereist een extra energie en bemoeilijkt bovendien de afscheiding van de daardoor verkregen kleine deeltjes uit de materiaalvloeistof.

Als inrichting voor het verwijderen van niet gewenste bestanddelen uit de suspensie kan in de nevenkringloop een zeefinrichting zijn ge-15 schakeld.

Bij voorkeur kan de zeefinrichting in de nevenkringloop bestaan uit een secundaire materiaaloplosser met een langs een zeef beweegbare rotor, die uitgangen bezit voor door de zeef gegaan verder te verwerken materiaal, voor lichte verontreinigingen alsmede voor zware verontrei-20 nigingen. Deze secundaire materiaaloplosser, die een zeef met~grotere openingen kan hebben dan de in de hoofdleiding aangebrachte, hiervoor genoemde secundaire materiaaloplosser, brengt enerzijds door zijn wer-velveld een goede afscheiding van verontreinigingen tot stand en staat bovendien nog een verdere oplossing van papiersnippers, die tezamen met 25 de foliestukken in de nevenkringloop terecht zijn gekomen, toe.

In de nevenkringloop kan voor de secundaire materiaaloplosser een afscheider voor zware verontreinigingen zijn geplaatst. Door deze maatregel wordt een snelle afscheiding van de zware verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld van stenen en metaaldeeltjes, bereikt, waardoor de 30 daarachter geplaatste delen van de inrichting worden gespaard.

Aan de uitgang voor licht materiaal van de secundaire materiaaloplosser kan een zeefinrichting voor het afscheiden van grootvlakkige lichte verontreinigingen zijn aangesloten, waarbij het bij het zeven verkregen materiaal ter verdere verwerking in de materiaaloplosser 35 wordt teruggevoerd. Door deze maatregel kan de opbrengst aan bruikbare vezels verder worden verhoogd, omdat voor de afscheiding van de vlakke verontreinigingen bijvoorbeeld kunststoffoliën, nog eventueel daaraan hechtende papiervezels daar nog van kunnen verwijderd.

De nevenkringloop kan van een aansluitleiding voor verdunningswa-40 ter zijn voorzien. Door de zo bereikbare hogere verdunning wordt de 8002306 3 werking van de verschillende reinigingsinrichtingen ondersteund.

Bij voorkeur kan in de leiding van de nevenkringloop tussen de afscheider voor zware verontreinigingen en de secundaire materiaaloplos-ser een circulatiepomp voor het transporteren van de suspensie naar de 5 secundaire materiaaloplosser zijn geschakeld, waarbij de aansluitlei-ding voor verdunningswater, in stromingsrichting gezien, voor de uit-scheider voor zware verontreinigingen is aangesloten aan de leiding van de nevenkringloop. Bij een dergelijke constructie bestaat het voordeel, dat het verdunningswater wordt toegevoerd hij een plaats, waar de on-10 derdruk van de zuigleiding van de circulatiepomp aanwezig is, waarbij tegelijkertijd de werking van de afscheider door het verdunningswater wordt verbeterd en de circulatiepomp door de afscheider wordt beschermd tegen een beschadiging door de zware verontreinigingen.

De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van 15 de tekening waarin bij wijze van voorbeeld schematisch een uitvoeringsvorm van de inrichting van de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 geeft een schema weer van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 geeft een schematische doorsnede weer volgens de lijn II-II 20 in fig. 1.

In fig. 1 is een inrichting voor het verwerken van oud papier weergegeven, die een materiaaloplosser 1 bevat, welke een vat 2 met een zich daarin bevindende rotor 3 bezit, die wordt aangedreven door een motor 4. In de bodem van het vat 2 en in de nabijheid van de rotor 3 25 bevinden zich een eerste zeefplaat 5 met kleinere openingen 6 en een tweede zeefplaat 7 met grotere openingen 8. De openingen 6 kunnen bijvoorbeeld een diameter van 20 mm, de openingen 8 een diameter van 70 mm bezitten.

Onder de zeefplaat 5 bevindt zich een afvoerkamer 10, onder de 30 zeefplaat 7 een afvoerkamer 11. De beide kamers 10 en 11 zijn, zoals fig. 2 weergeeft, gescheiden door een scheidingswand 12.

In het vat 2 van de mnateriaaloplosser 1 kan via een waterleiding 13 water worden binnengeleid. Bovendien worden in de vaten 2 ballen 9 van oud papier geworpen.

35 Uit de kamer 10 van van de materiaaloplosser 1 voert een leiding 14 met een pomp 15 naar een afscheider 16, waaruit via een leiding 17 zware verontreinigingen kunnen worden afgescheiden.

Uit de afscheider 16 voert een leiding 18 voor de van zware verontreinigingen bevrijde materiaalvloeistof in een secundaire materiaal- 800 2 3 06 ί 4 oplosser 20. De secundaire materiaaloplosser 20, die kan zijn uitgevoerd bijvoorbeeld op de wijze als beschreven in het Amerikaanse oc-trooischrift 3 942 728, bevat in zijn huis 21 een zeef 22 , waar langs een rotor 23 beweegbaar is, die wordt aangedreven door een motor 24.

5 Via de zeef 22 komt het in de secundaire materiaaloplosser 20 verkregen verder te verwerken materiaal via een uitgangsleiding 25 voor het verder behandelen en verwerken in een papiermachine. De secundaire materiaaloplosser 20 heeft een uitgang 26 voor lichte verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld kunststoffoliën en kunststofdeeltjes, waaraan een lei-10 ding 27 is aangesloten, die leidt in een schudgoot 28. Door de zeef 28’ van de schudgoot 28 gegane papiervezels worden via leiding 30 naar de materiaaloplosser 1 teruggevoerd. De op de zeef 28' achterblijvende grootvlakkige delen worden afgescheiden, zoals is aangegeven door de pijl 31.

15 De secundaire materiaaloplosser 20 bevat bovendien een uitgang 32 voor zware deeltjes, waaraan via een leiding 33 het hydrocycloon 34 is aangesloten. De uit de hydrocycloon 34 komende, van zware deeltjes bevrijde suspensie komt via leiding 35 eveneens terug in de materiaaloplosser 1.

20 De door de tweede zeefplaat volgens de uitvinding in de kamer 11 terechtgekomen suspensie .wordt via een leiding 36 gevoerd naar een afscheider 37. In de leiding 36 mondt een leiding 13’ voor verdunningswa-ter uit. Uit de afscheider 37 wordt de van zware deeltjes bevrijde suspensie door een pomp 38 via de zuigleiding 40 daarvan aangezogen en 25 door een transportleiding 41 gevoerd naar een secundaire materiaaloplosser 42. De secundaire materiaaloplosser 42, die in hoofdzaak op dezelfde wijze kan zijn uitgevoerd als de secundaire materiaaloplosser 20, bevat een vat 43, een rotor 44, en zeef 45, een uitgang 46 voor verkregen materiaal, een uitgang 47 voor lichte verontreinigingen als-30 mede een uitgang 48 voor zware verontreinigingen.

Vanaf de uitgang 46 voor het verder te verwerken materiaal voert de leiding 50 naar het vat 2 van de materiaaloplosser 1 terug. Vanaf de uitgang 47 voor lichte verontreinigingen voert een leiding 51 naar een roterende zeef 52, die is voorzien van een spoelwaterleiding 53 met 35 spuitmonden 54, die is aangesloten aan de leiding 13. Het door de zeef 52 gaande vezelmateriaal wordt door een terugvoerleiding 55 teruggeleid in het vat 2 van de materiaaloplosser 1.

Tijdens het in bedrijf zijn vormen de leidingen 14, 18 en 25 die uit de materiaaloplosser 1 in de secundaire materiaaloplosser 20 en 40 daaruit verder voeren, de hoofdleiding van de verwerking van het uit 8002306 5 N.

oud papier verkregen materiaal. De leidingen 36, 40, 41 en 50 vormen een nevenkringloop, die begint bij de zeefplaat 7 met de grotere ope-ningen 8, en die weer terugvoert in het vat 2 van de materiaaloplosser 1.

, 5' Het belangrijkste doel van deze nevenkringloop is de afscheiding van grove verontreinigingen, bijvoorbeeld van kunststoffoliën, voordat deze overmatig worden verkleind, waardoor behalve een onnuttig energieverbruik de afscheiding daarvan zal worden bemoeilijkt. Sterk verkleinde foliedeeltjes zijn namelijk veel moeilljker uit de suspensie af te 10 scheiden dan grotere deeltjes. In principe zal daartoe een zeefinrichting van de soort van een schudgoot 28 of van een roterende zeef 52 kunnen worden toegepast.

Bij het voorkeursvoorbeeld volgens fig. 1 wordt voor het afscheiden van de vlakke verontreinigingen de secundaire materiaaloplosser 42 15 toegepast, hetgeen het voordeel heeft, dat daarin stukken van niet volledig opgelost papier verder kunnen worden verkleind, en daardoor niet tezamen met de foliestukken worden afgescheiden. Deze foliestukken, die door de rotor 44 in hoofdzaak niet verder worden verkleind, komen door de leiding 51 op de zeef 52 en worden daardoor afgescheiden, zoals door 20 de pijl 56 is aangeduid. Aan de foliestukken hechtende papiervezels worden door de 3puitmonden 54 weggespoeld en door de leiding 55 gevoerd in het vat 2.

Voor het tot stand brengen van de circulatiebeweging in de leiding 36,40,41 en 50 van de nevenkringloop is voor de secundaire materiaalop-25 losser 42 een pomp 38 geplaatst. Tussen de pomp 38 en de materiaaloplosser 2 is de afscheider 37 voor zware verontreinigingen geplaatst, die de pomp 38 en de secundaire materiaaloplosser 42 beschermt tegen b-eschadiging en tegen slijtage. De verdunningsleiding 13' heeft tot doel om de in de nevenkringloop binnenkomende materiaalsuspensie zodanig te 30 verdunnen, dat deze in de in de nevenkringloop geplaatste inrichting, de afscheider 37, de secundaire materiaaloplosser 42 en de roterende zeef 52 beter kan worden verwerkt. Zo wordt bijvoorbeeld in een geval de uit de materiaaloplosser 1 in de nevenkringloop geleide suspensie • verdund vanaf een materiaaldichtheid van 4% tot een materiaaldichtheid · 35 van 2%, hetgeen in het gegeven geval optimaal bleek te zijn.

Door de maatregel volgens de uitvinding wordt ook het in de inleiding genoemde gevaar bestaande uit een verstopping van de openingen 6 van de zeefplaat 5 vermeden respectievelijk verminderd. De grotere, bijvoorbeeld vlakvormige deeltjes worden namelijk door de 40 grotere openingen 8 van de zeefplaat 7 afgevoerd, voordat zij de 8002306 / 6 ' . - kleinere openingen 6 van de zeefplaat 5 kunnen verstoppen.

Zoals in fig. 1 getekend, kan de secundaire materiaaloplossing 42 van de nevenkringloop aan zijn uitgang 48 voor zware deeltjes zijn voorzien van een hydrocycloon 60. De uit de hydrocycloon 60 voerende 5 leiding 61 voor de van de zware deeltjes bevrijde vezelmateriaalsuspensie kan terugleiden in de materiaaloplosser 1.

8002306

Claims (7)

1. Inrichting voor het verwerken van oud papier met een materiaal-oplosser, die een huis met een zich daarin bevindende rotor alsmede een zich in de nabijheid van de rotor bevindende zeefplaat met openingen bezit, waardoorheen de door oplossing van het oude papier gevormde 5 vloeibare materiaalsuspensie ter verdere behandeling en ter verwerking in een papiermachine wordt afgetapt, met het kenmerk, dat zich in de nabijheid van de rotor (3) een tweede zeefplaat (7) bevindt, waarvan de openingen (8) groter zijn dan de openingen (6) van de eerste zeefplaat (5), waarbij aan de tweede zeefplaat (7) met grotere openingen (8) een 10 leiding (36, 40, 41, 50) van een nevenkringloop is aangesloten, die terugleidt in de materiaaloplosser (1), en waarin zich ten minste een inrichting (37, 42, 52) voor het verwijderen van niet gewenste bestanddelen uit de suspensie bevindt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de ne-15 venkringloop een zeefinrichting (42) is geschakeld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de nevenkringloop (36, 40, 41, 50) een secundaire materiaaloplosser (42) met een langs een zeef (45) bewegende rotor (44) is geschakeld, die uitgangen (46,47,48) voor door de zeef gekomen verder te verwerken ma- 20 teriaal, voor lichte verontreinigingen alsmede voor zware verontreinigingen bezit.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in de nevenkringloop (36, 40, 41, 50) voor de secundaire materiaaloplosser (42) een afscheider (37) voor zware verontreinigingen is geschakeld.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat aan de uitgang voor licht materiaal (47) van de secundaire materiaaloplosser (42) een zeefinrichting (52) voor het afscheiden van grootvlakkige lichte verontreinigingen is aangesloten, waarbij het bij het zeven verkregen verder te verwerken materiaal via een terugvoerleiding (55) 30 in de materiaaloplosser (1) wordt teruggevoerd.

- 6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat de nevenkringloop is voorzien van een aansluitleiding (13') voor verdunningswater.

7. Inrichting volgens conclusies 3 en 4, met het kenmerk, dat in 35 de leiding (36, 40, 41, 50) van de nevenkringloop tussen de afscheider (37) voor zware verontreinigingen en de secundaire materiaaloplosser (42) een circulatiepomp (38) voor het transporteren van de suspensie in de secundaire materiaaloplosser (42) is geschakeld, terwijl de aan- 8002306 y sluitleiding (13') voor verdunningswater, in stromingsrichting gezien, voor de afscheider (37) voor zware verontreinigingen is aangesloten aan de leiding (36) van de nevenkringloop. 800 2 3 06