NL8403196A - Inrichting voor het bevestigen van catheters aan patienten. - Google Patents

Inrichting voor het bevestigen van catheters aan patienten. Download PDF

Info

Publication number
NL8403196A
NL8403196A NL8403196A NL8403196A NL8403196A NL 8403196 A NL8403196 A NL 8403196A NL 8403196 A NL8403196 A NL 8403196A NL 8403196 A NL8403196 A NL 8403196A NL 8403196 A NL8403196 A NL 8403196A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
catheter
saddle
opening
patient
adjustable
Prior art date
Application number
NL8403196A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Kaufman Jerry M
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kaufman Jerry M filed Critical Kaufman Jerry M
Publication of NL8403196A publication Critical patent/NL8403196A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M1/00Suction or pumping devices for medical purposes; Devices for carrying-off, for treatment of, or for carrying-over, body-liquids; Drainage systems
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/52Arm-rests
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M25/00Catheters; Hollow probes
    • A61M25/01Introducing, guiding, advancing, emplacing or holding catheters
    • A61M25/02Holding devices, e.g. on the body
    • A61M2025/0206Holding devices, e.g. on the body where the catheter is secured by using devices worn by the patient, e.g. belts or harnesses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M25/00Catheters; Hollow probes
    • A61M25/01Introducing, guiding, advancing, emplacing or holding catheters
    • A61M25/02Holding devices, e.g. on the body
    • A61M2025/028Holding devices, e.g. on the body having a mainly rigid support structure
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S128/00Surgery
    • Y10S128/26Cannula supporters

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Hematology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Anesthesiology (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Media Introduction/Drainage Providing Device (AREA)
  • Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Materials For Medical Uses (AREA)

Description

N.0. 32799 s 1 ^ Inrichting voor het bevestigen van catheters aan patiënten.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van catheters aan patiënten. Heer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op inrichting voor het bevestigen van catheters binnen lichaamsvloeistof dragende leidingen, zoals vooraf geïm-5 planteerde aansluitingen en in het bijzonder die welke gebruikt worden in verband met dialysebehandelingen. Verder is de uitvinding gericht op inrichting om voor het stevig en nauwkeurig bevestigen van catheters aan aansluitingen, teneinde de constante dialysetechnieken, die noodzakelijk zijn voor dergelijke patiënten, te vereenvoudigen.
10 In het medische terrein vereist het intraveneus inbrengen van naalden, catheters, cannules en dergelijke in een patiënt in het algemeen bepaalde middelen om de catheter of naald gedurende de gebruikspe-riode op zijn plaats vast te houden. Dit wordt in het algemeen gedaan door een verbandkussen te plaatsen en/of door het aanbrengen van strip-15 pen band om de catheter en bijbehorende buizen te bevestigen aan de patiënt om ieder ongewild verwijderen van de catheter door plotselinge beweging van patiënt te verhinderen. Vanzelfsprekend is het gebruik van een dergelijke techniek niet acceptabel, aangezien het plaatsen van de catheter in het geheel niet uniform is of een raak of misplaatsen 20 wordt, het juist plaatsen van de catheter of naald is in het geheel niet zeker, dit plaatsen is heel traag en is sterk afhankelijk van de bekwaamheid van de verpleegster of andere technicus, die de catheter of dergelijke moet aanbrengen.
Deze problemen spelen vooral in verband met het gebruik van cathe-25 ters bij dialysebehandelingen, waarbij de patiënten in het algemeen continue dialysebehandelingen vereisen en in het algemeen een aansluiting hebben die van tevoren onderhuids is geïmplanteerd, en welke een < continue aanbrenging en bevestiging van de catheter vereisen gedurende de gehele dialyseprocedure. Onjuist aanbrengen van de catheter is in 30 dergelijke gevallen dus niet alleen pijnlijk, maar dit wordt ook een bijzonder ernstig probleem wanneer de catheter mist of uitsteekt door de aansluiting waardoor de patiënt wordt gewond met resulterende problemen van toxiciteit en dergelijke. Hr is dus een continu zoeken naar nieuwe inrichtingen om de huidige te vervangen en om een juist aanbren-35 gen en bevestigen van de catheter of naald te verzekeren.
Volgens de uitvinding wordt een verankeringsinrichting voor het bevestigen van een catheter aan een lichaamsvloeistof dragende leiding in een patiënt verschaft, omvattende verankeringsmiddelen voor het be- 8403196 • ·· * ί 2 vestigen aan deze patiënt op een plaats waar deze lichaamsvloeistof dragende leiding is gelegen, een verstelbaar zadel dat beweegbaar gemonteerd is op het verankeringsmiddel, welk verstelbaar zadel bestaat uit een opening die geschikt is om de catheter op te nemen, een con-5 tactoppervlak met een aangepaste vorm om te passen bij de genoemde lichaamsvloeistof dragende leiding in de patiënt, en een zadelkanaal dat zich uitstrekt tussen de genoemde opening en het contactoppervlak voor het opnemen van een catheter, waarbij het verstelbare zadel beweegbaar is om het mogelijk te maken dat een catheter wordt geplaatst 10 in het zadelkanaal teneinde nauwkeurig te worden geplaatst in het genoemde lichaamsvloeistof dragende kanaal.
Om de uitvinding duidelijker aan te tonen, zal deze nu met verwijzing naar de tekening worden beschreven, waarin: fig. 1 is een bovenaanzicht in perspectief van twee inrichtingen 15 volgens de uitvinding bevestigd aan een patiënt; fig. 2 is een zijaanzicht in perspectief van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 2a is een zijaanzicht in perspectief van de inrichting volgens fig. 2 in combinatie met een catheter; 20 fig. 3 is een zijaanzicht in perspectief van een verstelbaar zadel bestemd om gebruikt te worden in combinatie met de inrichting volgens de uitvinding; fig. 3a is een onderaanzicht in perspectief van het verstelbare zadel getoond in fig. 3; 25 fig. 3b is een zijaanzicht in perspectief van het verstelbare za del volgens fig. 3; fig. 4 is een vooraanzicht in perspectief van een catheter bestemd om gebruikt te worden in combinatie met de onderhavige uitvinding; fig. 5 is een zijaanzicht in perspectief van een andere uitvoe-30 ringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 5a is een zijaanzicht in perspectief van de inrichting volgens fig. 5; fig. 6 is een zijaanzicht in perspectief van een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in combinatie met een 35 catheter; fig. 6a is een zijaanzicht in perspectief van de inrichting volgens fig. 6; fig. 7 is een zijaanzicht in perspectief van een ander verstelbaar zadel voor gebruik in verband met de inrichting volgens de uitvinding; 40 fig. 7a is een onderaanzicht in perspectief van het verstelbare 840 31 9 6 * * 3 zadel volgens fig* 7; fig» 7b is een vooraanzicht in perspectief van het verstelbare zadel volgens fig. 7; fig. 7 c is een vooraanzicht in perspectief van het verstelbare za-5 del volgens 1 en 5; fig. 7d is een zijaanzicht in perspectief van een ander verstelbaar zadel bestemd on gebruikt te worden in verband met de inrichting volgens de uitvinding; en fig. 7e is een onderaanzicht in perspectief van het verstelbare 10 zadel volgens fig. 7d.
Reeds nu wordt opgemerkt, dat hoewel de nu volgende beschrijving in het bijzonder gericht is op het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding in combinatie met een catheter bestemd voor dialyse-uitrus-ting, de uitvinding als zodanig niet beperkt is tot deze bijzonder wij-15 ze van gebruik. Aangenomen moet dus worden dat de volgende beschrijving die betrekking heeft op het gebruik bij dialyse niet zodanig beperkend is en dat de aard als zodanig van de onderhavige uitvinding deze geschikt maakt voor andere gebruiksdoeleinden in verband met de noodzakelijke plaats en stabilisatie van catheter, naalden, cannules en derge-20 lijke.
In het bijzonder wordt verwezen naar fig. 1, waarin een paar ver-ankeringsinrichtingen of armbanden volgens de onderhavige uitvinding worden getoond, zoals zij worden gebruikt in combinatie met dialysebe-handellng van een patiënt. In het bijzonder omvat de arm 2 van de pa-25 tiënt in dit geval een van tevoren ingebedde aansluiting 3 welke bij een voorafgaande chirurgische behandeling is aangesloten op het circulatiesysteem van de dialysepatiënt. Gedurende de dialysebehandeling is het noodzakelijk twee catheters aan te brengen, een eerste catheter voor het verwijderen van het onzuivere bloed uit de patiënt en voor het 30 toevoeren van dat onzuivere bloed naar de dialyseinrichting (niet getoond) en een tweede catheter voor het terugvoeren van het dan gereinigde bloed vanaf de dialyse-eenheid of inrichting naar de patiënt. In het geval van fig. 1 is de eerste inrichting aangegeven met 1 en de tweede inrichting, welke bloed opneemt, dat terugkeert van de dia-35 lyse-eenheid voor het opnieuw terugvoeren naar het circulatiesysteem van de patiënt is aangeduid met la en is de inrichting die verder de arm van de patiënt is. De eerste inrichting 1 kan aangeduid worden als de slagaderlijke inrichting en de tweede of terugvoerinrichting la kan worden aangeduid als de aderlijke inrichting.
40 In ieder geval zijn de twee inrichting 1 en la in de werkzame 8403196 •Λ « 4 stand getoond met de catheters juist ingestoken in de aansluiting 3. In dit verband worden de verwijzingscijfers gevolgd door "a" gebruikt om delen van de inrichting la aan te duiden, die overeenkomen met dezelfde delen van de inrichting 1 en de nu volgende beschrijving kan dus op 5 ieder van deze inrichtingen betrekking hebben. In ieder geval zijn de catheters 4, 4a die zich uitstrekken in de aansluiting 3, dus bevestigd en gemonteerd op de inrichtingen 1 en la respectievelijk. De catheters 4, 4a omvatten uitstekende naalddelen 5, 5a die bevestigd zijn aan buisvormige leidingen 7, 7a door middel van kunststoforganen 9, 9a. Het 10 insteken van de catheter in de armbandinrichtlng zal hieronder meer in detail worden beschreven, maar nu is het voldoende om te zeggen dat in fig. 1 de inrichtingen zijn getoond volgend op hun insteken.
Bovendien is dan ieder van de korte lengtes van de buisvormige leiding 7, 7a beschikbaar voor verbinding aan langere stukken buislei-15 dingen 25, 25a door middel van cilindrische verbindingsorganen 23, 23a. Dit alles is onafhankelijk van de richting waarin het bloed in de inrichting zelf stroomt.
Verder wordt opgemerkt dat beide catheters getoond in fig. 1 onder een hoek zijn geplaatst ten opzichte van de aansluiting 3. In het bij-20 zonder zijn zij getoond onder een scherpe hoek ten opzichte daarvan.
Dit is een voorkeursuitvoeringsvorm van deze uitvinding. Men heeft vastgesteld dat deze wijze van catheter insteken de voorkeur verdient boven bijvoorbeeld loodrecht insteken van een naald. In het laatste geval heeft de naald zelf de neiging stroming van bloed tegen te gaan 25 waardoor een ongewenste druk wordt veroorzaakt of verstoringen van het bloed door gebruik van de inrichting, onder de voorkeur verdienende hoeken gaat de naald de bloedstroming niet tegen en worden geen verstoringen opgewekt* Bij een zeer de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm wordt als optimale hoekstand tussen 10 en 15° gebruikt en bij voorkeur 30 ongeveer 12®.
• De inrichtingen 1 en la, welke duidelijk te zien zijn in fig. 2 en 2a, omvatten ieder een verhoogd centraal deel 15, 15a, evenals twee uitstekende armen 11, 11a en 13, 13a die een kromtestraal hebben, welke in dit geval bestemd is om nauwkeurig te passen bij de kromtestraal van 35 de arm 2 van de patiënt, waarop de inrichting moet worden bevestigd. Voor het aanbrengen aan diverse andere delen van het lichaam zouden dus andere kromtestralen kunnen worden gebruikt, maar het basisprincipe, dat ten grondslag ligt aan dit gebruik, zou hetzelfde kunnen zijn.
Binnen de verhoogde centrale delen 15, 15a zijn centrale openingen 40 16, 16a aangebracht. Binnen deze openingen 16, 16a zijn verstelbare of 8403196 9 * 5 roteerbare zadels 17, 17a opgesteld, die het beste blijken uit fig. 3 tot 3B. De zadels 17, 17a zijn bij voorkeur afzonderlijke elementen die in de openingen 16, 16a in de verhoogde centrale delen 15, 15a van de inrichting 1, la kunnen worden gestoken. De zadels 17, 17a omvatten bor-5 venste cilindrische delen 21, 21a en onderste langwerpige delen 27, 27a met inbegrip van evenwijdige zijwanden 19, 19a. Het zijn dus de bovenste cilindrische delen 21, 21a die in de overeenkomstige cilindrische openingen 16, 16a worden gestoken teneinde de zadels 17, 17a op te nemen in de inrichtingen 1, la zelf. Zoals blijkt uit fig. 1 en 2 omvat-10 ten de verhoogde centrale delen 15, 15a onderste in hoofdzaak rechthoekige openingen 20, 20a begrensd door zijwanden 22, 22a. Wanneer dus de bovenste cilindrische delen 21, 21a van de zadels 17, 17a zijn gestoken in de cilindrische openingen 16, 16a in de verhoogde centrale delen 15, 15a, zijn de onderste langwerpige delen 27, 27a van de zadels 17, 17a 15 nu opgenomen binnen de onderste, in hoofdzaak rechthoekige openingen 20, 20a. Vanwege de speling tussen de zijwanden 19, 19a van de onderste langwerpige delen 27, 27a van de zadelorganen 17, 17a en de binnenzij-wanden 22, 22a van de cilindrische openingen 16, 16a in de verhoogde centrale delen 15, 15a van de inrichting, kan nu echter een aanzienlij-20 ke mate van rotatie om de as X (zoals blijkt uit fig. 2) worden bereikt door de zadels 17, 17a. Bij een voorkeursuitvoeringsvorm zal de speling tussen de zijwanden 19, 19a en de zijwanden 21, 21a in feite voldoende zijn om de zadels 17, 17a over 360° om de as X te doen roteren. Dit maakt het nauwkeurig richten en nauwkeurig plaatsen van de catheterin-25 richting mogelijk. In het bijzonder wanneer de inrichting is aangebracht aan de patiënt, zoals blijkt uit fig. 1, zal de as X in hoofdzaak loodrecht staan op de huid van de patiënt. Dus zelfs na het aanbrengen van de inrichting aan de patiënt, maar voor het inbrengen van de catheter zelf, kan een verdere nauwkeurige richtwerking tussen de 30 roteerbare zadels 17, 17a en de aansluiting 3 verkregen worden door rotatie van de zadels 17, 17a om de as X, zelfs over een kleine hoek. Dit wordt weer vergemakkelijkt door de overeenkomstige buisvormige gedaante van het bovenste cilindrische deel 21, 21a van de zadels 17, 17a en van de inwendige oppervlakken van de openingen 16, 16a in de verhoogde cen-35 trale delen 15, 15a.
Het passen van de zadels 17, 17a bij de aansluiting 3 wordt verkregen tussen de in het algemeen cilindrische vozm van de aansluiting die daarin bloed vervoert en de overeenkomstige boogvormige onderopper-vlakken 18, 18a die zich in langsrichting langs het bodemoppervlak van 40 de roteerbare zadels 17, 17a uitstrekken.
840 3 1 9 6 4 6
De bovenste cilindrische delen 21, 21a van de zadels 17, 17a hebben een bovenoppervlak 34 en onderste langwerpige delen 27, 27a, die een in langsrichting verlopend boogvormig deel 18, 18a in het beneden-oppervlak 32 van het onderste langwerpige 27, 27a omvatten. Het boven-5 ste cilindrische deel 21, 21a omvat ook een omtreksgroef 23 daarin. Deze groef 23 is bestemd om te passen bij overeenkomstige uitsteeksels 23 binnen de centrale opening 16, 16a. Wanneer het zadel wordt gestoken in de cilindrische opening 16 zullen op deze wijze de uitsteeksels 24 snappen in de groef 23 wanneer het zadel zich in de juiste stand be-10 vindt, om op deze wijze ieder daarna volgend ongewenst verwijderen van het zadel 17 te verhinderen. De uitsteeksels 24 kunnen een serie uitstekende knoppen zijn of eventueel een continu uitsteeksel dat op dezelfde wijze de groef 23 zal binnentreden.
Het onderste langwerpige deel 27 van het zadel 17 omvat een ope-15 ning 29 op een centrale plaats daarvan, zoals het beste blijkt uit fig. 3. Deze opening 29 strekt zich uit in een zadelkanaal 31 (zie fig. 3d) dat zich uitstrekt door het onderste langwerpige deel 27 van het zadel 17. Het zadelkanaal 31 eindigt dan in een opening 33 in het boogvormige deel 18 van het onderoppervlak 32 (zie fig. 3a). Op deze wijze kan de 20 catheternaald 5 worden ingestoken in de opening 29 en dus in het zadelkanaal 31, zodat de punt van de naald 5 zich uiteindelijk uitstrekt, door de opening 33 over een vooraf bepaalde afstand, zoals het beste blijkt uit de fig. 2a en 6. Deze vooraf bepaalde afstand is zodanig dat de punt van de naald 5 zich in hoofdzaak in het midden van de aanslui-25 ting 3 zal bevinden na het insteken van de catheter. De juiste mate van deze penetratie en stabilisatie van de catheter wordt verder bepaald door de relatie tussen opening 29 en de catheter 4 zelf. Zoals het beste blijkt uit fig. 2 omvat de catheter 4 een aansluitorgaan 9 om de buisvormige leiding 7 te verbinden met de naald 5. Het aansluitorgaan 9 30 is bij voorkeur vervaardigd van een betrekkelijk stijf materiaal, zoals kunststof en omvat een centraal cilindrisch deel 10 en een uitstekend deel 12, dat een kleinere diameter heeft. Op deze wijze kan de leiding 7, die is samengesteld uit rubber met een veel minder stijve constructie dan het verbindingsorgaan 9, afgedicht bevestigd worden aan het 35 verbindingsorgaan 9 door op de getoonde wijze over het uitstekende deel 12 geschoven te worden. Een kleine hoeveelheid epoxy of andere lijm kan indien gewenste worden aangebracht op het buitenoppervlak van het uitstekende deel 12 voor het aanbrengen van de leiding 7, teneinde de verbinding daartussen te versterken. Het andere einde van het cilindrische 40 deel 10 omvat een taps deel 39', dat eindigt bij een einddeel 43 dat 840 31 9 6 • t 7 een opening bevat om nauw te passen om de daarin gestoken naald 5. De conische of tapse vorm van het tapse deel 39' past bij de overeenkom stige conische of tapse gedaante van de opening 29 in het zadel 17, zoals blijkt uit fig. 2a om de catheter 4 stevig op zijn gewenste plaats 5 en diepte vast te houden en om voortijdig verwijderen of ongewenst verwijderen daarvan te verhinderen· Verder zijn een aantal uitsteeksel 45 in omtreksrichting opgesteld in een cirkelvormige rij binnen de opening 29, terwijl bij een overeenkomstige plaats op het tapse deel 39' van het verbindingsorgaan 9 een groef 41 is aangebracht met het doel de ca-10 theter 4 op zijn plaats te vergrendelen zodat deze niet ongewenst uit de opening 29 kan worden verwijderd. Bij het insteken van de catheter 4 in het zadel 17 tot de gewenste diepte zullen de uitsteeksels 45 dus de groef 41 binnentreden en de catheter 4 op zijn plaats daarin vergrendelen* 15 De volgende beschrijving heeft betrekking op het aanbrengen van de armbandinrichting zelf op de arm 2 van de patiënt of of ieder ander deel van het lichaam van de patiënt* Bij de in fig. 2 en 2a getoonde uitvoeringsvorm wordt het bevestigen en vergrendelen van de inrichting volgens de uitvinding vergemakkelijkt door middel van een langwerpige 20 band 37 die zich uitstrekt vanaf de arm 11 en op ten minste een deel van zijn buitenoppervlak een aantal tanden 39 bevat, zoals is getoond. Deze tanden werken op de wijze van een ratel en werken samen met een sleuf 49, die geplaatst is op de arm 13 die zich uitstrekt vanaf de andere zijde van het verhoogde centrale deel 15* Door het insteken van 25 het verafgelegen einde 40 van de strip 37 in de sleuf 49 begrensd door het U-vormige orgaan 47, waarbij ieder van de tanden 39 passeert door de sleuf 49, wordt de inrichting vervolgens vergrendeld op de arm van de patiënt waarop de inrichting wordt aangebracht, aangezien iedere tand nu niet kan passeren door de sleuf 49 vanwege zijn zaagtandvormige 30 gedaante, zoals getoond in fig. 2. De mate waarin de strip 37 door de sleuf 49 wordt gevoerd zal natuurlijk afhangen van de grootte van de arm van de patiënt of dergelijke.
Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, welke overeenkomstig is in dit opzicht, is getoond in fig. 5 en 35 5a. Bij deze uitvoeringsvorm is het roteerbare zadel 17 echter vervangen door het roteerbare zadel 17b, dat een iets andere gedaante heeft. Bij deze uitvoeringsvorm heeft het zadel 17b in het algemeen dezelfde vorm als het zadel 17, maar in dit geval is het bovenste cilindrische deel 21b relatief langer, terwijl het onderste langwerpige deel 27b 40 platter is dan het overeenkomstige deel 27 van het zadel 17. Verder om- 840 31 9 6 « '4 8 vat het roteerbare zadel 17b een opening 50 geplaatst in zijn bovenste cilindrische deel 21b en deze opening 50 strekt zich dan uit in het za-delkanaal 55, dat op zijn beurt uitmondt in het boogvormige deel 18b in het ondervlak van het onderste langwerpige deel 27b. Verder omvat het 5 centrale verhoogde deel 15 van de armbandinrichting in verband met deze uitvoeringsvorm een rechthoekige sleuf of venster 53 in zijn zijdeel, waardoor de catheter 4 kan worden gestoken. De catheter 4 kan nu door het venster 53 in de opening 50 en het kanaal 55 worden gestoken en dus daaraan op dezelfde wijze worden bevestigd als het geval is in verband 10 met de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 tot 4.
Nog een andere uitvoeringsvorm van de inrichting is getoond in fig. 6 en 6a. Bij deze uitvoeringsvorm is de inrichting verdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling verbindbare secties, zoals blijkt uit fig. 6a· Deze inrichting omvat nog een centraal verhoogd deel 69 en 15 twee boogvormige armdelen 59 en 60. De armdelen 59 en 60 zijn nu echter gescheiden waarbij het boogvormige armdeel 59 bevestigd is aan het centrale verhoogde deel 69 en het boogvormige armdeel 60 afzonderlijk is daarvan. De twee delen kunnen dus met elkaar worden verbonden en tegelijkertijd kan de inrichting bevestigd worden aan de arm van de patiënt 20 door middel van samenwerking tussen een paar evenwijdige wegdelen 67 aan iedere zijde van het verhoogde deel 69 en een paar overeenkomstige armen 62 en 64 die zich uitstrekken vanaf het boogvormige armdeel 60. Deze uitstekende armdelen 62 én 64 bevatten op hun middenoppervlak een aantal tanden 65, die weer werken als ratelorganen, zodat wanneer de 25 twee delen van de inrichting tezamen worden gebracht op de wijze volgens fig. 6, de uitstekende armen 62 en 64 zijn gescheiden over een afstand die voldoende is om de wegen 67 binnen te treden en door de samenwerking van de tanden 65 met het eind van de wegen 67 wordt weer een in een richting werkende vergrendeling verkregen en wel voor dezelfde 30 doeleinden als beschreven in verband met de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 en met het doel de twee helften van de inrichting tezamen te verbinden. Zoals bij de andere uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding omvat het centrale verhoogde deel 69 weer een opening 68 die overeenkomt met de hierboven beschreven openingen voor het plaatsen van het 35 roteerbare zadel 17c. Bij het insteken van de catheter 4 op de wijze volgens fig. 5 zal het naalddeel 5 van de catheter 4 zich weer uitstrekken tot de voorafbepaalde diepte onder het boogvormige deel 18 en dus in de aansluiting 3. Het blijkt ook uit fig. 5 dat het naalddeel 5 van de catheter een opening 57 omvat nabij de punt van de naald, zodat 40 stroming van bloed door het deel van de naald binnen de aansluiting 3 8403196 . ί £ 9 wordt vergemakkelijkt. Ook wordt opgemerkt dat bij deze uitvoeringsvorm de catheter loodrecht in de aansluiting 3 wordt gestoken. Dit is echter een veel minder de voorkeur verdienende uitvoering dan het insteken onder een hoek, zoals hierboven beschreven. De in fig. 6 en 6a getoonde 5 inrichting kan iets gewijzigd worden, zodat deze ook werkt met insteken onder een hoek, zoals door het verplaatsen van de opening 68 vanaf het bovenoppervlak van het verhoogde deel 69 naar de zijwand 66 daarvan bijvoorbeeld. Natuurlijk zouden de overeenkomstige zadelkanalen op dezelfde wijze verplaatst moeten worden.
10 Tenslotte zijn in de fig. 7-7e verschillende uitvoeringsvormen van het roteerbare zadel 17 getoond. De in de fig. 7-7b getoonde uitvoeringsvorm toont meer in detail het roteerbare zadel 17b dat besproken is in verband met fig. 5 en 5a. In fig. 7c is een roteerbaar zadel 17c getoond, dat in dit geval weer overeenkomt met het roteerbare zadel 17, 15 maar nu een loodrecht zadelkanaal 31 omvat dat verbonden is met de opening 29, welke nu geplaatst is op het bovenoppervlak 34 van het bovenste cilindrische deel 21 van het zadel 17c. Op dezelfde wijze zal het zadelkanaal 31 in dit geval nu uitmonden in het centrale deel van het boogvormige deel 18 van het onderoppervlak 32. Natuurlijk zou het bij 20 een dergelijke uitvoeringsvorm ook noodzakelijk zijn de gedaante van het verhoogde centrale deel 15 van de armband zelf te wijzigen. Het zal nu nodig zijn een opening aan te brengen in zijn bovenoppervlak teneinde de toegang van de catheter 4 in het bovenoppervlak 34 van het zadel 17c op te nemen. In ieder geval en zoals hierboven beschreven is 25 deze uitvoeringsvorm minder nauwkeurig, omdat deze resulteert in loodrecht insteken van de catheter 4 in vergelijking met het insteken onder een hoek dat tot stand komt bij combinatie met de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Bij de uitvoeringsvorm getoond in fig. 7d en 7e zijn twee dergelijke zadelkanalen 31 en 72 getoond. In dit geval zijn twee 30 openingen 29 en 70 getoond omvattende corresponderende zadelkanalen 31 en 72 respectievelijk. Op deze wijze monden beide kanalen 31 en 72 uit in het boogvormige deel 18d, zoals het beste blijkt uit fig. 7e en de catheter 4 kan hetzij loodrecht hetzij onder een hoek, indien gewenst, afhankelijk van welk kanaal wordt gekozen, worden ingestoken. Natuur-35 lijk zal de armband zelf, die gebruikt wordt bij deze uitvoeringsvorm, moeten kunnen opnemen beide potentiële catheters.
Ook wordt opgemerkt dat bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 6a brosse delen 63 en 63a zijn weergegeven op ieder van de boogvormige armdelen 60 en 59 respectievelijk. Deze brosse delen 63, 63a, welke in 40 hoofdzaak gebieden zijn met aanzienlijk verminderde dikte, zijn bestemd 8403196 10 4 om verwijdering van de gehele armbandlnrichting volgens de uitvinding na gebruik mogelijk te maken door de armband slechts te verbreken bij de brosse delen 63 en 63a, d.w.z. door de armdelen naar buiten te buigen. Deze uitvoeringsvorm kan opgenomen worden in ieder van de uitvoe-5 ringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding*
Opgemerkt wordt dat de hierin beschreven uitvoeringsvorm slechts als voorbeeld dient en dat een vakman vele variaties en wijzigingen kan laten aanbrengen zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Alle wijzigingen en variaties worden omvat binnen het kader van de uit-10 vinding, zoals beschreven in de nu volgende conclusies.
8403196

Claims (13)

1. Verankeringsinrichting voor een catheter om een catheter te bevestigen aan een lichaamsvloeistof dragende leiding in een patiënt, omvattende verankeringsmiddelen voor het bevestigen aan de genoemde patiënt op een plaats waar de genoemde lichaamsvloeistof dragende leiding 5 is gelegen, met het kenmerk, dat een verstelbaar zadel (17) beweegbaar gemonteerd is op de verankeringsmiddelen, welk verstelbaar zadel omvat uit een opening (29) geschikt is om de catheter op te nemen, een contactoppervlak (18) met een vorm die is aangepast aan de lichaamsvloeistof dragende leiding in de patiënt, en een zadelkanaal (55) dat zich 10 uitstrekt tussen de opening en het contactoppervlak voor het opnemen van een catheter, waarbij het verstelbare zadel beweegbaar is om het mogelijk te maken dat een in het zadelkanaal geplaatste catheter nauwkeurig worden opgesteld in het lichaamsvloeistof dragende leiding.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ver-15 stelbare zadel roteerbaar is gemonteerd op de verankeringsmiddelen.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het verstelbare zadel roteerbaar is om een as die in hoofdzaak loodrecht staat op het genoemde contactoppervlak.
4. Inrichting volgens conclusie 1,.2 of 3, met het kenmerk, dat de 20 verankeringsmiddelen bestaan uit een centraal deel (15) en een paar armdelen (11, 13), die zich uitstrekken*vanaf tegenover elkaar liggende zijden van het centrale deel, waarbij de armdelen zijn ingericht om bevestigd te worden aan de patiënt op de genoemde plaatsen.
5. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat grendelmiddelen (37, 49) aanwezig zijn om de verankeringsmiddelen te vergrendelen aan de patiënt.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen bestaan uit een mannelijk grendelorgaan (37) behorende bij een van de armdelen en een vrouwelijk grendelorgaan (49) behorende bij 30 het andere armdeel, waarbij het mannelijke grendelorgaan bestaat uit een langwerpig striporgaan voorzien van een aantal tandorganen (39) en het vrouwelijke grendelorgaan bestaat uit een sleuf (49) bestemd voor het opnemen van het langwerpige striporgaan, waarbij wanneer het langwerpige striporgaan wordt ingestoken in de sleuf de tandorganen achter-35 eenvolgens vergrendelen met de sleuf, om op deze wijze verwijdering van het langwerpige striporgaan uit de sleuf te verhinderen.
7. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verankeringsmiddelen een centrale opening (16) omvatten 840 31 9 6 ψ t en het verstelbare zadel gemonteerd Is in deze centrale opening.
8. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opening (29) in het verstelbare zadel aanslagmiddelen omvat om de diepte waarover de catheter in het zadelkanaal kan worden 5 gestoken, te begrenzen.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen een conische gedaante hebben die past bij de vorm van de catheter om op deze wijze de catheter te stabiliseren nadat deze in het zadelkanaal is gestoken.
10. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat een catheter (4) voorzien is van een naaldorgaan (5) en buisvormige catheterleidingmiddelen (7) cm» vloeistof toe te voeren naar of vloeistof te verwijderen van het naaldorgaan.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de ope— 15 ning in het verstelbare zadel uitstekende middelen (45) omvat en de buisvormige catheterleiding voorzien is van groefmiddelen (41) op een plaats darvan die kunnen samenwerken met de uitstekende middelen (45), zodat de catheter wordt vergrendeld in de opening nadat de catheter in het zadelkanaal is gestoken.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de uit stekende middelen een aantal uitstekende organen (45) omvatten die in omtreksrichting zijn geplaatst rond de opening in het verstelbare zadel.
13. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de opening in het verstelbare zadel een eerste opening (19) omvat en het zadelkanaal een eerste zadelkanaal (31) omvat, waarbij een tweede opening (29) in het verstelbare zadel aanwezig is, welke bestemd is om een catheter op te nemen en een tweede zadelkanaal (72) zich uitstrekt tussen de tweede opening en het genoemde contactopper-30 vlak. 840 3 1 9 6
NL8403196A 1983-10-21 1984-10-19 Inrichting voor het bevestigen van catheters aan patienten. NL8403196A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US54424983 1983-10-21
US06/544,249 US4585443A (en) 1983-10-21 1983-10-21 Catheter locating device

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8403196A true NL8403196A (nl) 1985-05-17

Family

ID=24171399

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8403196A NL8403196A (nl) 1983-10-21 1984-10-19 Inrichting voor het bevestigen van catheters aan patienten.

Country Status (23)

Country Link
US (1) US4585443A (nl)
JP (1) JPS60116363A (nl)
KR (1) KR860001955B1 (nl)
AT (1) ATA333384A (nl)
AU (1) AU576786B2 (nl)
BE (1) BE900864A (nl)
BR (1) BR8405313A (nl)
CA (1) CA1229276A (nl)
CH (1) CH662512A5 (nl)
DE (1) DE3438220A1 (nl)
DK (1) DK500384A (nl)
ES (1) ES293420Y (nl)
FR (1) FR2555059A1 (nl)
GB (1) GB2148123B (nl)
IL (1) IL73252A (nl)
IN (1) IN163610B (nl)
IT (1) IT1177010B (nl)
LU (1) LU85601A1 (nl)
NL (1) NL8403196A (nl)
NO (1) NO159574C (nl)
PT (1) PT79385B (nl)
SE (1) SE459787B (nl)
ZA (1) ZA848191B (nl)

Families Citing this family (28)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4666434A (en) * 1983-10-21 1987-05-19 Kaufman Jerry M Catheter locating device
US4878897A (en) * 1986-05-15 1989-11-07 Ideation Enterprises, Inc. Injection site device having a safety shield
US4870976A (en) * 1986-10-27 1989-10-03 Denny Thomas A Intravenous injection shield assembly
US4767405A (en) * 1987-04-03 1988-08-30 Oddvin Lokken Sterile cassette
US5084026A (en) * 1989-07-14 1992-01-28 Shapiro Robert A Intravenous apparatus holder
US5073170A (en) * 1990-08-09 1991-12-17 Hollister Incorporated Drainage tube retention device
US5167630A (en) * 1991-09-26 1992-12-01 Paul Kamaljit S Blood vessel cannulation device
US5354283A (en) * 1994-01-07 1994-10-11 Little Rapids Corporation Trocar retention apparatus
US5643216A (en) * 1995-06-08 1997-07-01 White; James E. Patient bracelet having catheter capture integrally formed therewith and methods of making the same
US5690617A (en) * 1995-11-08 1997-11-25 Wright; Charles R. Adjusting catheter holding device
US5916199A (en) * 1996-07-11 1999-06-29 Miles; John E. Tapeless tubing anchoring system with intravenous applications
US5814021A (en) * 1996-12-26 1998-09-29 Johnson & Johnson Medical, Inc. Adjustable securing wings
US6228064B1 (en) * 1997-03-21 2001-05-08 The Johns Hopkins University Intravenous anchor system (IVFAS)
FR2851921B1 (fr) * 2003-03-05 2006-04-07 Mokhtar Chawki Dispositif pour ponction veineuse directe
US8197447B2 (en) * 2005-04-19 2012-06-12 Venetec International, Inc. Flexible IV site protector
US7988673B2 (en) * 2005-07-14 2011-08-02 Venetec International, Inc. Protective dressing and methods of use thereof
JP2008259721A (ja) * 2007-04-13 2008-10-30 Yokohama Rubber Co Ltd:The ゴルフボール及びゴルフボールセット
US20090209918A1 (en) * 2007-09-07 2009-08-20 Imtec, Llc Method and device for dialysis
US20100152640A1 (en) * 2008-09-05 2010-06-17 Imtecbiomedical, Inc. Methods and apparatus for vascular access
CA2737640C (en) * 2008-09-19 2017-10-31 C.R. Bard, Inc. Medical device securement system
US20120265148A1 (en) * 2009-01-29 2012-10-18 Nokes Jr Charles E Body line management system
US9656044B2 (en) 2009-01-29 2017-05-23 Redpoint International Inc. Conduit management device
WO2012015440A1 (en) 2010-07-30 2012-02-02 Venetec International, Inc. Securement device
WO2018125845A1 (en) 2016-12-27 2018-07-05 Vasonics, Llc Catheter housing
US10799312B2 (en) 2017-04-28 2020-10-13 Edwards Lifesciences Corporation Medical device stabilizing apparatus and method of use
US11931525B2 (en) 2018-10-04 2024-03-19 Edwards Lifesciences Corporation Stabilizer for a delivery system
BE1028585B1 (nl) * 2020-09-02 2022-04-04 Stemberg Bv Inrichting voor het toedienen aan een mens van een vloeistof door middel van injectie, combinatie van een dergelijke inrichting en een injector die een individuele dosis van een vloeistof en een injectienaald omvat en werkwijze om een injector te manipuleren
CN112156327A (zh) * 2020-09-18 2021-01-01 合肥晟宏医疗器械有限公司 一种具有调节固定功能的动脉鞘

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA488991A (en) * 1952-12-23 J. Rousseau Wilfrid Intravenous needle immobilizer
US2008340A (en) * 1934-05-15 1935-07-16 Salvati Alberto Tomas Surgical injection needle and the like
US2402506A (en) * 1942-01-21 1946-06-18 Socony Vacuum Oil Co Inc Rubberlike wax substituted aromatic compounds
US2402306A (en) * 1943-10-07 1946-06-18 Turkel Henry Retaining guard guide for needles
US2409432A (en) * 1945-02-05 1946-10-15 Edward R Hubbard Intravenous needle holder
US3167072A (en) * 1962-10-11 1965-01-26 Stone Hester Ellen Intravenous needle and flow tube stabilizing means
FR1405075A (fr) * 1964-08-25 1965-07-02 Dispositif permettant de fixer les seringues et les tubulures pendant les injectionsintra-veineuses et les transfusions ou perfusions
US4316461A (en) * 1977-02-22 1982-02-23 Marais Henri J Intravenous vascular stabilizer
US4129128A (en) * 1977-02-23 1978-12-12 Mcfarlane Richard H Securing device for catheter placement assembly
US4198989A (en) * 1977-11-17 1980-04-22 Eaton Corporation Transducer holder
US4314568A (en) * 1980-01-11 1982-02-09 Baxter Travenol Laboratories, Inc. Vascular stabilizer
US4392857A (en) * 1981-04-23 1983-07-12 Beran Anthony V Tube holder
US4453933A (en) * 1981-11-24 1984-06-12 Speaker Mark G Intravenous device
US4445893A (en) * 1982-05-13 1984-05-01 Sherwood Medical Company Infusion apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
DK500384D0 (da) 1984-10-19
SE8405227L (sv) 1985-04-22
ZA848191B (en) 1985-06-26
GB2148123A (en) 1985-05-30
NO159574B (no) 1988-10-10
JPS60116363A (ja) 1985-06-22
IT1177010B (it) 1987-08-26
SE459787B (sv) 1989-08-07
ES293420Y (es) 1987-05-01
ES293420U (es) 1986-08-16
DE3438220A1 (de) 1985-05-02
JPH0433467B2 (nl) 1992-06-03
US4585443A (en) 1986-04-29
IL73252A0 (en) 1985-01-31
IT8423233A1 (it) 1986-04-19
AU576786B2 (en) 1988-09-08
ATA333384A (de) 1990-04-15
GB2148123B (en) 1987-02-04
CA1229276A (en) 1987-11-17
NO844195L (no) 1985-04-22
PT79385B (en) 1986-08-28
IT8423233A0 (it) 1984-10-19
BE900864A (fr) 1985-02-15
IL73252A (en) 1988-09-30
SE8405227D0 (sv) 1984-10-19
NO159574C (no) 1989-01-18
GB8426067D0 (en) 1984-11-21
LU85601A1 (fr) 1985-06-04
KR860001955B1 (ko) 1986-11-05
FR2555059A1 (fr) 1985-05-24
PT79385A (en) 1984-11-01
BR8405313A (pt) 1985-09-03
AU3451184A (en) 1985-11-21
DK500384A (da) 1985-04-22
KR850002962A (ko) 1985-05-28
CH662512A5 (fr) 1987-10-15
IN163610B (nl) 1988-10-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8403196A (nl) Inrichting voor het bevestigen van catheters aan patienten.
US7799015B2 (en) Method for securing a clip to a conduit connection
JP3834725B2 (ja) カテーテル取付け具固定装置
US7331130B2 (en) Catheter information ring
US5833667A (en) Catheter anchoring system
US5456671A (en) Catheter anchoring system
US5947931A (en) Tube fitting anchoring system
US4666434A (en) Catheter locating device
US5167629A (en) Vein locator
JP2008080172A (ja) 血管内処置中の患者の血管へカテーテルおよびガイドワイヤを挿入しそして前進させるためのガイドデバイス
WO2005072807A1 (en) A lock for a guide wire or an intravascular catheter
JPH10512177A (ja) カテーテル固定装置
JP2021516092A (ja) ガイドワイヤ保持装置
EP1603626A1 (en) Catheter with an adjustable cuff
AU2003248201A1 (en) Catheter anchoring system
NL8000107A (nl) Inrichting voor het stabiliseren van een maagbuis.
US20140148778A1 (en) Tube Anchor Assembly
EP3254724A1 (en) Clamp device
US20190076628A1 (en) Splittable catheter insertion device and related methods
EP0116526A1 (en) A device for fixation of catheters and the like
EP3672682B1 (en) Catheter assemblies and methods thereof
US3314427A (en) Intravenous catheter apparatus
US6066116A (en) Adjustable intravenous injection aid
WO2002049511A1 (en) Double lumen pigtail pressure monitoring catheter
US20220062593A1 (en) Subcutaneous fixing system for medical devices

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed