NL8402790A - Inrichting voor het bevochtigen van een gas- of gasmengselstroom, werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een stuk gemetalliseerd textielmateriaal en verwarmingsinrichting. - Google Patents

Description

\.

fe * -1- 24176/JF/tv \

Korte aanduiding: Inrichting voor het bevochtigen van een gas- of gasmengselstroom, werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een -stuk gemetalliseerd textielmateriaal en verwarmingsinrichting.

5 De uitvinding heeft betrekking op een een verwarmingsorgaan omvattende inrichting voor het bevochtigen van een gas- of gasmengselstroom. In het bijzonder is daarbij de bevochtigingsvloeistof gesteriliseerd water en de gas- of gasmengselstroom een stroom van zuurstof en/of lucht. Deze bevochtigingsinrichtingen zijn bekend en worden vooral 10 op medisch gebied toegepast. Veel van deze bekende inrichtingen worden voor de bevochtigingsvloeistoftoevoer verbonden met een reservoir van steriel water.

De uitvinding nu beoogt de bekende bevochtigingsinrichtingen te vereenvoudigen en de bevochtigingswerking ervan te verbeteren, alsmede 15 de kans op bacteriële groei te verkleinen.

De uitvinding voorziet hiertoe in een inrichting van de in de aanhef genoemde soort, die het kenmerk heeft, dat het verwarmingsorgaan een bandvormig verwarmingselement omvat, dat is ingericht om in omgevend verband met een van een in- en uitlaat voorziene houder met 20 vloeistof te worden gebracht.

Door deze maatregelen hoeft ten eerste niet te worden voorzien in een tweede verwarmbare houder voor verdamping van de bevochtigingsvloeistof en zijn ten tweede geen druk- en vloeistof-verbindingen tussen de voorraadhouder met bevochtigingvloeistof en 25 de houder voor te verdampen bevochtigingsvloeistof nodig.

Bij voorkeur is daarbij het verwarmingselement ingericht om in omgevend verband met een met gesteriliseerd water voorgevulde wegwerpcontainer te worden gebracht. !

Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 30 voor het bevochtigen van een gas- of gasmengselstroom, omvattende een van een gasinlaat, een gasuitlaat en een vloeistofinlaat voorziene houder, alsmede een van een althans in bedrijf in omgevend verband met de houder aangebracht verwarmingselement voorzien verwarmingsorgaan.

De houder en het verwarmingsorgaan hebben daarbij een configuratie, 35 die analoog is aan een opwarratoestel voor melkflesjes ten behoeve van zuigelingen. De genoemde houder staat daarbij in vloeistofverbinding met een voorraadhouder verdampingsvloeitstof, bijvoorbeeld een met gesteriliseerd water voorgevulde wegwerpcontainer.

8402790 "λ -2- 2Α176/JF/tv i De uitvinding beoogt te voorzien in een verwarmingsorgaan i S met een verwarmingselement dat niet beperkt is tot toepassing met een bepaalde configuratie houder en voorziet daartoe in een inrichting van de laatstelijk hiervoor aangegeven soort, die het kenmerk heeft, dat het verwarmingselement bandvormig is.

5 Door deze maatregel kan het verwarmingselement in innig contact met houders van uiteenlopende configuraties worden aangebracht.

Een verder aspect van de uitvinding is daarbij, zoals later zal blijken, dat de regeling van de temperatuur door het verwarmingsorgaan zodanig is dat bij voorkeur zo'n hoeveelheid warmte aan de 10 houder wordt toegevoerd als noodzakelijk om te voorzien in voor bevochtiging van een door de bevochtigingsvloeistof geleide gas- of gasmengselstroom noodzakelijke energie, zodat de temperatuur van de bevochtigde gas- of gasmengselstroom niet hoger dan de omgevingstemperatuur wordt, waardoor wordt voorkomen dat condensatie in betreffende leidingen optreedt.

15 Als verwarmingselement wordt volgens de uitvinding bij voorkeur gebruik gemaakt van een rechthoekig stuk gemetalliseerd textielmateriaal met aan twee tegenover elkaar liggende zijden over de gehele lengte aangebrachte elektroden.

Volgens een volgend aspect van de onderhavige uitvinding 20 wordt dan ook verder voorzien in een werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een stuk gemetalliseerd textielmateriaal.

Een bekende werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een stuk gemetalliseerd textielmateriaal is het opnaaien van gevlochten koperdraad. Gebleken is echter dat op deze manier geen onberispelijke 25 contactering mogelijk is, zelfs niet wanneer voor het opnaaien een geschikt garenmateriaal wordt gebruikt en de draadspanning zo hoog mogelijk wordt gehouden. Verder is het bij deze bekende werkwijze moeilijk dan wel omslachtig om aan weerskanten in elektroden te voorzien.

De uitvinding beoogt ten minste deze nadelen op te heffen 30 en voorziet daartoe in een werkwijze van de hiervoor aangegeven soort, die het kenmerk heeft, dat deze het selectief dompelen van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal in een elektroloos metaalbad omvat.

Deze werkwijze zou plateren of galvaniseren zonder stroom kunnen worden genoemd.

35 Met hetzelfde oogmerk voorziet de uitvinding in een werk wijze van de hiervoor genoemde soort, die het kenmerk heeft, dat de elektroden worden opgedampd.

Ten slotte voorziet de uitvinding in verwarmingsinrichtingen 8402790 « * -3- 24176/JF/tv die vooral toepasbaar zijn op medisch gebied, zoals voor het regelbaar verwarmen van houders met bloed, een verwarmde operatietafel of verwarmde operatiedekens. De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding en onder verwijzing naar de aangehechte tekening, waarin: 5 Figuur 1 een met een couveuse in verbinding staande zuurstofbevochtigingsinrichting volgens een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding toegepast op neonatalen zorg laat zien;

Figuur 1A in detail de instelonderdelen met respectievelijk temperatuur- en relatieve vochtigheidsschaal van het instelorgaan van 10 een verwarmingsorgaan van de luchtbevochtigingsinrichting van figuur 1 toont;

Figuur 2 in detail.het verwarmingselement van bijvoorbeeld de inrichting van figuur 1 laat zien; en

Figuur 3 een sterk vereenvoudigd blokschema van een mogelijke 15 regelschakeling voor een verwarmingsorgaan volgens de onderhavige uitvinding toont.

De uitvinding is niet beperkt tot de in figuur 1 getoonde verwarmings- of bevochtigingsinrichting, maar kan vooral, doch niet uitsluitend op medisch gebied met de nodige voordelen als 20 verwarmingsinrichting worden toegepast. Als voordelige uitvoeringsvormen kunnen worden genoemd een verwarmingsinrichting voor bloedzakken, die op een temperatuur van rond 37°C dienen te worden gehouden, een verwarmde operatietafel of een operatiedeken om de te behandelen patient op temperatuur te houden en een fysiotherapeutische verwarmingseenheid, 25 ter vervanging van parafine kussens, thermogene watten en infrarode lampen. Het zal duidelijk zijn dat deze opsomming niet uitputtend is.

In figuur 1 is met het verwijzingscijfer 8 een couveuse aangegeven, waarin zich een neonataal 19 bevindt. Het doel van de bevochtigingsinrichting is de relatieve vochtigheid van de door middel 30 van leiding 5 toegevoerde zuurstof of lucht of een mengsel ervan op peil te houden. Daarbij dient te worden voorkomen dat de stroom van bevochtigde zuurstof in de leiding 5 door afkoeling leidt tot condensatie, waarbij het condensaat voedingsbodem voor bacteriën kan zijn. Hiertoe wordt de temperatuur van de in de leiding 5 vloeiende 35 bevochtigde zuurstofstroom kleiner dan of gelijk aan de omgevingstemperatuur gehouden. Hierbij dient te worden bedacht dat de temperatuur in de couveuse 8 in het algemeen hoger zal zijn dan de omgevingstemperatuur van de leiding 5, zodat bij een relatieve vochtigheid van 100% in 8402790 „ - * -4- 24176/JF/tν ΙΛ * de leiding 5, deze binnen de couveuse 8 lager zal zijn. Ofschoon niet getoond is het mogelijk de leiding 5 binnen de couveuse 8 te plaatsen en meer in het bijzonder de hierna te bespreken bevochtigingsvloeistof-houder 1 en verwarmingselement 6, omdat zoals ook nog te bespreken het verwarmingselement 6 zo is ingericht dat dit kan worden gesteriliseerd.

5 In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding is de bevochtigingsvloeistofhouder 1 een met een voorraad bevochtigings-vloeistof gevulde houder. De houder kan echter ook zijn voorzien van een vloeistofinlaat voor verbinding met een bevochtigingsvloeistof-voorraadhouder. In de getoonde uitvoeringsvorm van figuur 1 is de 10 houder bij voorkeur een met gesteriliseerd water voorgevulde wegwerp-container, aangezien daarbij het gevaar van bacteriën het kleinst is en containers van deze soort veelvuldig in medische omgevingen worden gebruikt. De meeste van deze wegwerpcontainers zijn voorzien van ten minste twee afsluitbare openingen, die in figuur'1 schematisch als 15 gasinlaat 9 en gasuitlaat 10 zijn aangegeven. De gasinlaat 9 is door middel van een leiding 4 verbonden met een uitlaat 3 van een voorraad gas of gasmengsel. De gasuitlaat 10 staat door middel van leiding 5 in verbinding met de couveuse 8.

Wanneer de gasuitlaat3 wordt geopend stroomt het gas via 20 leiding 4, gasinlaat 9, vloeistof, waarvan de spiegel met het verwijzings-cijfer 2 is aangegeven, uitlaat 10 en leiding 5 naar de couveuse 8.

Met het verwijzingscijfer 6 is een verwarmingselement volgens de uitvinding aangegeven, dat is voorzien van een hoes of zakorgaan 18 en een aansluitorgaan 7 met een mogelijk stijve kunststoffen 25 behuizing. Dit verwarmingselement zal hierna aan de hand van figuur 2 nader worden beschreven. Het verwarmingselement 6 is een onderdeel van een verwarmingsorgaan, dat verder het regelorgaan 15 omvat. Het regel-orgaan 15 is door middel van een kabel 14 met het aansluitorgaan 7 van het verwarmingselement 6 verbonden. Het regelorgaan 15 omvat een instel-30 orgaan 30, waarvan in figuur 1 de uitwendig.zichtbare onderdelen zijn getoond, welke onderdelen met de daarbij behorende schalen in figuur 1A gedetailleerd zijn getoond. Bij de bespreking van figuur 1A zal daarop worden teruggekomen. Het instelorgaan 15 is verbonden met een kabel 11 met een steker, die, zoals getoond, in een wandcontactdoos 35 13 met bij voorkeur randaarde kan worden gestoken.

Bij de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm kan in bedrijf allereerst het gesteriliseerde water in de wegwerpcontainer op de gewenste temperatuur worden gebracht, bijvoorbeeld 26°c. Dan kan door 8402790 V * * * -5- 24176/JF/tv het gesteriliseerde water in de wegwerpcontainer een zuurstofstroom worden geleid, die daardoor een relatieve vochtigheid van 100% zal verkrijgen. Voor het bevochtigen van de droge zuurstofstroom is energie nodig, waardoor warmte aan de voorraad gesteriliseerd water in de container zal worden onttrokken, ware het niet dat het regelorgaan 15 5 via de kabel 14 op zodanige wijze stroom aan het verwarmingselement 6 toevoert, dat de watervoorraad op 26°C wordt gehouden. Voor het aftasten van de watertemperatuur is in het aansluitorgaan 7 voorzien in een temperatuursensor 20, die bij bevestiging van het verwarmingselement 6 om de houder 1 in innig contact met de laatstgenoemde is. Zodoende 10 voorziet de sensor 20 in een terugkoppelsignaal voor het regelorgaan 15, hetgeen hierna aan de hand van figuur 3 gedetailleerder zal worden toegelicht. Aannemende nu dat de temperatuur binnen de couveuse 8 32°C is en de omgevingstemperatuur van de leiding 5 een waarde heeft, die ligt tussen 26 en 32°C, dan zal de relatieve vochtigheid van de be-15 vochtigde zuurstofstroom in de couveuse 70% bedragen en die van de bevochtigde zuurstofstroom binnen de leiding 5 een waarde hebben tussen resp.

100 en 70%. Er treedt dus geen condensatie in de leiding 5 op en bij het geschetste in de praktijk excessieve temperatuurverschil van 6°C kan een relatieve vochtigheid van 70% binnen de couveuse worden 20 gehaald. Hierdoor onderscheidt de onderhavige inrichting van bekende inrichtingen van deze soort, waarbij verwarmingselementen van relatief gróót vermogen worden gebruikt voor het flink verwarmen van het water in de houder, waardoor de relatieve vochtigheid van de bevochtigde zuurstofstroom ver en zelfs zeer ver boven 100% kan liggen, waardoor 25 ten eerste condensatie optreedt met alle nadelen van dien en verder onnodig veel vermogen wordt gebruikt. Terloops wordt opgeraerlct dat de zaaltemperatuur van een intensive care afdeling waar couveuses zijn geplaatst in het algemeen niet veel verschilt van de temperatuur binnen de couveuse bijvoorbeeld respectievelijk 31 en 32°C.

30 In figuur IA zijn de van buiten, af zichtbare onderdelen van het instelorgaan 30 gedetailleerder weergegeven. In het bijzonder een beweegbaar onderdeel, in dit voorbeeld een knop met een flens 17 en een vast onderdeel, namelijk een gedeelte van de wand 26 van de behuizing van het regelorgaan. Op de flens 17 van de knop is een-^schaal voor de ] * ' i 35 relatieve vochtigheid aangegeven, die volgens een bepaalde formule is | gerelateerd aan de op het genoemde deel van de behuizing 26 aangebrachte lineaire temperatuurschaal 32. foor een bedieningspersoon is het nu zeer eenvoudig om bij een bepaalde ingestelde temperatuur, in dit geval 26°c, 8402790 ./· k .....

-6- 24176/JF/tv waarbij de in leiding 5 vloeiende bevochtigde zuurstofstroom een relatieve luchtvochtigheid van 100% heeft, dat de relatieve luchtvochtigheid in de couveuse met een temperatuur van 32°C 70% zal bedragen.

In figuur 2 is het bandvormige verwarmingselement 6 gedetailleerder weergegeven. Zoals gezegd is het bandvormige verwarmingselement ingericht 5 om in omgevend verband met een van een in- en uitlaat voorziene houder met vloeistof te worden gebracht, waarbij de houder bij voorkeur een met gesteriliseerd water voorgevulde wegwerpcontainer is, welke containers uiteenlopende vormen en afmetingen kunnen aannemen. Het verwarmingselement 6 bevat een hoes of zakorgaan 27 bij voorkeur van textielmateriaal en met een overeenkomstig gedimensioneerd sfcük profielschuim 41. Zo'n 10 zakorgaan 27 kan eenvoudig worden gesteriliseerd. Het zakorgaan 27 is afgesloten door het aansluitorgaan 7 met de temperatuursensor 20 voor contact met de wand van de houder. Bij het plaatsen van het verwarmingselement in omgevend verband, dat wil zeggen rond de houder 1 wordt eerst het aansluitorgaan 7 met de temperatuursensor 20 tegen de •15 wand van de houder 1 geplaatst, waarna het zakorgaan 27 in de richting van het andere einde van het zakorgaan 27 strak rond de houder 1 wordt gevouwen en met behulp van een verbindingsorgaan, bij voorkeur een klittenband-sluiting (niet getoond) wordt vastgezet. De temperatuursensor 20 is zo in innig contact met de wand van de houder 1, terwijl ook een met het 20 verwijzingscijfer 21 aangegeven rechthoekig stuk gemetalliseerd textielmateriaal voor verwarming van de vloeistof in innig contact met de wand van de houder 1 is. Het rechthoekige stuk gemetalliseerd textielmateriaal bezit twee aan bij voorkeur de korte zijden over de gehele lengte aangebrachte elektroden .23, 24, waarbij de elektroden 25 bij voorkeur aan weerskanten van het rechthoekige stuk gemetalliseerd textielmateriaal 21 zijn aangebracht. Het plaatsen van de elektroden . aan de korte zijden heeft het voordeel dat de elektroden kort en daardoor storingsongevoeliger zijn. Voor het verkrijgen van een optimaal verwarmingseffect is de weefrichting van het stuk gemetalliseerd 30 textielmateriaal loodrecht op de lange zijden van de bij voorkeur eveneens rechthoekige elektroden. Eveneens voor het verkrijgen van een optimaal verwarmingseffect is het metaal van het rechthoekige stuk gemetalliseerd textielmateriaal nikkel. Voor een geschikte overdracht van de aan de elektroden 23, 24 toegevoerde stroom over de breedte van 35 het rechthoekige stuk gemetalliseerd textielmateriaal dient de weerstand van de elektroden in de orde van grootte van een factor 10 lager te zijn dan die van het gedeelte van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal zonder elektroden. Het materiaal van de elektroden is bij voorkeur koper.

_840 P 7Q n -7- 24176/JF/tv

ft V

De weefrichting van het gemetalliseerd textielmateriaal is in figuur 2 met het verwijzingscijfer 22 aangegeven.

Het aanbrengen van de elektroden 23, 24 op het gemetalliseerde textielmateriaal 21 vormt een onderdeel van deze uitvinding. In dit verband dient textielmateriaal ruim te worden geïnterpreteerd, als 5 bijvoorbeeld omvattende weefsel, breiwerk, baarkleed, vilt, gevormd uit draden, vezels of garens en papier. Bij voorkeur is de metallisering zo, dat elke vezel of draad is omgeven door een metalen mantel, waarvan de dikte een breukdeel van een micrometer kan zijn. 'Bekend is te voorzien in elektroden door het opnaaien van litzedraad met een speciaal soort 10 garen en waarbij goed op de draadspanning moet worden gelet. Inherent aan deze werkwijze zijn lange assemblagetijden van het verwarmingselement, slechte contactering en weerstandsverhoging door contact-weerstandsverandering tussen het gemetalliseerde textielmateriaal en het litzedraad. Het belangrijkst daarbij is dat slechts contactering 15 snel tot een vroegtijdig einde van het verwarmingselement kan leiden.

Het genoemde contacteerprobleem zou kunnen worden opgelost door het solderen van het litzedraad op het metalliseerde textielmateriaal, maar de nadelen daarvan zijn dat daardoor de buigzaamheid van het textielmateriaal verloren gaat en de overgang van stijf naar niet 20 stijf gedeelte tot inscheuring en daardoor vernietiging van het gemetalliseerde textielmateriaal kan leiden.

Een oplossing voor dit probleem volgens de onderhavige uitvinding is het selectief opdampen van de elektroden. Lastig echter daarbij is dat een groot gedeelte van het gemetalliseerde textiel-25 materiaal dient te worden afgeschermd om opdamping te voorkomen.

Een de voorkeur verdienende werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een stuk gemetalliseerd textielmateriaal volgens de onderhavige uitvinding omvat het selectief dompelen van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal in een elektroloos metaalbad, bijvoorbeeld 30 een stuk vernikkeld textielmateriaal in een.elektroloos koperbad, oftewel het zonder toepassing van stroom plateren of galvaniseren (niet in de betekenis van het verzinken van een metaal) van het gemetalliseerde textielmateriaal. Selectief houdt hierbij in tot een gekozen diepte indompelen, bijvoorbeeld in de orde van grootte van enkele millimeter.

35 Een specifiek voorbeeld van het contacterïngsproces van een vernikkeld textielmateriaal is als volgt. Eerst wordt het vernikkeld textielmateriaal | gedompeld in een nikkelactiveringsmiddelbad voor het schoonmaken van de nikkellaag en om het mogelijk te maken dat de koperlaag zich goed

84 0 27 9 Q

0 * -8- 24176/JF/tv hecht, bijvoorbeeld 30 seconden in een 30 gram per liter oplossing van circuitprep 40 van SEL-REX (geregistreerd handelsmerk' van OMI International). De dompeldiepte is hierbij in hoofdzaak gelijk aan de gewenste breedte van de elektrode bijvoorbeeld rond 3 millimeter. Nadat het vernikkelde textielmateriaal met het activeringsmiddel is behandeld, 5 dient dit zeer goed te worden gespoeld, bij voorkeur eerst in een alcoholoplossing en daarna in gedeioniseerd water. Daarna wordt het geactiveerde vernikkelde textielmateriaal selectief van een koperlaag voorzien door dit bijvoorbeeld gedurende 25 minuten in een elektroloos koperbad, bijvoorbeeld oxitronPCB 50 van SEL-REX (beide handelsmerken 10 van OMI International) te hangen tot een diepte, die groter is dan de dompeldiepte voor de activering, bijvoorbeeld circa 5 millimeter. Dit verschil in dompeldiepte wordt gekozen om te voorkomen dat chemische, resten in het niet met koper feedekte gedeelte van het vernikkelde textielmateriaal zullen achterblijven en door agressieve werking 15 daarvan het textielmateriaal kunnen aantasten, waardoor dit uiteindelijk in bedrijf zal worden vernietigd.

Hierna dient wederom °P de beschreven manier te worden gespoeld. Daarna dient het rechthoekige selectief verkoperde stuk vernikkeld textielmateriaal van een beschermingslaag te worden voorzien, bijvoorbeeld 20 door onderdompeling in een stabilisatorbad, zoals evabrite TPS CU van SEL-REX (handelsmerken van Oxy Metal Industries International) om oxidatie van de metaallagen te voorkomen. Opnieuw dient op de aangegeven wijze grondig te worden gespoeld en uiteindelijk te worden gedroogd, waarna het textielmateriaal meturethaanspray kan worden behandeld om zowel 25 de nikkellaag als de koperlaag van het gemetalliseerde textielmateriaal te isoleren en beschermen. Door het dompelproces worden automatisch de elektroden aan weerskanten, en in het bijzonder met een verbindend brugdeel aangebracht. Belangrijkste voordelen van deze werkwijze zijn dat de buigzaamheid van het textielmateriaal niet verandert en een onberispelijke contactering wordt verwezenlijkt. Daarnaast zijn de koperelektroden goed soldeerbaar. De resulterende stukken van elektroden voorzien gemetalliseerd textielmateriaal kunnen nu dank zij de gehandhaafde flexibiliteit, waardoor scheuren in bedrijf wordt vermeden, in allerhande verwarmingsinrichtingen worden toegepast; indien gewenst 35 met inbegrip van de hierna nader te beschrijven regelinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Ook een werkwijze die heeft bewezen te voldoen is het geschikt elektrolytisch 8402790 • ♦ -9- 24176/JF/tv galvaniseren onder toepassing van bijvoorbeeld zilver of goud.

Terugverwijzend naar figuur 2 zal nu de beschrijving van het verwarmingselement volgens de onderhavige uitvinding worden gecompleteerd. Zoals aangegeven bij 25 en 26 zijn geleiders op de elektroden 23 en 24 gesoldeerd. Verder is voorzien in een gedrukte 5 bedradingsplaat 28 van bij voorkeur buigzaam en tegen warmte bestand zijnd materiaal, waarop uiteraard geleidersporen zijn aangebracht, die de soïdeerpunten 25, 26 via de geleiders verbinden met aansluitpunten in het aansluitorgaan 7, die op hun beurt in verbinding staan met de kabel 14. Verder is op de gedrukte bedradingsplaat 28 een tweede 10 temperatuursensor 40 aangebracht, die eveneens door middel van geleidersporen met aansluitpunten in het aansluitorgaan 7 is verbonden. De tweede temperatuursensor 40 staat in thermisch contact met het stuk gemetalliseerde textielmateriaal 21. Het voorzien in de gedrukte bedradingsplaat is niet noodzakelijk maar wel voordelig. Bij voorkeur 15 strekt de gedrukte bedradingsplaat zich tot halverwege het stuk gemetalliseerd textielmateriaal uit en is aan van het aansluitorgaan 7 afgekeerde einde de tweede temperatuursensor 40 verbonden. De functie van de tweede temperatuursensor zal hierna bij de beschrijving van de regelinrichting volgens de onderhavige uitvinding nader worden 20 ^ toegelicht.

In figuur 3 is een sterk vereenvoudigd blokschema van het regelorgaan 15 volgens de uitvinding weergegeven. Het instelorgaan 30 verschaft aan een combinatieorgaan 31 een voor de gewenste temperatuur representatief signaal. Verder ontvangt het combinatieorgaan 31 een 25 signaal van een in een terugkoppellus opgenomen beveiligingsorgaan 37 ·

In het beveiligingsorgaan zijn zowel de eerste als tweede temperatuursensor opgenomen. De eerste sensor, die fysisch in het aansluitorgaan 7 is opgenomen verschaft een signaal dat representatief is voor de temperatuur van de houder 1 en heeft bij voorkeur een lineaire 30 , temperatuurafhankelijkheid. Het combinatieorgaan ontvangt dus een instelsignaal en een terugkoppelsignaal en bij een afwijking tussen deze signalen verandert een stuurorgaan 32 de stroomtoevoer door een schakel- orgaan 33. De schakelseouentie * bepaalt daarbij de stroom, die door middel van de kabel 14 wordt toegevoerd aan het verwarmingselement 6.

35

Geeft bijvoorbeeld het terugkoppelsignaal van het beveiligingsorgaan 37 aan dat de temperatuur lager is dan die ingesteld door het instel- 8402790 -,- --- -10- 24176/JF/tv J* v

V

! i orgaan 30 dan zal het stuurorgaan 32 het schakelorgaan 33 de stroom in langere tijdsintervallen doen toevoeren. De regeling is derhalve van een aan/uit-regeltype. In het geval dat de tweede temperatuursensor 40 het door het verwarmingselement 6 overschrijden van een maximale temperatuur, bijvoorbeeld de verwekingstemperatuur van een kunststoffen houder 1 van bijvoor-5 beeld 74°C detecteert, dan doet het signaal van het beveiligingsorgaan 37 het schakelen door het schakelorgaan 33 onderbreken. Verder is voorzien in een alarraorgaan 36, dat na het verstrijken van een instelbare ver-tragingstijd van het vertragingsorgaan 35 een optische en/of hoorbare indicatie geeft dat gedurende een bepaalde tijd, bijvoorbeeld in het 10 traject van 0 tot 18 minuten geen schakelen door het schakelorgaan 33, en dus afgifte van vermogen aan het verwarmingselement heeft plaatsgevonden .

De op de gedrukte bedradingsplaat 28 gemonteerde tweede temperatuursensor 40, bijvoorbeeld NTC is met een maximale temperatuur-15 detector in het beveiligingsorgaan 37 in de terugkoppellus opgenomen.

Dit is echter niet noodzakelijk aangezien ook in een niet in de terugkoppellus opgenomen aparte maximale temperatuurdetector kan zijn voorzien, die schakelen door het schakelorgaan 33 voorkomt bij overschrijding van een bepaalde maximale temperatuur.

s •v 8402790

Claims (15)

1. Een verwarmingsorgaan omvattende inrichting voor het bevochtigen van een gas- of gasmengselstroom, met het kenmerk, dat het verwarmingsorgaan een bandvormig verwarmingselement omvat, dat is ingericht om in 5 omgevend verband met een van een in- en uitlaat voorziene houder met vloeistof te worden gebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verwarmingselement is ingericht om in omgevend verband met een met gesteriliseerd water voorgevulde wegwerpcontainer te worden gebracht.

3. Inrichting voor het bevochtigen van een gas- of gasmengsel-10 stroom, omvattende een van een gasinlaat, een gasuitlaat en een vloeistofinlaat voorziene houder, alsmede een van een althans in bedrijf in omgevend verband met de houder aangebracht verwarmingselement voorzien verwarmingsorgaan, met het kenmerk, dat het verwarmingselement bandvormig is.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verwarmingselement een rechthoekig stuk gemetalliseerd textielmateriaal met aan twee tegenover elkaar liggende zijden over de gehele lengte aangebrachte elektroden omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 20 elektroden aan de korte zijden zijn aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de elektroden rechthoekig zijn en met de lange zijden loodrecht op de weefrichting van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat de elektroden aan weerskanten van het stuk gemetalliseerde textielmateriaal zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens één van de conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de elektroden door dompeling in een elektroloos metaalbad 30 zijn aangebracht.

9· Inrichting volgens één van de conclusies 4-7, met het | kenmerk, dat de elektroden door opdamping of elektrolytiscko galvanisering i zijn aangebracht.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 4-9, met het kenmerk, dat het metaal van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal 35 nikkel is.

11. Inrichting volgens één van de conclusies 4-10, met het kenmerk, dat het metaal van de elektroden koper, dan wel zilver of goud is. »40 279 0__ w V -12- 24176/JF/tv >

12. Inrichting volgens één van de conclusies 4-11, met het i ! kenmerk, dat de weerstand van de elektroden in de orde van grootte van een factor 10 lager is dan die van het gedeelte van het stuk gemetalliseerde textielmateriaal zonder elektroden.

13. Inrichting volgens één van de conclusies 4-12, met het 5 kenmerk, dat het verwarmingselement een zakorgaan omvat, waarin het stuk gemetalliseerd textielmateriaal uitgestrekt is opgenomen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het zakorgaan is afgesloten door een aansluitorgaan voor de elektroden.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat in 10 het zakorgaan de elektrische verbinding tussen de elektroden en aansluitpunten in het aansluitorgaan tot stand is gebracht door soldering daartussen van geleiders.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de geleiders ten minste gedeeltelijk deel uitmaken van een buigzame, 15 tegen warmte bestand zijnde gedrukte bedradingsplaat, die zich over ten minste een gedeelte van de lengte van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal in het zakorgaan uitstrekt.

17· Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de gedrukte bedradingsplaat zich over in hoofdzaak de helft van de lengte 20 van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal uitstrekt.

18. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verwarmingsorgaan een elektronische regelschakeling voor het regelen van de aan het verwarmingselement toe te voeren stroom omvat.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de regelschakeling in een apartè eenheid is ondergebracht, die door middel van een kabel met het aansluitorgaan is verbonden en een regelorgaan voor het instellen van de door de houder aan te nemen of te handhaven temperatuur omvat.

20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het regelorgaan een beweegbaar en vast onderdeel omvat, waarbij de onderdelen van buitenaf zichtbaar respectievelijk een bemperatuurschaal en een daaraan gerelateerde relatieve vochtigheidsschaal hebben.

21. Inrichting volgens één van de conclusies 18-1.9, met het kenmerk, 35 dat de regelschakeling van het aan/uit -regeltype is.

22. Inrichting volgens één van de conclusies 18-21, met het kenmerk, dat de regelschakeling een terugkoppellus met een 8402790 % -13- 24176/JF/tv temperatuursensor omvat, die in het aansluitorgaan voor contact met de houder is aangebracht.

23. Inrichting volgens één van de conclusies 18-21, met het kenmerk, dat de regelschakeling een maximale temperatuurdetector omvat, die is voorzien van een thermisch met het stuk gemetalliseerd textielmateriaal 2 gekoppelde tweede temperatuursensor, voor afschakeling van de stroomtoevoer bij overschrijding van een maximale temperatuur.

24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de houder een kunststoffen houder is, met het kenmerk, dat de maximale temperatuur is gerelateerd aan de verwekingstemperatuur van de kunststof.

25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de maximale temperatuur ongeveer 74°C is.

26. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk,, dat het verwarmingselement is voorzien van een bevestigings- orgaan voor het in een omsluitend verband bevestigen van het verwarmings-15 element rond de houder.

27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan klittenband omvat.

28. Werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een stuk gemetalliseerd textielmateriaal, met het kenmerk, dat deze het selectief dompelen van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal in een elektroloos metaalbad omvat.

29. Werkwijze volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat v66r het selectief dompelen in een elektroloos metaalbad het stuk gemetalliseerd textielmateriaal wordt gedompeld in een activeringsmiddelbad voor het 25 metaal van het stuk gemetalliseerd textielmateriaal.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de dompeling in een activeringsmiddelbad tot een geringere diepte dan dorapeling in het elektroloos metaalbad wordt uitgevoerd. 2q31 . Werkwijze voor het aanbrengen van elektroden op een stuk gemetalliseerd textielmateriaal, met het kenmerk, dat de elektroden worden opgedampt, of door elektrolytische galvaniseren worden aane-ehmacht.

32. Werkwijze volgens één van de conclusies 28-31, met het kenmerk, dat als laatste een beschermingslaag over beide hoofdoppervlakken 35 van het van elektroden voorziene stuk gemetalliseerd textielmateriaal j wordt aangebracht. 8402790 ·* v? v -14- 24176/JF/tv a

33. Verwarmingsinrichting, met het kenmerk, dat deze een verwarmingsorgaan, zoals op zich beschreven in één vah de conclusies 1 -27 omvat en/of een van elektroden voorzien stuk gemetalliseerd 1 textielmateriaal, dat is vervaardigd door of onder toepassing van een werkwijze volgens één van de conclusies 27-32.

34. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat deze kennelijk is ingericht voor het verwarmen van houders met bloed.

35. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 33 met het kenmerk, dat deze kennelijk is ingericht om in relatie met een operatietafel te 10 worden toegepast.

36. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat deze is ingericht als fysiotherapeutische verwarmingseenheid.

15 Eindhoven, 11 september 1984. 8402790