NL8401178A - De werkonderdruk voor melkinstallaties automatisch regelende klep. - Google Patents

Description

' /

Korte aanduiding: Be werkonderdruk voor melkinstallaties automatisch regelende klep.

Be uitvinding heeft betrekking op een de werkonderdruk voor een melkinstallatie automatisch regelende klep, bij voorkeur voorzien van een voor het toelaten van atmosferische lucht in de onder-drukinstallatie dienende hoofdklep waarvan de stuurkamer, die onder 5 de invloed staat van een gecalibreerde luchtinlaat vanuit de atmosfeer via een door een hulpklep af te sluiten smoorplaats in verbinding staat met de stuurkamer van de hulpklep, waarbij de stuurkamer van de hulpklep is verbonden met het leidingssysteem waarin de werkonderdruk heerst.

10 Een dergelijke klep is bijvoorbeeld bekend uit het Buitse octrooischrift 23 63 125. Be gewenste werkonderdruk kan bij deze klep worden ingesteld door het veranderen van de voorspanning van een veer. Baar de werkonderdruk bij het melken moet overeenkomen met in de melktechniek bepaalde eisen moet de instelling ervan bij 15 het in bedrijf stellen van de melkinstallatie worden uitgevoerd door een vakman. Beze instelling van de werkonderdruk mag door de gebruiker van de melkinstallatie niet worden veranderd teneinde de goede werking van de melkinstallatie en de gezondheid der dieren niet in gevaar te brengen. Be ingestelde werkonderdruk wordt dan 20 ook ook bij het spoelen van de melkinstallatie niet veranderd. Het rendement van het spoelen echter is afhankelijk van de doorstroomsnelheid van de reinigingsoplossing en daarmee ook van de hoogte van de onderdruk in de melkinstallatie zodat het gewenst zou zijn bij het spoelen te werken met een verhoogde onderdruk. Op grond 25 hiervan wordt gedeeltelijk gewerkt met twee regelkleppen voor de onderdruk waarvan er een is ingesteld op de onderdruk voor het melken en de andere op een hogere onderdruk voor het spoelen. Het omschakelen van de ene klep naar de andere kan zowel met de hand als automatisch worden uitgevoerd. Be aanwezigheid van de tweede 30 klep echter maakt de installatie gecompliceerder.

Be uitvinding beoogt een de werkonderdruk voor melkinstalla-ties automatisch regelende klep te verschaffen die zonder verandering van de voor het melken ingestelde werkonderdruk op eenvoudige wijze kan worden omgeschakeld op een hogere onderdruk voor het 8401178 - 2 - spoelen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de stuurkamer van de hoofdklep is voorzien van een extra gecalibreerde luchtinlaat die kan worden afgesloten.

5 Dit doel kan ook worden bereikt doordat de stuurkamer van de hulpklep is voorzien van een gecalibreerde luchtinlaat die kan worden afgesloten.

Door het openen van de naar de stuurkamer van de hoofdklep leidende extra luchtinlaat wordt de in de stuurkamer heersende 10 onderdruk verlaagd. De daarmee gepaard gaande smoring van de toevoer van atmosferische lucht in de onderdrukinstallatie leidt tot een toename van de daar heersende onderdruk.

Het toelaten van atmosferische lucht in de stuurkamer van de hulpklep leidt daarin tot een afname van de onderdruk en daarmee 15 tot een smoring van de verbinding tussen de beide stuurkamers.

Daarmee wordt minder lucht uit de stuurkamer van de hoofdklep afgezogen zodat de daar heersende onderdruk eveneens daalt met het bovengenoemde effekt.

Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden toegelicht 20 aan de hand van de figuren.

Fig, 1 toont een onderdruk-regelklep met een extra luchtinlaat in de stuurkamer van de hoofdklep;

Fig. 2 toont de luchtinlaat in kombinatie met een met de hand te bedienen afsluitkraan; 25 Fig. 3 toont een onderdruk-regelklep met een luchtinlaat in de stuurkamer voor de hulpklep.

Met het verwijzingscijfer 1 is de onder onderdruk staande leiding aangegeven waarvan het deel 2 gaat naar de onderdrukpomp en het deel 3 naar de verbruikers die bestaan uit de direkt daaraan 30 aangesloten pulsatoren en de indirekt daaraan aangesloten melkwerk-tuigen. Het onderste deel van het klephuis 4 met de luchtinlaat-opening 5 is vastgeschroefd aan de onderdrukleiding 1. Het de lucht-inlaatopening 5 sturend kleplichaam 6 draagt een belastingsgewicht 7 en is verbonden met het membraan 8 van de eigenlijke stuurklep.

35 De kamer 9 staat in verbinding met de buitenlucht. De stuurkamer 10 van de hoofdklep 11 staat tijdens bedrijf via het kanaal 12, de 8401178 - 3 - smoorplaats 13 van de hulpklep 14* de boringen 15 in de kap 16 en de leiding 17 in verbinding met het onder de werkonderdruk staand leidingdeel 3.

Door een luchtfilter 18 stroomt atmosferische lucht binnen in 5 de kamer 19 die via een of meer gecalibreerde boringen 20 is verbonden met de stuurkamer 10. Bovendien staat de kamer 19 via grotere boringen 21 in verbinding met de kamer 22 van de hulpklep 4 zodat in deze kamer steeds de volle atmosferische druk heerst. De stuurkamer 23 van de hulpklep is via de leiding 17 verbonden met de 10 onder de heersende werkonderdruk staande leiding 3· De op het membraan 24 van de hulpklep steunende kap 16 staat onder invloed van de kracht van een veer 25 die werkt in de sluitzin, en waarvan de spanning kan worden ingesteld door de schroef 26 en de veerschotel 27 en die via de kartelmoer 28 in de ingestelde stand wordt gehou-15 den. Daarmee wordt tegelijk ook de gewenste werkonderdruk ingesteld. Met het verwijzingscijfer 29 is aangegeven een vacuummeter en met 30 het kleplichaam van de hulpklep 14. De stuurkamer 10 is voorzien van een extra gecalibreerde luchtinlaat 31 die door een kap 32 is afgesloten.

20 De klep werkt als volgt:

In de niet werkende toestand van de melkinstallatie heerst in de kamers 9» 10, 22 en 23 de atmosferische druk. De kleplichamen 6 en 30 rusten door de aanwezigheid van het in de sluitzin werkend belastinggewicht 7 respektievelijk de in de sluitzin werkende veer 25 25 op de respektievelijke zitting.

Na het inschakelen van de vacuumpomp zonder aansluiting van verbruikers stelt zich in de leidingen 1, 2 en 3 en via de leiding 17 ook in de stuurkamer 23 van de hulpklep de volle werkonderdruk in.

30 Het aan de onderzijde nog steeds onder de invloed van de atmosferische lucht staande membraan 24 heft tegen de veerkracht in de kap 16 op tot de gewenste werkonderdruk is bereikt. Daarbij wordt uit de stuurkamer 10 van de hoofdklep 11 via de boring 12, de boringen 15 en de leiding 17 lucht afgezogen. Tegelijk stroomt door 35 de gecalibreerde boring 20 atmosferische lucht toe naar de stuurkamer 10 zodat zich daar een van de werkonderdruk afwijkende, 8401178 - 4 - lagere, stuuronderdruk gaat optouwen. Wanneer de installatie door verbruikers wordt belast daalt de werkonderdruk enigszins en het kleplichaam 30 van de hulpklep 14 wordt door de druk van de veer 25 sterker gesmoord. In de stuurkamer 10 daalt de stuuronderdruk even-5 eens enigszins en de hoofdklep 11 wordt dienovereenkomstig verder gesloten.

Voor het begin van het spoelen wordt de kap 32 van de luchtinlaat 31 verwijderd zodat atmosferische lucht in de stuurkamer 10 stroomt en de daar heersende onderdruk reduceert. Daardoor daalt 10 het ventiellichaam 6 en smoort de luchtinlaatopening 5 waardoor de onderdruk in de leiding 1 toeneemt.

Na het spoelen wordt de kap 32 weer op de luchtinlaat 31 geschoven en daarmee wordt de werkonderdruk voor het melken opnieuw ingesteld.

15 Pig. 2 verduidelijkt de toepassing van een met de hand te be dienen afsluitklep 33 in plaats van de klep 32 waardoor het gebruik nog wordt vereenvoudigd.

Volgens fig. 3 is de luchtinlaat 331 verbonden met de stuurkamer 23 van de hulpklep 4· Het toelaten van atmosferische lucht 20 bewerkstelligt een daling van de onderdruk in de stuurkamer 23 en daarmee het omlaag bewegen van het kleplichaam 30, gepaard gaande met een sterkere smoring van het kanaal 12. Dit leidt eveneens tot een verlaging van de onderdruk in de stuurkamer 10 en daarmee tot een verhoging van de onderdruk in de leiding 1. De onderdrukaanslui-25 ting 34 van de stuurkamer 23 is uitgevoerd met een gecalibreerde boring 35 om een voldoend grote onderdrukreducering te bereiken. In plaats van een kap is voor het openen van de luchtinlaat 331 een op afstand bedienbare automatische klep 36 aangebracht die door de spoelautomaat 37 bij het begin van het spoelen wordt geopend. Daar-30 mee is een foutieve bediening der installatie uitgesloten. De luchtinlaat 331 kan ook zijn uitgevoerd met een uitwisselbare smoor-plaats 38 die is uitgevoerd met een gecalibreerde boring. Daardoor kan de gewenste onderdruk voor het spoelen gemakkelijk op de heersende omstandigheden in de installatie worden ingesteld. Een derge-35 lijke instelling zou ook mogelijk zijn met een niet getekende naald-klep die als toevoeging van de afsluitmogelijkheid van de lucht- 8401178 - 5 - inlaat 331 kan zijn aangebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot toepassing bij een servo-gestuurde onderdruk-regelklep met hoofd- en hulpklep doch kan met gelijke werking worden toegepast bij eenvoudige, niet servogestuur-5 de onderdruk-regelkleppen met membranen.

8401178

Claims (7)

1. De werkonderdruk voor een melkinstallatie automatisch regelende klep, bij voorkeur voorzien van een voor het toelaten van atmosferische lucht in de onderdrukinstallatie dienende hoofdklep waarvan de stuurkamer die staat onder invloed van een gecalibreer- 5 de luchtinlaat vanuit de atmosfeer via een door een hulpklep afsluitbare smooropening in verbinding staat met de stuurkamer van de hulpklep, en waarbij de stuurkamer van de hulpklep is verbonden met het leidingsysteem waarin de werkonderdruk heerst, met het kenmerk, dat de stuurkamer (10) van de hoofdklep (11) is voor-10 zien van een extra afsluitbare gecalibreerde luchtinlaat (31).

2. De werkonderdruk voor een melkinstallatie automatisch regelende klep, bij voorkeur voorzien van een voor het toelaten van atmosferische lucht in de onderdrukinstallatie dienende hoofdklep waarvan de stuurkamer die staat onder invloed van een gecalibreer- 15 de luchtinlaat vanuit de atmosfeer via een door een hulpklep afsluitbare smooropening in verbinding staat met de stuurkamer van de hulpklep, en waarbij de stuurkamer van de hulpklep is verbonden met het leidingsysteem waarin de werkonderdruk heerst, met het kenmerk, dat de stuurkamer (23) van de hulpklep (11) is voor-20 zien van een afsluitbare gecalibreerde luchtinlaat (33l).

3· Onderdruk-regelklep volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat in de gecalibreerde luchtinlaat (31, 331) een uitwisselbaar mondstuk (38) is aangebracht.

4· Onderdruk-regelklep volgens conclusie 1 en 2,met het 25 kenmerk, dat de luchtinlaat (31, 331) is afgesloten door een kap (32).

5· Onderdruk-regelklep volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de luchtinlaat (31, 331) wordt afgesloten door een met de hand te bedienen afsluitkraan (33).

6. Onderdruk-regelklep volgens conclusie 1 en 2,met het kenmerk, dat de luchtinlaat (31, 331) wordt afgesloten door een op afstand te bedienen automatische klep (36).

7· Onderdruk-regelklep volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat het omschakelen van de automatische klep (36) 8401178 - 7 - automatisch wordt uitgevoerd bij het inschakelen van het spoel-proces door de spoelautomaat (37)· 8401178