NL8400321A - Functiegenererend stelsel. - Google Patents

Description

N.0.32268 1

Functiegenererend stelsel.

De uitvinding heeft betrekking op een door geluid geactiveerd besturing s stel setL en in het bijzonder op een stelsel van dit type dat zowel kan worden geprogrammeerd als geactiveerd door spraaksignalen.

Als een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt deze 5 toegelicht als toepassing op het opwekken van een belsignaal in een te-lefoonstelsel, echter is het duidelijk dat het stelsel kan worden gebruikt voor het activeren van elke gewenste functie die elektrisch wordt bestuurd door toepassing van een geprogrammeerde code.

Wanneer het stelsel met een telefoonleiding wordt verbonden, wordt 10 een telefoontoestel daarop aangesloten. Door het bedienen van een schakelaar kan het stelsel in een invoermode worden gebracht, waarin een getal in een geheugen kan worden geprogrammeerd. Daarna zal door het brengen van de schakelaar In een aan-mode, elke telefoonoproep die binnenkomt, niet een belsignaal in de telefoon of het telefoontoestel ver-15 oorzaken, maar zal daarentegen het spraakactivatiestelsel starten. Indien door middel van het spraakactivatiestelsel dezelfde cijfers die vooraf zijn ingevoerd, weer worden ingevoerd, zal een aankondiging of belsignaal door het stelsel worden opgewekt. De getallen worden door spraak of met de hand ingevoerd, waardoor in plaats van een belsignaal 20 de oproeper een herhaling van getallen, zoals een, twee, drie, vier enzovoort horen. Door elk geluid dat na de cijfers volgt, zal de bepaalde digitale waarde moeten worden ingevoerd. Zoals hierboven is vermeld wordt indien de op deze wijze ingevoerde cijfers overeenkomen met de vooraf ingevoerde cijfers tijdens de invoermode, een aankondiging of 25 belsignaal opgewekt. Een onderbrekingsschakelaar is ook aanwezig om de inrichting aan en uit te schakelen. In de uit-mode zal de telefoon op normale wijze bellen. De twee schakelaars kunnen tot een enkele schakelaar met drie standen worden gecombineerd.

De uitvinding heeft daarom ten doel te voorzien in een eenvoudig, 30 door spraak bediend besturingsstelsel voor het elektrisch besturen van de functiegenererende middelen.

Een andere doelstelling van de uitvinding is de toepassing van het hierboven genoemde stelsel in een telefoonstelsel.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van 35 de tekeningen. In de tekeningen toont:

Figuur 1 een schema van de invoerketen.

Figuur 2 een schema van de logische schakeling die de aankondiging- of belketen bevat, waarbij de schakelaar in de aan-stand is.

8400321 ‘ï 2

Figuur 3 een schema van de logische schakeling die de aankondiging - of belketen bevat, waarbij de schakelaar in de aan-stand is.

Figuur 4 een schema van de telefoonketen.

Met verwijzing naar de figuren van de tekening, waarin gelijke 5 verwijzingstekens betrekking hebben op gelijke onderdelen, is in figuur 1 een stelsel getoond, dat als geheel met 10 is aangegeven en twee klemmen bevat, die zijn aangegeven met A respectievelijk B. Een schakelaar 11 is aanwezig voor het aansluiten of scheiden van het stelsel op respectievelijk van de telefoon.

10 Wanneer de schakelaar 11 het stelsel met de telefoon verbindt, wordt dit stelsel indien een weksignaal tussen de A-draad en de B-draad verschijnt, wordt de wisselstroomcomponent via een condensator 12 en na gelijkrichting door de bruggelijkrichter 14, 16, 18, 20 gekoppeld met het relais 22 dat daardoor wordt, bekrachtigd. Via de contacten van het 15 relais 22 wordt het relais 24 bekrachtigd.

De contacten van het relais 24 hebben verscheidene effecten: (1) deze vergrendelen elektrisch het relais 24, zodat deze bekrachtigd blijft gedurende de tijdsperiode dat het relais 26 bekrachtigd is; 20 (2) deze sluiten de inductor 28 van de transformator tussen de A-draad en de B-draad aan, waardoor een opgelegde haaktoestand wordt' veroorzaakt en in deze toestand belt de telefoon niet; (3) deze bekrachtigen het relais 26, zodat het telefoontoestel zelf in plaats van tussen de A-draad en de B-draad wordt verbonden met 25 een voedingsinrichting via de weerstand 30 (in figuur 4 getoond), zodanig dat de leiding 32 (figuur 4) aardpotentiaal heeft, tenzij de haak van de hoorn wordt genomen, op welk moment de leiding 32 positief wordt; (4) deze zijn verbonden met de weerstand 34 (in figuur 2 getoond) 30 teneinde een van de ingangen van de poort 36 (zie figuur 2) op een positieve, waarde (of een logische waarde 1) te brengen.

De leiding 38 is op een logisch niveau 0, zodat klokimpulsen uit een generator die via de leiding 42 worden toegevoerd, door de poort 36 worden doorgeschakeld naar de teller 44. Een condensator 45 is op het 35 verbindingspunt van het relais 24 en de poort 36 aangesloten.

De teller 44 is met een monostabiele trekker 46 verbonden. De mo-nostabiele trekker 46 levert een impuls die korter is dan de tijdsduur tussen de impulsen die uit de teller 44 aan de monostabiele trekker 46 worden toegevoerd.

40 Het uitgangssignaal van de monostabiele trekker 46 wordt toege- 84 0 0 3 2 f 3 y ·« voerd aan een synthese-inrichting 48 die op basis van het programma in de ROM 50 van de synthese-inrichting synthetische spraak opwekt, die een getal, zoals "1" voorstelt. Bovendien wordt het uitgangssignaal van de synthese-inrichting via de leiding 53 met de transformator 54 (zie 5 figuur 1) gekoppeld en daarna via de condensator 56, de gesloten contacten van de schakelaar 58 en de gesloten contacten van het relais 24 toegevoerd aan de A-draad en B-draad van de telefoonleiding, waardoor de oproeper de synthetische spraak, bijvoorbeeld het getal "1” hoort.

Uit hetgeen hierboven is'opgemerkt, blijkt dat er een geluidweg is 10 opgebouwd tussen de A-draad en de B-draad en de leiding 53 die in elke richting werkt. Op deze wijze verbindt wanneer de impuls uit de mono-stabiele trekker 46 eindigt, de schakelaar 52 de leiding 53 via de versterker 60 met een automatische versterkingsregeleenheid 62 en via deze met de drempelwaardedetector 64, zodat indien de oproeper geluid maakt, 15 dit zal worden versterkt en de drempelwaardedetector 64 in werking zal stellen. De teller 66 is thans in een teruggestelde toestand, zodat de leiding 38 zich op een logisch niveau 0 bevindt en de schakelaar 68 de uitgang van de drempelwaardedetector 64 met de klökingang van het gege-vensregister 70 verbindt. De resterende uitgangssignalen van de teller 20 44 stellen in digitale vorm het getal voor dat uitgesproken was en zijn via de leiding 72 gekoppeld met de gegeven singang van het gegevensre-gister 70.

Op de hierboven beschreven wijze zal indien een geluid door een oproeper wordt gemaakt, dat de drempelwaardedetector 64 in werking 25 stelt, het gegevensregister 70 de gegevensvoorstelling uit de teller 44 opslaan. Indien de oproeper geen geluid maakt, zullen geen gegevens in het gegevensregister 70 worden ingevoerd. In elk geval zal wanneer de volgende klokimpuls optreedt, de telling van de teller 44 met 1 worden verhoogd voor de gegevensleiding en de monostabiele trekker 46, waar-30 door de synthese-inrichting weer een getal afgeeft, zoals "2”, dat het volgende getal in de reeks is. Indien de oproeper weer een geluid maakt, zal door de drempelwaardedetector 64 het gegevensuitgangssignaal van de teller 44 aan het gegevensregister 70 worden toegevoerd. De teller 66 telt het aantal impulsen dat door de drempelwaardedetector 64 35 wordt opgewekt.

Wanneer de teller 66 drie impulsen heeft geteld, zal de poort 74 een positief uitgangssignaal leveren, dat de poort 36 via de leiding 38 blokkeert, zodat geen klokimpulsen meer aan de teller 44 kunnen worden toegevoerd. Ook wordt de schakelaar 68 via de leiding 38 in een andere 40 stand gebracht, zodat de klokimpulsen voor het gegevensregister thans 8400321 ^ V 5 4 via de poort 76 worden bestuurd. Op deze wijze worden klokimpulsen gebruikt in plaats van impulsen uit de drempelwaardedeteetor 64 en deze worden via de poort 76 naar de leiding 78 doorgeschakeld en worden via de schakelaar 68 aan de klokingang van het gegevensregister 70 toege-5 voerd. De klokimpulsen op de leiding 78 worden ook door de teller 80 geteld, totdat de teller 80 drie klokimpulsen heeft geteld, op welk moment de poort 82 een uitgangssignaal met een logische waarde 1 levert, dat de teller 66 terugstelt, die de schakeling volgens figuur 2 naar zijn begintoestand terugbrengt.

10 Indien de schakelaar 58 in de aan-toestand is, zoals in figuur 3 is getoond, worden de impulsen op de leiding 78 toegevoerd aan het gegevensregister 84. Wanneer de impulsen op de klokingang van het gegevensregister 84 verschijnen, verschijnen vooraf opgeslagen cijfers op de uitgang van het gegevensregister 84 en worden via de schakelaar 58 15 teruggevoerd, zodat nadat drie impulsen op de klokingang van het gegevensregister 84 verschijnen, het gegevensregister 84 dezelfde gegevens in dezelfde orde als voorafgaand aan de impulsen bevat. Echter worden de gegevens die in het gegevensregister 70 zijn opgeslagen, op de leiding 86 door middel van klokimpulsen uitgevoerd, zodat de uitgangssig-20 nalen van de gegevensregisters 70 en 84 door middelvan de EN-poorten 88 met elkaar kunnen worden vergeleken, waarvan de uitgangssignalen in de 0F-poort 90 worden gecombineerd. Indien de uitgangssignalen van de gegevensregisters 70 en 84 niet gelijk zijn, zal het uitgangssignaal van de poort 90 een logische waarde 1 aannemen. De klokimpulsen die over 25 de leiding 92 worden overgedragen, worden zodanig verspreid, dat deze optreden tijdens maar niet overlappend met het begin en einde van de regelmatige klokimpulsen die bij 94 op de leiding 78 verschijnen. Indien het uitgangssignaal van de poort 90 een logische waarde 1 heeft, zullen de klokimpulsen via de leiding 92 het uitgangssignaal van de 30 poort 90 positief maken, waardoor via de poort 97 de flip-flop 96 wordt ingesteld. Indien beide uitgangssignalen van de gegevensregisters 70 en 84 met elkaar overeenkomen, zal de flip-flop 96 niet worden ingesteld, zodat het uitgangssignaal van de flip-flop 96 een logische waarde 0 zal hebben, wanneer het uitgangssignaal van de poort 90 een logische waarde 35 1 heeft als gevolg van het feit dat de teller 80 tot drie telt. De lei ding 98 die nu op een logisch niveau 1 komt, start de monostabiele trekker 100. Indien de flip-flop 96 niet is ingesteld, zal wanneer de monostabiele trekker 100 aan de uitgang op een logisch niveau 1 komt, de poort 102 op de uitgang een logisch niveau 1 krijgen, waardoor de 40 flip-flop 104 wordt ingesteld. Het uitgangssignaal van de flip-flop 104 8400321 5 bestuurt een signaalgenerator 106 van standaard type, cm bijvoorbeeld een belsignaal op te wekken. Bovendien start de flip-flop 104 een mono-stabiele trekker 108 waarvan de tijdsduur bepaalt hoelang de signaalgenerator zal werken. Wanneer de monostabiele trekker 108 een vertraagd 5 uitgangssignaal levert, dat door de poort 110 wordt doorgeschakeld, wordt het relais 26 bekrachtigd, dat zoals eerder opgemerkt, het relais 24 doet afvallen, waardoor het stelsel van figuur 1 in zijn oorspronker-lijke toestand terugkeert. Bovendien stelt het uitgangssignaal van de poort 110 de flip-flop 96 terug, waarbij deze in zijn oorspronkelijke 10 toestand wordt gebracht, welke poort eveneens de flip-flop 104 terugstelt on de signaalgenerator uit te schakelen.

Wanneer de leiding 98 een logisch niveau 1 heeft, wordt indien de flip-flop 96 is ingesteld, de poort 102 geblokkeerd en kan de flip-flop 104 niet instellen en in plaats dat de poort wordt bestuurd om een sig-15 naai met een logische waarde 1 aan de poort 112 toe te voeren, zodat het relais 26 onmiddellijk wordt bekrachtigd, geeft deze het relais 24 vrij en stelt de flip-flops 96 en 104 terug.

Wanneer een geluidssignaal dat op een cijfer volgt, de drempel-waardedetector 64 in de werktoestand brengt, bestuurt het uitgangssig-20 naai .van de drempelwaardedetector 64 bovendien de oscillator 114 om een geluidssignaal aan de leiding 53 toe te voeren, dat naar de oproeper wordt teruggevoerd als indicatie dat het geluidssignaal van de oproeper is gedetecteerd.

Indien gedurende de tijdsduur dat de signaalgenerator een geluid-25 ssignaal afgeeft, omdat de flip-flop 104 is ingesteld, het telefoontoestel dat in figuur 4 als verbonden is getoond, in de opgenomen haak-toestand komt, zullen de leidingen 116 en 32 zodanig worden aangesloten, dat de leiding 32 op een logisch niveau 1 komt. De leiding 32 wordt ook verbonden met de poort 110 die het relais 36 bestuurt en de 30 flip-flops 96 en 104 terugstelt, waardoor alle Inrichtingen in hun oorspronkelijke toestand terugkeren, waarbij het relais 26 wordt vrijgegeven, zodat het telefoontoestel met de A-draad en B-draad wordt verbonden.

Om het oorspronkelijke getal dat moet worden vergeleken, in het 35 gegevensregister 84 in te voeren, wordt de schakelaar 58 in de stand gebracht die tegengesteld is aan de getoonde. De contacten van de schakelaar verbinden de serieschakeling van de transformator 54 en de condensator 56 met de leidingen 32 en 116. Door bediening van de schakelaar wordt het relais 26 bekrachtigd, zodat het telefoontoestel met de 40 leidingen 32 en 116 wordt verbonden. Het telefoontoestel wordt gevoed 84 0 0 32 f Τ' ' τ 6 door een spanningsbron die met de leiding 116 is verbonden, echter wordt de stroom die als gevolg van de spanning door de telefoon stroomt, begrensd door de weerstand 30. Op deze wijze wordt het geluidssignaal in elke richting tussen het telefoontoestel, via de lei-5 dingen 32 en 116, de condensator 56 en de transformator 54 op de leiding 53 aangesloten. Volgens figuur 3 verbindt de schakelaar 58 bovendien de uitgang van het gegevensregister 70 met de ingang van het gege-vensregister 84.

De cijfers worden in het gegevensregister 70 opgeslagen door mid-10 del van de hierboven beschreven werkwijze, waarbij de teller 44, de synthese-inrichting 50, de drempelwaardedetector 64 en de diverse toebehoren worden toegepast, zoals hierboven is beschreven. Wanneer de teller 66 tot drie telt, waardoor de op de uitgang van de poort 74 aangesloten leiding 38 een logisch niveau 1 krijgt en waardoor via de 15 poort 76 de klokimpulsen op de leiding 78 optreden, brengen de klokimr pulsen echter de inhoud van het gegevensregister 70 over in het gegevensregister 84. Op deze wijze wordt een getal in het gegevensregister ' 84 opgeslagen voor de latere vergelijking met een nieuw getal in het gegevensregister 70, wanneer de schakelaar 58 zich in de stand bevindt, 20 die in de diverse figuren is getoond. Het gegevensregister 84 kan een aantal malen worden gedupliceerd, zodat voor de vergelijking meer dan een getal kan worden opgeslagen.

De uitvinding is hierboven beschreven aan de hand van spraaksignalen. Echter is elk type geluidssignaal voldoende. In feite behoeven de 25 geluidssignalen zelfs niet akoestisch te zijn, maar kunnen in de vorm van elektrische signalen worden toegepast. De term "geluidssignaal" wordt daarom hier en in de conclusies gebruikt in de breedste betekenis. Hoewel de term"cijfers" wordt gebruikt, kan ook elk type symbool worden toegepast, dat geschikt is.

30 Zoals uit de beschrijving hierboven blijkt, biedt dit stelsel in afwijking van het gewone tonenstelsel een wisselwerking tussen de oproeper en de ontvanger, waardoor er een terugkoppeling wordt toegepast.

De enige benodigde acties zijn het opwekken van geluidssignalen in de vorm van cijfers of andere symbolen aan het ontvangeinde en de ant-35 woordcijfers of andere symbolen aan het oproepeinde. Hierdoor is het stelsel volledig onafhankelijk van druktoetsen of kiesschijven. In feite is het mogelijk om het gebruik van deze toetsen of kiesschijven niet slechts aan de oproep- en ontvangtoestellen zelf weg te laten, maar zelfs in de centrales, waar zelfs niet een bedieningspersoon nodig zou 40 zijn, omdat de spraak of ander geluidssignaal aan het oproepeinde het 8400321 7 stelsel direct zal starten, zoals in het geval van het bedienen van drüktoetsen of kiesschijven. De vermindering van de ingewikkeldheid en kosten van niet slechts de toestellen, maar van het gehele stelsel is duidelijk.

5 Het decoderen kan de vorm aannemen van het eenmaal doorlopen van de cijfers "1" tot en met "9" ("decoderen met enkelvoudig doorlopen" genoemd) waarna de decodeerinrichting de bedoelde code zou kunnen bepalen. Bijvoorbeeld zouden bruikbare codes kunnen bestaan uit een enkel cijfer "1" tot en met "9", maar zal ook kunnen bestaan uit diverse comr 10 binaties van twee cijfers, drie cijfers, vier cijfers enzovoort. De e-nige beperking zou zijn dat lagere getallen aan hogere getallen moeten voorafgaan en dat geen getal zou kunnen worden herhaald. Er zou dus geen code zoals bijvoorbeeld "554" kunnen zijn. Daarom zou er dus slechts een mogelijke uit negen cijfers bestaande code bestaan, name-15 lijk "123456789". Er zijn 255 mogelijke codes uit een, twee, drie en vier cijfers, waarbij de decodering met enkelvoudig doorlopen wordt toegepast, echter zouden er uiteraard meer mogelijkheden kunnen zijn, indien codes uit vijf, zes, zeven, acht en negen cijfers tot het deco-deerstelsel zouden behoren.

20 De decodering kan ook de vorm aannemen van het elk aantal malen (decodering met x maal doorlopen) doorlopen van de cijfers "1" tot en met "9", of "0" tot en met "9", echter zou slechts een getal kunnen worden gedecodeerd bij elke maal dat de cijfers worden doorlopen. Indien de code zou bestaan uit een getal van drie cijfers, bijvoorbeeld 25 "356", zou een decoderen met drie maal doorlopen worden toegepast; wanneer voor de eerste maal de cijfers van ”0" tot en met "9" wordt doorlopen, zou de oproeper slechts reageren met een geluidresponsie op het getal "3" en stil hLijven volgend op de aankondiging van de andere getallen. Dezelfde procedure zou voor de getallen "5" en "6” bij het 30 voor de tweede maal en derde maal passeren worden gevolgd. Bij deze methode is elke combinatie van cijfers mogelijk, dat wil zeggen dat zij kunnen worden herhaald of in elke volgorde kunnen volgen. In feite zou indien de decodering met drievoudig passeren zou worden toegepast om een getal uit drie cijfers te detecteren, zou de eerste passering be-35 doeld zijn voor het detecteren van de waarden van de honderdtallen, de tweede passering voor de waarde van de tientallen en de derde passering voor de waarde van de eenheden.

Bij elke mogelijke decoderingsmethode behoeven de gebruikte getallen niet noodzakelijkerwijze te bestaan uit alle negen cijfers (of tien 40 cijfers indien "0" is inbegrepen). Bijvoorbeeld kunnen slechts vier 84 0 0 32 1

V

V

v 8 cijfers worden gebruikt, zoals "1", "2”, "3" en ”4" en dus elke combinatie daarvan. Wanneer een decodering met enkelvoudige passering zou worden toegepast, zijn er vijftien mogelijke codes. Indien de positie-waardemethode van decoderen zou worden toegepast, zoals bijvoorbeeld 5 decodering met drie maal passeren, zouden de cijfersl, 2, 3 en 4 in elke volgorde kunnen worden gebruikt, echter zal geen getal groter dan 444 kunnen worden gebruikt en elke code met een cijfer hoger dan een "4" zal worden verworpen.

Tenslotte heeft elke decoderingsmethode zijn voordelen en nadelen. 10 Voor de decodering met enkelvoudig passeren is minder tijd nodig voor het decoderen, echter zijn de coderingsmogelijkheden enigszins beperkt. Een decodering met de dubbele, drievoudige of zelfs viervoudige passering zou uiteraard meer tijd In beslag nemen, echter zouden de coderingsmogelijkheden sterk worden uitgebreid.

15 Kort samengevat zou wanneer een cijfer door de decodeerinrichting wordt geaccepteerd, deze de oproeper de ontvangst van het cijfer kunnen mededelen via een acceptatiesignaal, zoals een piep, een toon of het cijfer zelf enzovoort.

Nadat het laatste cijfer van een code door de decodeerinrichting 20 is geaccepteerd, kan een voorziening worden getroffen, door middel waarvan de decodeerinrichting aan de oproeper kan terugmelden dat de gehele code is ontvangen. Indien een uit drie cijfers bestaande code zou worden toegepast, bijvoorbeeld' "356”, zou nadat de oproeper op de melding van het cijfer "6" zou hebben gereageerd en dit cijfer door de 25 decodeerinrichting zou zijn geaccepteerd, deze decodeerinrichting het getal ”356" aan de oproeper kunnen terugmelden.

De werkelijke werking van de decodeerinrichting behoeft niet noodzakelijkerwijze te worden beperkt tot hetzij een decodeerinrichting met enkelvoudig passeren of een decodeerinrichting met meervoudig passeren, 30 maar kan worden uitgebreid tot een combinatie van beide. De decodeerinrichting kan bijvoorbeeld worden ontworpen als een decodeerinrichting met drievoudig passeren, maar meer dan een, indien niet alle, cijfers kunnen -bij een passering worden gedecodeerd. Indien bijvoorbeeld de uit drie cijfers bestaande code "241" zou zijn, zou de oproeper kunnen rea-35 geren na de melding van "2" en "4" bij de eerste passering en daarna op "1" bij de tweede passering (hij zou niet kunnen reageren op "1" bij de eerste passering). De oproeper zou echter de mogelijkheid kunnen hebben te wachten op de derde passering om op "1" te reageren; dit zou het geval kunnen zijn indien de decodeerinrichting de reactie van de oproeper 40 niet "hoort" of in wezen "accepteert".

8400321

Claims (9)

1. 2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voltooi— ingssignalering bestaat uit het uitzenden van het gehele geluidpatroon van de ontvanginrichting naar de zendinrichting volgende op het uitzenden van het laatste van de opeenvolgende geluidssignalen vanuit de 25 zendinrichting*
2. 3. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stelsel een radiotelefoonnetwerk omvat, waarbij de ontvang- en zendinrichtingen telefoontoestellen zijn met indicatiemiddelen om een indicatie van een oproep te leveren, waarbij de opgewekte functie het bedienen van de 3. ind icati emiddelen is.
3. 4. Stelsel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de indicatiemiddelen worden gevormd door een telefoonbel.
4. 5. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitgesproken geluidpa tronen die in het geheugen zijn geprogrammeerd en door de 35 zendinrichting worden uitgezonden, akoestische geluiden zijn.
5. 6. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitgesproken geluidpatronen die in het geheugen zijn geprogrammeerd en door de zendinrichting worden uitgezonden, de vorm hebben van elektrische signalen.
6. 7. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitgespro- 84 0 0 3 2 f ^ Λ, ken geluld patronen die in het geheugen zijn geprogrammeerd en door de zendinrichting worden uitgezonden, spraak voorstellen.
7. 8. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opeenvolgende geluidsignalen van het bevestigingsgeluidssignaal en van het ge*· 5 luidpatroon uit de zendinrichting, uitgesproken cijfers zijn.
8. 9. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geheugen een aantal uitgesproken geluidpatronen bevat.
9. 10. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat middelen in de ontvanginrichting aanwezig zijn om een voltooiingssignaal naar de 10 zendinrichting uit te zenden bij ontvangst van het volledige uitgesproken geluidpatroon uit de zendinrichting. ******** / 8400321