NL8400214A - Aan een trekker bevestigbare, verrijdbare looftrekinrichting. - Google Patents

Description

* -* VO 6053

Titel: Aan een trekker bevestigbare, verrijdbare looftrekinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een aan een trekker bevestigbare, verrijdbare looftrekinrichting, in het bijzonder voor aardappelloof, voorzien van een of meer paren samenwerkende, in onderling tegengestelde richting roteerbare, radiaal-elastische eerste resp.

5 tweede trekrollen waarvan de afzonderlijke hartlijnen, liggende in aan de rijrichting evenwijdige vertikale vlakken, onderling evenwijdig zijn opgesteld, alsmede met het aandrijfmechanisme van de trekker te verbinden aandrijfmiddelen voor rotatie van de trekrollen.

Een dergelijke looftrekinrichting is algemeen bekend en kan 10 een- of meer-rijig zijn uitgevoerd, dat wil zeggen zijn uigerust met een of meer paren trekrollen waardoor in éën arbeidsgang één of gelijktijdig meer rijen gewas van het loof kan worden ontdaan. In het geval van aardappel verbouw waarbij het gewas op ruggen in rijen naast elkaar wordt geteeld, is de êên- of meer-rijige looftrekin-15 richting doelmatig tevens voorzien van even zoveel naast elkaar opgestelde diabolo-wielen die over de ruggen worden voortbewogen en met behulp waarvan de positie van de paren trekrollen ten opzichte van het aardappel gewas wordt gericht.

De in paren samenwerkende trekrollen zijn in radiale richting 20 gezien elastisch en kunnen bijvoorbeeld zijn samengesteld uit een roteerbare as waaromheen een holle, opblaasbare rubberrol is aangebracht.

De trekrollen worden via de assen, elk afzonderlijk aange-dreven4in onderling tegengestelde richting geroteerd waarbij de assen 25 via een aftakas met het aandrijfmechanisme van de trekker worden gekoppeld.

Na koppeling van de looftrekinrichting aan de trekker, is de positie van de tot een trekrollenpaar behorende trekrollen zodanig, dat zij in de rijrichting gezien schuin naar boven oplopen terwijl 30 de rollen in zijdelingse richting met^hartlijnen dichter bij elkaar opgesteld zijn dan de som van de gemiddelde radiuslengte van de trek- 8400214 'J -* -2- rollen zodat de rubbertrekrollen in de Tangsrichting gezien over een overwegend deel van hun lengte zijn ingedrukt. Aldus wordt er voor gezorgd dat de trekrollen een voldoende klemkracht op het tussen de rollen vastgegrepen loof uitoefenen zodat de loofstengels van de zich 5 in de rug bevindende aardappels worden geschéiden en het losse gewas bovenwaarts wordt weggeslingerd.

Hoewel de bekende looftrekinrichting over het algemeen goed functioneert, is hij met name bij toepassing op velden waarop zich veel stenen bevinden kwetsbaar in die zin, dat de assen van de trek-10 rollen relatief vaak afbreken.

De uitvinding beoogt voor het bovengenoemde bezwaar een oplossing te bieden en een verbeterde looftrekinrichting te verschaffen waarbij geen, althans een sterk .verminderde breukfrekwentie van de trekrolassen optreedt.

15 Volgens de uitvinding wordt daartoe een looftrek inrichting van de in de aanhef vermelde, soort verschaft, die daardoor is gekenmerkt, dat de eerste van de tot het trekrollenpaar behorende trekrol in een vast eerste scharnierpunt roteerbaar met de looftrekinrichting is verbonden; de tweede tot het trekrollenpaar behorende trekrol roteerbaar 20 scharnierend in een tweede scharnierpunt is verbonden met een arm, die roteerbaar via een op afstand van het tweede scharnierpunt daarvan gelegen derde scharnierpunt vast met de looftrekinrichting is verbonden en door tussenkomst van welke arm de tweede trekrol onder invloed van een door een veer teweeggebrachte trekkracht ten opzichte van de eerste 25 trekrol heen-en-terug beweegbaar is, welke arm voorts in een vierde scharnierpunt scharnierend met een stang van een stangenstelsel uit tenminste twee onderling in een vijfde scharnierpunt scharnierende en onder een hoek staande stangen, en via de andere stang van het stangenstelsel in een vast zesde scharnierpunt scharnierend met de looftrekker is verbon-30 den terwijl de tussen de stangen van het stangenstelsel gevormde inspringende hoek buitenwaarts is gekeerd.

Bij voorkeur is de looftrekinrichting volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat de arm een gehoekte arm is, in het hoekgebied waarvan zich het derde scharnierpunt bevindt terwijl respectievelijk het 8400214 φ - -3- tweede en het vierde scharnierpunt in de respectieve einddelen van de benen van de gehoekte arm gelegen zijn, en de tussen de benen van de gehoekte arm gevormde inspringende hoek buitenwaarts is gekeerd.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, die sche-5 matisch een voorkeursuitvoeringsvorm van een trekrollenpaar van de looftrekinrichting weergeeft, nader toegelicht. In de tekening toont figuur 1 schematisch in bovenaanzicht het trekrollenpaar dat via de assen daarvan verbonden is met een kast; .

figuur 2 een doorsnede vojgens de lijn II-II in figuur 1 10 waarbij de naar de rollen gekeerde wand van de kast is weggenomen; figuur 3 het trekrollenpaar in achteraanzicht tijdens normaal bedrijf, en figuur 4 het trekrollenpaar in achteraanzicht in de situatie waarbij de trekrollen een steen hebben gegrepen.

15 In de tekening worden door 1 en 2 de tot een trekrollenpaar behorende trekrollen aangegeven en door 3 de kast waarbinnen zich de verschillende organen bevinden waarmede de werking van de rollen volgens de uitvinding beïnvloedbaar is.

De trekrollen 1 en 2 zijn doelmatig vervaardigd als holle, 20 opblaasbare ballonnen uit rubber waarvan de spanning, dus de indruk-baarheid, instelbaar is en waarbij deze rollen 1 en 2 bevestigd zijn rond de assen 4 en 5.

Voorts zijn de rollen 1 en 2 met de hartlijnen onderling evenwijdig op een zodanig korte afstand van elkaar geplaatst dat zij 25 elkaar over een afstand wederzijds indrukken onder vorming van een gemeenschappelijk raakvlak 15 met voldoende groot oppervlak. Hierdoor wordt bevorderd dat het door de rollen gegrepen en tussen de rollen geleide loof aan weerszijden over een grote lengte van het loof wordt vastgeklemd en bij het uittrekken het loof niet op een bepaalde afstand 30 boven de grond afbreekt,

De trekrol 1 (figuur 2) is via de as 5 op roteerbare wijze met de looftrekinrichting verbonden. Door tussenkomst van de bijbehorende as 4 is de trekrol 2 roteerbaar verbonden met de gehoekte arm 6, die rond het scharnierpunt 7 vast met de looftrekinrichting is verbonden.

8400214 *5- t -4-

Het andere been van de gehoekte arm 6 is in het scharnierpunt 11 verbonden met een stangenstelsel, samengesteld uit de stangen 13 en 14, onderling scharnierend gekoppeld in het scharnierpunt 12 terwijl de stang 14 in het scharnierpunt 8 vast met de looftrekinrichting is ver-5 bonden.

Teneinde er voor te zorgen dat de trekrollen 1 en 2 met voldoende kracht tegen elkaar worden gedrukt zodat de in figuur 1 getoonde stand wordt bereikt, is - schematisch weergegeven - een spiraal -veer 16 onder trekspanning enerzijds verbonden met het scharnierpunt 12 10 en anderzijds bij bevestigingspunt 17 met de kast 3.

De pijl P (figuur 1) geeft de rijrichting aan waarin de looftrekinrichting, achter de trekker gekoppeld, wordt voortgetrokken.

Door de bevestiging van trekrol 2, zoals in figuur 2 is getoond, aan de gehoekte arm 6 die in het scharnierpunt 7 scharnierend 15 met de looftrekinrichting is verbonden, kan de trekrol 2, tegen de spanning van de veer 16 ih, in de..richting van pijl A uitwijken wanneer in die richting een kracht op de trekrol 2 wordt uitgeoefend. Daardoor zal in het scharnierpunt 11 een benedenwaarts gerichte kracht B worden opgeroepen en de stangen 13 en 14 in sterkere mate worden geknikt 20 onder gelijktijdige buitenwaartse verplaatsing van het scharnierpunt 12 in de richting van pijl C,

Wordt de zijdelingse kracht die de trekrol 2 in de richting van de pijl A heeft doen uitwijken, opgeheven, dan zal onder invloed van de trekspanning van de veer 16 de trekrol 2 weer naar de trekrol 1 25 terug worden gedreven tot de in figuur 1 weergegeven positie weer is bereikt,

Naarmate de trekrol 2 verder in de richting van pijl A naar buiten uitwijkt, wordt de benedenwaarts gerichte kracht volgens de pijl B kleiner en omgekeerd, zodat de kracht waarmede de trekrol 2 zijdelings 30 tegen de trekrol 1 wordt gedrukt, het grootst is in de in figuur 1 weergegeven onderlinge positie van de trekrollen.

De trekrollen 1 en 2 bevinden zich tijdens het bedrijven ervan dicht bij het bed of de rug 9 waarop hèt gewas, bijvoorbeeld het aardappel gewas, wordt gekweekt (figuur 3). Via de assen 4 en 5 gekoppeld aan 8400214 -5- de aftakas van de trekker worden de trekrollen 1 en 2 geroteerd in onderling tegengestelde richtingen zoals is aangegeven door de pijlen 0 en R. Het op de rug staande gewas wordt door de draaiende trekrollen 1 en 2 vastgegrepen en van onder naar boven tussen de rollen geleid 5 waarbij op het loof een trekkracht wordt uitgeoefend en dit wordt losgetrokken en bovenwaarts wordt uitgeworpen. Tegelijkertijd wordt de grond van de rug door de rollen 1 en 2 tegengehouden.

In figuur 4 is de situatie weergegeven waarbij de trekrollen een steen hebben gegrepen. De trekrol 2 geeft dan mee en wijkt in 10 figuur 4 naar links,uit. Hoe groter de steen, hoe meer trekrol 2 naar links zal uitwijken hetgeen om de hierboven aangegeven redenen gemakkelijker gaat. Door de weergegeven constructie worden grote stenen dus niet wezenlijker moeilijken verwerkt dan kleinere.

Onder invloed van de roterende rollen 1 en 2 wordt de steen 10 15 tussen de rollen naar boven verplaatst. Naarmate meer van de steen tussen de trekrollen aan de bovenzijde van het raakvlak 15 vrijkomt, zal trekrol 2 onder invloed van de trekspanning van de veer 16 met grotere kracht en snelheid in de richting van trekrol 1 worden gedreven. Hierdoor krijgt de steen 10 bij het verlaten van het raakgebied tussen de trekrollen 1 20 en 2 een uitwerprichting volgens de pijl S en komt daardoor tussen de aardappeVuggen terecht hetgeen met het oog op het latere rooien van de aardappelen een groot voordeel is.

Uiteraard kunnen aan de looftrekinrichting zoals in het vorenstaande beschreven en in de tekening getoond is, wijzigingen worden 25 aangebracht zonder dat men het kader van de uitvinding verlaat.

8400214

Claims (3)

1. Aan een trekker bevestigbare, verrijdbare looftrekinrichting, in het bijzonder voor aardappelloof, voorzien van een of meer paren samenwerkende, in onderling tegengestelde richting roteerbare, radiaal - . elastische eerste resp, tweede trekrollen waarvan de afzonderlijke hart-5 lijnen, liggende in aan de rijrichting evenwijdige vertikale vlakken, onderling evenwijdig zijn opgesteld, alsmede met het aandrijfmechanisme van de trekker te verbinden aandrijfmiddelen voor rotatie van de trekrollen, met het kenmerk, dat de eerste van tot het trek-rollenpaar behorende trekrol in een vast eerste scharnierpunt roteerbaar 10 met de looftrekinrichting is verbonden; de tweede tot het trekrollenpaar behorende trekrol roteerbaar scharnierend in een tweede scharnierpunt is verbonden met een arm die roteerbaar via een op afstand van het tweede scharnierpunt daarvan gelegen derde scharnierpunt vast met de looftrekinrichting is verbonden en door tussenkomst van welke arm de tweede trek-15 rol onder invloed van een door een veer teweeggebrachte trekkracht ten opzichte van de eerste trekrol heen-en-terug beweegbaar is, welke arm voorts in een vierde scharnierpunt scharnierend met een stang van een stangenstelsel uit tenminste twee onderling in een vijfde scharnierpunt scharnierende en onder een hoek staande stangen, en via de andere stang 20 van het stangenstelsel in een vast zesde scharnierpunt scharnierend met de looftrekker is verbonden terwijl de'tussen de stangen van het stangenstelsel gevormde inspringende hoek buitenwaarts is. gekeerd.

2. Looftrekinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de arm een gehoekte arm is, in het hoekgebied waarvan 25 zich het derde scharnierpunt bevindt terwijl respectievelijk het tweede en het vierde scharnierpunt in de respectieve einddelen van de benen van de gehoekte arm gelegen zijn, en de tussen de benen van de gehoekte arm gevormde inspringende hoek buitenwaarts is gekeerd.

3. Looftrekinrichting volgens conclusies 1-2, met het 30. e n m e r k, dat een spiraalveer met een einde daarvan tussen het tweede 8400214 -7- r en derde scharnierpunt met de looftrekinrichting is verbonden en met het andere einde is verbonden met het zich tussen de stangen van het stangenstelsel bevindende vijfde scharnierpunt. r 8400214