NL8400024A - Montageinrichting voor het tuig van een zeilplank. - Google Patents

Description

N/31.842-tM/f.

Montageinrichting voor het tuig van een zeilplank.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het monteren van de mast en de typische dubbele giek f van het tuig van een zeilplank.

Tegenwoordig worden de mast en de giek van een 5 zeilplank gewoonlijk verbonden door een koord. Het koord wordt bevestigd aan de mast door een knoop, die dient om het axiaal glijden van het koord te verhinderen. Het koord gaat een of meer malen om· de mast en in geschikte gaten van de giek. Soms gaat het koord eenvoudigweg door de handgreep van de 10 giek.

Om diverse redenen, in het bijzonder de elasticiteit van de koorden en de invloed van de wrijving van het koord om de mast laat de montage door middel van een koord zoals die tegenwoordig wordt toegepast, niet toe de mast en 15 de giek op een voldoende stevige wijze te verbinden, zoadat de montage niet wordt beïnvloed door de tegengestelde spanning van het gehesen zeil, die de mast en de giek tracht te scheiden. De zweving van de giek, die daarvan het gevolg is, maakt het hanteren van het tuig van de zeilplank minder ge-20 makkelijk.

Men kan dit verschijnsel verminderen door met het koord talrijke slagen om de mast en de kop van de giek te maken. Men kan ook de mast en de giek monteren terwijl deze op de mast geklapt is om een klemspanning te ver-25 krijgen, door hefboomwerking bij het terugbrengen van de giek in zijn normale stand. Deze handeling is moeilijk en wordt afgeraden, daar deze kan leiden tot het breken van de mast.

Deze diverse methoden, zoals ze tegenwoordig 30 worden toegepast, stellen dikwijls problemen aan de talrijke gebruikers, die de koorden en de knopen niet weten te hanteren. Tenslotte moet de montage bij elke verandering van zeil of bij elke verandering van de vastzethoogte van de giek worden losgemaakt, hetgeen talrijke handelingen met zich 35 meebrengt.

Deze nadelen hebben aanleiding gegeven tot verschillende uitvindingen, waarbij verschillende montagetypen zijn voorgesteld.

8400024 -2- ^ 1¾

Een inrichting, zoals die welke is voorgesteld in DE-2816584 vervangt het koord door een metalen band, die wordt gespannen door de zwenking van de giek, te vergelijken met die welke reeds werd toegepast bij een koord.

5 Andere systemen bestaan in het aandrukken van de giek tegen het achtervlak van de mast. De klemkracht wordt dan gegeven door de spanning van het zeil.

Talrijke inrichtingen stellen een mechanische bevestiging voor, waarbij een onderdeel, dat is ver-10 bonden met de kop van de giek of deel uitmaakt van deze laatste wordt opgesloten in een aan de mast bevestigd con-tra-onderdeel, zoals bijvoorbeeld wordt aangegeven door de inrichtingen, die zijn ' · beschreven in: DE 26 03 256 15 · DE 28 35 140 DE 29 22 238 DE 30 46 470

Deze inrichtingen bieden een tamelijk eenvoudige montage van de mast en de giek, maar ze hebben 20 meerdere nadelen. De verplaatsing van het bevestigingspunt is niet gemakkelijk in de inrichtingen, die zijn voorgesteld in DE 26 03 256, DE 28 35 140. De in DE 26 03 256 voorgestelde inrichting houdt geen rekening met het feit, dat de door de giek en de mast gevormde hoek varieert als functie van de 25 hoogte van het bevestigingspunt en de vorm van het zeil.

Meer in het algemeen zijn deze mechanische oplossingen slecht aangepast aan de hoge belastingen,die zij ondergaan, wanneer de giek daarop inwerkt met hefboomwerking, steunend op de mast. Anders moet men speling toelaten en slaagt men er niet 3Q in om de zweving van de giek op te heffen.

Andere inrichtingen nemen hun toevlucht tot het knijpen van de mast door een of meer aan de giek vastzittende onderdelen, die de mast omsluiten met hefboomwerking zoals is voorgesteld in: 35 DE. 28 46 017 DE 30 12 221 DE 30 46 470.

Maar ook daar houden deze oplossingen geen rekening met het' feit, dat de giek en de mast geen rechte 40. hoek. met elkaar maken en dat deze hoek varieert. Ze houden 8400024 .-3- ' - * geen rekening met het feit, dat de mast een conische vorm heeft. Tenslotte zijn ze slecht aangepast aan spanningen/ die worden ondergaan door de giek en aan de invloeden, die daaruit door hefboomwerking voortvloeien. In het geval van 5 DE 30 46 470 wordt tenslotte voorgesteld tegelijk de mast en het zeil vast te knijpen. Dit is dus een oplossing, die een speciaal zeil nodig maakt met een slurf, die zeer smal en waarschijnlijk zeer robuust is om weerstand te bieden aan de spanningen, die deze ondergaat.

10 De tegenwoordig bekende mechanische oplossingen laten evenmin als de oplossingen, die gebruik maken van koorden, het stevig monteren van de mast en de giek toe, zonder het risico van beschadigen van de mast en zonder ingewikkelde knopen te maken. Geen van deze oplos-15 singen maakt het mogelijk de klemspanning van de giek aan de mast te variëren. Geen laat toe het bevestigingspunt van de giek te verplaatsen, zonder het zeil te ontspannen. Tenslotte kan geen van de voorgestelde oplossingen worden gebruikt op bestaand materiaal, dat geen voorzieningen voor 20 dat doel heeft.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding beoogt een montage van de mast en de giek te verschaffen, waarbij de nadelen van de bestaande oplossingen zijn vermeden. Hiertoe is de inrichting volgens de uitvin-25 ding gekenmerkt, doordat deze is voorzien van een eerste deel dat samenwerkt met de mast, een tweede deel, dat samenwerkt met de giek en klemmiddelen, die in de montageinrichting een regelbare spanning tussen deze beide delen kunnen veroorzaken.

30 Deze inrichting is eenvoudig en kan wor den aangepast een een groot deel van het bestaande materiaal. De inrichting maakt het mogelijk de klemspanning te wijzigen, zelfs als het zeil gehesen is. Door de inrichting los te maken, zodat de giek zich verwijdert van de mast, is 35 het mogelijk de hoogte van het bevestigingspunt te wijzigen zonder het zeil te ontspannen. De inrichting maakt tenslotte gebruik van de mechanische eigenschappen van de koorden.

De aangehechte tekening stelt schematisch en bij wijze van voorbeeld drie uitvoeringsvormen van de 40 uitvinding voor.

84 0 0 0 2 4 -4-

Fig. 1 stelt in perspectief een eerste uitvoeringsvorm voor.

Fig. 2 stelt in perspectief eén detail van de eerste uitvoeringsvorm voor.

5 Fig. 3 is een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm.

Fig. 4 stelt in perspectief een derde uitvoeringsvorm voor.

De in fig. 1 afgeheelde inrichting omvat 10 een eerste halfcilindrisch onderdeel 2 met een diameter, die althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van de mast 1, waartegen dit komt te steunen. Dit onderdeel omvat vier vastzetpunten 6, die zijn voorzien van gaten 7 en flenzen 8 waarmee op verschillende manieren touwen of koorden kunnen 15 worden vastgezet. In het afgeheelde geval in fig. 1 is het enige touw 3 aan ëên van zijn uiteinden door een aanslag vastgezet, die op gunstige wijze is verkregen door een knoop 9. Het touw gaat vervolgens door de gaten 5d van een . torsiearm 5, voordat het weer door het andere gat van het 20 bevestigingspunt-- 6 gaat. Het gaat tenslotte achter het halfcilindrische onderdeel 2 om aan de andere kant van de mast 1 een soortgelijke weg te doorlopen. Hetzelfde resultaat kan worden verkregen zonder achter het onderdeel 2 te gaan door gebruik te maken van twee gescheiden touwen.

25 De lengte van het touw 3 wordt zo geregeld, dat het zonder kracht kan worden gevoerd om de onderste bevestigingspunten 6, nadat het is gevoerd door de handgreep of bestaande gaten om de giek 4. In het geval van fig. 1 steunen de parten van het touw op de handgreep in 3a en 3b. De torsiearmen 5, die 30 inwerken op de rechter en linker paren parten, maken het door eenvoudig oprollen van de parten om zichzelf mogelijk de lengte van deze parten te verminderen en een voldoende spanning op te wekken om de giek 4 en de mast 1 stevig te verbinden. Tengevolge van de elasticiteit past het half-35 cilindrische onderdeel 2 zich aan de vorm van de mast aan.

Fig. 2 stelt op grotere schaal de torsiè-arm 5 voor. Twee onderdelen in de vorm van knopen 5b en 5c, die zijn ingevoerd in een ruimte, die is gevormd in een staaf 5a, zijn rug aan rug geschoven, zodat de staaf 5a 40 daardoor wordt vastgegrepen, maar toch vrij in de goten 10 9 4 ö 0 ö 2 4 ^ ....................

-5- kan schuiven. Dit samenstel wordt vastgehouden door het touw, dat gaat door de corresponderende gaten van de twee op elkaar gelegde onderdelen. Het touw dat gaat door de gaten 5d, voorkomt het verlies van de torsiearmen 5. De torsiearmen 5 kun-5 nen ook zijn uitgevoerd door middel van eenvoudige staven.

Het samenstel van fig. 2 vermijdt evenwel, dat de staaf 5a het touw 3 raakt, maar laat deze vrij schuiven.

Opgemerkt wordt, dat het halfcilindrische onderdeel 2 zou kunnen worden geplaatst tegen de mast 1 tus-10 sen deze laatste en de giek 4. In dit geval zou het touw 3 direct steunen op de mast tegenover de giek en om de mast lopen alvorens te worden vastgemaakt aan de vastzetpunten 6.

Fig. 3 toont een andere uitvoeringsvorm waarbij het klemmiddel is gevormd door een spreider, die te-15 gen de giek 4 steunt. Door de schroef 11 door middel van zijn gekartelde kop 12 te bedienen, veroorzaakt de beweegbare stang 13 in de touwen 3 een spanning, waarbij tenslotte de mast 1 en de giek 4 stevig worden verbonden.

Varianten van deze inrichtingen kunnen 20 worden verkregen door de schroef 11 van fig. 3 te vervangen door een excentriek, die werkt tussen de giek 4 en de beweegbare stang 13. Men zou eveneens de klemmiddelen van de twee delen van de montageinrichting kunnen uitvoeren als span-schroeven of hefbomen 14, die steunen op kniescharnieren 15, 25 zoals is afgebeeld in fig. 4.

8400024

Claims (10)

1. Montageinrichting van een mast en een dubbele giek van een zeilplank, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een eerste deel (2), dat samenwerkt met de mast (1), een tweede deel (3), dat samenwerkt met de 5 giek (4) en klemmiddelen (5), die in de montageinrichting een regelbare spanning tussen deze beide delen kunnen opwekken.

2. Inrichting volgens conclsuie 1, me t het kenmerk, dat het deel (2),dat samenwerkt met 10 de mast (1) is gevormd door ten minste ëên element, dat is voorzien van middelen voor bevestiging (6) aan het deel (3) dat samenwerkt met de giek (4).

3. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het deel (3), dat samenwerkt met 15 de giek (4) is gevormd door ten minste één touw (3).

4. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen (6) zijn voorzien van gaten (71 en flenzen (8), die dienen voor het vastzetten van touwen.

5. Inrichting volgens conclusie 1 en 3, m e t het kenmerk, dat het klemmiddel is gevormd door 'ten minste één arm voor het torderen (51 van het touw (3).

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat een torsiearm (5) is gevormd door 25 een· uitgeholde staaf (5al met onderdelen (5a, 5b, 5c) in de vorm van knopen (5b, 5c), die over elkaar kunnen komen te liggen en een inrichting vormen waardoor de staaf (5a) kan schuiven en een onscheidbaar samenstel vormen zolang als een touw met voldoende diameter gaat door de corresponde- 30 rende gaten (5d) van de op elkaar geplaatste knopen (5b, 5c).

7. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, m e t het kenmer k, dat het deel (2), dat samenwerkt met de mast (1). is bekleed met' een laag van een elastisch pro- 35 duet op basis van synthetische of natuurlijke latex,

8. Inrichting volgens conclusie 1, me t het kenmerk, dat het klemmiddel is gevormd door een spreider, die steunt op de giek (4),

9. Inrichting volgens conclusie .1, me t 84 0 0 0 2 4 r -7- het kenmerk, dat het klemmiddel is gevormd door ten minste één spanschroef.

10. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het klemmiddel is gevormd door 5 ten minste één hefboom (14), die steunt op een kniescharnier (15). 8400024