NL8320255A - Dieselblok dat in staat is tot het toebrengen van oplichtslagen en werkwijze om het toe te passen. - Google Patents

Dieselblok dat in staat is tot het toebrengen van oplichtslagen en werkwijze om het toe te passen. Download PDF

Info

Publication number
NL8320255A
NL8320255A NL8320255A NL8320255A NL8320255A NL 8320255 A NL8320255 A NL 8320255A NL 8320255 A NL8320255 A NL 8320255A NL 8320255 A NL8320255 A NL 8320255A NL 8320255 A NL8320255 A NL 8320255A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ram
shaft
pile driver
air
anvil
Prior art date
Application number
NL8320255A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Raymond Int Builders
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Raymond Int Builders filed Critical Raymond Int Builders
Publication of NL8320255A publication Critical patent/NL8320255A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D9/00Removing sheet piles bulkheads, piles, mould-pipes or other moulds or parts thereof
    • E02D9/02Removing sheet piles bulkheads, piles, mould-pipes or other moulds or parts thereof by withdrawing
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D7/00Methods or apparatus for placing sheet pile bulkheads, piles, mouldpipes, or other moulds
    • E02D7/02Placing by driving
    • E02D7/06Power-driven drivers
    • E02D7/12Drivers with explosion chambers
    • E02D7/125Diesel drivers
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02BINTERNAL-COMBUSTION PISTON ENGINES; COMBUSTION ENGINES IN GENERAL
    • F02B71/00Free-piston engines; Engines without rotary main shaft
    • F02B71/02Starting
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02BINTERNAL-COMBUSTION PISTON ENGINES; COMBUSTION ENGINES IN GENERAL
    • F02B3/00Engines characterised by air compression and subsequent fuel addition
    • F02B3/06Engines characterised by air compression and subsequent fuel addition with compression ignition

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Placing Or Removing Of Piles Or Sheet Piles, Or Accessories Thereof (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Portable Nailing Machines And Staplers (AREA)

Description

V
J
Μ
DIESELBLOK DAT IN STAAT IS TOT HET TOEBRENGEN VAN OPLICHTSLAGEN EN WERKWIJZE OM HET TOE TE PASSEN
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Terrein van de Uitvinding 5 Deze uitvinding heeft betrekking op heiblokken, en betreft in het bijzonder een nieuw dieseltype heiblok, dat ook in staat is tot het toebrengen van oplichtslagen, alsmede op een nieuwe werkwijze voor toepassing van een dergelijk blok.
Beschrijving van de Stand der Techniek 10 Dieseltype heiblokken zijn welbekend in de constructie- industrie. Eén voorbeeld is het Model 520 Diesel-heiblok dat geleverd wordt door International Construction Equipment, Inc., Warehouse Drive 301, Matthews, North Carolina. Bij een typerend heiblok valt een zware ram in een cilinder op een aambeeld dat 15 bovenop een paal gemonteerd is. De stoot van de ram op het aambeeld drijft de paal omlaag. Gedurende de val van de ram wordt de lucht onder de ram samengeperst in een of meer holten die in het bovenoppervlak van het aambeeld gevormd zijn. Op het tijdstip dat de ram tegen het aambeeld terecht komt, wordt brandstof tot de holten 20 toegelaten en met de samengeperste lucht vermengd en tot ontploffing gebracht om de ram omhoog te drijven voor een andere slag.
Gedurende de omhoogbeweging en daaropvolgende val van de ram voert deze langs uitlaat- en inlaatpoorten in de cilinder om afvoer van de verbrandingsproduoten en toetreding van samen te 25 persen verse lucht toe te laten.
Van tijd tcttijd wordt het bij heiwerk nodig om oplicht-slagen toe te brengen om een object, dat ingeheid is, uit te trekken. Sommige palen worden bijvoorbeeld geïnstalleerd door het inbrengen van een dikwandige doorn binnen een dunwandige buisvormige 30 mantel en het heien op de doorn om de mantel in de grond te drijven. De doorn wordt daarna uitgetrokken zodat de mantel, die in de grond blijft, met beton gevuld kan worden.Gedurende de heiverrichting wordt de mantel gebeurlijk tegen de doorn samengedrukt, waardoor de doorn moeilijk te onttrekken gemaakt wordt. Wanneer de doorn 35 omlaag geheid is met een door lucht, stoom of hydraulisch aange- 8320255 -2- dreven heiblok, wordt het blok gemakkelijk omgezet op oplichtslag-of "UITSTOOT"werking door eenvoudig de regelingen om te keren of door het blok met zijn bovenkant naar beneden te draaien. Voorbeelden van dergelijke omkeerbare hydraulische heiblokken zijn weergegeven 5 in de Amerikaanse octrooien 1.102.652, 1.292.429, 3.474.870, 3.583.499, 3.511.325 en Reissue 28.151. Er zijn ook omkeerbare trilhei- en uittrekinrichtingen geopenbaard zoals bijvoorbeeld in het Amerikaans octrooi 3.920.083. Volgens dat octrooi wordt de tril-frequentie zo gekozen dat deze samen kan gaan met de veerkracht 10 en het gewicht of de kracht van het heistelsel gedurende het heien of de uittrekking. In het Amerikaanse octrooi 4.159.039 is ook een hei- en uittrekinrichting voorgesteld, die gebruik maakt van de opslag en naar verkiezing vrijgave van spanningsenergie in een vervormbaar onderdeel om hei- of uittrekkrachten op de paal uit 15 te oefenen.
Ook is voorgesteld om dieseltype heiblokken toe te passen, die uitsluitend ontworpen zijn voor het voortbrengen van oplicht-slagen. Voorbeelden van dergelijke heiblokken zijn weergegeven in het Amerikaanse octrooi 2.951.345 ten name van A. Lang en in het 20 Amerikaanse octrooi 3.109.500 ten name van P. Glawon. Het heiblok van Lang is in wezen een zijn ramwerking naar beneden uitoefenend heiblok met een hydraulische bewegingomkeerinrichting. Het heiblok van Glawon is een dieselheiblok dat met zijn bovenkant naar beneden gedraaid is. Bij deze beide dieselheiblokuitvoeringen wordt een 25 omlaaggerichte reactie geproduceerd, die in hoofdzaak even groot is als de opwaartse slag en die afbreuk doet aan het vermogen van het heiblok om de doorn of het andere element, waaraan het verbonden is, uit te trekken. Ook zijn noch de inrichting van Lang noch die van Glawon ontworpen op het produceren van omlaaggerichte 30 heislagen.
KORTE SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding vermijdt de in het voorgaande besproken nadelen van de stand der techniek en voorziet in een nieuwe dieselheiblokconstructie die in staat is tot het produceren van 35 geregelde oplichtslagen zonder corresponderende omlaaggerichte reacties zodat een object, zoals een doorn, op snelle en doelmatige
8 3 ?. 0 2 5 K
-3- wijze uitgetrokken kan worden.
Volgens één aspect van de uitvinding is een dieselheiblok, dat anders dient om omlaaggerichte heislagen te produceren op de normale wijze, berekend op het produceren van opwaartse slagen 5 door middel van een trekverbinding aan het ondereinde van het heiblok om een opwaartse trekkracht uit te oefenen op het boveneinde van het uit te trekken element, waarbij een bovenste aambeeld aan het boveneinde van de heiblokschacht de slagen van het boveneinde van de heiblokram opnemen moet, een aflaat in het boveneinde 10 van de schacht de vrije omhoogbeweging van de ram mogelijk maken moet, organen de ram omhoog werpen moeten in de schacht om tegen het bovenste aambeeld terecht te komen en een buffervormings-constructie berekend is op het dempen van de omlaagbeweging van de ram na de stoot van de ram tegen het bovenste aambeeld.
15 Bij de voorkeursuitvoering van de uitvinding bestaat het orgaan om de ram omhoog te werpen in de schacht uit een bron van perslucht, waarbij een luchtleiding en klep sc op ingericht zijn om de perslucht in de heiblokschacht onder de ram te richten en sluit-eleraenten er op ingesteld zijn om openingen in de heiblokschacht 20 zoals de luchtinlaat- en -uitlaatopeningen te sluiten en, waar een aanzetgrendelsleuf in de schacht aangebracht is, ook om de aanzetsleuf te sluiten. Voorts behelst bij de voorkeursuitvoering de buffervormingsconstructie de aanbrenging van een aftapleiding en klep die nabij de onderkant van de heiblokschacht opgenomen 25 zijn om onder de ram opgesloten lucht uit de schacht te kunnen afvoeren in een geregelde mate.
Volgens een ander aspect van de uitvinding is voorzien in een nieuwe werkwijze voor het toepassen van een dieselheiblok om oplichtslagen te leveren. Deze nieuwe werkwijze bestaat uit 30 de verrichtingen van het verbinden van de heiblokschacht aan een object dat de oplichtslagen opnemen moet, het aflaten van de bovenkant van de schacht om vrije opwaartse beweging van de heiblokram mogelijk te maken, het afdichten van alle andere openingen in de schacht, het toevoeren van een onder druk gesteld gas onder 35 de ram in de schacht om de ram omhoog te drijven om tegen de bovenkant van de schacht terecht te komen en daarna de daaropvolgende F ;fi / :J F’
V. 1 „ I
-4- val van de ram te dempen door het gas onder de ram uit de schacht te laten ontsnappen in een geregelde mate.
Zodoende zijn in vrij brede zin de meer van belang zijnde aspecten van de uitvinding uiteengezet opdat de gedetailleerde 5 beschrijving, die volgt, beter begrepen kan worden, en opdat de onderhavige bijdrage tot de stand der techniek beter beseft kan worden. Er zijn natuurlijk bijkomende aspecten van de uitvinding, die in het hierna volgende nader beschreven zullen worden.De terzake deskundigen zullen beseffen dat het beginsel, waarop deze 10 onthulling gebaseerd is, zonder meer aangewend kan worden als de basis voor het ontwerpen van andere inrichtingen voor het ten uitvoer brengen van de verschillende doelstellingen van de uitvinding. Het is derhalve van belang dat de beschrijving geacht wordt dergelijke andere inrichtingen, die niet buiten het kader van de 15 uitvinding vallen, mede te omvatten.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Een voorkeursuitvoering van de uitvinding is bij wijze van voorbeeld voor de toelichting gekozen, en is weergegeven in de bijgaande tekeningen, die deel uitmaken van de beschrijving, waarin: 20 fig. 1 een doorsnede in zijaanzicht is, welke het in wendige van een dieselheiblok weergeeft, die er volgens de onderhavige uitvinding op ingericht is om uitstootvermogen te leveren; fig. 2 een fragmentarische afbeelding is, die het onderste gedeelte van het heiblok van fig. 1 weergeeft, zoals dat 25 voor de uitstootverrichting opgehangen is; fig. 3 een zijaanzicht is, dat het uitwendige van het dieselheiblok van fig. 1 weergeeft; fig. 4 een doorsnede is, volgens de lijn 4-4 van fig. 3 beschouwd; 30 fig. 5 een op grotere schaal weergegeven fragmentarische doorsnede is, die in detail de verbinding van het dieselheiblok aan een doorn weergeeft; fig. 6 een op grotere schaal weergegeven fragmentarische doorsnede is, die de ram, het aambeeld en het aanzetmechanisme van 35 het dieselheiblok van fig. 1 weergeeft; fig. 7 een afbeelding is, volgens de lijn 7-7 van fig. 6 8320255 -5- beschouwd; fig. 8 een op grotere schaal weergegeven fragmentarische doorsnede is, die het bovenste inwendige gedeelte van het diesel-heiblok weergeeft; 5 fig. 9 een afbeelding is, volgens de lijn 9-9 van fig.
8 beschouwd; fig. 10 een op grotere schaal weergegeven fragmentarische afbeelding in perspectief is, die kop- en basisaanlegstukken en kabelkolommen weergeeft, welke bij het dieselheiblok van fig. 1 10 gebruikt worden; fig. 11 een zijaanzicht is, dat het uitwendige van het onderste gedeelte van het dieselheiblok van fig. 1 weergeeft; fig. 12 een afbeelding is, volgens de lijn 12-12 van fig. 11 beschouwd; 15 fig· 13 een afbeelding overeenkomstig aan fig. 12 is, die echter de sluiting van de dieselheiblokluchtinlaat- en -uitlaatpoorten weergeeft, wanneer het heiblok bestemd is voor een uitstootverrichting volgens de uitvinding; fig. 14 een op grotere schaal weergegeven fragmentarische 20 afbeelding in perspectief is, waarin weergegeven is dat de uitlaat-poort van het heiblok van fig. 1 op het punt staat een sluiting voor omzetting van het heiblok op de uitstootverrichting volgens de uitvinding op te nemen; fig. 15 een afbeelding overeenkomstig aan fig. 14 is, 25 die de sluitplaat op zijn plaats weergeeft; fig. 16 eenafbeelding is, volgens de lijn 16-16 van fig. 15 beschouwd; fig. 17 een zijaanzicht van het uitwendige van het dieselheiblok van fig. 1 is, die een aanzetsleufsluiting weer-30 geeft, welke voor omzetting van het heiblok op de uitstootverrichting volgens de uitvinding gebruikt wordt; fig. 18 een afbeelding is, volgens de lijn 18-18 van fig. 17 beschouwd; fig. 19 een afbeelding is, volgens de lijn 19-19 van 35 fig. 17 beschouwd; fig. 20 een zijaanzicht is van luchttoevoer- en -aftap- $ 5 e/ Π ;> K ^ -6- leidingen en kleppen die bij de heiblokinrichting van fig. 1 gebruikt worden; en fig. 21 een afbeelding is, volgens de lijn 21-21 van fig. 20 beschouwd.
5 Een prototype van de uitvinding, dat gemaakt werd door een gewijzigde uitvoering van een ICE Model 520 Dieselheiblok zoals hier beschreven, is gebouwd en op succesvolle wijze beproefd.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERING
Zoals in fig. 1 weergegeven is, is een dieselheiblok, 10 dat algemeen als 20 aangegeven is, aan het boveneinde daarvan verbonden aan een ophangkabel 22 die zich omlaag uitstrekt vanaf een (niet weergegeven) kraan; en het heiblok is aan het ondereinde daarvan vastgemaakt aan een doorn of kern 24 die door het heiblok in de grond 26 gedreven is.
15 Bij de weergegeven toepassing is de doorn of kern gemaakt van een met zware wand uitgevoerde pijp en past deze nauwsluitend binnen een dunwandige gegolfde mantel 28 die een (niet weergegeven) zware laarsplaat of kap aan het ondereinde daarvan heeft. De mantel 28 is te zwak om omlaag gedreven te worden in de grond maar wanneer 20 de met zware wand uitgevoerde kern 24 zich binnen de mantel bevindt, kunnen heislagen op het boveneinde van de kern toegebracht worden en kunnen de kern en mantel tezamen omlaag gedreven worden. Nadat de kern en mantel tot een gewenste diepte ingedreven zijn, wordt de kern uitgetrokken en wordt de mantel met beton gevuld om 25 een ter plaatse gegoten paal te vormen.
Het gebeurt gedurende het indrijven van een uit een kern en mantel bestaand samenstel, zoals in het voorgaande beschreven, vaak dat drukken, die door de omringende grond of rots of ander puin in de grond uitgeoefend worden, de mantel 28 indrukken zullen 30 en tot het samendrukken daarvan tegen de kern 24 op een of meer plaatsen langs de lengte daarvan leiden. Als gevolg hiervan kan de kern niet uitgetrokken worden, behoudens door omhoog heien. De dieselheiblokconstructie van fig. 1 brengt dit omhoog heien tot stand.
35 Zoals in fig. 1 kan worden gezien bestaat het heiblok 20 uit een buitenste buisvormige schacht 30, welke een massieve b- v' ,·/. ' ' V- b- -7- ram 32 bevat, die zo gemonteerd is dat deze een op en neer beweging in de schacht uitvoeren kan. De ram heeft met grotere diameter uitgevoerde gedeelten 34 en 36 aan zijn boven- en ondereinden, die nauwsluitend passen maar vrij verschuifbaar zijn binnen de schacht 5 30 om de ram te geleiden voor zijn op en neer beweging. Bovenste en onderste zuigerveren 38 en 40 zijn op de met grotere diameter uitgevoerde gedeelten van de ram 32 gemonteerd. Deze veren komen met de schachtwand in contact en vormen een drukdichting tussen de ram en de schacht. De ram 32 heeft ook een rondgaande aanzet-10 grendeluitsparing 42 die aangegrepen wordt door een aanzetgrendel-mechanisme 44 zoals hier in het volgende nader uiteengezet zal worden. Gedurende de normale werking is het aanzetgrendelmechanisme 44 van de ram af teruggetrokken en is de ram vrij om op en neer te bewegen in de schacht.
15 Nabij de onderkant van de schacht 30 en onder de ram 32 is een aambeeld 46 aangebracht. Dit aambeeld is er op ingericht om slagen van de ram 32 op te nemen wanneer deze omlaag valt door de schacht. Het aambeeld rust op zijn beurt op een kapblok 48 van welbekende constructie en dit kapblok strekt zich op zijn 20 beurt door een kapblokschacht 50 uit en rust op het boveneinde van de kern 24. De kern 24 is ook aan het heiblok verbonden via een trekverbinding 52 die hier in het volgende te beschrijven is.
Het ondereinde van de schacht 30 is gevormd met een basisaanleg-stuk 54, dat uitwendige groeven 56 heeft, die kernstroppen 58 25 dragen. De kernstroppen strekken zich naar beneden uit vanaf het basisaanlegstuk naar de trekverbinding 52 om deze op te houden tegen de schacht.
Het boveneinde van de schacht 30 is bedekt met een schacht-kap 60 en een bovenste aambeeld 62 dat zich door de schachtkap 30 60 tot in het boveneinde van de schacht uitstrekt. Een bovenste kapblok 64 van overeenkomstige constructie als het kapblok 48 is boven het bovenste aambeeld aangebracht en een kopaanlegstuk 66 is boven het bovenste kapblok aangebracht. Een kabelschijfsteun 68 en een kabelschijf 70 zijn op het kopaanlegstuk 66 gemonteerd 35 en de ophangkabel 22 voert door de kabelschijf voor het hijsen van het gehele heiblokstelsel.
8320255 -8-
Een teruqslagkamer 72 is buiten de schacht 30 nabij het boveneinde daarvan gemonteerd en staat met het inwendige van de schacht in verbinding via teruqslaqkamerpoorten 74. Er zijn ook verwijderbare aflaatpluggen 76 van de bodem van de terugslag-5 kamer 72 aangebracht.
Drukvereffeningsaflaten 78 zijn in de schacht vlak boven de ram 32 bij zijn onderste stand in de schacht aangebracht en aflaatkappen 80 zijn aangebracht om deze aflaten gedurende een uitstootverrichting te bedekken.
10 Zoals in fig. 1 weergegeven is, is er een grote lucht- inlaatpoort 82 in de schacht 30 op korte afstand boven het aambeeld 46 aangebracht. Bij normale dieselwerking is de luchtinlaat-poort 82 open naar de atmosfeer maar voor de uitstootverrichting volgens de uitvinding sluit een luchtinlaatpoortsluiter 84 de poort. 15 Een (niet in fig. 1 weergegeven) uitlaatpoort is ook aangebracht nabij de luchtinlaatpoort en deze wordt ook gesloten met een sluiter voerde uitstootverrichting.
Een hydraulisch uit aanzetzuiger en cilinder bestaand stelsel 86 is buiten de schacht 30 nabij het boveneinde daarvan 20 gemonteerd. Hydraulische toevoerleidingen en een (niet weergegeven) hydraulisch regelstelsel zijn ook aangebracht om het uit zuiger en cilinder bestaande stelsel te bedienen. Een zuigerstang 88 strekt zich van het uit zuiger en cilinder bestaande stelsel 86 en door een pakkingbus 90 aan het aanzetgrendelmechanisme 84 uit. Een 25 grendelelement 92 op het grendelmechanisme strekt zich door een aanzetsleuf 94 in de schacht uit en komt in aangrijping met de ram 32 in de grendeluitsparing 42. De aanzetsleuf 94, het grendelmechanisme 44 en het ondereinde van de zuigerstang 88 zijn omsloten in een aanzetsleufkap 96 die op de schacht 30 gemonteerd is.
30 Het ondereinde van het aambeeld 46 is gevormd met een flens 98 die zich uitstrekt in een rondgaande groef 100 welke in het basisaanlegstuk 54 gevormd is. Wanneer het heiblok gebruikt wordt om omlaaggerichte heislagen op de kern 24 uit te oefenen, wordt de ophangkabel 82 losgemaakt om het gewicht van het heiblok 20 35 omlaag te brengen op de kern. Zoals in fig. 1 weergegeven is, komen de kernstroepen 58 slap te hangen en drukt het kapblok 48, dat boven-ffii 'ï,' ij; *) 6.·’ f- *? ^ s. i:.' !> -9- op de kern 24 rust, omhoog tegen de onderkant van het aambeeld 46 en komt de bovenzijde van de aambeeldflens 98 in contact met het bovenoppervlak van de groef 100 in het basisaanlegstuk 54. In dit geval worden de ramslagen op het aambeeld 46 direct door tussen-5 komst van het aambeeld en het kapblok 48 op de bovenkant van de kern 24 overgebracht.
Wanneer het heiblok gebruikt wordt om uitstoot- of op-lichtslagen toe te brengen, wordt de ophangkabel 22 strakgetrokken om omhoog te trekken aan het heiblok. Dit leidt er toe dat het 10 basisaanlegstuk gehesen en de kernstroppen 58 strak aangehaald worden en omhoog trekken aan de trekverbinding 52 zoals in fig.
2 weergegeven. Zoals gezien kan worden, komt het onderoppervlak van de groef 100 in het basisaanlegstuk in aangrijping met de onderkant van de aambeeldflens 98 om het aambeeld van het kapblok 15 48 af te lichten. In dit geval worden op het bovenste aambeeld 62 uitgeoefende opwaartse slagen via het basisaanlegstuk 54, de kern-strop 58 en de trekverbinding 52 op het boveneinde van de kern 24 overgebracht.
Voor de oplichtverrichting is, zoals in fig. 1 weerge-20 geven is, een luchtcompressor 102 aangebracht, die aangedreven wordt door een geschikte aandrijfmotor 104. De luchtcompressorafvoer wordt toegevoerd naar een luchtreservoir 106 dat via een luchttoe-voerleiding 107, een drukreduceerklep 108 en een snel openende klep 110 verbonden is met een luchttoevoeropening 112 in de lucht-25 inlaatpoort 82 binnen de sluiter 84. Een met kleine diameter uitgevoerde hulpluchtleiding 114 strekt zich van de luchtinlaatpoort 82 naar beneden uit naar een hulpluchtinlaat 116 die zich door de schachtwand vlak boven het aambeeld 46 uitstrekt wanneer het heiblok opgehangen is voor oplichtslagen zoals in fig. 2 weerge-30 geven. Een aftapleiding 118 vertakt zich van de luchttoevoerslang eneen aftapklep 120 is in de aftapleiding aangebracht.
Voor neerwaartse heiverrichtingen zijn ook (niet weergegeven) brandstofinspuitmechanismen en dieselbrandstofinlaten in de schacht 30 bij de bovenkant van het aambeeld 46 aangebracht.
35 De constructie van het in fig. 1 weergegeven dieselheiblok is gebaseerd op de constructie van het welbekende ICE Model 520 8320255 -10-
Die selheib lok. De wijzigingen in de uitvoering van dat heiblok, waardoor het berekend wordt op de uitstootverrichting,zijn als volgt: 1. de luchtinlaat- en -uitlaatpoorten worden bedekt met 5 sluiters, zoals de luchtinlaatpoortlskiter 84; 2. de aanzetsleuf 94 wordt bedekt door middel van de aansluitsleufkap 96; 3. de vereffeningsafalten 78 worden gesloten door middel van de aflaatkap 80; 10 4. de verwijderbare aflaatpluggen 76 worden van de terugslagkamer 72 verwijderd; 5. de luchttoevoerslang 107 vanaf het luchtreservoir 106 wordt aangesloten op de luchttoevoeropening 112 en de hulpluchtlei-ding 114 wordt opgenomen tussen de luchtinlaatpoort 82 en de hulp-15 luchtinlaat 116.
De werking van het heiblok bij zijn gebruikelijke wijze van heien zal nu beschreven worden. Voor de werking op deze wijze worden de luchtinlaat- en -uitlaatpoorten geopend en wordt de hulplucht-inlaat 116 gesloten. Ook worden de aflaatkappen 80 van de 20 vereffeningsaflaten 78 verwijderd en worden de aflaatpluggen 76 op hun plaats ingezet in de terugslagkamer 72.
Het heiblok wordt aangezet door bediening van het hydraulische uit aanzet——zuiger en cilinder bestaande stelsel 86. Dit leidt er toe dat de zuigerstang 88 omhoog trekt aan het grendel-25 mechanisme 44; en het grendelelement 92, dat door de aanzetsleuf 94 uitsteekt, komt in aangrijping met de ram 32 in de uitsparing 42. Dit leidt er toe dat de ram opgelicht wordt in de schacht 30. Wanneer de ram een bepaalde hoogte bereikt, wordt het grendelmecha-nisme 44 overgehaald en geeft het grendelelement 92 de ram vrij 30 om deze in de schacht te laten vallen.De specifieke constructie van het grendelmechanisme maakt geen deéLuit van de uitvinding en daar het een welbekende inrichting is,zal de specifieke constructie daarvan hier niet beschreven worden. Als de ram 32 valt, duwt deze de lucht daaronder door de luchtinlaatpoort 82 en de uitlaat-35 poort. Maar, wanneer het ondereinde van de ram deze poorten passeert, wordt de onder de ram opgesloten lucht samengeperst en neemt de » 3 ? 0 2 5 5 -11- temperatuur daarvan toe. Juist als de ram 42 tegen de bovenkant van het aambeeld 46 terecht komt, wordt dieselbrandstof ingespoten in een holte in de bovenkant van het aambeeld waar de verwarmde samengeperste lucht zich verzamelt, en ontploft het brandstof-5 lucht mengsel om de ram omhoog te drijven in de schacht. Als de ram de uitlaatpoort passeert, laat men de verbrandingsproducten ontsnappen. Bij de verdere omhoogbeweging van de ram wordt verse lucht ingezogen door de luchtinlaatpoort 82. Gedurende de omhoogbeweging van de ram wordt de lucht boven het boveneinde daarvan 10 samengeperst in het boveneinde van de schacht 30 en in de terug-slagkamer 30. Als gevolg hiervan werkt de lucht als een veer om energie op te slaan, die bij ofe omhoogbeweging van de ram opgenomen wordt. Wanneer de ram de bovenkant van zijn slag bereikt, vóór het contact met het bovenste aambeeld 62, expandeert de samenge-15 perste lucht weer om de ram omlaag te helpen drijven. Deze her-expansie van lucht boven de ram plus het gewicht van de ram leidt tot het snel vallen en met grote kracht tegen de bovenkant vaihet aambeeld 46 terecht komen daarvan om de kern 24 en de mantel 28 omlaag te drijven. Ook wordt, evenals in het geval van het aanzetten 20 van het heiblok, de lucht onder de ram samengeperst nadat het ondereinde van de ram de luchtinlaat- en -uitlaatpoorten passeert en, juist als de ram tegen het aambeeld terecht komt, wordt een nieuwe lading dieselbrandstof ingespoten in de holte voor de samengeperste lucht aan de bovenkant van het aambeeld om een andere 25 ontploffing voort te brengen en de ram weer omhoog te drijven.
Het zal beseft worden dat deze verrichting zichzelf onderhoudend is en het aanzetgrendelmchanisme niet langer nodig is. Na elke slag wordt elke resterende positieve of negatieve luchtdruk boven de ram vereffend tot de omringende atmosferische druk via de 30 open vereffeningsaflaat 78. Het zal beseft worden dat zodra de ram zijn omhoogbeweging aanvangt, het boveneinde daarvan deze aflaat passeert en de lucht boven de ram opsluit zodat deze samengeperst kan worden in het bovenste gedeelte van de schacht 30 en in de terugslagkamer 72 zoals in het voorgaande beschreven.
35 De in het voorgaande beschreven dieselheiverrichting is welbekend en vormt op zich niet de uitvinding, De werking van 8 3 2. 0 2. 5 5 -12- het dieselheiblok, dat omgezet is voor de uitstoot- of opwaartse slagverrichting volgens de uitvinding, zal nu beschreven worden. Voor het omzetten van het heiblok op de uitstootverrichting wordt de ophangkabel 22 strakgetrokken om de heiblokkast 30 te hijsen 5 en om voor spanning op de kernstrop 58 te zorgen zodat de trek-verbinding 52 omhoog trekt aan de bovenkant van de kern 24 zoals in fig. 2 weergegeven. Ook wordt, zoals in fig. 1 weergegeven, de luchtinlaatpoort 82 gesloten door de luchtinlaatpoortsluiter 84 en wordt de uitlaatpoort op een overeenkomstige wijze gesloten. 10 De luchttoevoerslang 107 wordt vanaf het luchtreservoir 106 aangesloten op de luchttoevoeropening 112 en de hulpluchtleiding 114 wordt vanaf de luchtinlaatpoort 82 aangesloten op de hulp-luchtinlaat 116. De aflaatkap 80 wordt over de vereffeningsaflaat 78 geplaatst en de aflaatplug 76 wordt van de terugslagkamer 15 72 verwijderd. Ook worden de dieselbrandstofinlaten gesloten.
Zoals in het voorgaande beschreven is, voorkomt de aanzetsleuf-kap 96 het naar buiten ontsnappen van lucht door de aanzetsleuf 94.
De snel openende klep 110 wordt dan geopend, maar de 20 aftapklep 120 is gesloten. Onder druk gestelde lucht van het luchtreservoir 106 wordt via de luchttoevoerleiding 107 toegevoerd naar de luchtinlaatpoort 82 en vandaar via de hulpluchtleiding 114 en de hulpluchtinlaat 116 naar het gebied onder de onderkant van de ram 32. De onder druk gestelde lucht onder de ram zorgt 25 voor het opstijgen van de ram van het aambeeld 46 af.De ram stijgt eerst vrij langzaam omdat de hulpluchtleiding 114 en de hulpluchtinlaat 116 van kleine diameter zijn. Maar wanneer het ondereinde van de ram de luchtinlaatpoort 84 passeert, zal lucht direct toegevoerd worden vanuit de met grotere diameter uitgevoerde 30 luchttoevoerleiding 107 door de grote luchtinlaatpoort 82 en zal de ram veel sneller stijgen. Daar de schacht geheel afgedicht is onder de ram, zal de toegevoerde lucht, die via de inlaatpoort 82 toetreedt, verder gaan met het omhoog drijven van de ram in de schacht. Ook zal, omdat de aflaatpluggen 76 verwijderd zijn, 35 de lucht boven de ram uitgedreven worden door de terugslagkamer 72 en deze lucht zal de opwaartse rambewegingniet tegengaan.
© ‘K 9 f< 9 F F
- 13 -
De ram 32 zet zijn omhoogbeweging voort tot het boveneinde daarvan tegen het bovenste aambeeld 62 terecht komt. De kracht van deze stoot wordt door tussenkomst van het heiblokstelsel naar beneden overgebracht op het basisaanlegstuk 54, de kernstrop 58 5 en de trekverbinding 52 aan het boveneinde van de kern 24 om de kern omhoog te drijven met een hevige slag.
Nadat de ram zijn slag op het bovenste aambeeld 62 geleverd heeft wordt de snel openende klep 110 gesloten en wordt de aftapklep 120 geopend. De ram 32 valt omlaag terug binnen de schacht 10 30 maar zijn omlaagval wordt gedempd omdat de lucht onder de ram alleen via de aftapklep 120 ontsnappen kan. Op deze wijze wordt verhinderd dat de ram met een harde omlaaggerichte slag op het aambeeld 46 terecht komt. Nadat de ram tot rust gekomen is op het aambeeld 46 worden de snel openende en aftapkleppen 110 en 120 respectievelijk geopend en 15 gesloten om voor het weer omhoog drijven van de ram te zorgen om een andere opwaartse slag tegen het bovenste aambeeld 62 te leveren. Deze opwaartse slagen kunnen zo lang als nodig is herhaald worden om de kern 24 vrij te maken van de mantel 28. Daarna kan de luchttoevoerslang 107 losgekoppeld worden van het heiblok en kan de kern 24 uit de mantel 28 20 getrokken worden door ophijsing aan de ophangkabel 22.
Het heiblok kan dan overgeschakeld worden op zijn normale dieselwijze van werking door de kappen van de luchtinlaat- en -uitlaatopeningen te verwijderen, de hulpluchtleiding 114 te verwijderen en de hulpluchtinlaat te sluiten, de aflaatkap 80 te verwijderen, 25 de aflaatpluggen 76 weer in te zetten en de brandstofinlaatpoorten weer met het dieselbrandstofinspuitmechanisme te verbinden.
Gedurende de uitstootverrichting moeten de door de ram 32 op het bovenste aambeeld 62 geleverde slagen naar beneden overgebracht worden op de trekverbinding 52. Deze opwaartse slagen zijn echter 30 te hevig om toegelaten te worden voor de schacht 30. Ten^einde de uit-stootslagen op de trekverbinding te kunnen overbrengen zijn er, zoals in fig. 3 weergegeven, een aantal lange,geslagen draadkabelkolommen 130 rond de buitenzijde van de hamer verdeeld en aan de kop- en basisaan-legstukken 66 en 54 verbonden. De ondereinden van de kabelkolommen heb-35 ben een verbreding 132, die in uitsparingen in het basisaanlegstuk 54 8 T ? 0 ? 5 5 - 14 - past, en de boveneinden van de kabelkolom lopen uit in geschroefde verbindingen 134 die zich door het kopaanlegstuk 66 uitstrekken en die aangehaald worden door moeren 136 bovenop het kopaanlegstuk.
Zoals ook in fig. 3 weergegeven is, is het onderste 5 gedeelte van de schacht 30 aan de buitenzijde daarvan gevormd met koel-ribbe 138 om de verbrandingswarrate van de dieselbrandstof, die binnen dat deel van de schacht opgewekt wordt, te verspreiden.
Zoals in fig. 4 weergegeven is, zijn een paar diametraal tegenovergestelde brandstofinlaatpoorten 140 aangebracht, die zich 10 tot in de schacht 30 uitstrekken bij de bovenkant van het aambeeld 46. Deze inlaatpoorten zijn verbonden met (niet weergegeven) dieselbrandstof-injecteurs die dieselbrandstof in tijdverband met de val van de ram 32 op een op dit gebied welbekende wijze toevoeren. Wanneer het heiblok gewijzigd uitgevoerd wordt voor de uitstootverrichting worden de brand-15 stofinlaatpoorten 140 gesloten.
Zoals ook in fig. 4 gezien kan worden, wordt de rondgaande sleuf 100 gevormd door een flens 142 rond de onderkant van de schacht 30 en een kraag 144 die met bouten aan de flens bevestigd wordt. De kraag rust op zijn beurt op het basisaanlegstuk 54.
20 Fig. 5 toont in detail de constructie van de trekver- binding 52. Zoals weergegeven, bestaat de trekverbinding uit een schijfvormig gedeelte 146 dat onder de onderste kapblokschacht 50 past. Het ondereinde van het kapblok 48 rust in het centrale gebied van het schijfvormige gedeelte 146. Het schijfvormige gedeelte is gevormd met horizon-25 tale doorgangen 148 waardoor de kernstroppen 58 gaan. Een tap 150 strekt zich naar beneden uit van het midden van het schijfvormige gedeelte 146 tot in een corresponderende centrale holte 152 in het boveneinde van de doorn of kern 24. Een horizontale pen 154 gaat diametraal door de kern 24 en de tap 150 en wordt op zijn plaats opgesloten door veerbelas-30 te klinken 156. Het zal beseft worden dat opwaartse krachten, die door slagen van de ram 32 op het bovenste aambeeld 60 en kapblok 62 toegebracht worden, naar beneden overgebracht worden door tussenkomst van het kopaanlegstuk 66 en de kabelkolommen 130 op het basisaanlegstuk 54 en vandaar naar beneden door tussenkomst van de kernstroppen 58 op de trek-35 verbinding 52 en de doorn of kern 24.
8 3 2 0 £ ^ - 15 -
Fig. 6 en 7 tonen meer in detail de vormgeving van de ram 32 en het aambeeld 46. Zoals in deze tekeningen gezien kan worden is het boveneinde van het aambeeld gevormd met twee diametraal tegenovergestelde ronde holten 158. Brandstofinspuitmondstukken 160 strek-5 ken zich door de brandstofinlaatpoorten 140 in de wanden van de schacht uit en staan door tussenkomst van uitsparingen 162 in de zijde van het aambeeld 46 met de holten 158 in verbinding zodat brandstof in de samengeperste lucht in de holten toegelaten kan worden wanneer het heiblok op de dieselwijze werkt. Enigszins verschoven, in omtrekszin, 10 vanaf elk mondstuk 160 is de hulpluchtinlaatdoorgang 116. Deze doorgang strekt zich door de wand van de schacht 30 uit en komt uit in een verticale uitsparing 162 in de zijde van het aambeeld. De uitsparing 162 strekt zich omhoog uit tot de bovenkant van het aambeeld en staat met de ruimte tussen de onderkant van de ram 32 en de bovenkant 15 van het aambeeld in verbinding.
Bij het nu beschouwen van fig. 8 zal gezien worden dat een cilindrisch afstandsorgaan 164 aan het bovenoppervlak van de schachtkap 60 gelast is en het bovenste kapblok 64 omgeeft. Het cilindrische afstandsorgaan 164 houdt het kopaanlegstuk 66 op een bepaald 20 afstand boven de schachtkap. Zoals in fig. 8 en 9 weergegeven is, wordt de schachtkap 60 aan het boveneinde van de schacht 30 vastgehouden door middel van een reeks bouten 166.
Fig. 8, 9 en 10 tonen de constructieve uitvoering van de heiblokschacht 30 en de kop- en basisaanlegstukken 66 en 54 en de 25 kabelkolommen 130. Zoals in fig. 10 gezien kan worden strekken de kabelkolommen 130 zich tussen corresponderende uitsteeksels 168 en 170 op de kop- en basisaanlegstukken 66 en 54 uit. De kabelkolommen verkeren onder spanning en zij zorgen er voor dat de kop- en basisaanleg-stukken axiaal op de heiblokschacht 30 drukken. Een paar aanslagen 30 172 zijn gelast aan en strekken zich naar beneden uit van het kopaan legstuk 66 aan weerszijden van een oor 174 die aan de heiblokschacht 30 gelast is. Dit stelsel weerhoudt het heiblokstelsel er van om zich draaiend te verplaatsen ten opzichte van de kabelkop- en -basisaanlegstukken gedurende de werking van het heiblok.
35 Zoals in fig. 10 weergegeven is, strekt een kraag 176 8320255 - 16 - zich rond de schacht 30 nabij het boveneinde daarvan uit. Deze kraag heeft twee uiteenlegen uitsteeksels 178 aan de einden daarvan, waardoor een pen 180 zich uitstrekt. De pen draagt het boveneinde van de aanzet-zuiger en cilinder 86.
5 Fig. 11, 12 en 13 tonen de heiblokinlaat- en -uitlaat- inrichting en de wijze waarop deze afgedicht is voor de uitstootverrich-ting. Zoals in fig. 11 gezien kan worden bevindt de luchtinlaatpoort 82 zich midden tussen de koelribben 138. Een uitlaatpoort 182 is ook aangebracht. Deze poort is in omtrekszin verschoven vanuit, en bevindt 10 zich een weinig lager op de schacht dan, de inlaatpoort 82. Zoals in fig. 12 weergegeven is, hebben de luchtinlaat- en -uitlaatpoorten 82 en 182 kokers, die door wanden 184 gevormd worden en zich naar buiten uitstrekken vanuit de heiblokschacht 30. De kokers staan met het inwendige van de schacht in verbinding via ruimten 186 tussen de koel-15 ribben 138.
Sleuven 188 zijn in de wanden 184 nabij hun buiteneinden gevormd om de inzetting van sluiters mogelijk te maken voor het afdichten van de poorten gedurende de uitstootverrichting. Er is ook een opening 112 in een van de wanden 184 aangebracht voor de aansluiting 20 van een toevoerleiding wanneer het heiblok voor de uitstootverrichting gebruikt wordt.
Wanneer het heiblok op zijn directe wijze werkt om omlaag te heien op een paal of een kern, worden de inlaat- en uitlaat-poorten 82 en 182 open gelaten zoals in fig. 12 weergegeven. Wanneer 25 het heiblok omgezet wordt voor de uitstootverrichting, worden de poorten bedekt zoals in fig. 13 weergegeven. Zoals gezien kan worden bedekt de luchtinlaatpoortsluiter 84 de luchtinlaatpoort 82 en bedekt een uit-laatpoortsluiter 192 de uitlaatpoort 182.
Fig. 14, 15 en 16 tonen de constructie van de inlaat-30 poortsluiter 84 en de wijze van bevestiging aan het heiblokstelsel om de inlaatpoort 82 te bedekken. Zoals gezien kan worden is de sluiter 84 gevormd met een platte rechthoekige plaat 194 die in de sleuf 188 past. De poort 82 is gevormd met een groef 196 rond de randen daarvan en de plaat schuift langs de groef wanneer deze ingezet is in de sleuf. 35 Zoals in fig. 16 weergegeven is, is een rubber dichting 198 aangebracht - 17 - rond de groef om de poort 82 af te dichten wanneer de sluiter zich op zijn plaats bevindt. Een flens 200 is aan de buitenrand van de plaat 196 bevestigd en ligt tegen de wand 184 wanneer de plaat zich op zijn plaats bevindt om de poort 82 te bedekken, zoals in fig. 15 weergegeven.
5 De sluiter wordt op zijn plaats gehouden door schroeven 202 die zich door de flens 200 en tot in de wand 184 uitstrekken .
De sluiters 84 en 192 zijn van in hoofdzaak dezelfde constructie behoudens dat de flens 200 van de iichtinlaatsluiter 84 gevormd is met de luchtinlaatopening 112 voor aansluiting op de lucht-10 inlaatleiding 107 alsmede een verdere opening 204 voor aansluiting op de hulpluchtleiding 114.
Fig. 17, 18 en 19 tonen de constructie van de aanzet-sleufkap 96 die de aanzetsleuf 94 afdicht om de druk binnen de heiblok-schacht 30 te bewaren gedurende de uitstootverrichting. Zoals gezien 15 kan worden, bestaat de kap 96 uit een langwerpig kanaalvormig onderdeel 208 dat langs de randen daarvan aan stevige flensplaten 210 gelast is.
Zoals in fig. 19 weergegeven is, worden deze flensplaten door middel van bouten 212 aan verhevenheden 214 op de heiblokschacht 30 bevestigd langs tegenovergestelde randen van de aanzetsleuf 94.
20 Horizontale versterkingsplaten 216 zijn aan de buitenzijde van het kanaalvormige onderdeel en aan de flensplaten 210 gelast. Deze versterkingsplaten worden op verschillende plaatsen langs de lengte van de sleuf 94 ingesteld. Versterkingsbanden 218 strekken zich rond de heiblokschacht 30 uit en de einden van deze band strekken zich door door-25 voerbuisjes 220 uit, die in de flensplaten 210 gevormd zijn. De einden van de band worden vastgeschroefd en de banden worden rond de heiblokschacht aangehaald en worden aan de flensplaten 210 bevestigd door middel van moeren 222 zoals in fig. 18 en 19 weergegeven. Bovenste en onderste kappen' 224 en 226 worden aan de einden van het kanaalvormige 30 onderdeel 208 bevestigd en de pakkingbus 90 wordt in de bovenste kap 224 gemonteerd. Deze inrichting dient om spreiding van de heiblokschacht in het gebied van de aanzetsleuf 94 tegen te gaan wanneer dat gebied aan luchtdruk onderworpen wordt gedurende de uitstootverrichting. Het zal duidelijk zijn dat de sleufdichting- en versterkingstelseis achter-35 wege gelaten kunnen worden bij heiblokken waarbij geen aanzetsleuf ge- 8 T ? 0 2 5 5 - 18 - bruikt wordt.
Fig. 20 en 21 tonen meer in detail de luchttoevoer- en dempingsinrichting die door de uitstootverrichting gebruikt wordt. De luchtleiding 107 strekt zich van het luchtreservoir 106 (fig. 1) naar 5 de drukreduceerklep 108 uit, die uit een standaard kogelklep bestaat, welke gebruikt wordt om de uitstootdruk af te stellen op een niveau dat geschikt is om de ram in een bepaalde mate of met een bepaalde snelheid omhoog te brengen. In het geval van de ram van het ICE Model 520 Dieselheiblok, waarbij de ram 2.300 kg weegt en een diameter van 10 45 cm en een slag voor de uitstootverrichting van ongeveer 1,25 meter heeft, verdient het de voorkeur dat de lucht, die door de poortklep 2 108 toegevoerd wordt, op een druk van ongeveer 8,8 kg per cm verkeert en dat de luchttoevoerleiding 107 een diameter van 5 cm heeft.
Ongeveer 1,4 kubieke meter per minuut aan lucht, die tot 8,8 kg per 2 15 cm samengeperst is, wordt voor elke oplichtslag gebruikt, en een compressor van 1,4 kubieke meter per minuut capaciteit, die door een 7,5 pk motor aangedreven wordt, zal ongeveer één oplichtslag per minuut produceren. Natuurlijk kan een grotere compressor toegepast worden om oplichtslagen met een hogere snelheid te leveren.
20 De snel openende klep 110 is in de luchttoevoerleiding 107 tussen de drukreduceerklep 108 en de luchtinlaatpoort 82 van het heiblokstelsel opgenomen. De snel openende klep 110 bestaat bij voorkeur uit een schuivende schijftype klep zoals de enkele schijfkleppen die geleverd worden door de Everlasting Valve Company, Myrtle Street 20, 25 Cranford, New Jersey. Deze klep heeft een (niet weergegeven) sluiter die in en uit de fluidumstroomleiding 107 schuift door beweging van een sleutelarm 226'.
Een T-verbinding 228 is in de luchttoevoerleiding 107 aangebracht tussen de snel openende klep 110 en de luchtinlaatpoort 82 30 van het heiblokstelsel. De T-verbinding is verbonden met de aftaplei-ding 118 en door die leiding met de aftapklep 120. De aftapklep 120 is ook een snel openende klep en kan van hetzelfde type zijn als de snel openende luchtinlaatklep 110. De aftapklep 120 werkt ook door beweging van een sleutelarm 230. Zoals in fig. 21 gezien kan worden, zijn 35 koppelarmen 232 en 234 tussen een belarmhefboom 236 en elk van de sleu- 8 s 2 o ?.;; k - 19 - telarmen 226' en 230 van de luchtinlaat- en aftapkleppen 110 en 120 opgenomen. Wanneer de belarmhefboom 236 in de ene richting bewogen wordt, wordt de snel openende luchtinlaatklep 110 geopend en wordt de aftapklep 120 gesloten. Wanneer de hefboom 236 in de tegengesteld 5 richting bewogen wordt, wordt de snel openende luchtinlaatklep afgesloten en wordt de aftapklep 120 geopend. De aftapleiding 118 strekt zich uit naar een instelbare opening 238, waaruit afvoer naar de atmosfeer plaats vindt.
De uitstootverrichting wordt door de belarmhefboom 236 10 geregeld. Nadat de inlaat- en uitlaatpoorten 82 en 182 en de vereffe-ningsaflaat 78 gesloten zijn, de terugslagkameraflaten 76 geopend zijn en de luchtleidingen aangesloten zijn, wordt de belarmhefboom 236 bediend om de snel openende luchtinlaatklep 110 te openen en de aftapklep 120 te sluiten. Lucht uit het reservoir 106 zal door de luchttoe-15 voerleiding 107 in de luchtinlaatpoort 82 en door de hulpluchtleiding 114 naar de hulpluchtinlaat 116 onder de heiblokram 32 stromen om de ram in de schacht 30 te verheffen. De ram wordt dan omhoog geworpen door deze onder druk gestelde lucht tot deze tegen het bovenste aambeeld 62 terecht komt om een oplichtslag te leveren. Op dit tijdstip 20 wordt de belarmhefboom 236 gekeerd om de snel openende luchtinlaatklep 110 te sluiten en om de aftapklep 120 te openen. De ram valt dan terug omlaag in de schacht 30 en drijft de lucht daaronder naar buiten door de aftapleiding 118. De mate of snelheid, waarin of waarmee de ram valt, hangt af van de mate of snelheid, waarin of waarmee lucht ont-25 snappen kan via de aftapleiding 118 en dit wordt op zijn beurt geregeld door de afstelling van de instelbare opening 238. Het zal beseft worden dat door afstelling van de instelbare opening de ram er toe gebracht kan worden om langzaam in de schacht te vallen zodat deze geen omlaaggerichte slag op het onderste aambeeld 46 levert na elke 30 oplichtslag die op het bovenste aambeeld 82 toegebracht wordt. Een manometer 240 kan in de luchttoevoerleiding 107 tussen de snel openende luchtinlaatklep 110 en het heiblokstelsel opgenomen worden om de werkdruk gedurende het omhoog en omlaag brengen van de ram gedurende de stootverrichting te regelen.
35 In het kort is in het voorgaande beschreven dat een 8 ? 2 0 2 r’ ’ - 20 - op het produceren van oplichtslagen dieselhamer 20 berekend is/door het verbinden van de bijbehorende schacht 30 via een trekverbinding 52 aan een te trekken huls 24, het verwijderen van aflaatpluggen 76 van de bovenkant van de schacht, het afdichten van alle andere openingen 78, 82, 94 in de schacht, het 5 toevoeren van perslucht vanuit een uitwendige bron 106 onder de hei- blokram 32 om deze omhoog te drijven en daarna de geregelde stroming van lucht uit de schacht via een aftapleiding 118 en een instelbare opening 238 toe te laten om de daaropvolgende val van de ram te dempen.
832 üt;. <r

Claims (16)

1. Dieselheiblok, voorzien van een cilindrische schacht, een ram die uitgerust is om op en neer te bewegen in de schacht, een aambeeld aan het ondereinde van de schacht om slagen van de ram op te nemen, inlaat- en uitlaatpoorten die in de schacht gevormd zijn om 5 samen te persen lucht toe te laten bij de omlaagbeweging van de ram en om verbrandingsgassen te kunnen uitdrijven wanneer de ram omhoog gebracht wordt en een brandstofinspuitmechanisme voor het toelaten van dieselbrandstof in het gebied onder de ram wanneer de ram de lucht daaronder samenperst en tegen het aambeeld stoot, gekenmerkt door or-10 ganen om de ram omhoog te werpen in de kast, een trekverbinding die aan de schacht verbonden is voor het verbinden van de schacht aan een onderdeel, dat oplifhtslagen opnemen moet, een bovenste aambeeld in het boveneinde van de schacht voor het opnemen van slagen van het aambeeld, een aflaatklep voor het aflaten van het boveneinde van de schacht-15 organen voor het omhoog werpen van de ram in de schacht om tegen het bovenste aambeeld te stoten en een buffervormingsconstructie die berekend is op het dempen van de omlaagbeweging van de ram na de stoot van de ram tegen het bovenste aambeeld.
2. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 1, geken-20 merkt doordat de organen voor het omhoog werpen van de ram in de schacht bestaan uit organen voor het toevoeren van onder druk gesteld gas naar het gebied van de schacht onder de ram in voldoende mate om de ram omhoog te drijven in de schacht om tegen het bovenste aambeeld terecht te komen en organen die de schacht in het gebied onder de om-25 hoog gedreven ram sluiten om lekkage van gassen uit de schacht gedurende de omhoogbeweging van de ram tegen te gaan.
3. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de organen voor het toevoeren van onder druk gesteld gas naar het gebied van de schacht onder de ram bestaan uit een bron 30 van perslucht, een luchttoevoerleiding, die zich van de bron van perslucht naar de schacht onder de ram uitstrekt, en een luchtinlaatklep in de luchttoevoerleiding om de stroming van lucht naar de schacht te regelen.
4. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 3, geken- 8320255 * - 22 - merkt doordat de luchttoevoerleiding op de luchtinlaatpoort van de schacht aangesloten is.
5. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat een hulpluchttoevoerleiding zich van de luchttoevoer- 5 leiding naar de schacht onder de ram uitgestrekt wanneer deze op het aambeeld aan het ondereinde van de schacht rust.
6. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de organen, die de schacht in het gebied onder de omhoog gedreven ram sluiten, bestaan uit verwijderbare sluiters, die aan de 10 inlaat- en uitlaatpoorten van de heiblokschacht te verbinden zijn.
7. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de organen voor het aflaten van het boveneinde van de schacht een verwijderbare plug behelzen, die in een terugslagkamer aangebracht is, welke met het boveneinde van de schacht in verbinding 15 staat.
8. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de buffervormingsconstructie bestaat uit een aftaplei-ding die verbonden is met de luchttoevoerleiding tussen de luchtinlaat-klep en de schacht.
9. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 8, geken merkt doordat een aftapklep in de aftapleiding aangebracht is.
10. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat de aftapklep en de luchtinlaatklep onderling verbonden zijn zodat de luchtinlaatleiding open is wanneer de aftapleiding ge- 25 sloten is en omgekeerd.
11. Dieselheiblokinrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de aftapleiding een instelbare opening daarin heeft.
12. Dieselheiblok, voorzien van een cilindrische schacht, een ram die uitgerust is om op en neer te bewegen in de schacht, een 30 aambeeld aan het ondereinde van de schacht om slagen van de ram op te nemen, inlaat- en uitlaatpoorten die in de schacht gevormd zijn om samen te persen lucht toe te laten bij de omlaagbeweging van de ram en om verbrandingsgassen te kunnen uitdrijven wanneer de ram omhoog gebracht wordt en een brandstofinspuitmechanisme voor het toelaten van 35 dieselbrandstof in het gebied onder de ram wanneer de ram de lucht 83 2 0 2.;.. 5 - 23 - daaronder samenperst en tegen het aambeeld stoot, gekenmerkt door een trekverbinding, die aan de schacht vastgemaakt is voor het verbinden van de schacht aan een onderdeel, dat oplichtslagen opnemen moet, een bovenste aambeeld in het boveneinde van de schacht voor het opnemen 5 van slagen van het aambeeld, een te sluiten aflaat voor het aflaten van het boveneinde van de schacht, een bron van een samengeperst gas, organen voor het toeleveren van dit samengeperste gas vanuit de bron aan het gebied in de schacht onder de ram om de ram omhoog te werpen in de schacht om tegen het bovenste aambeeld terecht te komen, organen die 10 de schacht in het gebied onder de omhoog geworpen ram sluiten om lekkage van het samengeperste gas naar buiten uit de kast gedurende de omhoog-beweging van de ram tegen te gaan en een buffervormingsconstructie die berekend is op het dempen van de omlaagbeweging van de ram na de stoot van de ram tegen het bovenste aambeeld.
13. Werkwijze voor het toepassen van een dieselheiblok om oplichtslagen te leveren, welke werkwijze bestaat uit de verrichtingen van het verbinden van de schacht van de hamer aan een object dat oplichtslagen opnemen moet, het aflaten van de bovenkant van de heiblok-schacht om de vrije omhoogbeweging van de bijbehorende ram toe te laten, 20 het afdichten van alle andere openingen in de schacht om de vrije omhoogbeweging van de bijbehorende ram toe te laten, het afdichten van alle andere openingen in de schacht, het toevoeren van een onder druk gesteld gas onder de ram in de schacht om de ram omhoog te drijven om tegen de bovenkant van de schacht terecht te komen en het daarna dempen van de 25 daaropvolgende val van de ram door het gas onder de ram te laten ontsnappen uit de schacht in een geregelde mate.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het gas uit perslucht bestaat.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 30 de lucht aan de kast toegevoerd wordt via een luchtleiding vanuit een uitwendige persluchtbron.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat men de lucht uit de bron door de luchtleiding laat stromen om de ram omhoog te drijven en waarbij de val van de ram naar beneden gedempt 35 wordt door het richten van de lucht door een aftapleiding die aan de 8320255 * - 24 -ψ schacht verbonden is. 8320250
NL8320255A 1982-08-05 1983-08-03 Dieselblok dat in staat is tot het toebrengen van oplichtslagen en werkwijze om het toe te passen. NL8320255A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/405,615 US4473123A (en) 1982-08-05 1982-08-05 Diesel hammer capable of delivering uplift blows and method of using same
US40561582 1982-08-05
PCT/US1983/001203 WO1984000571A1 (en) 1982-08-05 1983-08-03 Diesel hammer capable of delivering uplift blows and method of using same
US8301203 1983-08-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8320255A true NL8320255A (nl) 1984-06-01

Family

ID=23604448

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8320255A NL8320255A (nl) 1982-08-05 1983-08-03 Dieselblok dat in staat is tot het toebrengen van oplichtslagen en werkwijze om het toe te passen.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4473123A (nl)
CA (1) CA1206101A (nl)
DE (1) DE3390073C2 (nl)
GB (1) GB2136718B (nl)
NL (1) NL8320255A (nl)
WO (1) WO1984000571A1 (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4658901A (en) * 1985-09-03 1987-04-21 Alexander Ivan D Method of and apparatus for removing stuck well pipe
NL9401144A (nl) * 1994-07-11 1996-02-01 Hollandsche Betongroep Nv Werkwijze alsmede inrichting voor het verwijderen van een ingeheid voorwerp.
US6105683A (en) * 1999-01-19 2000-08-22 Thiessen; Terry Post picker
DE102004062043A1 (de) * 2004-12-23 2006-07-13 Delmag Gmbh & Co. Kg Dieselhammer
EP2871286B1 (de) * 2013-11-12 2016-03-23 Delmag GmbH & Co. KG Rammhammer
EP2924170A1 (de) * 2014-03-28 2015-09-30 Delmag GmbH & Co. KG Rammhammer
EP2924171B1 (de) * 2014-03-28 2016-07-13 Delmag GmbH & Co. KG Rammhammer
EP3002372B1 (de) * 2014-10-02 2016-09-14 Delmag GmbH & Co. KG Aufsteckmäkler
US10273646B2 (en) 2015-12-14 2019-04-30 American Piledriving Equipment, Inc. Guide systems and methods for diesel hammers
US10538892B2 (en) * 2016-06-30 2020-01-21 American Piledriving Equipment, Inc. Hydraulic impact hammer systems and methods
GB2551774B (en) * 2016-06-30 2019-02-20 Dawson Const Plant Ltd Pile Hammer
CN111576414B (zh) * 2020-05-23 2021-06-22 无锡信仁通用机械有限公司 便于壳体冷却的柴油打桩锤

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1566631A (en) * 1925-12-22 oe dover
US1102652A (en) * 1912-08-14 1914-07-07 Alexander Gibb Driving and extracting piles, posts, and the like.
US1292429A (en) * 1917-06-19 1919-01-28 Richard Henry Annison Pile-extracting, pile-driving, and like machine.
US2557820A (en) * 1949-02-16 1951-06-19 Gen Motors Corp Hydraulic-mechanical servo brake
US2951345A (en) * 1955-08-30 1960-09-06 Delmag Maschinenfabrik Pile and plank pulling device with diesel ram or the like
DE1112461B (de) * 1958-05-12 1961-08-03 Delmag Maschinenfabrik Pfahlzieher
US3283832A (en) * 1962-12-10 1966-11-08 Raymond Int Inc Hydraulic hammer
US3511325A (en) * 1967-11-15 1970-05-12 Tracto Technik Device for extracting piles or the like
US3474870A (en) * 1967-12-18 1969-10-28 Paul M Cook Tube driving apparatus
US3583499A (en) * 1969-09-08 1971-06-08 Hugo Cordes Hydraulic pile extractor
US3815373A (en) * 1972-06-07 1974-06-11 D Giroux Piling clamp
US3920083A (en) * 1974-05-03 1975-11-18 Toyoda Kikai Kogyo Kk Pile driving and drawing apparatus
GB1566984A (en) * 1977-05-04 1980-05-08 Nippon Kokan Kk Method and an apparatus of driving and extracting an article by strain energy
US4131164A (en) * 1977-11-23 1978-12-26 Chambersburg Engineering Company Adaptive valve control system for an impact device

Also Published As

Publication number Publication date
WO1984000571A1 (en) 1984-02-16
US4473123A (en) 1984-09-25
GB2136718B (en) 1986-03-05
GB8331115D0 (en) 1984-02-01
DE3390073C2 (de) 1986-07-24
DE3390073T1 (de) 1984-06-28
CA1206101A (en) 1986-06-17
GB2136718A (en) 1984-09-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8320255A (nl) Dieselblok dat in staat is tot het toebrengen van oplichtslagen en werkwijze om het toe te passen.
US8763719B2 (en) Pile driving systems and methods employing preloaded drop hammer
EP0710317B1 (en) Bidirectional hydraulic jar
KR0165562B1 (ko) 유압작동식 충격해머
NL8301622A (nl) Hei-inrichting.
US3714789A (en) Automatically self-regulating variable-stroke, variable-rate and quiet-operating pile driver method and system
US3417828A (en) Method for driving piles and similar objects
US3958647A (en) Powerful submersible deepwater pile driver powered by pressurized gas discharge
NO321907B1 (no) Undervanns-paeledrivverktoy
US4580641A (en) Method and apparatus for starting diesel type hammers
US3788402A (en) Automatically self-regulating variable-stroke, variable-rate and quiet-operating pile driver apparatus
GB2067289A (en) Seismic pulse generator
US4377355A (en) Quiet bouncer driver thruster method with pressurized air chamber encircling massive bouncing piston
US4256187A (en) Impact tool with hydraulic cocking mechanism
US4544040A (en) Apparatus for driving an elongated piece into and/or out of the ground
US4523647A (en) Power hammer
US4702344A (en) Vent means for closed air system impact-type seismic source
US3356164A (en) Pile driving mechanisms
CN112502128B (zh) 一种可自动疏通通气孔的夯锤
US3604522A (en) Pile-driving system and apparatus
GB1576966A (en) Apparatus for driving an object into the ground
SU784805A3 (ru) Гидравлический ударный инструмент
GB2043509A (en) Hydraulic ram
JPS6118610B2 (nl)
JPS582292B2 (ja) 砂杭造成装置