NL8301622A - Hei-inrichting. - Google Patents

Description

► - ... % \ » V0 5647

Titel: Hei-inrichting.

De uitvinding betreft een hei-inrichting welke geschikt is voor gebruik onder water, met een huis, een daarin, in een met gas gevulde bewegingsruimte axiaal verplaatsbaar slaglichaam, door een drukmiddel bedienbare aandrijfmiddelen voor het slaglichaam en een daarmee samen-5 werkend slagoverdraagdeel voor het doorleiden van de slagenergie van het slaglichaam naar het in te drijven hei-element.

Een dergelijke hei-inrichting is beschreven in het DOS 1.955.300, waarbij de hei-inrichting door middel van drukmiddelleidingen is verbonden met een boven water, opgesteld krachtstation, dat perslucht 10 of stoom aan de hei-inrichting toevoert. Bij heiwerkzaamheden op grote waterdiepten moet in verband met de hoge waterdruk het huis druk-bestendig zijn uitgevoerd hetgeen het gewicht van de hei-inrichting en de vervaardigingskosten aanzienlijk verhoogt en overeenkomstig zware hijsapparatuur en dergelijke, vereist.

15 De uitvinding beoogt een hei-inrichting van de in de aanhef vermelde soort, welke bij 'eenvoudige structurele uitvoering ook zonder drukbestendig huis, op grote waterdiepten zonder problemen kan functioneren.

Hiertoe is volgens de uitvinding het huis voorzien van een holle 20 ruimte die aan het in de bedrijfsstand zich aan de onderzijde bevindende einde via ten minste één opening met de omgeving in verbinding staat, voor het automatisch verdichten van daarin aanwezig gas door tijdens het neerlaten van de inrichting indringend water, is bij het boveneinde van de holle ruimte een verbindings-kanaal naar de bewegingsruimte van 25 het slaglichaam aanwezig, is in het verbindingskanaal tenminste een klep aangebracht en in het slagoverdraagdeel uitgevoerd als een de bewegingsruimte van het slaglichaam aan de onderzijde dicht afsluitende slagplaat.

Bij het afzinken van de hei-inrichting dringt het water met een met de duikdiepte corresponderende druk in de holte binnen en comprimeert 30 daarin ingesloten gas, dat via het verbindingskanaal naar de bewegingsruimte overgaat, zodat hierin automatisch een met de waterdruk corresponderende gasdruk wordt opgebouwd. Aan het ondereinde van de holte kan zijn voorzien in een inlaatleiding met een eerst bij een uitwendige overdruk opengaand terugslagventiel, en in een uitlaatleiding met een 8301622 Λ % -2- eerst bij een bepaalde overdruk in de holte opengaand terugslagventiel met een aan de drukzijde via een terugslagventiel met de holte verbonden, van buiten af aanzuigende pomp, teneinde de druk in de holte en daardoor tevens de gasdruk in de bewegingsruimte tot boven de uitwen-5 dige druk te kunnen verhogen.

Het huis is bij voorkeur voorzien, van een voorbij de slagplaat buitenwaarts omlaag uitstekende, het heideel omsluitende, ondoorlaatbare geleidingsmantel, waarin bij het induiken in het water vanzelf een gaskussen achterblijft. Naar gelang van de eisen kan onder de 10 slagplaatook een, door een flexibel omhulsel omsloten gaskussen worden aangebracht. De holte strekt zich, ter vergroting van zijn volume bij voorkeur uit tot het ondereinde van de geleidingsmantel. De gelei-dingsmantel kan op zijn beurt, bij voorkeur,ter vergemakkeling van de demontage van de slagplaat, losneembaar aan het huis bevestigd zijn.

15 Voor de aanslag van de bovenzijde van de slagplaat kan het huis voorts zijn voorzien van een omlaag gerichte aanslagschouder. Tussen deze schouder en de bovenzijde van de slagplaat zijn bij voorkeur één of een aantal elastische ringafdichtingen aangebracht.

In de aanslagschouder kan voorts zijn voorzien in een vereffenings-20 kanaal, dat de door de ringafdichtingen omsloten ringvormige ruimten met de ringvormige spleet tussen het huis en het omtreksvlak van de slagplaat verbindt en aldus, tijdens het , na de slag door veerwerking optredende samendrukken van de ringafdichtingen, hetontwijken van het water, dat zich eventueel nog in de door die ringaf dichtingen 25 omsloten ruimte bevindt,mogelijk maakt.

De slagplaat bevat bij voorkeur ten minste één uitlaatkanaal, dat de inwendige ruimte van een holle paal met de,deze omgevende ruimte verbindt.

Het huis kan voorts, boven de slagplaat, zijn voorzien van èen, 30 een ringafdichting bevattende, opwaarts gerichte ringvormige schouder, en, op afstand daarboven, van een, een ringafdichting bevattende, opwaarts gerichte ringvormige schouder voor een tussen de slagplaat en het slaglichaam aangebracht, hiermee samenwerkend aambeeld, dat met een buitenste ringvormige kraag telkens komt aan te liggen tegen één 35 van de ringafdichtingen.

Door de in het huis aangebrachte, naar omlaag toe open holte, 8301622 é -* -3- waarvan het volume een veelvoud bedraagt van de bewegingsruimte, wordt een eenvoudige mogelijkheid verkregen, onder water tot op aanmerkelijke waterdiepten zonder drukvast huis, en zonder drukmiddelleidingen naar het oppervlak, een zich automatisch aan de waterdiepte aanpassende 5 gasverdichting in de holle cylinder en daardoor tevens in de bewegingsruimte van het slaglichaam te bereiken. Wanneer de holte met water gevuld is, wordt door het vlotter-ventiel de bewegingsruimte automatisch tegen het binnendringen van water afgesloten. Aangezien de bereikbare duikdiepte slechts afhankelijk is van de grootte van de holte, is 10 in beginsel het werken op willekeurige waterdiepte mogelijk. Aanvullend kan de bewegingsruimte , onafhankelijk van de vullingsgraad in de holte, worden afgesloten, wanneer het slaglichaam begint te werken. De in het verloop van het heien bereikte, grootste waterdiepte kan bij nog onvolledig gevulde holte gemakkelijk door het openen van het verbindingskanaal 15 worden vereffend, waarbij de waterkolom met de, door de grotere waterdiepten verhoogde, druk dienovereenkomstig verder gas naar de bewegingsruimte drukt.

Wanneer de holte is voorzien van, terugslagventielen bevattende openingen en van een, van buiten aanzuigende pomp, kan, na de vanzelf 20 plaats vindende drukvereffening overeenkomstig de waterdiepte, aanvullend water tot in de holte worden ingepompt, waardoor het gas in de holte en in de bewegingsruimte iets méér wordt verdicht, dan overeenkomt met de uitwendige waterdruk. Dit draagt er toe bij, op de afdichtplaatsen van het huis het binnendringen van lekwater te vermijden.

25 Wanneer de hei-inrichting in zeer grote waterdiepte moet worden toegepast, waarvoor het volume van de holte niet voldoende is, of de gasdruk in de bewegingsruimte door het aanvullend bijpompen van water naar de holte boven de uitwendige druk bij de corresponderende waterdiepte wordt verhoogd, ontstaan er drukverschillen tussen de gas-30 druk in de bewegingsruimte en de uitwendige waterdruk, welke voor het vermijden van gasverliezen resp. het binnendringen van lekwater verbetering van de huisafdichting nodig maken.

Hiertoe kan aanvullend op de slagplaat een hiermee samenwerkend aambeeld zijn toegepast, dat een buitenste, ringvormige kraag bevat en in de 35 werkpauzes, b.v. bij het afzinken of ophalen van de hei-inrichting naar 8301622 « % -4- gelang van de richting van het drukverval met zijn ringvormige kraag een aanslag neemt tegen een, van een ringvormige afdichting voorziene, opwaarts of omlaag gerichte, ringvormige schouder van het huis. Daarbij wordt het aambeeld, wanneer de gasdruk in de bewegingsruimte het 5 grootst is, omlaag, resp. voor het geval de uitwendige waterdruk het grootst is, naar boven tegen de corresponderende ringafdichting aangedrukt. Door deze, bij de normale, aan het omtreksvlak van de slagplaat en/of het aambeeld aangebrachte ringafdichting komende afdichting voor de ruststand wordt tijdens de werkpauzes het gevaar van het 10 uittreden van gas naar omlaag resp. het binnendringen van water naar omhoog verder verminderd en het bij het in werking nemen gereed zijn van de inrichting en het rendement van de hei-inrichting nog verder verbeterde

Bij het indrijven van holle heidelen worden deze bij elke 15 slag over een bepaald traject in de grond ingedreven, zodat bij heiwerkzaamheden onder water het volume voor het in het inwendige van het heideel ingesloten water ten bedrage van het volume, dat correspondeert met het produkt van het dwarsprofieloppervlak en-de diepte van het binnendringen, te klein wordt. Om een harde waterslag te vermijden, 20 moet de dienovereenkomstig overtollige waterhoeveslhaid binnen de slagtijd van enkele duizendsten seconden uit het inwendige van het heideel kunnen ontwijken.De hiertoe in de wanden van het heideel vereiste openingen zouden bij holle palen met grote diameter zeer groot moeten zijn, aangezien hierbij, bij het goed binnendringen op grond 25 van gunstige grondomstandigheden binnen zeer korte tijd een aanzienlijke hoeveelheid water met verantwoorde stroomsnelheid en zo gering mogelijke weerstand naar buiten zou moeten worden getransporteerd, om niet de slagwerking in plaats van voor het doen binnendringen van de paal in de grond te laten opgebruiken door de waterverdringing. Aangezien de 30 vereiste, grote afvoeropeningen slechts in de paalmantel kunnen worden ondergebracht, bestaat daardoor het gevaar, dat de holle paal door de bij de slag optredende krachten op die verzwakkingsplaatsen vervormd wordt.

Ter vermijding van deze moeilijkheid is het huis van de 35 uitgevonden hei-inrichting, op voordeel bediende wijze, voorzien van 8301622 -5- een het heideel omslultende geleidingsmantel, waarin bij het induiken, in het’ water vanzelf gas wordt ingesloten, dat zich door de waterdruk als meer of minder samengedrukt gaskussen onder de slagplaat omzamelt, aangezien het door de afdichtingen en de in de be-5 wegingsruimte heersende, nagenoeg even hoge gasdruk nietnaar het huis kan ontwijken. Hierdoor wordt bereikt, dat het bij de slag uit het inwendige van het holle heideel te verdringen water eerst het aanwezige gaskussen verder comprimeert en na de slag door de overdruk hiervan, via de aanwezige openingen wordt uitgedreven,waarvoor nu 10 echter practisch de gehele periode- tussen twee heislagen, d.w.z. een periode die twee tot drie orden van grootte langer is, ter beschikking staat. Hierdoor kunnen de openingen in de paalwanden ook bij holle palen met grote diameter klein genoeg worden gehouden. Door een in de slagplaat aangebracht uitlaatkanaal kan ook het buiten het heideel 15 blijvende gaskussen als voorraadvolume worden gebruikt. Wanneer het gaskussen in het inwendige van de paal zover wordt gecomprimeerd, dat de waterspiegel de opening van het uitlaatkanaal bereikt, kan door het uitlaatkanaal eveneens water worden verdrongen. Als geheel wordt alsdus bereikt, dat de anders noodzakelijke openingen in de paalwand 20 kleiner gemaakt of eventueel zelfs geheel weggelaten kunnen' worden en desondanks bevredigende waterverdringing en een hoog slagrendement bereikt worden. Bovendien vindt de slag op de slagplaat in verregaande mate droog plaats, aangezien zich in de bewegingsruimte boven de slagplaat geen water bevindt en ook onder de slagplaat een gaskussen aanwe-25 zig is.

Voor het geval het water echter, om welke redenen dan ook, tot de bovenzijde van de slagplaat en tussen de voor het afveren van het slaglichaam op de slagplaat aangebrachte, elastische ring-afdichtingen zou dóórdringen, kan het daar tussenin ingesloten 30 water bij de, door de terugstoot van de heislag elastisch vervormde heideel optredende veerverschijnselen niet tussen de ringafdichtingen buitenwaarts - in verband met de niet-samendrukbaarheid - een elastisch meegeven daarvan verhinderen en daardoor die ringafdichtingen ook zijwaarts tot afschuiving belasten. Door het vereffeningskanaal, dat de 35 door de ringafdichtingen omsloten ringvormige ruimten verbindt met de 8301622 • f * l -6- ringvonnige spleet tussen het huis en de slagplaat, worden deze moeilijkheden ondervangen, zodat ook onder water onberispelijke vering plaatsvindt,

De uitvinding zal thans onder verwijzing naar de tekening, 5 waarin enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de uitgevonden hei-inrich-ting zijn weergegeven, nog nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een langsdoorsnede van een hei-inrichting volgens de uitvinding;

Pig. 2 is een langsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm en 10 Pig. 3 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van nog weer een andere uitvoeringsvorm van een hei-inrichting volgens de uitvinding.

De in fig. 1 weergegeven hei-inrichting bevat een in hoofdzaak cylindrisch huis 2, dat dubbelwandig is uitgevoerd en ook weer een, de cylindrische bewegingsruimte 24 omsluitende, ringvormige holte 35 15 bevat, welke met de bewegingsruimte 24 via een aan het boveneinde daarvan aangebracht, in de dwarswand aan" de bovenzijde van het huis 2 verlopend verbindingskanaal 36 met de bewegingsruimte 24 is verbonden en aan zijn ondereinde, via openingen 61 met de omgeving in verbinding staat.

' 20 De bewegingsruimte 24 voor het slaglichaam 25 wordt naar omlaag toe afgesloten door een slagplaat 27, welke een oplegging heeft op het als holle paal uitgevoerde heideel 29.

Aan de bovenste dwarswand van het huis 2 is een coaxiale geleidingsschacht 38 met daarin aangebrachte drukmiddelcylinder 30 25 eendelig aangevormd. Hierin is een zuiger 31 verplaatsbaar,waarvan de zuiger stang 32 dóór een van een r ingaf dichting voorziene doorlaatopening in de dwarswand tot in de bewegingsruimte 24 reikt en aldaar schamier-baar is bevestigd aan het slaglichaam 25, zodat de zuiger 31 en he.t slaglichaam 25 telkens gemeenschappelijk omhoog en omlaag bewegen. De 30 op de geleidingsschacht 38 begrensd verplaatsbaar geleide aandrijfeen-heid 1 is door tussenkomst van schokdempende bufferelementen 12a aan het huis 2 bevestigd en bevat ook weer telkens door een electromotor 5 aangedreven, hydraulische pompen 6, welke via drukmiddelleidingen 8 en 9 en een hierin aangebrachte omstuurinrichting 10 telkens met een druk-35 middelhouder 7 en de, door de zuiger 31 van elkaar gescheiden, werkka- 8301622 «i -7- mers van. de drukmiddelcylinder 30 verbonden zijn. Door dienovereenkomstige bediening van de omstuinrinrichting 10 wordt het door de hydraulische pompen 6 getransporteerde drukmiddel telkens aan de werkkamers van de volgens het beginsel van het drukverschil werkende 5 drukmiddelcyoinder 30 toegevoerd, waarbij het werkzame oppervlak bij de neerwaartse beweging correspondeert met het dwarsprofiel van de zuigerstand 32.

Het verbindingskanaal 36 is aan zijn, naar de holte 35 toe gekeerde zijde voorzien van een vlotterventiel 62 en loopt aanvullend 10 via een afsluitventiel 37, dat bij de weergegeven uitvoeringsvorm, afhankelijk van de hydraulische pompen 6, zodanig wordt bestuurd, dat het wordt gesloten, wanneer in de drukmiddelkringloop een druk wordt opgebouwd.

De binnenwand van het huis 2, welke de holte 35 scheidt van de 15 bewegingsruimte 24, bevat een, de bewegingsruimte 24 ringvormig omsluitend overstroomkanaal 33, dat door bovenste en onderste doortree-openingen 34 in verbinding staat met het bovenste resp. onderste deel van de bewegingsruimte 24. De bovenste doortreeopeningen 34 zijn daarbij iets onder het boveneinde van de bewegingsruimte 24 zodanig aan-20 gebracht, dat zij door het slaglichaam 25, bij de opwaartse beweging daarvan, kort vóór het bereiken van de bovenste dode stand gesloten worden.

De aan het huis 2 aangebrachte, tot voorbij de slagplaat 27 omlaag uitstekende geleidingsmantel 63 is, ter vergemakkeling van de 25 demontage van de slagplaat 27 losneembaar aan het huis 2 bevestigd, waarbij de holte 35 door de geleidingsmantel.63 totaan het ondereinde daarvan reikt.

Voor steungeving van de slagplaat 27 tegen de,na de slag dppr de elastische vervorming van het heideel 29 optredende, terugstoot, is 30 het huis 2 voorzien van een ringvormige aanlegschouder 64, waarvan het ondervlak dienst doet als aanslag voor de aan de buitenrand van de slagplaat 27 aangebrachte, elastische ringafdichting 26. In de aanslag-of aanlegschouder 64 is voorts een vereffeningskanaal 65 aangebracht, dat de verbinding vormt tussen de door de ringelementen 26 omsloten, 35 ringvormige ruimten 66 en 67 en de ringvormige spleet 68 tussen het 8301622 V. - f -8- omtreksvlak van de slagplaat 27 en het huis 2. Aan het binnenvlak van de aanlegschouder 64 is, ter afdichting van de bewegingsruimte 24, een ringvormige afdichting aangebracht, die af dichtend komt aan te liggen tegen een omtreksvlak van de slagplaat 27.

5 Bij het afzinken van de hei-inrichting onder het wateroppervlak comprimeert het, overeenkomstig de waterdruk bij de duikdiepte van onderen in de holte 35 opstijgende water het zich Herin en in de hiermee, via het verbindingskanaal 36 verbonden bewegingsruimte 24 bevindende gas tot op een met de duikdiepte corresponderende druk. Wanneer 10 de hei-inrichting zo ver wordt afgezonken, dat het water het boveneinde van de holte 35 bereikt, wordt door het vlotterventiel 62 automatisch het verbindingskanaal 36 afgesloten en het binnendringen van water naar de bewegingsruimte 24 verhinderd. Tot deze diepte correspondeert de druk van het door het water gecomprimeerde gas in de nog watervrije 15 holte 35 en de bewegingsruimte. 24 steeds nauwkeurig met de uitwendige waterdruk. Wanneer de hei-inrichting na het sluiten van het vlotterventiel 62 nög verder wordt afgezonken, vindt geen verdere samenpersing van het zich in de bewegingsruimte 24 bevindende gas plaats, zodat van dat moment af een drukverval optreedt van buiten naar binnen.

20 Bij de beweging van het slaglichaam 25 in de bewegingsruimte 24 kan het hierdoor verdrongen gas telkens in de,, t.o.v. de beweging van het slaglichaam 25 tegengestelde richting dödr het overstroomkanaal 33 terechtkomen in het zich telkens achter het slaglichaam bevindende deel van de bewegingsruimte 24.

25 De zich bij het afzinken van de hei-inrichting onder het water oppervlak in de geleidingsmantel 63 opzamelende lucht vormt een gaskussen 69 onder de slagplaat 27, zodat, bij het zich op het holle heideel 29 neerzetten van die slagplaat, zowel in de inwendige ruimte van het heideel als in de, het boveneinde daarvan omgevende, ringvormige ruimte, 30 overeenkomstig de waterdiepte samengeperste lucht aanwezig is. Door een in de slagplaat 27 aangebracht uitlaatkanaal 70 staat de ringvormige ruimte met de inwendige ruimte van het heideel 29 in verbinding. Wanneer dit heideel door de slag, onder dienovereenkomstige volumevermin-dering van de met water gevulde, inwendige ruimte, een verder stuk 35 in de grond wordt ingedreven, kan het te verdringen water eerst het gas- 8301622 -9- kussen 69 comprimeren en vervolgens tijdens de gehele tijdsduur tot de opvolgende heslag dóór de In de wand van het heideel aangebrachte openingen 29a, alsmede eventueel ook dóór het uitlaatkanaal 70 naar de ringvormige ruimte wegstromen, welke ruimte via een tussen het buiten-5 vlak van hetheideel 29 en de binnenwand van de geleldingsmantel 63 gelegen, ringvormige spleet met de omgevende waterruimte in verbinding staat. Wanneer het water tot in de door de ringafdichtingen 26 omsloten, ringvormige ruimten 66 en 67 zou doordringen, kan het, bij de na de slag door het terugveren van het elastisch vervormde heideel 29 teweeggebrach-10 te vervorming van de ringaf dichting 26, via het vereffeningskanaal 65, naar de ringvormige spleet 68 wegstromen.

Bij de in fig. 2 weergegeven, gewijzigde uitvoeringsvorm is tussen het slaglichaam 25 en de slagplaat 27 een aambeeld 28 aangebracht, dat met een buitenste, ringvormige kraag 71 grijpt tussen twee aan de 15 binnenwand van het huis 2 aangebrachte , ringvormige schouders 72 en 73.

De opwaarts gerichte, ringvormige schouder 72 draagt een ringafdichting 74 en de neerwaarts gerichte ringschouder 73 een ringafdichting 75. De aan de binnenzijde van de aanslagschouder 64 aangebrachte ringafdichting komt in dit geval afdichtend aan te liggen tegen een omtreksvlak van het 20 aambeeld 28. Bijcfe in fig. 2 weergegeven stand ligt het aambeeld 28 met zijn ringvormige kraag 71 onder de werking van het erop rustende slaglichaam 23 en vandfe inde bewegingsruimte 24 heersende gasdruk op de ringafdichting 74 van de schouder 72,waardoor tijdens het afzinken of het ophalen van de hei-inrichting een extra afdichting wordt bereikt.

25 Wanneer anderzijds de uitwendige waterdruk groter is dan de in de bewegingsruimte 24 heersende gasdruk, wordt het aambeeld 28, omgekeerd, met het bovenste schoudervlak van zijn ringvormige kraag 71 aangedrukt tegen de ringafdichting 75 van de ringschouder 73, waardoor eveneens een aanvullende afdichting wordt bereikt.

30 De aan de onderzijde aangebrachte opening van de holte 35 is uit gevoerd als een van een terugslagventiel 76 voorziene inlaatleiding 77.

De inlaatleiding 77 is voorts met de aanzuigzijde van een pomp 79 verbonden, welke via een terugslagventiel 80 naar de holte 35 transporteert. Tenslotte is ook nog voorzien in een, een terugslagventiel 81 bevattende, 35 uitlaatleiding 82, waarbij de sluitkracht van het terugslagventiel 81 groter is, dan van de terugslagventielen 76 en 80. Bij cfeze uitvoerings- 8301622 « -10- vorm stroomt het water bij het afzinken van de hei-inrichting eerst dóór de inlaatleiding 77 en het terugslagventiel 76 tot in de holte 35, tot drukvereffening tot stand gebracht is. In aansluiting hierop kan, door middel van de, .door een onder water werkzame electromotor 78 5 aangedreven, pomp 79 via de inlaatleiding 77 water worden aangezogen en via het terugslagventiel 80 naar de holte 35 worden gepompt, waardoor het zich in het bovenste deel van de holte 35 en in de bewegingsruimte 24 bevindende gas. een, t.o.v. de met de duikdiepte corresponderende waterdruk verhoogde, druk. bereikt. Hierdoor wordt 10 speciaal ter plaatse .van de in de aanlegschouder 64 aangebrachte ringafdichting het passeren van perslucht uit het gaskussen 69 naar de bewegingsruimte 24 verhinderd en bovendien, dat aldaar eventueel aanwezig water op het tijdstip van het samendrukken van de elastische ringafdichtingen 26, als gevolg van de. in de kleiner wordende ruimte 15 67 toenemende druk, naar de bewegingsruimte 24 dóórdringt.

De pomp 79 en de electromotor 78 kunnen ook buiten de holte 35, in het bijzonder aan de aandrijfeenheid 1,tegen stof beschermd, aangebracht en via een van een terugslagventiel voorziene flexibele leiding met de holte 35 verbonden zijn.

20 Bij het ophalen van de hei-inrichting stroom het water via het terugslagventiel 81 en de uitlaatleiding 82 uit de holte 35 weg.De veersluitkracht van het terugslagventiel 81 begrenst tevens de hoogte van de bereikbare overdruk in de holte 35.. Als gevolg van de veersluitkracht van het terugslagventiel 81 blijft bij het uit het water heffen 25 van de hei-inrichting in de holte 35 een geringe hoeveelheid water achter, welke door het met de hand openen van een kraan, of een dicht-schroefbare afvoeropening kan worden afgelaten. Het terugslagventiel 81 kan eventueel ook zijn vervangen door een door de druk in de holte 35 bestuurd afsluitventiel en een veiligheidsventiel.

30 Bij de, in fig. 3 weergegeven, gewijzigde uitvoeringsvorm van de hel -inrichting zijn in het verbindingskanaal 36·twee terugslagventielen 83.en 84 parallel met t.o.v. elkaar tegengestelde sluitrichting aangebracht. Het terugslagventiel 83 zorgt ervoor, dat het, bij het afzinken van de hei-inrichting in de holte 35 gecomprimeerde, gas tot drukver-35 effening naar de bewegingsruimte 24 kan overstromen en gaat dicht, zodat de gasdruk in de bewegingsruimte 24 groter is, dan in de holte 35.

8301622 « -11-

Het terugslagventiel 84 wordt door een instelbare veerinrichting in zijn sluitstand gedwongen en zorgt ervoor dat bij het ophalen van de hei-inrichting gas uit de bewegingsruimte 24 naar de holte 35 kan overgaan, zodra de hierin heersende druk ter waarde van een bepaald 5 drukverschil geringer is dan de druk in de bewegingsruimte 24.

Teneinde het doordringen van water tot de slagplaat 27 te verhinderen, is het huis 2 voorts voorzien van een door waterdruk bestuurd afsluitventiel 85, dat enerzijds via een drukgasleiding 88 met een drukgasbron en anderzijds, via een omschakelventiel 89, met een, 10 naar:.de bewegingsruimte 24 lopend drukgaskanaal 90 en een naar de ringvormige ruimte onder de slagplaat 27 lopende doorgangskanaal 91 verbonden is. Als drukgasbron kan een aan het huis 2 of de aandrijfeenheid aangebrachte drukgashouder 49 dienst doen. In. plaats daarvan kan de dunne drukgasleiding ook in de electrische kabel 60 van de aandrijfmotor 50 15 ' geïntegreerd zijn en verbonden zijn met een boven water aangebrachte drukgasbron.

Het afsluitventiel 85 is voorzien van een aan de ene zijde door de buitendruk en aan de andere zijde door de gasdruk in een, met het drukgaskanaal 90 verbonden, drukgasruirate 93 belast membraan 86, van een 20 hiermee verbonden,in het ventielhuis geleide verplaatsbare zuiger 94 en van een hieraan aangebracht ventiellichaam 87. Bij toenemende buitendruk wordt het membraan 86, en tezamen daarmee de zuiger 94, tegen de gasdruk in de drukgasruimte 93,onder het aflichten van het ventiel-of kleplichaam 87 van zijn zitting, verplaatst, zodat uit de drukgas-25 leiding 88 via het omschakelventiel 89, naar gelang van de stand daarvan, via het drukgaskanaal 90 naar de bewegingsruimte 24 of via het doorgangskanaal 91 en het uitlaatkanaal 70 naar het gaskussen 69 instroomt. Hei:afsluitventiel 85 kan .op voordeel biedende wijze, zodanig zijn ingesteld, dat de gasdruk in de bewegingsruimte 24 iets hoger 30 wordt gehouden, dan de buitendruk.

Tijdens het afzinken van de hei-inrichting bevindt zich het omschakelventiel 89 in zijn, het afsluitventiel 85 via het drukgaskanaal 90 met de bewegingsruimte 24 verbindende, stand. Bij het neerzetten van de slagplaat 27 op het heideel 29 wordt de slagplaat 27 tot aanslag 35 van de ringafdichting 29 tegen de aanslagschouder 64 omhoog verplaatst 8301622 * -12- * en sluit daarbij de monding van het.drukgaskanaal 90 naar de bewegingsruimte 24. De hierdoor in het.drukgaskanaal 90 ontstaande stuwdruk kan enerzijds als signaal dienst doen, om aan te geven, dat de herinrichting de voor het in werking komen gewenste oplegging op het hei-5 deel 29 heeft verkregen en anderzijds, door een in de tekening niet weergegeven stelinrichting van bekende constructie, het omschakelventiel 89 naar zijn, het afsluitventiel 85 via het doorgangskanaal 91 met het gaskussen 69 verbindende stand verplaatsen.

In de slagplaat 27 is een boring van geringe diameter aangebracht, 10 die de bewegingsruimte 24 met het gaskussen 69 verbindt, en een aantal nauwe smoorgedeelten 97 en telkens daartussenin aangebrachte voorraad-ruimten 96 met aanzienlijk grotere diameter bevat, zodat deinde bewegingsruimte 24 door de bewegingen van het slaglichaam teweeggebrachte gasdrukschommelingen niet dóórdringen tot het gaskussen 69, en de 15 waterspiegel onder de slagplaat 27 betrekkelijk rustig, doch op voldoende afstand van de slagplaat 27, gehouden wordt.

Aangezien via de gasdrukleiding 88 slechts betrekkelijk kleine gashoeveelheden worden toegevoerd, om de tijdens de werking van de inrichting door het oplossen van gas in het water en andere gasverliezen 20 teweeggebrachte afname van de hoeveelheid te compenseren, kan de druk-gasleiding 88 betrekkelijk dun uitgevoerd zijn en geïntegreerd zijn in de electrische kabel 60 van de aandrijfmotor 5.

Bij deze uitvoeringsvorm worden de bij het snel afzinken van . de hei-inrichting voor het opbouwen van de vereiste gasdruk in de bewe-25 gingsruimte 24 vereiste, grote hoeveelheden gas via de verbindingslei-ding 36 onttrokken aan de holte 35 en worden tijdens de werking optredende verliezen via de drukgasleiding 88 aangevuld.

8301622

Claims (26)

1. Hei-inrichting welke geschikt is voor gebruik ondier water, met een huis, een daarin in een met gas gevulde bewegingsruimte axiaal verplaatsbaar slaglichaam, door een. drukmiddel bedienbare aandrijf-middelen voor het slaglichaam en een daarmee samenwerkend slagoverdraag-5 deel voor het doorleiden van de slagenergie van het slaglichaam naar het;in te drijven heielement, met het kenmerk, dat a) het huis (2) is voorzien van een holle ruimte (35) die aan het in de bedrijfsstand, zich aan de onderzijde bevindende einde via ten minste één opening (61) met de omgeving in verbinding staat, voor het 10 automatisch verdichten van daarin aanwezig gas door tijdens het neerlaten van de inrichting indringend water; b) bij het boveneinde van de holle ruimte (35). een verbindingskanaal (36) naar de bewegingsruimte (24) van het slaglichaam (25) aanwezig is; c) in het verbindingskanaal (36) ten minste één klep (37,62) is aange-15 bracht en d) het slagoverdraagdeel is uitgevoerd als een de bewegingsruimte (24) van het slaglichaam (25) aan de onderzijde dicht afsluitende slagplaat (27).

2. Hei-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 huis (2) dubbelwandig is uitgevoerd en een in hoofdzaak ringvormige holte (35) bevat.

3. Hei-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan het ondereinde van de holte (35) is voorzien in een inlaatleiding (77) met een eerst, bij uitwendige overdruk opengaand terugslagventiel 25 (76), in een uitlaatleiding (82) met een eerst bij een bepaalde over druk in de holte (35) opengaand terugslagventiel (81),en in een aan de drukzijde via een terugslagventiel (80) met de holte (35) verbonden, van buiten aanzuigende pomp (79).

4. Hei-inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat het huis (2) ten minste één, in de, de bewegingsruimte (24) omsluitende binnenwand aangebracht, met de bovenste en onderste eindgebieden van de bewegingsruimte (24) communicerend overstroomkanaal (33) bevat. 8301622 -14-

5. Hei-inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de binnenwand van het huis (2) dubbelwandig is uitgevoerd en een,, door bovenste en onderste doortreeopeningen (34) met de bewegingsruimte (24) verbonden, ringvormig overstroomkanaal (33) bevat.

6. Hei-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bovenste doortreeopeningen (34) op afstand van het boveneinde van de bewegingsruimte (24) zijn aangebracht en door het slaglichaam (25) bij de opwaartse beweging daarvan, vóór het bereiken van de bovenste eindstand, gesloten worden.

7. Hei-inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het slaglichaam (25) tenminste één overstroomkanaal (25a) bevat.

8. Hei-inrichting volgens één der conclusies, met het kenmerk, dat...in de verbindingskanaal. (36) aanvullend ten minste één, telkens 15 tijdens ten minste het laatste deel van de opwaartse beweging van het slaglichaam (25) gesloten,afsluitventiel (37) aangebracht is.

9. Hei-inrichting volgens één der conclusies, met het kenmerk, dat in het verbindingskanaal (36) twee parallel geschakelde terugslag-ventielen (83,84) met tegengestelde doorstromingsrichting aangebracht 20 zijn, waarvan het, het sterkst voorgespannen ventiel eerst bij voldoende drukverschil het overstromen van de bewegingsruimte (24) naar de holte (35) vrij geeft.

10. Hei-inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het huis (2) een omlaag gerichte aanslagschouder (64) voor de bovenzijde van de 25 slagplaat (27) bevat.

11. Hei-inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat aan de aanslagschouder (64), resp. aan de bovenzijde van de slagplaat (27) ten minste één elastische ringafdichting (26) aangebracht is.

12. Hei-inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het 30 huis (2) ten minste één,in de aanslagschouder (64) aangebracht, de door ringafdichtingen (26) omsloten, ringvormige ruimten (66,67) met de ringvormige spleet (68) tussen het huis (2) en het omtreksvlak van de slagplaat (27) verbindend vereffeningskanaal (65) bevat.

13. Hei-inrichting volgens één der conclusies 10-12, met het kenmerk, 35 dat de slagplaat (27) ten minste één, de inwendige ruimte van een hol heideel (29) met de, dit deel omgevende ruimte verbindend uitlaatkanaal 8301622 V -15- (70)bevat.

14. Hei-inrichting volgens één der conclusies 10-13, met het kenmerk, dat het huis (2) boven de slagplaat (27) is voorzien van een, een ringafdichting (74) bevattende, omhoog gerichte, ringvormige schouder 5 (72) en, op afstand daarboven,van een, een ringafdichting (75) bevatten de, omlaag gerichte,ringvormige schouder (73) voor een tussen de slag-plaat(27) en het slaglichaam (25) aangebracht, hiermee sameriwerkend aambeeld (28), dat met een aan de buitenzijde aangebrachte, ringvormige kraag (71) telkens tegen één van de ringvormige afdichtingen (74,75) 10 komt aan te liggen.

15. Hei-inrichting volgens één der conclusies 10-14, met het kenmerk, dat het huis (2) is voorzien van een tot buiten de slagplaat (27) omlaag uitstekende, het heideel (29) omsluitende ondoorlaatbare gelei-dingsmantel (63), waarin zich, onder water, een luchtkussen (69) bevindt.

16. Hei-inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de holte (35) tot in de geleidingsmantel (63) reikt.

17. Hei-inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de geleidingsmantel (63) aan het huis (2) losneembaar bevestigd is.

18. Hei-inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat het huis (2) is voorzien van een, met een drukgasbron verbonden, door waterdruk bestuurd afsluitventiel (35) en van een van dat ventiel naar de bewegingsruimte (24) of naar het overstroomkanaal (33) lopend drukgaskanaal (90).

19. Hei-inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het 25 afsluitventiel (35) is verbonden met een aan de éne zijde door de buitendruk en aan de andere zijde door de gasdruk in het drukgaskanaal (90) belast membraan (86), waardoor het bij een gasdruk,die groter is dan de buitendruk, opengaat.

20. Hei-inrichting volgens conclusie 18 of 19,met het kenmerk, 30 dat het afsluitventiel (85) is verbonden met een aan het huis (2), resp. aan de aandrijfeenheid (1) aangebrachte drukgashouder.

21. Hei-inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat het afsluitventiel (85) via een dunne drukgasleiding (88) is verbonden met een boven water aangebrachte drukgasbron. 8301622 -16- 4

22. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 18-21, met het kenmerk, dat het huis (2)is voorzien van een, het afsluitventiel (85) met het gaskussen (69) onder de slagplaat (27) verbindend doorgangska-naal (91).

23. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 18-22, met het kenmerk, dat de monding van het drukgaskanaal (90) in de bewegingsruimte (24) in de, ophetheideel (29) zittende stand door de slagplaat (27) resp. door het aambeeld (28) gesloten is.

24. Hei-inrichting volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, 10 dat het afsluitventiel (85) via een omschakelventiel (89) is verbonden met het drukgaskanaal (90) óf met het doorgangkanaal (91).

25. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 18-24, met het kenmerk, dat de bewegingsruimte (24) via een in het huis (2) of in de slagplaat (27) aangebrachte, nauwe boring (95) is verbonden met het 15 gaskussen (69) onder de slagplaat (27).

26. Hei-inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de boring (95). is voorzien van ten minste één, telkens tussen nauwe smoor-gedeelten (97) gelegen, voorraadruimte (96) net aanzienlijk groter dwarsprofiel. 8301622