NL8304286A

NL8304286A - Inrichting voor het in werking stellen in een vloeistoftransportstelsel, gedreven door vacuum, bij voorkeur een zogenoemde vacuumriolering.

Info

Publication number: NL8304286A
Application number: NL8304286A
Authority: NL
Original assignee: Electrolux Ab
Priority date: 1982-12-15
Filing date: 1983-12-13
Publication date: 1984-07-02
Also published as: SE8207172D0; US4511117A; FR2538070A1; CA1220185A; DE3344444C2; SE434535B; FR2538070B1; SE8207172L; DE3344444A1

Description

ί ~ <* VO 5295

Titel: Inrichting voor het in werking stellen in, een vloeistoftransport-stelsel, gedreven door vacuum, bij voorkeur een zogenoemde vacuumriolering.

.Dergelijke inrichtingen worden gebruikt voor het openen, van een gewoonlijk gesloten klep in een onder vacuum staand stelsel leidingen.

Deze kleppen kunnen bijvoorbeeld zijn gemonteerd in toiletten of nabij andere plaatsen, waar rioolinhoud wordt opgevangen teneinde in een ge-5 sloten stand het noodzakelijke vacuum in het leidingstelsel te handhaven en het te scheiden van de atmosfeer. Wanneer deze kleppen openen is het om redenen van het vervoer wenselijk het moment van openen van de klep zo nauwkeurig mogelijk te sturen, zodat een bepaalde hoeveelheid vloeistof wordt gevolgd door een bepaalde hoeveelheid lucht onder atmosferi-10 sche druk. Een dergelijke klep is bijvoorbeeld beschreven in het Zweedse octrooischrift 225.287. In het algemeen worden deze kleppen in werking gesteld door het vacuum in het leidingstelsel, welk vacuum door een afzonderlijke aanzetklep wordt overgebracht naar een zuiger of een membraan, dat het kleplichaam licht van de klepzitting. Het gebruik van met vacuum 15 gedreven kleppen heeft het voordeel, dat het niet nodig is elektrische draden te verbinden met de verschillende sanitaire installaties. De nadelen van de bekende kleppen zijn echter, dat de beweging van het openen in sommige gevallen zeer langzaam is, en soms niet wordt voltooid als gevolg van het feit, dat het beschikbare vacuum te gering is. Dit kan 20 weer afhankelijk zijn van verschillende omstandigheden, bijvoorbeeld de drukverhoging, veroorzaakt wanneer de klep wordt geopend of wanneer een aantal kleppen in het leidingstelsel gelijktijdig wordt geopend, zodat er een drukverhoging in het gehele stelsel is. Verder is het moeilijk een nauwkeurige instelling te verkrijgen voor het moment vein openen van deze 25 kleppen.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een soortgelijke inrichting voor het in werking stellen, die deze nadelen opheft. Dit doel is bereikt met de in de conclusies omschreven, kenmerkende maatregelen.

30 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 8304286 * t - 2 - fig. 1 een verticale doorsnede is van de inrichting in de gebruikelijke stand, fig. 2 een aanzicht is van de inrichting, wanneer deze gedeeltelijk in werking is gesteld, en 5 fig. 3 een aanzicht is van de inrichting in de werkzame stand.

Zoals te zien in de figuren, omvat de inrichting drie onderdelen, te weten een huis 10, een krachtaccumulator 11 en een bedieningsorgaan 12, welke onderdelen onderling beweegbaar zijn. Het huis 10 is bijvoorbeeld vastgezet ten opzichte van een klep in een toilet e.d. Het heeft een 10 cilindrische buitenflens 13 en een middencilinder 14, verbonden via een bodemplaat 15. De krachtaccumulator omvat een cilindrische huls 16, die via een ringvormige plaat 17 is verbonden met een cilinder 18, die een buitendiameter heeft, die gelijk is aan de binnendiameter van de cilinder 14, zodat de cilinder 18 kan bewegen in de cilinder 14. Tussen de 15 flens 13 en de huls 16 is een rubberen membraan 19 zodanig aangebracht, dat een gesloten kamer 20 is gevormd tussen het huis en de krachtaccumulator.

In de kamer bevindt zich een drukveer 21, die aanligt tegen de bodemplaat 15 in het huis 10, alsmede tegen de ringvormige plaat 17 van 20 de krachtaccumulator 11. Deze veer heeft de neiging het huis en de krachtaccumulator te scheiden. Een paspijp 22 is aangebracht aan het huis 10 en staat via een slang en een aanzetklep in verbinding met een niet weergegeven leidingstelsel, dat onder vacuum staat. Uitwendig heeft de krachtaccumulator 11 ook een kraal 23, waarvan de werking hierna 25 blijkt.

Aan het bovenste einde van de cilinder 18 bevindt zich een stop 24 die dient als een afdichting. Aan de bovenzijde heeft de stop een rubberertkussen 25, dat dient als een stootoppervlak, en aan de onderzijde een bevestigingsdeel 26 voor een einde van een spanveer 27/ waarvan het 30 andere einde is bevestigd aan een bevestigingsdeel 28 in het bedieningsorgaan 12.

Het bedieningsorgaan 12 omvat een leiblok 29, beweegbaar· in de cilinder 18 en verbonden met een holle trekstang 30, die de spanveer 27 omsluit. Aan het onderste einde heeft de trekstang 30 een flens 31, die 35 een rubberen-kussen 32 draagt. De flens 31 is verbonden met een nok 3-3, S3 ö 4 2 8 6 * + - 3 - waarin een arm 34 door middel van een as 35 draaibaar is gemonteerd. Het andere einde van de arm 34 is draaibaar bevestigd aan een as 36, verbonden met een niet weergegeven klep in het leidingstelsel teneinde de klep te openen,, respectievelijk te sluiten. Nabij de as 35 heeft de 5 arm 34 verder een uitsteeksel 37 voor aangrijping met een grendelarm 38.

Deze laatste is draaibaar aangebracht aan een as 39, die is vastgezet ten opzichte van het huis 10. Op de grendelarm wordt ingewerkt door een veer 40 in de richting naar de nok 33, en het onderste deel is uitgevoerd als een vinger 41, die aanligt tegen het uitsteeksel 37. In het 10 bovenste deel heeft de grendelarm een nokoppervlak 42 voor samenwerking met de kraal 23.

De inrichting is op de volgende wijze werkzaam. Vacuum wordt door de aanzetklep geleverd in de kamer 20, hetgeen de krachtaccumulator 11 doet stijgen met als gevolg een samendrukken, respectievelijk uitzetten 15 van de veren 21 en 27. Tijdens deze beweging is het bedieningsorgaan 12 in de onderste stand en gegrendeld door de grendelarm 38. Wanneer de krachtaccumulator de in fig. 2 weergegeven stand heeft bereikt, werkt de kraal 23 in op het nokoppervlak 42, zodat de grendelarm naar links in fig. 2 beweegt, en de vinger 41 los komt van het uitsteeksel 37 en het 20 bedieningsorgaan 12 wordt vrijgemaakt. Het bedieningsorgaan 12 beweegt dus snel naar boven onder de werking van de spanveer 27, en de klep opent door de werking van de arm 34 en de as 36.

Wanneer lucht onder atmosferische druk daarna wordt geleverd aan de kamer 20, keren de krachtaccumulator 11 en het bedieningsorgaan terug 25 naar de uitgangsstanden, waarin het bedieningsorgaan weer is gegrendeld door de grendelarm 28.

Indien in de kamer 20 niet een voldoende negatieve druk wordt ber-._ .. reikt, is het gevolg alleen, dat de krachtaccumulator 11 naar boven beweegt, waarbij het bedieningsorgaan 12 in de gegrendelde stand blijft.

30 Binnen het kader van de uitvinding is het mogelijk een direkte ver binding tot stand te brengen..tussen de kamer 20 en het leidingstelsel door middel van een terugslagklep, zodat het maximale vacuum, beschikbaar tijdens een bepaalde tijdsduur, in de kamer 20 wordt gehouden voor het zodoende werkzaam houden van de krachtaccumulator 11 totdat de klep 35 is geopend. In dat geval is de in de tekening weergegeven grendeling_ --------_- .r-j S3 0 4 2 8 6 - 4 - ·_» ~ vervangen door een grendelmiddel, dat niet wordt bediend door de beweging van de krachtaccumulator. In plaats daarvan kan mechanisch worden ingewerkt op het grendelmiddel door de aanzetklep.

3-3 0 428 6

Claims

1- Inrichting voor het in werking stellen in een vloeistoftransport-stelsel, gedreven door vacuum, bij voorkeur een zogenoemde vacuumriole-ring, gekenmerkt door een bedieningsorgaan (12), beweegbaar tussen een eerste en een tweede stand, en door een grendeling (38), door middel 5 waarvan het bedieningsorgaan in de eerste stand wordt gehouden tijdens het door middel van vacuum in werking stellen van een krachtaccumulator (11), die zodanig in verbinding staat met het bedieningsorgaan, dat wanneer de grendeling is opgeheven, het bedieningsorgaan wordt bewogen naar de tweede stand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kracht accumulator (11) via een buigzaam membraan (19) is verbonden met een huis (10), zodat een hermetisch gesloten kamer (20) is gevormd voor het door middel van vacuum inwerken op de krachtaccumulator, die beweegbaar is ten opzichte van het huis (10).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de kamer (2Ü) via een terugslagklep is verbonden met het onder vacuum staande trans-portstelsel.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (12) door middel van een veer (27) beweegbaar 20 is ten opzichte van de krachtaccumulator (11) en daarmee in verbinding staat.

5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat een veer (21) werkzaam is tussen de krachtaccumulator (11) en het huis (10).

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de grendeling (38) door een veer (40) wordt gedrukt tegen een uitsteeksel (37) e-d. van het bedieningsorgaan (12) of tegen een arm (34), die daarmee is verbonden, op welke grendeling tijdens de beweging van de krachtaccumulator (11) wordt ingewerkt door een kraal (23) daarvan, 30 zodat de grendeling wordt opgeheven.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de veer (21), die werkzaam_is tussen het huis (10) en de krachtaccumulator (11) een drukveer is, waarbij de veer, die werkzaam is tussen de 3304286 i \ - 6 - krachtaccumulator en het bedieningsorgaan (12) een spanveer is.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze wordt gebruikt voor het openen, respectievelijk sluiten van een klep in een vacuumstelsel. 8304286