NL8304203A - Handbedieningselement voor een regeldrijving aan een motorvoertuig. - Google Patents

Description

** * I

4 -1- VO 5278

Handbedieningselement voor een regeldrijving aan een motorvoertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een draaibaar handbedie-ningselement voor een regeldrijving aan een motorvoertuig/· in het bijzonder een handwielinrichting voor het bedienen van een schuifdak, bestaande uit een schaalvormig, van een gesloten rand en een aan de bin-5 nenzijde aangebrachte legerhuls in het midden voorzien handwiel, en een montageplaat, die is gekeerd naar de open zijde van het handwiel en dit draaibaar legert door middel van een zich in de legerhuls naar binnen uitstrekkende legertap, waarbij een aan de legerhuls zich bevindende uitwendige vertanding in aangrijping is in een aan de montageplaat 10 draaibaar aangebracht tandwiel, dat meedraaibaar is verbonden met een drijf rondsel voor, de regelbeweging overdragende drijfelementen.

Een handbedieningselement voor bijv. een ventilatie-inrich-ting aan een motorvoertuig, is in verschillende uitvoeringsvormen bekend met inbegrip van die met een daaraan aangebrachte en eventueel opklap-15 bare kruk. Voor alle bekende handbedieningselementen geldt, dat zij uitsluitend zijn voorzien om drijfelementen te bedienen, die de gewenste regelbewegingen overdragen aan de bijbehorende ventilatie-inrichting, bijv. het schuifdak van een schuifdakconstructie of een schuifraam of een zitplaatsbeslag.

20 Om aan een handbedieningselement nog een werking toe te voegen, wordt, uitgaande van de in de aanhef aangegeven uitvoering, volgens de uitvinding voorgesteld, dat het handwiel althans een licht-doorlatend wandvlak bezit, dat tegenover althans een tussen het handwiel en de montageplaat in de inwendige ruimte van het handwiel aangebrachte 25 gloeilamp ligt.

Volgens de grondgedachte van de uitvinding worden het handbedieningselement en de anders in de inwendige ruimte van het motorvoertuig altijd afzonderlijk te voorziene verlichtingslichamen, samengevoegd tot een gemeenschappelijk te monteren eenheid, waardoor de ver-30 vaardigings- en montagekosten worden verlaagd. Bovendien maakt het wegvallen van afzonderlijke verlichtingslichamen in het voorste vaste dak-gebied resp. aan de zogenoemde B-kolommen van het motorvoertuigkoets-werk, een glad vlakkige uitvoering van deze gebieden mogelijk. De uitvinding is niet beperkt tot het gebruik bij handwielinrichtingen. De 35 uitvinding kan ook worden toegepast bij krukinrichtingen, wanneer de 1304203 \ ^ -2- krukvoet aangepast wordt bemeten en uitgevoerd.

Voor een toereikende verlichting van de inwendige ruimte van het motorvoertuig kan het volledig voldoende zijn, wanneer alleen een lichtdoorlatend landvlak is voorzien aan het handwiel, welk wand-5 vlak de lichtdoorgang op de wijze van een raam mogelijk maakt. Bij voorkeur is de uitvoering echter zodanig, dat het handwiel in zijn geheel is gemaakt van een lichtdoorlatend materiaal, bijv. een geschikte kunststof. Bij deze uitvoeringsvorm dient het handwiel zelf met alle zichtbare vlakken daarvan als verlichtingslichaam, waardoor een uitstekende 10 verlichting van de gehele inwendige ruimte van het voertuig wordt bereikt.

Wanneer de uitzending van een diffuus licht wenselijk is, is het voordelig, wanneer het lichtdoorlatende wandvlak resp. het handwiel is vervaardigd van een ondoorschijnend gemaakte kunststof. Een 15 overeenkomstige diffusie- en verspreidingswerking kan worden bereikt, wanneer het lichtdoorlatende wandvlak resp. het handwiel is bezet met verspreidingsprisma's e.d., die met voordeel zijn aangebracht aan de binnenzijde resp. daarin zijn gevormd. Beide maatregelen kunnen ook samen worden uitgevoerd.

20 Volgende op de uitvindingsgedachte kan het handbedienings- element ook zodanig worden uitgevoerd, dat een schakelaar voor de gloeilamp (en) is aangebracht aan de montagepoaat. Deze schakelaar kan met het bedieningselement met voordeel buiten de omtrek van het handwiel uitsteken, en door insteken een neutrale stand, een inschakelstand en 25 een deurcontactstand bezitten. Op grond van deze uitvoering kan het als verlichtingslichaam uitgevoerde handbedieningselement worden bediend als een gebruikelijk verlichtingslichaam voor het verlichten van de inwendige ruimte van een motorvoertuig.

Bij voorkeur is de uitvoering zodanig, dat de schakelaar 30 aan het tandwiel met betrekking tot het handwiel diametraal daartegenover liggend is aangebracht, en dat aan weerszijden van het door de schakelaar, de legerhuls en het tandwiel lopende, loodrecht op de montageplaat staande middenvlak, volgens een symmetrische uitvoering een gloeilamp is voorzien. Bij deze uitvoering worden in de inwendige ruimte van het hand-35 wiel, de werkzame onderdelen van de drijving en de verlichting zodanig aangebracht, dat aan weerszijden van het genoemcb.middenvlak, ooneemruimten 5304203 % 4 -3- voor twee gloeilampen, waardoor een beter lichtrendement wordt verkregen.

Als gloeilampen zijn met voordeel soffittenlampen voorzien, die zijn vastgezet tussen contactlippen, die elektrisch geïsoleerd 5 zijn·aangebracht aan de montageplaat. Hierbij is het voordelig, wanneer de montageplaat is gemaakt van een elektrisch niet geleidende kunststof, en wanneer de onbeweegbare schakelaarcontacten en de contactlippen voor de gloeilampen direkt zijn bevestigd aan de montageplaat en zijn verbonden met platte contactstoppen voor de kabelaanslui-10 ting.

In het belang van een eenvoudige constructie is voorzien, dat bij het aanbrengen van twee gloeilampen, de contactlippen daarvan in paren met elkaar zijn verbonden door een geheel met de contactlippen vormende verbindingsstroken. Deze verbindingsstroken dienen niet alleen 15 als geleiderbaan, maar zorgen ook voor een vaste bevestiging van de contactlippen aan de montageplaat.

Voor een eenvoudige uitvoering van de elektrische onderdelen is het verder voordelig, wanneer aan de verbindingsstrook, die zich nabij de schakelaar bevindt, op onderlinge afstand twee beweegbare 20 schakelcontacten zijn voorzien, die door het bedieningselement naar keuze met een bijbehorend, onbeweegbaar schakelcontact in stroomgeleidend . contact kunnen worden gebracht.

Het bedieningselement zelf is bij voorkeur uitgevoerd als een rond een ten opzichte van de legerhuls evenwijdig uitgerichte leger-25 tap zwenkbare hefboom, waarvan de aan de montageplaat gelegerde leger-tap zich bevindt in het midden tussen de twee beweegbare schakelcontacten.

Het kunnen steken van het bedieningselement in de drie verschillende schakelstanden wordt op eenvoudige wijze teweeg gebracht, 30 doordat een insteektong is aangebracht aan het bedieningselement, welke tong naar keuze in een van drie naast elkaar aan de montageplaat zich bevindende verdiepingen wordt gestoken, van welke verdiepingen de middelste overeenkomt met de neutrale stand, en de twee zijdelingse behoren bij een schakelstand, waarin een van de onbeweegbare schakelcontacten 35 en een van de beweegbare schakelcontacten zich in stroomgeleidend contact bevinden.

S 3 0 4 2 ö 3 * f -4-

Volgens een verder voeren van de uitvindingsgedachte kan de uitvoering zodanig zijn, dat voor het bij de deur contacts tand van het bedieningselement behorende, onbeweegbare schakelcontact,een aan de montageplaat aangebracht, elektronisch vertragingselement is aange-5 bracht. Dit zorgt er in de deurcontactstand van het bedieningselement voor, dat de binnenverlichting na het sluiten van de motorvoertuig-deur, vertraagd wordt uitgeschakeld.

Voor het verbeteren van het lichtresultaat is het doelmatig wanneer de montageplaat aan de naar het handwiel gekeerde zijde in 10 althans het gebied van de gloeilampen is voorzien van een goed terugkaatsende bekleding. Een overeenkomstige werking kan echter op eenvoudige wijze worden verkregen, doordat de montageplaat geheel is gemaakt van een fel kleurige, een goede lichtterugkaatsingswaarde hebbende kunststof.

15 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 een bovenaanzicht is van een uitvoeringsvorm van de handwielinrichting, figuur 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in figuur 1, 20 figuur 3 een onderaanzicht is van de inrichting volgens figuur 1, figuur 4 een zij-aanzicht is van de inrichting volgens figuur 1, figuur 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in figuur 3, 25 figuur 6 een bovenaanzicht is van de inrichting, waarbij het handwiel is weggenomen, figuur 7 een aan figuur 6 gelijk bovenaanzicht is, waarbij aanvullend een elektronisch vertragingselement is aangebracht, figuur 8 een elektrisch schakelschema toont van de inrich-30 ting volgens figuur 1-6, en figuur 9 een andere uitvoeringsvorm toont van het schakelschema met een elektronisch vertragingselement.

Ter verduidelijking van de fundamentele constructie van de handwielinrichting wordt eerst verwezen naar de figuur 1-4. Figuur 2 35 verduidelijkt de ingebouwde stand van de handwielinrichting, wanneer deze wordt gebruikt voor het bewegen van het schuifdak van een schuif- 8 3 0 4 2 0 3.

i J

-5- dakconstructie. In dit geval is de handwielinrichting aangebracht in het voorste vaste dakgebied van het motorvoertuigkoetswerk, bijv. aan het voorste dwarsdeel van het de schuifdakopening omgevende schuifdak-raam.

5 Belangrijke onderdelen van de handwielinrichting zijn de montageplaat 1 en het handviel 2. De montageplaat 1, waarvan de uitvoering in de beschrijving nog nader wordt toegelicht, bezit een rechthoekig uitstekende, cylindrische legertap 3, die zich uitstrekt in een aan het handwiel 2 zich bevindende legerhuls 4 in het midden. De afme-10 tingen van de binnendiameter van de legerhuls 4 en de buitendiameter van de legertap 3 zijn zodanig op elkaar af gestemd, dat een draailege-ring met weinig speling van het handwiel 2 aan de montageplaat 1 wordt verkregen. De axiale lengten van de legertap 3 en de legerhuls 4 zijn eveneens zodanig op elkaar afgestemd, dat geen noemenswaardige axiale 15 speling optreedt, wanneer het handwiel 2 aan de montageplaat 1 wordt vastgezet door een schroef 5, waarvan de kop zich bevindt in een mid-denverdieping 6 van het handwiel 2, en waarvan het schroefdraaddeel 5a aangrijpt in een bijbehorende inlegmoer 5b, die is aangebracht aan de montageplaat 1. De middenverdieping 6 kan na het aanbrengen van de 20 schroef 5 worden afgesloten door een afsluitdop 7.

De legerhuls 4 draagt op de buitenomtrek een uitwendige vertanding 8, die voortdurend in ingrijping is in een tandwiel 9 met een complementaire vertanding. Het tandwiel 9 is met een evenwijdig met de hartlijn van de legertap 3 lopend en ten opzichte van de leger-25 huls 4 uitgericht legeraanzetstuk 10 draaibaar gelegerd in een bijbehorende, in een verdikking 11 van de montageplaat 1 zich bevindende boring. Het legeraanzetstuk 10 draagt aan het einde een daaraan niet draaibaar en axiaal onverschuifbaar vastgezet drijfrondsel 12, dat is bestemd om in te grijpen in buigzame, heugelvormig vertande drijfele-30 menten, te weten zogenoemde schroefkabels, met behulp waarvan de regel-bewegingen worden overgedragen aan de zodoende te bedienen inrichting.

Bij het aanbrengen van de handwielinrichting aan een. koets-. werkdeel, bijv. aan het voorste dwarsstuk van het schuifdakraam, grijpt de montageplaat met een in het gebied van het drijfrondsel 12 zich be-35 vindend aanzetstuk 13 door een bijbehorende koetswerkuitsparing, en wordt de montageplaat aan het koetswerkdeel bevestigd door bijv. schroeven, die door bevestigingsboringen 14 van de montageplaat heen worden 3304203 r- -6- geleid.

De aan de buitenzijde zichtbare delen van het handwiel 2 omvatten een convex gewelfde plaat 14 en een met een overgangsstraal daarop aansluitende, gesloten rand 15, die, zoals de figuur 1 en 4 ver-5 duidelijken, is voorzien van vingerverdiepingen 16. De plaat 14 en de rand 15 geven aan het handwiel 2 een schaalvormige gedaante, zodat een inwendige ruimte 17 (figuur 2) wordt gevormd in het handwiel 2, welke inwendige ruimte het herbergen mogelijk maakt van de beschreven onderdelen met drijfwerking zonder daardoor echter volledig te zijn 10 gevuld.

De montageplaat 1 en het handwiel 2 zijn elk gemaakt van een geschikte kunststof, hetgeen een maathoudende, goedkope massaver-vaardiging mogelijk maakt.

De tot nu toe beschreven uitvoering van de handwielinrich-15 ting komt overeen met de bekende stand van de techniek. Uitgaande daarvan wordt de uitvinding onderstaand thans nader verduidelijkt.

Het handwiel 2 is bij het getekende uitvoeringsvoorbeeld geheel gemaakt van een lichtdoorlatende kunststof, die door een aangepast matteren e.d. ondoorschijnend kan zijn. Het is overigens ook moge-20 lijk om door bij voorkeur aan de binnenzijde van het handwiel 2 gevormde, concentrische ribben, groeven, e.d. verspreidingsprisma's e.d. aan te brengen, die voor een toereikende verspreiding van het door het handwiel 2 heengaande licht zorgen wanneer het handwiel is gemaakt van een helder doorzichtige kunststof.

25 Bij het getekende voorbeeld zijn in de inwendige ruimte 17 van het handwiel 2, twee soffittenlampen 18 en 19 ondergebracht, zoals bijv. blijkt uit figuur 3. De soffittenlampen 18, 19 bevinden zich volgens een symmetrische plaatsing aan weerszijden van een denkbeeldig, loodrecht op de montageplaat 1 staand middenvlak, waarin zich 30 ook de hartlijnen bevinden van de legertap 3 resp. de legerbuis 4, en van het legeraanzetstuk 10 van het tandwiel 9. Dit middenvlak is in figuur 3 aangeduid door het verwijzingscijfer 20. De soffittenlampen' 18 en 19 zijn evenwijdig met het middenvlak 20 en in hoofdzaak evenwijdig met de grondplaat 1 gericht.

35 Het middenvlak 20 strekt zich ook uit door de voor het be dienen van de gloeilampen voorziene schakelaar 21, die diametraal tegen- 8304203 i .? -7- over het tandwiel 9 ligt. De aan de montageplaat 1 zich bevindende schakelaar 21, die met het bedieningselement 22 buiten de omtrek van het handwiel 2 uitsteekt, wordt hierna nader beschreven.

Bij het getoonde voorbeeld bestaat de montageplaat 1 uit 5 een elektrisch niet geleidende kunststof, hetgeen het direkt aanbrengen van stroomvoerende delen aan de montageplaat 1 mogelijk maakt. De soffittenlampen 18, 19 zijn elk vastgezet tussen contactlippen 23 en 24, die in paren met elkaar zijn verbonden door een geheel met de contactlippen vormende verbindingsstroken 25 en 26. De contactlippen 23 en 10 24 zijn gelegerd door bijbehorende, sleufvormige uitsparingen in de montageplaat, en op deze wijze in stand vastgelegd. Aan de verbindings-strook 26 bevindt zich een platte contactstop 27 voor de kabelaansluiting.

Voor een nadere verduidelijking van de schakelaar 21 15 wordt thans in hoofdzaak verwezen naar de figuur 2 en 3. Zoals daaruit blijkt, is het bedieningselement 22 van de schakelaar 21 in hoofdzaak uitgevoerd als zwenkbare hefboom 28, die zich bevindt aan de van de inwendige ruimte 17 van het handwiel 2 afgekeerde zijde van de montageplaat 1 en met behulp van een in het middenvlak 20 zich bevindende 20 legertap 29, die evenwijdig is gericht met de hartlijn van de legertap 3, zwenkbaar daaraan is gelegerd. Voor het bedieningselement 22 resp. voor de zwenkbare hefboom 28 zijn drie insteekstanden voorzien, waarvan de middelste, in figuur 3 aangegeven stand, de neutrale stand O is, waarbij twee zijdelingse, in figuur 1 met streepstippellijnen aangeduide standen, 25 de inschakelstand I resp. de deur contacts tand DC aanduiden.

De bijbehorende insteekelementen blijken uit figuur 5 in samenhang met figuur 3. De zwenkbare hefboom 28, die overigens met betrekking tot het middenvlak 20 symmetrisch is uitgevoerd, bezit nabij de legertap 29 een vlak-verwijding 30, waarin een veerkrachtige insteektong 30 32 is aangebracht in een uitsnijding 31, tegenover welke tong drie naast elkaar zich bevindende verdiepingen 33, 34 en 35 liggen, die zijn voorzien aan de montageplaat 1. De verdieping 33 komt overeen met de inschakelstand I, de verdieping 34 duidt de neutrale stand O aan, en de verdieping 35 komt overeen met de deurcontactstand CC, waarin de soffittenlampen 35 18, 19 alleen worden geschakeld, wanneer een voertuigdeur wordt geopend resp. gesloten.

8304203 -8- r ί »

Aan de verbindingsstrook 25 nabij de 'schakelaar 21 bevinden zich volgens een symmetrische plaatsing, twee veerkrachtig beweegbare schakelcontacten 36 en 37, die aanliggen tegen de verwijding 30 van de zwenkbare hefboom 28, zoals blijkt uit figuur 3. De beweegbare scha-5 kelcontacten 36 en 37 kunnen uit een stuk zijn gevormd met de verbin-dingsstrook 25. Omdat de legertap 29 zich in het midden tussen de twee beweegbare schakelcontacten 36 en 37 bevindt, en de verdiepingen 33-35 op onderling regelmatige afstanden zijn aangebracht, legt de zwenkbare hefboom 28, uitgaande van de neutrale stand overeenkomstige zwenkhoeken 10 af bij het in de twee zijdelingse schakelstanden zwenken daarvan.

Zoals verder blijkt uit figuur 3, zijn bij de beweegbare schakelcontacten 36 en 37, niet beweegbare, d.w.z. vaste schakelcontacten 38 en 39 aangebracht, die via bijbehorende sleufuitsparingen direkt zijn bevestigd aan de montageplaat 1. In de in figuur 3 getoonde neu-15 trale stand, staan de contactparen 36, 38 en 37, 39 zonder aanraking, d.w.z. op afstand tegenover elkaar. Wanneer echter het bedieningsele-ment 22 wordt bediend, en de hefboom 28 zodoende in een van de twee richtingen wordt gezwenkt, bevindt een -van de contactparen 36, 38 of 37, 39 zich in afhankelijkheid van de zwenkrichting in stroomgeleidend 20 contact. Hierbij behoort het contaetpaar 36, 38 bij de inschakelstand I, en het contaetpaar 37, 39 bij de deurcontactstand DC. Aan de niet beweegbare schakelcontacten 38 en 39 bevinden zich platte contact-stoppen 40 resp. 41 voor de kabelaansluiting.

De figuur 6 en 7 verduidelijken het onderbrengen van zowel 25 de drijf delen als ook de verlichtingsdelen in de inwendige ruimte 17 van het in deze figuren niet afgebeelde handwiel 2. Duidelijk is, dat het onderbrengen van de soffittenlampen 18, 19 leidt tot een regelmatige verlichting, in het bijzonder wanneer het handwiel 2 op de beschreven wijze wordt uitgevoerd als lichtverspreidingsscherm. In de figuur 6 en 30 7 is de vertanding van het tandwiel 9 ter vereenvoudiging niet afgebeeld. Hetzelfde geldt voor de vertanding van het drijfrondsel 12 in figuur 3. Figuur 7 vertoont de stand van een aan de montageplaat nabij de schakelaar 21 aangebracht, elektronisch vertragingselement 42.

In de figuur 8 en 9 zijn de schakelingen van de elektrische 35 onderdelen van de handwielinrichting in schakelschema's weergegeven.

Figuur 8 toont de schakeling zonder elektronisch vertragingselement 42, 8304203 -9- •i + ' welk element in figuur 9 aanwezig is. De contacten en platte contact-stoppen zijn in de schakelschema's op overeenkomstige wijze met de hiervoor gebruikte verwijzingscijfers aangeduid. Zoals is te zien, liggen de twee gloeilampen 18, 19 voortdurend aan de pluspool, waarbij de stroom-5 kring in afhankelijkheid van de stand van de hefboom 28 in de inschakel-stand via het vaste contact 38 of in de deur contacts tand via het vaste contact 39 wordt gesloten. De twee beweegbare schakelcontacten 36 en 37 zijn in de twee schakelschema's afgebeeld als een eendelig contact.

Zoals in figuur 9 is te zien, bevindt het elektronische vertragings-10 element zich tussen het onbeweegbare schakelcontact 39 en de bijbehorende vlakke contactstop 41.

15 8304201

Claims (16)

1. Draaibaar handbedieningselement voor een regeldrijving aan een motorvoertuig, in het bijzonder een handwielinrichting voor het bedienen van een schuif dak, bestaande uit een schaal vormig van een gesloten rand en een naar binnen aangebrachte legerhuls in het midden voor- 5 zien handwiel, en een montageplaat, die is gekeerd naar de open zijde van het handwiel, en die het handwiel draaibaar legert door middel van een in de legerhuls naar binnen zich uistrekkende legertap, waarbij een aan de legerhuls zich bevindende uitwendige vertanding in ingrijping is in een aan de montageplaat draaibaar aangebracht tandwiel, dat meedraai- 10 baar is verbonden met een drijfrondsel voor, de regelbeweging overdragende drijfelementen, met het kenmerk, dat het handwiel (2) althans een lichtdoorlatend wandvlak bezit, dat tegenover althans een tussen het handwiel en de montageplaat (1) in de inwendige ruimte (17) van het handwiel aangebrachte gloeilamp (18, 19) ligt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het handwiel (2) geheel is gemaakt van een lichtdoorlatend materiaal.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het lichtdoorlatende wandvlak resp. het handwiel (2) is gemaakt van een ondoorzichtig uitgevoerd materiaal.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lichtdoorlatende wandvlak resp. het handwiel (2) is bezet met verspreidingsprisma's e.d.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een schakelaar (21) voor de gloeilamp(en1 (18, 19) is 25 aangebracht aan de montageplaat (1).

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelaar (21) met het bedieningselement (22) buiten de omtrek van het handwiel (2) uitsteekt, en door insteken een neutrale stand (O), een inschakelstand (I) en een deurcontactstand (DC) 30 bezit.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakelaar (21) met betrekking tot het handwiel (2) diametraal tegenover het tandwiel (9) is aangebracht, waarbij aan weerszijden van het door de schakelaar, de legerhuls (4) en het tandwiel lopen- 35 de, loodrecht op de montageplaat (1) staande middenvlak (20) een gloei- 8304205 ♦ -11- lamp (18, 19) symmetrisch is aangebracht.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat soffittenlampen (18, 19) zijn voorzien als gloeilampen, die tussen contactlippen (23, 24) zijn vastgezet, die elektrisch 5 geïsoleerd zijn aangebracht aan de montageplaat (1).

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de montageplaat (1) is gemaakt van een elektrisch niet-geleidende kunststof, waarbij de onbeweegbare schakelcontacten (38, 39) en de contactlippen (23, 24) voor de gloeilampen (18, 19) 10 direkt zijn bevestigd aan de montageplaat en zijn verbonden met platte contactstoppen (27, 40, 41) voor de kabelaansluiting.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de contactlippen (23, 24) bij aanbrenging van twee gloeilampen (18, 19) in paren met elkaar zijn verbonden door een geheel 15 met de contactlippen vormende verbindingsstroken (25, 26).

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat op onderlinge afstand aan de verbindingsstrook (25) nabij de schakelaar (21) twee beweegbare schakelcontacten (36, 37) zijn voorzien, die naar keuze door het bedieningselement (22) met een bijbehorend onbe- 20 weegbaar schakelcontact (38, 39) in stroomgeleidend contact kunnen worden gebracht.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningselement (22) is uitgevoerd als een rond een ten opzichte van de legerbuis (4) evenwijdig gerichte legertap (29) 25 zwenkbare hefboom (28), waarvan de aan de montageplaat (1) gelegerde legertap zich in het midden tussen de twee beweegbare schakelcontacten (36, 37) bevindt.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een insteektong (22) is aangebracht aan het bedienings- 30 element (22) , welke insteektong naar keuze in een van drie naast elkaar aan de montageplaat (1) bevindende verdiepingen (33, 34, 35) kan worden gestoken, waarvan de middelste overeenkomt met de neutraalstand (0), en de twee zijdelingse elk behoren bij een schakelstand (I, DC), waarin een van de onbeweegbare schakelcontacten (38, 39) en een van de beweeg- 35 bare schakelcontacten (36, 37) zich in stroomgeleidend contact bevinden.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 8 3 9 4 2 r j χ £ w •4 -12- het kenmerk, dat voor de bij de deurcontactstand (DC) van het bedie-ningselement (22) behorende, onbeweegbare schakelcontact (39) , een aan de montageplaat (1) aangebracht, elektronisch vertragingselement (42) is aangebracht.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de montageplaat (1) aan de naar het handwiel (2) gekeerde zijde in althans het gebied van de gloeilampen is voorzien van een goed terugkaatsende bekleding.

16. Inrichting volgens een der conclusies 1-14, met het 10 kenmerk, dat de montageplaat (1) geheel is gemaakt van een felkleurige, een goede lichtterugkaatsingswaarde hebbende kunststof. 8304203