NL8304179A - Kleurenbeeldbuis en weergeefinrichting voorzien van een dergelijke kleurenbeeldbuis. - Google Patents

Description

«s 1 t ΕΗΚΓ.10.875 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Kleurenbeeldhuis en weergeef inrichting voorzien van een dergelijke --------- kleurenheeldbuis" , . De uitvinding heeft betrekking op een kleurenbeeldhuis _ bevattende een arihulling bestaande uit een hals, een konus en een vlak of licht gebold beeldvenster, dat via een sterk gekrcnd deel in een aan de as van de arihulling in hoofdzaak evenwijdige rok overgaat, waarbij 5 het binnenqppervlak van het beeldvenster vla een eerste sterk gekraai oppervlak met kromtestraal r overgaat in het binnenoppervlak van deze rok en het buitenoppervlak van het beeldvenster via een tweede sterk gekrold oppervlak overgaat in het buitenoppervlak van deze rok, en in de nabijheid van deze overgang de rok een dikte d heeft, welk 10 beeldvenster cp de binnenzijde van een nagenoeg rechthoekig beeldscherm is voorzien, dat een tenminste in één kleur luminescerend materiaal bevat, voor welk beeldscherm kleurselektiemiddelen met behulp van in de rok gefixeerde cphangmiddelen zijn gepositioneerd en in welke hals middelen zijn aangebracht voor het opwekken van tenminste één elektronen-15 bundel.

De uitvinding heeft voorts betrekking pp een weergeef-inrichting voorzien van een dergelijke beeldbuis.

De recente ontwikkeling van beeldbuizen gaat meer en meer in de richting van vlakkere beeldvensters, zoals bijvoorbeeld is 20 beschreven in Journal of Electronic Engineering, augustus 1982, pag. 24. Daarin betreft het een kleurenbeeldhuis met een nagenoeg rechthoekig beeldscherm, waarbij de buitencontour van het beeldvenster echter enigszins tanvormig is.

Het is bij kleurenbeeldbuizen gebruikelijk on de qphang-25 middelen voor de kleurselektiemiddelen in de lange en korte zijden van de rok van het beeldvenster te fixeren. De cphangmiddelen bestaan gewoonlijk uit in de rok ingesmolten metalen pennen, die elk in een opening van aan de kleurselektiemiddelen bevestigde metalen veerkrachtige strippen steken. Deze metalen strippen zijn aan een eveneens aan 30 de as van de arihulling in hoofdzaak evenwijdige rok van de kleur-eélektiemiddelen bevestigd. Het zal duidelijk zijn, dat voor een dergelijke ophangkonstruktie nogal wat ruimte nodig is tussen de rok van het beeldvenster en de rok van de kleurselektiemiddelen. Om deze_________ 8304179 t 9 Λ ΡΗΝ.10.875 2 reden wordt de binnencontour van de rok van het beeldvenster wat sterker tonvormig uitgevoerd dan de contour van de rok van de kleur-selektiemiddelen. Dit behoeft voor buizen die in een kast geplaatst worden en waarvan de buitenomtrek door een lijst voor de kijker wordt g af geschermd geen bezwaar te zijn, omdat de binnenrand van de lijst aan de rand van het beeldscherm kan aansluiten. Echter voor buizen, waarvan het beeldvenster enigszins buiten de kast uitsteekt (zg. "push-through"-montage) en de lijst dus niet kan worden toegepast, leidt het nagenoeg rechthoekige beeldscherm op de binnenwand van het veel minder rechtop hoekige beeldvenster tot voor de kijker starende, in breedte variërende donkere gebieden boven en onder en links en rechts van het weergegeven beeld. Dit ongewenste effekt wordt nog versterkt door het feit dat de tuitencontour van het beeldvenster, en dus de buitencontour van de rok van het beeldvenster, op zich weer sterker tonvormig is uitgevoerd 15 dan de binnencontour van de rok van het beeldvenster. Van deze vormgeving wordt aangenomen, dat deze in verband met de strenge eisen ten aanzien van implosiebeveiliging voor de buis noodzakelijk is.

De uitvinding beoogt een beeldbuis te verschaffen welke in het bijzonder geschikt is voor "push-through''-montage en de boven-2JJ genoemde storende donkere gebieden niet vertoont.

Een kleurenbeeldbuis van de in de eerste alinea genoemde soort wordt volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de ophang-middelen voor de kleurselektiemiddelen in de hoeken van de rok zijn bevestigd en dat in een vlak loodrecht op de buisas de afstand D 2g tussen de begrenzing van het luminescerend materiaal van het beeldscherm en het buitenoppervlak van de rok van het beeldvenster over de gehele omtrek van het venster nagenoeg even groot is en voor r ^ 10 mm aan de volgende voorwaarde wordt voldaan 2^ < -] r =- * 30 Door toepassing van de uitvinding wordt rond het recht hoekige beeldscherm slechts een smalle nagenoeg overal even brede donkere rand verkregen, die de rechthoekigheid van het beeldscherm nog benadrukt. Bovendien leidt deze smalle nagenoeg even brede donkere rand bij een in bedrijf zijnde buis tot een voor de kijker aantrekke-35 lijke beeldpresentatie. Deze rand leidt met name niet tot een percep-tieve vertekning van bijvoorbeeld een aantal op het beeldscherm weergegeven rechte kolomen van cijfers. Bij een niet in bedrijf zijnde buis leidt de smalle nagenoeg overal even brede rand rond het beeld- S3 04 1 79 EHN.10.875 3 r i scherm tot een esthetische vormgeving. Uit experimenten en vergelijkende berekeningen is bovendien gebleken/ dat een beeldvenster net een nagenoeg rechthoekige buitencontour/ zowel onder statische als dynamische belasting niet aan inplosieveiligheid inboet in vergelijking met de 5 bekende buis, welke een nagenoeg vlak beeldvenster en een tcnvoonige contour bezit.

De uitvinding maakt met voordeel gebruik van de grotere ruimte, die in de vier hoeken van het beeldvenster aanwezig is tussen de rok van het beeldvenster en de rok van de kleurselektiemiddelen.

10 Bij een nagenoeg rechthoekige binnencontour van het beeldvenster en een nagenoeg rechthoekige contour van de rok van de kleurselektiemiddelen bedraagt de ruimtewinst minimaal een faktor \fl ten opzichte van de middens van de zijden der genoemde rechthoeken. Door toepassing van de uitvinding kan deze ruimtewinst in die zin uitgebuit worden, 15 dat de begrenzing van het luminescerende materiaal van het beeldscherm, in tegenstelling tot de bekende beeldbuis, langs de binnencontour van het beeldvenster kan lopen. Aldus wordt een optimale grootte van het beeldscherm cp het beeldvenster verkregen. Dit is van belang voor buizen met zwart matrix-materiaal tussen de elementen van lumines-20 eer end materiaal van het beeldscherm, waarbij dit matrixrmateriaal zich uitstrékt tot buiten de begrenzing van het luminescerende materiaal van het beeldscherm. Dit is echter ook van belang voor buizen zonder dit matrixmateriaal, waarbij over het luminescerende materiaal een aluminium film ("metal-backing") is aangebracht, die zich tot 25 buiten de begrenzing van het luminescerende materiaal uitstrékt. In het eerste geval wordt namelijk zonder toepassing van de uitvinding een trede ongelijkmatige donkere rand gevormd en in het tweede geval een glanzende ongelijkmatige rand (aluminium) ongeven door een door de rok van het beeldvenster veroorzaakte donkere rand.

30 Het belang van en de behoefte aan een ophanging van de kleurseléktiemiddelen in de hoeken van het beeldvenster is juist bij beeldbuizen met een nagenoeg vlak beeldvenster, dat wil zeggen met een grote kromtestraal van het beeldvenster, bijzonder groot. Inmers bij vlakkere beeldvensters zullen ook de kleurselektiemiddelen, die 35 bijvoorbeeld in de vorm van een schaduwmaskerplaat op korte afstand voor het beeldscherm zijn geplaatst, vlakker moeten warden uitgevoerd. Temperatuurverschillen die tijdens het bedrijven van de buis over het oppervlak van het schaduwmasker kunnen optreden en die een plaatselijke 8304179 ï » H3N.10.875 4 » of algehele opboiling van het schaduwmasker tot gevolg hebben, leiden bij vlakkere schaduwmaskers tot grovere kleurfouten in het weergegeven beeld. Ten behoeve van de mechanische stevigheid bij een ophanging van het schaduwmasker aan de middens van de zijden, is de rek van 5 het schaduwmasker aan een draagraam van dikker plaatmateriaal dan het masker zelf bevestigd. Dit draagraam is tevens diafragma ter voorkoming van reflekties van elektronen aan de rek van het schaduwmasker. Dit leidt qp zich al eerder tot temperatuurverschillen tussen de rok van het schaduwmasker en het schaduwmasker zelf. Door toepassing jq van de uitvinding kan echter de dikte van dit diafragma aan die van het schaduwmasker zelf worden aangepast, omdat de mechanische stijfheid van het schaduwmasker in de hoeken voldoende groot is cm qp die plaatsen een ophanging te kunnen realiseren.

Opgemerkt wordt dat het cm deze laatste reden op zich bekend 15 is de kleurselektiemiddelen in de hoeken van het beeldvenster op te hangen.

Een bijkomstig voordeel van het ophangen van de kleurselektiemiddelen in de hoeken van het beeldvenster is nog dat de qp-hangkonstruktie zelf met eenvoudige middelen kan worden uitgevoerd.

20 Het i-s bekend cm de thermische uitzetting van het schaduwmasker te compenseren met een verplaatsing van het schaduwmasker in de richting van het beeldscherm. Het is daartoe gebruikelijk cm het schaduwmasker aan de in de rok van het beeldvenster ingesmolten pennen qp te hangen met behulp van bimetaalelementen. Bij een ophanging in de hoeken 2g kunnen deze bimetaalelementen door simpele metalen strippen vervangen worden, waarvan de lengterichting in elke hoek in hoofdzaak loodrecht staat qp de naar die hoek af gebogen elektronenbundel.

De uitvinding wordt nu bij wijze van voorbeeld verder toegelicht aan de hand van een tekening, waarin 30 figuur 1 een perspektivisch aanzicht van een televisie toestel volgens de stand van de techniek weergeeft, met een lijst rond het beeldscherm, figuur 2 een toestel volgens de stand van de techniek zonder een lijst maar met push-through montage van de beeldbuis . 35 laat zien, figuur 3 een vooraanzicht van de beeldbuis van het toestel volgens figuur 2 toont, figuur 4 een vooraanzicht van een beeldbuis volgens de 8304179 ft BHN.10.875 5 * uitvinding weergeeft, figuur 5 een dwarsdoorsnede van een deel van de rand en de rok van het beeldvenster van de beeldbuis volgens figuur 4 toont, figuur 6 een achteraanzicht van een beeldvenster volgens g de stand der techniek toont, waarin een schaduwmasker (¾) aan de middens van de zijden ingesmolten pennen is opgehangen, figuur 7 een achteraanzicht van een beeldvenster volgens de uitvinding tocnt, waarin een schaduwmasker in de hoeken van het beeldvenster is opgehangen, en ig figuur 8 een perspéktivisch aanzicht toont van een moge lijke ophangkonstruktie in een hoek van het beeldvenster.

In figuur 1 is een perspéktivisch aanzicht van een televisietoestel volgens de stand van de techniek weergegeven. Een beeldbuis met een beeldvenster 1 is in een kast 2 met behulp van hier niet 75 getoonde qphangmiddelen bevestigd. Deze buis bevat een nagenoeg rechthoekig beeldscherm 6 op de binnenwand van het veel minder rechthoekige beeldvenster 1, dat een enigszins tonvormige buitencontour 3 hééft. Daardoor ontstaat een in breedte variërende donkere rand 7, 7' rond het beeldscherm 6, die door een lijst 4 wordt afgedekt. De 2o binnenrand 4' van deze lijst vormt voor de kijker de visuele begrenzing van het luminescerend materiaal van het beeldscherm 6 (¾) de binnenwand van het beeldvenster 1.

Figuur 2 toont een perspéktivisch aanzicht van een televisietoestel waarin een beeldbuis van het type, zoals gebruikt in het 25 toestel van figuur 1 is toegepast. Bij dit toestel steekt het beeldvenster 1 enigszins uit de kast 2. Dit is de zg. ,,push-through"-rnontage van de beeldbuis. Bij deze wijze van buismontage is toepassing van de bij figuur 1 beschreven lijst 4 niet mogelijk. Het door de streep-lijn 5 begrensde, nagenoeg rechthoekige beeldscherm 6 op de binnenwand 30 van het veel minder rechthoekige beeldvenster 1 leidt tot voor de kijker storende, in breedte variërende, donkere of glanzende gebieden 7, 7* boven en onder en links en rechts van het weergegeven beeld.

De gebieden 7 en 7' zijn donker in het geval van een matrix-buis en gedeeltelijk glanzend (gebied 7*) in het geval van een buis waarin 35 geen matrix-materiaal is toegepast, andat het buiten de begrenzing van het luminescerende materiaal aanwezige aluminium voor de kijker zichtbaar is. Dit is in figuur 3 duidelijker weergegeven met een vooraanzicht van de buis zoals toegepast in het toestel volgens figuur 2.

8304179 9 * fc EHN.10.875 6

In een buis met een buitendiagonaal van het beeldvenster van 51 cm bedroeg de afstand van de begrenzing 5 van het beeldscherm 6 (streep-lijn in de figuur) tot de buitencontour 3 van het beeldvenster in de diagonaalrichting 18,3 irm (met een pijl a aangegeven) en qp de middens 5 van de lange en de korte zijden respektievelijk 26,6 irm (met een pijl b aangegeven) en 23,8 mm (met een pijl c aangegeven).

In figuur 4 is een vooraanzicht van een beeldbuis volgens de uitvinding getoond waarin de buitencontour 8 van het beeldvenster 9 nagenoeg evenwijdig is aan de begrenzing 10 van het luminescerend ]Q materiaal van het beeldscherm 11. Daardoor wordt een in breedte gelijkmatige donkere rand 12 rond het nagenoeg rechthoekige beeldscherm 11 verkregen.

De op overeenkomstige wijze als in figuur 3 gedefinieerde waarden van a, b en c bedragen respektievelijk 19,5 en 20,9 en 20,0 mm. 15 Bij de buis volgens de uitvinding bedraagt de variatie in de breedte van de donkere rand minder dan 1,5 mm, hetgeen nagenoeg niet waarneembaar is. Bij de bekende buis bedraagt deze variatie ruim 8 irm hetgeen perceptief een storend effëkt veroorzaakt. De zijden van de buitencontour 8 hébben een kromtestraal van ongeveer 6,5 m.

20 Infiguur 5 is een dwarsdoorsnede van een deel van de rand en rok 63 van het beeldvenster 9 van de beeldbuis volgens figuur 4 getoond. Het binnenpppervlak 64 van het beeldvenster 9 gaat via een sterk gekromd oppervlak 65 met een kromtestraal r in het binnencpper-vlak 66 van de rok 63 over. De kromtestraal r van het sterk gekromde 2g oppervlak 65 ligt tussen 3 en 10 mm en bedraagt hier ongeveer 8 mm.

De afstand tussen de begrenzing 10 van het luminescerende materiaal van het beeldscherm 11 en het buitenoppervlak van de rok 63 is met D aangegeven en bedroeg hier 20,0 irm, terwijl de met d. aangegeven dikte van de rok 63 ongeveer 14,5 mm bedraagt. Over het luminescerende 30 materiaal van het beeldscherm 11 is de gebruikelijke, hier niet getoonde, dunne aluminium film opgedampt . Door de kleine kromtestraal van het sterk gekromde oppervlak 65 en het ver doorlopen van het luminescerende materiaal van het beeldscherm 11 is van de voorzijde van de buis de aluminium film slechts in de vorm van een zeer smalle 3g rand zichtbaar. In het geval van een matrixbuis is het zich buiten de begrenzing 10 uitstrékkende deel van de aluminiumfilm door zwart matrix-materiaal aan het oog van de kijker onttrokken. Uit figuur 4 blijkt dat in dat geval de donkere rand 12 slechts in zeer geringe 8304179 >r · EHN.10.875 7 mate breder wordt.

Figuur 6 toont een achteraanzicht van een beeMvenster 1 volgens de stand der techniek, waarin kleurselektiemiddelen in de vorm van een schaduwmasker 13 aan in de middens van de zijden van het 5 beeldvenster 1 ingesmolten metalen pennen 14 zijn opgehangen. Het schaduwmasker 13 is voorzien van een rok 15 waaraan veerkrachtige bimetalen strippen 16 zijn gelast, die elk aan hun vrije einde 17 een opening 18 hebben waardoor de metalen pen 14 steekt. Door de voor deze ophangkonstruktie benodigde ruimte tussen de rok 15 van het schaduw-10 masker 13 en de rok 19 van het beeldvenster 1 ontstaan de in figuur 3 aangegeven in breedte variërende donkere of glanzende gebieden 7', omdat de rechthoekige begrenzing 5 van het luminescerende materiaal van het beeldscherm 6 niet dicht genoeg langs de binnencontour 20 van het beeldvenster 1 gelegd kan worden. Door de ophangmiddelen in de hoe-15 ken van het beeldvenster te plaatsen kan een optimale grootte van het beeldscherm op het beeldvenster gerealiseerd worden. Een dergelijke konstruktie is schematisch in figuur 7 weergegeven, waarin het in figuur 4 getoonde beeldvenster 9 in achteraanzicht is weergegeven.

Figuur 8 toont een perspektivisch aanzicht van een moge-20 lijke ophangkonstruktie waarmee de in figuur 7 schematisch getoonde ophangkonstruktie kan worden gerealiseerd. In elke hoek van de rok 23 van het beeldvenster 9 is een metalen pen 50 ingesmolten. Aan het vrije uiteinde van de pon 50 bevindt zich een doom 51, welke is voorzien van een konische nok 52. De kleurselektianiddelen worden 25 gevormd door een dun, van een groot aantal openingen 42 voorzien schaduwmasker 40 dat is voorzien van een rok 41. Aan de rok 41 is een gedeeltelijk gestippeld weergegeven diafragma 39 bevestigd, dat reflekties van elektronen aan de rok 41 vookkcmt. Qm uitzettings-verschillen tussen het masker 40 en het diafragma 39 te vermijden 30 zijn beide uit hetzelfde materiaal vervaardigd ei van ongeveer gelijke dikte (150 ja). In de hoek van het diafragma 39 is een steun-strip 24 bevestigd voorzien van twee lippen 37. Een dun plat verend element .· 25 is over twee smalle lippen 21 aan de lippen 37 bevestigd.

Het platte element 25 is voorzien van omgezette randen 26, die het in 3g de lengterichting verstevigen. Het platte element staat bovendien nagenoeg loodrecht op de naar de betreffende hoek afgebogen elektronen-bundel. Bij een thermische uitzetting van het schaduwmasker 40 buigen alleen de lippen 21 door. Het overige deel van het element 25 blijft 8304179 EHN.10.875 8 vlak, zodat het element 25 nagenoeg scharniert cm het aan de lippen 37 bevestigde einde. Nabij het van de steunstrip 24 af gekeerde uiteinde is in het platte verende element 25 een sleuf vormige opening 27 aangebracht. Deze opening 27 wordt gedeeltelijk af gedekt door een pp het 5 -element 25 bevestigd plaatje 28 met opening 29. De funktie van het plaatje 28 zal verderop nader worden toegelicht. Naast de sleufvormige opening 27 in het platte verende element 25 bevinden zich twee openingen 30 en 31, waardoor de ongebogen uiteinden 32 en 33 van een in de figuur slechts gedeeltelijk zichtbare draadveer 34 steken. Het andere uit-10 einde 35 van de draadveer 34 is geklemd tegen een ongebogen lipje 36, dat aan de steunstrip 24 is bevestigd. Op deze wijze is de draadveer 34 gespannen bevestigd tussen de steunstrip 24 en het van de steunstrip 24 afgekeerde uiteinde van het platte verende element 25. De draadveer 34 ligt verder geheel los van het platte verende element 25.

15 De steunstrip 24 is verder voorzien van een in de tekening niet zichtbare aanslag, welke de scharnierende beweging in de richting van de pijl 60 van het platte verende element 25 begrenst.

Het schaduwmasker 40 wordt in het beeldvenster opgéhangen door de verende elementen 25 met de plaatjes .28 met hun openingen 29 20 op de konische nokken 52 van de pennen 50 te plaatsen. De positie van het schaduwmasker 40 ten opzichte van het beeldvenster 9 is op deze wijze volledig vastgelegd door de platte verende elementen 25.

De pen 50 staat nagenoeg loodrecht op het vlak van het verende element 25, dat door de gespannen draadveer qp de pen 50 wordt gedrukt.

25 De draadveer 34 zorgt ervoor, dat het verende element 25 na het optreden van trillingen steeds weer dezelfde positie op de nek 52 van de pen 50 inneemt. De openingen 30 en 31, waarin de ongebogen uiteinden 32 en 33 van de draadveer 34 zijn vastgehaakt, liggen in êên lijn met het centrum van de opening 27. Het aangrijpingspunt van 30 de trekkrachten van de draadveer 34 valt hierdoor samen met de as van de nok 52, zodat de draadveer 34 geen moment kan uitoefenen op het platte verende element 25, waardoor de positie van het element 25 ten opzichte van de nok 52 zou kunnen veranderen. Het platte verende element 25 is onder een zodanige hoek aan het schaduwmasker 40 beves-35 tigd, dat het nagenoeg loodrecht staat op de naar de hoek van het beeldvenster 9 af gebogen elektronenbundels. Bij uitzetting van het schaduwmasker 40 is een kleinere afstand tussen het schaduwmasker 40 en het beeldvenster 9 nodig cm een kleur zuiver beeld te behouden.

8304179 w m EHN.10.875 9 \

Doordat de platte verende elementen 25 nagenoeg scharnierend aan het schaduwnasker 40 zijn bevestigd, beweegt deze zich bij uitzetting in een richting naar het beeldvenster toe. Het plaatje 28 dient eventuele toleranties in de positie van de pennen 50 op te vangen. Elk 5 plaatje 28 is voorzien van twee inkepingen 38, waardoor de ongebogen uiteinden 32 en 33 van de draadveer 34 steken. De ongebogen uiteinden 32 en 33 van de draadveer 34 lageren het plaatje 28, zodat de opening 29 op de juiste hoogte wordt gehouden ten opzichte van de sleufvormige opening 27 in het platte verende element 25 en het plaatje 28 verschuif-10 baar is ten opzichte van het platte verende element 25. Na het plaatsen qp de nokken 52 warden de plaatjes 27 aan de verende elementen 25 bevestigd. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat de positie van de opening 29 nauwkeurig overeenkomt met de positie van de konische nok 52. Warden geen losse plaatjes 28 gebruikt, dan kunnen er door verschillen 15 in de positie van de nokken 52 en de openingen 27 in de platte verende elementen 25 vervormingen van het schaduwnasker 40 optreden. Nadat op de boven beschreven wijze de maskerring 23 met de verende elementen 25 in het beeldvenster 9 is opgehangen, wordt het masker 40 onder tussenvoeging van een afstandsmal in het beeldvenster 9 gelegd, waarna 20 het diafragma 23 aan de rok 41 van het masker 40 wordt vastgelast.

Nadat op de boven cmschreven wijze het beeldvenster 9 van een bijpassend schaduwnasker is voorzien wordt dit beeldvenster op gebruikelijke wijze van een beeldscherm 11 voorzien. Door toepassing van de uitvinding kan de ruimte tussen de rok 23 van het beeldvenster 25 9 en de rok 41 van het schaduwnasker 40 kleiner gekozen worden dan bij de tot nu toe bekende buizen. Hierdoor is het mogelijk de binnencontour 43 van het beeldvenster nagenoeg rechthoekig te maken en de rechthoekige begrenzing 10 van het luminescerende materiaal van het beeldscherm 11 nagenoeg parallel en op korte afstand van de binnen-30 contour 43 te laten lopen. Deze binnencontour wordt gevormd door een lijn van punten waar het binnenoppervlak 45 van het venster 9 in een sterk gekramd oppervlak 44 met een kromtestraal tussen 3 en 10 mm overgaat. De begrenzing 10 van het luminescerende materiaal van het beeldscherm 11 valt samen of nagenoeg samen net deze binnencontour.

35 Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier cp zich in de Nederlandse octrooiaanvrage 81.02182 (PHN.10.036) beschreven uitvoeringsvorm van de cphangkonstruktie van het schaduwnasker. Andere ophangkanstrukties zoals die beschreven 8304179 EHN.10.875 10 in bijvoorbeeld de Nederlandse octrooiaanvragen 80.04173 (PHN.9810); 80.03611 (EHN.9771) en 80.03609 (EHN.9773), kunnen ook worden toegepast.

Ter informatie wordt nog. gewezen op de gelijktijdig met deze aanvrage ingediende Nederlandse octrooiaanvragen 5 (PHN.10.874), (FHN.10.876) en (SHN.10.877).

10 15 20 25 30 35 8304179

Claims (2)

1. Kleurenbeeldbuis bevattende een entailing bestaande uit een hals, een konus en een vlak of licht gebold beeldvenster, dat via een sterk gekramd deel in een aan de as van de entailing in hoofdzaak evenwijdige rak overgaat, waarbij het binnenoppervlak van het 5 beeldvenster via een eerste sterk gekramd oppervlak met kromtestraal r overgaat in het binnenoppervlak van deze rok en het buitenoppervlak van het beeldvenster via een tweede sterk gekramd oppervlak overgaat in het buitenoppervlak van deze rok, ei in de nabijheid van deze overgang de rok een dikte d heeft, welk beeldvenster op de binnen-10 zijde van een nagenoeg rechthoekig beeldscherm is voorzien, dat een tenminste in één kleur luminescerend materiaal bevat, voor wélk beeldschema kleurselektiemiddelen met behulp van in de rok gefixeerde ophangmiddelen zijn gepositioneerd en in welke hals middelen zijn aangebracht voor het opwekken van tenminste één elektranenbundel, 15 met het kenmerk, dat de ophangmiddelen voor de kleurselektiemiddelen in de hoeken van de rok zijn bevestigd en dat in een vlak loodrecht op de buis as de afstand D tussen de begrenzing van het luminescerend materiaal van het beeldscherm en het buitenoppervlak van de rak van het beeldvenster over de gehele ontrek van het venster-nagenoeg even 20 groot is en voor r ^ 10 ma aan de volgende voorwaarde wordt voldaan

2. Weergeef inrichting voorzien van een kleurenbeeldbuis volgens conclusie 1. 25 30 8304179 35