NL8303500A - Inrichting voor het richten van steigerelementen. - Google Patents

Description

* ΊΪ 2 -1-

Inrichting voor het richten van steigerelementen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het richten van verbogen of kromgetrokken steigerelementen van metaal, bijvoorbeeld buisstaanders, vertikale-of stelramen, horizontale ramen, geheel uit metaal bestaande 5 loopplanken en dergelijke.

Het is in de bouw onvermijdelijk dat dergelijke steigerelementen worden verbogen, bijvoorbeeld afzonderlijke staander-buizen of de staandersvan stelramen, of ook dat stel- en horizontale raam een vervorming in diagonale richting onder-10 gaan. Tot nu toe werden dergelijke vervormde steigerelementen met moeite met de hand gericht, voor zover dit op deze manier tenminste mogelijk was; gelukte dit niet dan moesten deze elementen worden verwijderd, hetgeen natuurlijk een aanzienlijk verlies betekende.

15 De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die het mogelijk maakt dergelijke steigerelementen op eenvoudige en onberispelijke wijze weer te richten, voor zover geen de veiligheid in gevaar brengende veranderingen in de metaalstruktuur zijn ontstaan (bijvoorbeeld bij knik). Daar-20 bij moet vooral in de mogelijkheid zijn voorzien ook bij plaatvormige loopplanken en belegelementen van metaal of bij diagonaal vervormde steigerramen de oorspronkelijke vorm weer tot stand te brengen.

Ter oplossing van dit probleem is volgens de uitvinding . .. .

25 m/tussen twee evenwijdig aan elkaar in een raamgestel aangebrachte geleidingsrails geleide lineair heen- en weerbeweegbare pneumatisch, hydraulisch of elektromechanisch aangedreven slede aangebracht, waarbij enerzijds het raamgestel respectievelijk de geleidingsrails en anderzijds de slede van uitwissel- 83 0 3 -3 C 0 • k -2- 4 bare, aan het telkens te richten steigerelement aangepaste en hierop aangrijpende de druk respectievelijk trek overbrengende inzetstukken zijn voorzien. Deze de druk respectievelijk trek overbrengende inzetstukken kunnen op doelmatige 5 wijze hetzij in de vorm van in overeenstemming met hun taak van dat ogenblik gevormde in op geschikte wijze aangebrachte uitsparingen (bijvoorbeeld boringen) inzetbare tappen zijn uitgevoerd, of er zijn bijzondere aanleg- en drukorganen aangebracht.

10 Voorts is volgens de uitvinding aan een de slede en de sledegeleiding alsmede de aandrijfinrichting bevattend raam-gestel een in de richting van de verlengde middenlangsas van de sledegeleiding lopend langgerekt aanzetstuk aangebracht, dat eveneens van verwisselbare aan het steigerelement aan-15 grijpende de druk respectievelijk trek overbrengende inzet stukken is voorzien. Op deze wijze is het mogelijk, enerzijds de afmetingen van het raamgestel in aanpassing aan het be-dieningsmechanisme gering te houden en anderzijds rekening te houden met de maten van de diagonaal in te brengen stel- en 20 horizontale ramen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening getoond uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, alsmede de verschillende uitvoeringsmogelijkheden van de drukoverbrengende 25 inzetstukken en hun toepassing bij het richten van steiger-elementen.

Fig. 1 toont de inrichting in perspectivisch aanzicht.

Fig. 2 toont de slede met sledegeleiding en slede-aandrijving in bovenaanzicht.

30 Fig. 3 toont het rechtrichten van een verbogen gladde steigerbuis (in een stelraam), alsmede fig. 3a en fig. 3b het hiervoor toegepaste tapvormige inzetstuk in zijaanzicht en bovenaanzicht.

35 Fig. 4 toont het rechtrichten van een verbogen van 7 1 ΛΛ

O V '-J -,-J - ' J V

* « -3- aansluitflenzen voorziene steigerbuis, alsmede fig. 4a en fig. 4b en fig. 4c de hiervoor aanvullende vereiste inzetstukken.

5 Fig. 5 toont het diagonaal uitrichten van een kromge trokken stelraam alsmede fig. 5a en fig. 5b het hiervoor toegepaste inzetstuk in twee aanzichten.

10 Fig. 6 toont het diagonaal uitrichten van een kromge trokken horizontaal raam.

Fig. 7 toont het rechtrichten van de verbogen zij-flens van een uit geheel metaal bestaande loopplank, alsmede fig. 8 en fig. 9 het hiervoor vereiste werktuig, in twee 15 aanzichten.

Fig. 10 toont de toepassing van de inrichting voor het indrukken van letters en cijfers in steiger-buizen, alsmede fig. 10a en fig. 10b het hiervoor toegepaste, de reliëftekens 20 dragende inzetstuk, in twee aanzichten.

In fig. 1 is met 1 het raamgestel aangegeven, dat de sledegeleiding 2 met de slede 3 bevat,waar^|Jvoeten daarvan met 1' zijn aangegeven. De aandrijving van de slede komt in het gekozen uitvoeringsvoorbeeld hydraulisch tot stand door 25 middel van een door een elektromotor aangedreven pomp 4. Met 5 is de hierbij behorende elektrische schakelinrichting aangegeven, die tegelijkertijd voor het omzetten van de bewegingsrichting van de slede dient. De voor de hydraulische inrichting vereiste olie bevindt zich in de houder 6, 30 het verschaffen van een commando komt via een met de voet bediende regelinrichting 7 tot stand. Voor het overbrengen van de druk van de slede op de te richten steigerelementen, respectievelijk als aanlegsel hiervoor, zijn verwisselbare inzetstukken 8 aangebracht, die in uitsparingen in de slede 3, 35 respectievelijk in het raamgestel 1 of in de sledegeleiding 2, 7. r ~ ;τ λ λ

>r V J J V

-4- inzetbaar zijn en waarvan de vorm telkens is aangepast aan hun bijzondere bestemming; hierna worden de toepassing van deze inzetstukken en hun speciale uitvoering van dat ogenblik in bijzonderheden beschreven. Natuurlijk is de 5 door de slede 3 voor het rechtrichten van een steigerbuis of voor het diagonaal uitrichten van een raam uit te voeren beweging begrensd, zodat de afmetingen van het de slede-geleiding 2 bevattende raamgestel gering gehouden kunnen worden. Daar echter anderzijds de diagonale afmeting van het 10 raam voor het inzetten en ondersteunen hiervan een aanzienlijk grotere lengteafmeting vereist, is, zoals hierboven reeds is vermeld, aan het raamgestel 1 een smal en langgerekt aanzet-stuk 9 aangebracht, dat eveneens van uitsparingen voor het opnemen van inzetstukken 8 is voorzien.

15 In fig. 2 is het bovenaanzicht van het raamgestel 1 getoont. Tussen de beide zijdelingse raambenen 14 is de druk-cilinder 11 met behulp van het scharnier 12 aan het dwarsbeen 14' van het raam draaibaar verbonden, terwijl het vrije einde van de zuigerstang 13 scharnierend met de slede 3 is ver-20 bonden. De slede 3 glijdt in de geleidingsrails 21, die telkens aan de binnenzijde van de beide zijdelingse raambenen 14 zijn vastgelast. Voor het inbrengen van de verwisselbare inzetstukken 8, die telkens cilindrische steektappen bevatten, zijn in de zijdelingse raambenen 14 de boringen 15, in het 25 zich aan de voorzijde bevindende dwarsbeen 14" de boring 16, in de slede 3 de boring 17 en in de als verlenging dienend aanzetstuk 9 een aantal boringen 18 aangebracht. De druk-cilinder 11 is omzetbaar, zodat de zuiger de vereiste kracht (druk, trek) naar keuze in de ene of de andere richting 30 kan uitoefenen.

In de fig. 3 t/m 7 en 10 zijn verschillende toepassings-voorbeelden voor de inrichting volgens de uitvinding in sterke mate schematisch getoond en met weglating van alle overbodige en de overzichtelijkheid storende bijzonderheden 35 getoond.

V 0 v O O 0 U

-5-

In fig. 3 is het rechtrichten van een verbogen gladde staanderbuis 31’, in het gekozen uitvoeringsvoorbeeld van een der beide staanderbuizen van een vertikaal- of stelraam 31 getoond. Hierbij wordt aangenomen dat deze staanderbuis 31’ 5 zodanig is verbogen dat deze met betrekking tot het stelraam 31 een naar buiten convex gekromde vorm bevat, voor zijn rechtrichten aldus een naar de binnenzijde van het stelraam 31 gerichte druk moet worden toegepast. Voor het uitvoeren van het richten zijn in de beide boringen 18 (zie fig. 2) van 10 de zijdelingse raambenen 14 alsmede in de boring 17 van de sleuf 3 de inzetstukken 81, waarvan de bijzondere vorm blijkt uit de fig. 3a en 3b, ingezet. Een dergelijk inzetstuk 81 heeft een boutvormig bovendeel 81', waarvan de middellijn groter is dan de middellijn van de boringen 15, 16, 17, 18 15 en dat naar beneden aansluit op de cilindrische, in deze boringen passende steektappen 8a. Als aanlegsel voor de standaardbuis 31' bevat het boutvormige bovendeel 81' aan beide zijden een aan de buitenwand van de staanderbuis 31' aangepaste uitsparing 81b.

20 Het stelraam 31 is tijdens het richten op de wijze als in fig. 3 aangegeven in de inrichting ingelegd. Na het inschakelen van de pomp 4 door bediening van de regelinrichting 7 beweegt als gevolg van de op de zuiger van de drukcilinder 11 werkzame hydraulische druk de slede 3 in de door de pijl 25 aangegeven richting, waardoor de vervorming van de standaardbuis 31' langzaam vermindert. De de inrichting bedienende persoon onderbreekt via de regelinrichting 7 met korte tijdsintervallen de werkwijze, ten einde de vooruitgang van het richten te controleren en zet dit zolang voort totdat de 30 standaardbuis 31' zijn oorspronkelijke rechte vorm weer heeft verkregen.

Afgezien van gladde steigerbuizen, zoals deze bijvoorbeeld in stelramen worden toegepast, zijn ook steigerbuizen gebruikelijk waarbij in door het steigerstelsel bepaalde 35 afstanden middelen voor de bevestiging van horizontale of 8303500 -6- diagonale steigerelementen, bijvoorbeeld in de vorm van cirkelschijfvormige bevestigingsflenzen, zijn aangebracht.

Fig. 4 toont de rechte richting van een dergelijke steiger-buis 32, waaraan op afstanden bevestigingsflenzen 32’ zijn 5 aangebracht. In dit geval dient men er rekening mede te houden dat al naar de toestand van de recht te richten vervorming de vereiste ruimte voor het onderbrengen van de flenzen ter beschikking moet staan. Het dit doel zijn de in fig. 4c in axonometrische vorm getoonde blokvormige inzetstukken 80 10 aangebracht, die telkens met hun beide steektappen 80' in de in de slede 3 aangebrachte boringen 19 (fig. 2) kunnen worden ingezet en voor de steigerbuis 32 als oplegorgaan dienen; zij hebben zodanige afmetingen dat de flenzen 32’ eventueel niet door de zijdelingse raambenen 14 of de slede 3 gehinderd zijn. 15 Met het oog op de flenzen 32' hebben de drie in de boringen 15 en 17 in te zetten inzetstukken een speciale uitvoering: twee daarvan 81" tonen een in sterke mate met de inzetstukken 81 overeenstemmende vorm, echter met als verschil dat het bovendeel 81' een grotere hoogte bevat die 20 overeenkomt met de door de inzetstukken 80 bepaalde hogere stand van de steigerbuis 32, zodat tussen de uitsparingen 81b en het oplegvlak van de schouder 81c een grotere afstand bestaat. Het derde inzetstuk 82 heeft eveneens een in zijn hoogte aan de hogere stand van de steigerbuis 32 aangepast 25 bovendeel 82',waarin behalve de voor het aanliggen aan de buis bestemde uitsparingen 82b nog een loodrechte doorlopende sleuf 82d is aangebracht, waarvan het middenvlak onder een rechte hoek op de assen van de uitsparingen 82b staat en die desvereist voor het opnemen van een aansluitflens 32* dient.

30 Onder het bovendeel 82’ is de steektap 8a aangebracht. Het inzetstuk 82 is steeds in die boringen 15, 16 ingezet waar dit krachtens de stand van de betreffende aansluitflens 32' vereist is, terwijl de beide inzetstukken 81" in de beide andere boringen zijn ingezet.

35 In de fig. 5 en 6 is het richten van diagonaal kromge- 83 0-3 5 0 0 ΊΙ1ΙΙΙΙ • -7- « ·· trokken ramen getoond, en wel in fig. 5 voor een stelraam 31 en in fig. 6 voor een horizontaal raam 33. In beide gevallen is het te richten raam 31, 33 tussen twee gelijksoortig uitgevoerde speciale inzetstukken 83, welke hierna aan de 5 hand van de fig. 5a en 5b zullen worden uiteengezet en waarvan het ene in de boring 17 van de slede 3 en het andere in overeenstemming met de afmetingen van het raam in een passende boring 18 van het aanzetstuk 9 is ingezet, ingelegd en wel zodanig dat zich telkens die diagonaal tegenover gelegen 10 hoeken, waarbij de door de vervorming van een rechte hoek afwijkende hoek kleiner dan 90° is, bij de beide inzetstukken 83 bevinden.

De vorm van een speciaal inzetstuk 83 blijkt uit de fig.

5a en 5b. Het boutvormige bovendeel 83' is van de steektappen 15 8a door een kraag gescheiden, waarvan het benedenvlak 83c als oplegvlak voor het inzetstuk 83 dient. Het bovendeel 83' is aan één zijde in geringe mate afgevlakt en van een doom 83f voorzien, welke er toe dient bij stelramen 31 in de benedenste, respectievelijk bovenste opening van de standaardbuis 31’ 20 respectievelijk van de voor het inzetten van het volgende stelraam dienende buisvormige steekbout (31") in te grijpen en aldus het stelraam 31 voor het richten vast te zetten (fig. 5).

Op de tegenover de doom 83f gelegen zijde van het 25 bovendeel 83’ bevindt zich een vertikaal lopende, niet doorlopende sleuf 83e. Bij het richten van horizontale ramen 33 grijpen de aan de hoeken daarvan aangebrachte inhangklauwen 33' telkens in deze sleuf 83e en waarborgen aldus de juiste stand van het raam tijdens het richten (fig. 6).

30 Al naar de te richten steiger elementen moeten vanzelf sprekend de inzetstukken ook volledig anders zijn uitgevoerd.

Een voorbeeld hiervoor zal hierna worden beschreven. Terwijl bij de horizontale ramen 33, zoals getoond in fig. 6, voor het vervaardigen van het loop- en werkvlak houten planken in 35 de metalen ramen worden ingelegd, zijn anderzijds ook uit 8303500 η -8- geheel metaal bestaande loopplanken bekend, waarbij het loop- en werkvlak uit een metalen plaat bestaat, waarvan de zijdelingse randen U-vormig, aldus dubbel zijn gekanteld en een uit één stuk bestaande met het loop- en werkvlak ver-5 bonden versterkingsflens vormen. Er wordt nu aangenomen dat een dergelijke zijdelingse versterkingsflens door een eenzijdige overbelasting gemakkelijk wordt verbogen en recht moet worden gericht.

In fig. 7 is getoond hoe een dergelijke uit geheel 10 metaal bestaande loopplank 34 tijdens het richten in de inrichting is ingezet, terwijl in de fig. 8 en 9 de in dit geval vereiste inzetstukken 40 en 50/60 zijn getoond, en wel in fig. 8 in bovenaanzicht en in fig. 9 vanuit de zijde in de richting van de pijl IX in fig. 8 gezien. De te richten geheel 15 uit metaal bestaande loopplank 34 is in fig. 9 in dwarsdoorsnede door een streepstippellijn aangegeven. Hierbij is met 34a het loop- en werkvlak en met 34b de door tweevoudig kantelen ontstane zijdelingse versterkingsflens aangegeven.

20 Het inzetstuk 40 bestaat uit een uit een vierkantige buis bestaande dwarsbalk 41, die met behulp van de steektappen 42 in de boringen 15 van het raambeen 14 is ingezet. Als steektappen 42 dienen buizen, die om sterkteredenen door de de dwarsbalk 41 vormende vierkantige buis heen steken en hiermede 25 zijn vastgelast. Aan de beide einden van de dwarsbalk 41 is telkens een naar boven gerichte vierkantige buis 43 aangebracht, welke tijdens het richten als aanlegorgaan voor de geheel uit metaal bestaande loopplank 43, die met zijn loopvlak tegen deze beide vierkantige buizen 43 ligt, dient. Bovendien 30 zijn op de van de vierkantige buizen 43 afgekeerde zijde van de dwarsbalk 41 de beide vierkantige buisstompen 44 aangebracht, . waarop de langskant van de geheel uit metaal bestaande loopplank 34 ligt.

Het inzetstuk 50 is afscheidbaar met de speciale steek-35 inrichting 60 verbonden, die met behulp van de steektap 62 in de boring 17 van de slede 3 inzetbaar is. Over de steektap 62 η 1 *: " 1 0

xj V -J

-9- bevindt zich een draaglichaam in de vorm van een vierkantig, vertikaal aangebracht prisma 61, dat aan zijn bovenste horizontale afsluitvlak een aanzetstuk 63 met rechthoekige dwarsdoorsnede draagt, waarin het inzetstuk 50 met de 5 geleiding 54 past, welke uit een plaat 51 bestaat, waarop daarvan naar de dwarsbalk 41 gerichte voorkant/zich de door de steun 53 verstijfde drukwang 52 bevindt. De uit twee evenwijdige vlakke metalen delen 54 bestaande geleiding waarborgt een onberispelijke ondersteuning van de plaat 51 op het prisma-10 vormige draagdeel 61. Daar bij het richten van de dubbel afgeschuinde flens 34b (zie fig. 9) de inrichting op twee plaatsen, namelijk het loopvlak 34a en de onderkant van de flens 34b moet aangrijpen, is behalve de op het loopvlak 34a aangrijpende drukwang 52 nog een tweede drukwang 65 aange-15 bracht, die verwisselbaar in een overeenkomende uitsparing 64 van het prismavormige deel 61 van de steekinrichting 60 is ingezet en door vastschroeven is vastgezet. Zijn dikte richt zich telkens naar de afmetingen van de te richten geheel uit metaal bestaande loopplank 34.

20 Ten einde een geheel uit metaal bestaande loopplank 34 te richten, is deze op de in fig. 7 getoonde wijze in de inrichting aangebracht, waarbij tijdens het inbrengen met het oog op de flens 34b het inzetstuk 50 van de reeds zich in de slede 3 bevindende steekinrichting 60 is afgenomen en over de 25 flens 34b heen eerst in het aanzetstuk 63 is ingezet, nadat de geheel uit metaal bestaande loopplank 34 zich in de vereiste stand bevindt. De sleuf beweegt zich dan in de richting van de pijl, waarbij de drukwang 52 op de onderzijde van het loopvlak 34a en de drukwang 65 op de onderzijde van de 30 flens 34b werkzaam zijn.

Zoals uit het hierbovenstaande blijkt kunnen de inzet-stukken al naar de uit te richten steigerelementen zeer verschillende vormen verkrijgen, en de boven beschreven uitvoeringsvormen sluiten vanzelfsprekend de mogelijkheid van een 35 andere aanpassing van de inzetstukken aan de telkens te be- λ i - η n v -10- werken steigerelementen niet uit. Bovendien kan de inrichting volgens de uitvinding ook voor andere de steigerelementen betreffende werkzaamheden worden toegepast. In fig. 10 is bijvoorbeeld de toepassing van de inrichting getoond om druk-5 letters of getallen in steigerelementen, bijvoorbeeld in staanderbuizen in te drukken. Het hiervoor vereiste inzetstuk 84 is in de fig. 10a in zijaanzicht en in 10b in bovenaanzicht getoond.

Het blokvormige bovendeel 84’ bevat op één zijde een 10 horizontale sleufvormige uitsparing 84g, waarin de afzonderlijke stalen drukstempels voor drukletters, getallen of tekens willekeurig zijn ingezet. In het bovendeel 84' is de steektap 8a met behulp van een tapvormig aanzetstuk 8aT ingezet.

Voor het uitvoeren van het drukstempelen is het inzet-15 stuk 84 in de boring 16 van het dwarsbeen 14" van het raam ingezet, waarbij de in te drukken tekens naar de slede 3 zijn gericht, in de boring 17 waarvan zich een inzetstuk 81 bevindt. Tussen de inzetstukken 84 en 81 ligt de van de indrukking te voorziene buis 35. Voor het uitvoeren van het indrukken 20 oefent de slede een druk in de richting van de pijl uit.

S30 3SO 0

Claims (12)

1. Inrichting voor het richten van verbogen of kromgetrokken steigerelementen met het kenmerk, dat een tussen twee evenwijdig aan elkaar in een raamgestel (1) aangebrachte 5 geleidingsrails (21) geleide lineair heen en weer beweegbaar pneumatisch, hydraulisch of elektromechanisch aangedreven slede (3) is aangebracht, en dat enerzijds het raamgestel (1) respectievelijk de geleidingsrails (21) en anderzijds de slede (3) van verwisselbare aan het telkens te richten steiger-10 element aangepaste en hierop aangrijpende de druk respectievelijk de trekoverbrengende inzetstukken (8) zijn voorzien.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het raamgestel (1) van een in de richting van de verlengde middenlangsas van de sledegeleiding (2) lopend langgerekt 15 aanzetstuk (9) is voorzien, waarin eveneens verwisselbare op het steigerelement aangrijpende de druk respectievelijk trekoverbrengende inzetstukken (8) zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan de slede (3), de raambenen (14, 14") en het aanzet- 20 stuk (9) uitsparingen, bij voorkeur cilindrische boringen (15, 16, 17, 18, 19) zijn aangebracht, waarin de inzetstukken (8, 40, 60, 80) inzetbaar zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inzetstukken (8, 40, 60, 80) telkens met behulp van 25 tenminste één, bij voorkeur cilindrische steektap (8a, 42, 62, 80f) in de in de slede (3) of de raambenen (14, 14") of het aanzetstuk (9) aangebrachte uitsparingen (15, 16, 17, 18, 19) zijn ingezet.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het bovendeel van de inzetstukken (8) de vorm heeft van een naar boven gerichte, met het telkens te richten steigerelement (31, 32, 33) overeenstemmend uitgevoerde bout heeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, 35 dat het boutvormige bovendeel (81') van een voor het richten Π: ; r ~ η o 'r -12- van verbogen gladde steigerbuizen (31 ’) bestemd inzetstuk (81) tenminste één met het buitenvlak van de steigerbuis (31’) overeenstemmende uitsparing (81b) bevat.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 5 het boutvormige bovendeel (82’) van een voor het richten van verbogen, van aansluitflenzen (32’) voorziene steigerbuis (32) enerzijds van tenminste één met het buitenvlak van de steigerbuis (32) overeenstemmende uitsparing (82b) en van een hierop rechthoekig aangebrachte vertikaal lopende doorlopende sleuf 10 (82d) is voorzien.

8. Inrichting volgens de conclusies 3 en 4, met het kenmerk, dat voor het richten van een van aansluitflenzen (32’) voorziene steigerbuis (32) in de slede (3) twee in zijdelingse uitsparingen (19) daarvan ingezette blokvormige 15 inzetstukken (80) voor het verkrijgen van een hogere stand van de steigerbuis (32) zijn aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het boutvormige bovendeel (83*) van de voor het richten van een diagonaal kromgetrokken stel- of horizontaal raam 20 dienende inzetstukken (83) op één zijde is afgevlakt en van een horizontaal gerichte doorn (83f) is voorzien, terwijl zich diametraal op de andere zijde een vertikale niet doorlopende sleuf (83e) bevindt.

10. Inrichting volgens de conclusies 1 en 4, met het 25 kenmerk, dat voor het richten van een geheel uit metaal bestaande loopplank (34) met uit één stuk bestaande daarmede verbonden tweevoudig afgeschuinde versterkingsflenzen (34b) in de beide boringen (15) van het raambeen (14) een dwarsbalk (41) is ingezet, aan de beide einden waarvan telkens een 30 vertikaal naar boven gerichte vierkantige buis (43) als aanlegorgaan en telkens een horizontale vierkantige buis-stomp (44) als oplegorgaan voor de geheel uit metaal bestaande plank (34) zijn aangebracht.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, 35 dat als drukorgaan in de slede (3) een tweedelig inzetstuk 8 v - j j 'j ’J '"Ί -13- (50, 60) is aangebracht, dat uit een speciale in de sleuf-boring (15) ingezette steekinrichting (60) bestaat, waarmede afscheidbaar een inzetstuk (50) is verbonden, dat de op de achterzijde van het loopvlak (34a) van de geheel uit metaal 5 bestaande plank (34) werkende drukwang (52) draagt, terwijl in de steekinrichting (60) een op de flens (34b) werkende drukwang (65) verwisselbaar is ingezet.

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het aanbrengen van een indrukking in een wille-10 keurige steigerbuis (35) een inzetstuk (84) is aangebracht, in het blokvormige bovendeel (84’) waarvan zich een horizontale sleuf (84g) voor het opnemen van de drukstempel bevindt. 83-0 53 DO