NL8303225A - Inrichting voor het behandelen van vormen voor voedingsmiddelen en installatie met een dergelijke inrichting, die in het bijzonder kan worden gebruikt voor het vervaardigen van gekookte ham. - Google Patents

Description

i _£L— ' N.0. 32045 1

Inrichting voor het behandelen van vormen voor voedingsmiddelen en installatie met een dergelijke inrichting, die in het bijzonder kan worden gebruikt voor het vervaardigen van gekookte ham.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van vormen voor voedingsmiddelen, in het bijzonder voor het vervaardigen van ham, alsmede op een installatie, die genoemde Inrichting omvat en bruikbaar is voor het vervaardigen van gekookte ham.

5 Gekookte ham wordt gewoonlijk vervaardigd door het plaatsen van vlees in vormen, gevolgd door sluiten van de vormen, die aldus een kookbehandeling ondergaan. Men gebruikt in hoofdzaak twee typen vormen: vormen met klein volume overeenkomend met een enkele ham (gebruikelijke vervaardiging) en vormen met grote lengte genoemd "Pullman-vormen” # 10 waarbij het vlees los wordt ingebracht, vervolgens samengedrukt door het sluiten van de vorm, gekookt en tenslotte uit de vorm genomen voor het verkrijgen van een lang deel dat tenslotte wordt gesneden.

Meer in het bijzonder wordt tijdens het vervaardigen van de ham het ruwe vlees in de vorm gebracht waarvan de wanden zijn beschermd 15 door een omhulling uit plastisch materiaal, en het vlees tenslotte wordt samengedrukt opdat geen holte achterblijft. De behandeling wordt uitgevoerd op een horizontale pers en als de vorm in voldoende mate is gevuld, wordt een deksel geplaatst op het open uiteinde, wordt vervolgens neergedrukt op zodanige wijze dat de heugels van de rand van het 20 deksel aangrijpen op de rand van het lichaam van de vorm. Gewoonlijk zijn, voor "Pullman”-vormen versterkingen aangebracht langs de vorm om knikken daarvan te verhinderen en gemakkelijk uit de vorm nemen mogelijk te maken. De vormen worden aldus in een kookinrichting geplaatst.

Na het beëindigen van het koken en het afkoelen leegt men de vormen met 25 de hand, één voor één, en men plaatst ze dan op een pers voor het uit de vorm verwijderen die samengedrukte lucht invoert door de bodem van de vorm opdat de gevormde ham uit de vorm wordt verwijderd.

Al deze behandelingen vereisen veel handarbeid omdat de vormen zwaar zijn en het bereiden en het hanteren een groot aantal handelingen 30 vereisen.

De uitvinding betreft een automatische behandelingsinrichting voor vormen voor levensmiddelen, alsmede een sluitinrichting voor de vormen, voor het koken van de voedingsmiddelen aanwezig in de vormen en voor het uit de vorm nemen dat op automatisch wijze plaats heeft.

35 Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een behan-

λ T

2 4 ï « delingsinrichting voor vormen voor voedingsmiddelen, omvattende een hefinrichting waarvan het vaste gestel een geleidingsinrichting in verticale richting vormt, om het schuiven te verzekeren van een beweegbaar gestel, een aandrijfinrichting die de verplaatsing van genoemd beweeg-5 bare gestel bestuurt langs de geleidingsinrichting, een plaatscodeerin-richting die een signaal verschaft voor het bepalen van de stand van het mobiele gestel langs de verticale geleidingsinrichting; welk beweegbare gestel een plateau bezit voorzien van horizontale rails, en een aandrijfinrichting bedoeld voor het translerend verplaatsen van een 10 bedieningsorgaan evenwijdig met de rails van het plateau. Anderzijds is een besturingsorgaan bedoeld voor het opnemen van het signaal van de coderingsinrichting en een gevraagd signaal voor de verticale stand verschaft door een rekenelement voor het besturen van de aandrijfin-richting van het gestel totdat de coderingsinrichting een signaal over-15 brengt overeenkomend met het signaal van de gevraagde plaats, vervolgens, als deze laatste toestand bevredigend is, het bekrachtigen van de aandrijfinrichting van het bedieningsorgaan voor een heen en weer gaande translatiecyclus. Het bedieningsorgaan is bij voorkeur terugtrekbaar als een kracht erop wordt uitgeoefend in een eerste richting evenwijdig 20 met de rails van het plateau, maar is in aanslag gebracht als een kracht gericht in de andere richting erop wordt uitgeoefend.

Het is gewenst dat de behandelingsinrichting ook een detectie-or-gaan bevat bedoeld voor het verschaffen van een signaal als het plateau een bepaald aantal vormen draagt, waarbij het besturingsorgaan de aan-25 drijfinrichting van het bedieningsorgaan gedurende een cyclus niet bestuurt als hij het signaal van genoemd opsporingsorgaan heeft ontvangen. Het is ook gewenst dat het gevraagde standsignaal representatief is voor de afstand tot de bodem van een plateau van een behande-lingswagen.

30 Bij de uitvoering bedoeld voor een laadstation voor vormen, omvat de inrichting bovenstrooms van de hefeenheid een sluitinrichting voor de vorm, waarvan het vaste gestel ondersteuningsrails omvat evenwijdig met de rails van de hefeenheid, waarbij een aanslag is geplaatst aan een eerste zijde van de ondersteuningsrails terwijl een kleminrichtring 35 voor de vorm is geplaatst aan de andere zijde van genoemde ondersteuningsrails, welke kleminrichting de verplaatsing kan verhinderen van de vorm in de richting van de ondersteuningsrails, waarbij zijn beperkte verplaatsing volgens een horizontale richting in hoofdzaak loodrecht op genoemde rails onder invloed van een drukinrichting inwerkend op de 40 vorm loodrecht op de rails mogelijk is. Bij deze variant omvat de klem- * * * 3 inrichting bij voorkeur twee bekken bestuurd door een vijzel opdat zij een klemkracht kunnen uitoefenen volgens een richting evenwijdig met de rails, waarbij een elastische inrichting is aangebracht op elke bek om glijden mogelijk te maken door kleminrichting tussen de bekken van de 5 dichtgeklemde vorm.

Bij deze uitvoeringsvorm is het gewenst dat een transportinrichting de vormen overbrengt vanaf een ondersteuning, bijv. een vulpers voor de vormen, tot aan een sluitinrichting, vervolgens vanaf de sluit-inrichting tot aan het beweegbare gestel van de hefeenheid, waarbij de 10 transportinrichting bij voorkeur twee bedieningsorganen omvat met identieke en gelijktijdige verplaatsingen, maar evenwijdig met de rails van de beweegbare wagen verplaatst, en een translerend heen en weer gaande aandrijfinrichting voor de twee bedieningsorganen evenwijdig met genoemde rails. Bij deze uitvoering zijn de bedieningsorganen bij voor-15 keur terugtrekbaar als een kracht daarop wordt uitgeoefend in een eerste richting evenwijdig met de rails en tegen elkaar liggen als een kracht gericht in de andere richting daarop wordt uitgeoefend.

Als de inrichting is bedoeld voor een losstation omvat hij bij voorkeur bovenstrooms van de hefeenheid en gescheiden van het gestel 20 daarvan door een ruimte die het doorgaan van ten minste een wagen toelaat, een trekinrichting voor vormen waarvan het vaste gestel een inrichting draagt voor het verticaal geleiden, een beweegbaar gestel dat heen en weer kan schuiven langs de geleidingsinrichting en een vijzel draagt waarvan het beweegbare deel evenwijdig ligt met de rails, een 25 plaatsbepalingscoderingsinrichting die een signaal verschaft voor het bepalen van de stand van het gestel langs de geleidingsinrichting; in welk geval het besturingsorgaan van de uittrekinrichting eerst een signaal ontvangt van de coderingsinrichting en een gevraagd verticaal plaatssignaal verschaft door het rekenelement en vervolgens een aan-30 drijfinrichting bestuurt voor het gestel totdat de coderingsinrichting een signaal afgeeft overeenkomend met het gevraagde verticale plaatssignaal, en, als aan deze toestand is voldaan tenslotte de vijzel zodanig bestuurt dat het beweegbare orgaan ervan zich evenwijdig verplaatst met de rails; het verticale gevraagde plaatssignaal van het beweegbare 35 gestel van de hefeenheid en dat van het beweegbare gestel van de uittrekinrichting zijn onderling zodanig verbonden dat de twee beweegbare gestellen een bepaalde relatieve stand bezitten.

Bij een dergelijke afvoerinrichting is het gewenst dat een inrichting het uit de vorm nemen verzekert; deze inrichting omvat bij voor-40 keur een luchtinjectie-inrichting die in staat is gecomprimeerde lucht * » 4 in de vorm te brengen voor het uitwerpen van de inhoud.

Als de inrichting is bedoeld voor het behandelen van langwerpige vormen wordt de geleiding daarvan, tussen de hefeenheid en het station voor het uitnemen verzekerd door twee evenwijdige rails die zijn ge-5 plaatst op een hellende afvoertafel. Als in tegenstelling hiermede vor-men kleine afmetingen bezitten, worden zij bij voorkeur tot een aantal gegroepeerd op dezelfde basis.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het sluiten van de vormen na het vullen met voedingsmiddelen, het behande-10 len van de vormen, het koken van de voedingsmiddelen aanwezig in genoemde vormen, het afvoeren na het koken en het uit de vorm nemen van de voedingsmiddelen tot buiten de vormen, in het bijzonder toepasbaar voor het bereiden van gekookte ham; welke inrichting in de eerste plaats een transportinrichting omvat volgens de uitvinding geplaatst op 15 een afvoerstation, en in de tweede plaats ten minste een wagen met horizontale ondersteuningen die zijn bedoeld om de vormen op te nemen, en in de derde plaats een kookinrichting voor de voedingsmiddelen waarin een wagen met de vormen is geplaatst en in de vierde plaats een verdere behandelingsinrichting volgens de uitvinding, geplaatst op een afvoer-20 station.

Opdat het doel van de uitvinding duidelijker wordt, wordt hierna als niet beperkend voorbeeld een uitvoering beschreven die is aangegeven in bijgaande tekening.

In deze tekening: 25 toont fig. 1 een schema van de opstelling van een behandelingsin richting voor de vormen voor het bereiden van hammen volgens de uitvinding; toont fig. 2 een zijaanzicht van een behandelingsinrichting voor de vormen volgens de uitvinding, geplaatst op een losstation, gezien in 30 de richting van de pijlen II-II in fig. 3; toont fig. 3 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 2, gezien in de richting van de pijlen III-III in fig. 2; toont fig. 4 een gedeeltelijke doorsnede van de transportinrichting van de inrichting volgens fig. 2, gezien in de richting van de 35 pijlen IV-IV in fig. 3; toont fig. 5 een zijaanzicht van een behandelingsinrichting voor de vormen volgens de uitvinding, geplaatst op een losstation gezien in de richting van de pijlen V-V in fig. 6; toont fig. 6 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 5 40 gezien in de richting van de pijlen VI-VI in fig. 5; 5; en 5 ψ .

toont fig. 7 een gedetailleerd zijaanzicht van een deel van fig.

toont fig. 8 een aanzicht volgens de pijlen VIII-VIII in fig· 7.

Fig. 1 toont schematisch de opstelling van een behandelingsinrich-5 ting volgens de uitvinding. De inrichting omvat in hoofdzaak drie hoofddelen, een laadinrichting 10, een kookinrichting 12 en een losinrichting 14. De laadinrichting omvat een station 16 voor het vullen, het samendrukken en sluiten van de vormen en een wagen 18 voor het opnemen van de vormen voor het koken. De losinrichting 14 is geplaatst 10 tussen een afvoervagen 20 en een station voor het legen van de vormen 22. Met 24 zijn de handelingen aangegeven uitgevoerd tijdens het laden, uitgaande van het samendrukken. Met 26 is het transport van de wagens weergegeven naar de kookinrichting en met 28 het lossen van de kookinrichting. Met 30 is het lossen van de vormen in een inrichting volgens 15 de uitvinding weergegeven.

De fig. 2 en 3 tonen een inrichting volgens de uitvinding geplaatst op een laadstation. De belangrijkste elementen van dit station zijn een pers 32 voor het vullen van vormen van bekend type, een inrichting 34 voor het sluiten van de vormen, een inrichting 36 voor het 20 behandelen en tenslotte een wagen 38 die moet worden gevuld met de vormen voordat zij worden gebracht in een kookinrichting.

De inrichting is bedoeld voor het bereiden van de vormen 40 die de vorm hebben van een langwerpig parallellepipedum en die bijv. van het type "Pullman"-vormen zijn, die wel bekend zijn voor deskundigen. De 25 uitvinding is echter niet beperkt tot dit enkele type vorm en kan in het bijzonder het behandelen mogelijk maken van een aantal eenheidsvormen die tot een groep zijn gebracht op een zelfde basis, waarbij elke unitaire vorm een enkele hoeveelheid vlees op geschikte wijze geplaatst bevat. Bij de beschreven uitvoeringsvorm heeft de vorm 40 van het type 30 "Pullman” een deksel 42 gesloten door een dwarsorgaan 44 met armen die zich verankeren op een heugel op de zijden van de vorm, als schematisch weergegeven in bovenaanzicht in fig. 3. Anderzijds zijn op bekende wijze versterkingsorganen 46 geplaatst op de lengterichting van de vorm om een belangrijk knikken van de wanden van de vorm te verhinderen en ge-35 makkelijk uit de vorm nemen mogelijk te maken.

De pers 32, die van bekend type kan zijn, wordt gebruikt voor het legen van een vorm 40 die is geplaatst op de rails 48 van de ondersteuning. Deze pers wordt omdat hij bekend is niet in detail besproken en eenvoudigweg wordt opgemerkt, dat, als het vlees is samengedrukt in de 40 vorm een deksel 42 wordt geplaatst met de hand maar niet volledig wordt ·» ** · * 6 ingedrukt.

Een transportorgaan 50 is aangebracht op een staander 52 bevestigd op de pers 32. De transportinrichting bevat een kap 54 bevestigd op de staander 52; waarbij de kap 54 een transportmechanisme omgeeft, 5 dat rolt over de glijorganen gevormd door het onderste deel van genoemde kap 54. De rollen 56 van een slede 58 dragen een beugel 60 op de onderste as 62 waarom een bedieningsorgaan 64 scharniert. Het bedienings-orgaan 64 is intrekbaar als daarop een kracht wordt uitgeoefend van links naar rechts gezien in fig. 2, maar wordt in aanslag gebracht met 10 zijn ondersteuning onder de invloed van een tegengestelde kracht.

In feite omvat het transportorgaan 50 twee analoge mechanismen bestuurd door eenzelfde vijzel: Deze vijzel bestuurt twee bedieningsorga-nen 64 die stijf met elkaar zijn verbonden. Op deze wijze, als het linker orgaan 64 (in fig. 2) in aanraking is met een vorm 40 geplaatst op 15 de pers 32, is het andere orgaan 64 in aanraking met een vorm 40 geplaatst op de sluitinrichting 34. Als de vijzel van de transportinrichting 50 wordt bekrachtigd laat het eerste bedieningsorgaan 64 een vorm van de pers 32 naar de sluitinrichting 34 gaan en het andere bedieningsorgaan 64 brengt de vorm 40 geplaatst op de sluitinrichting 34 20 daarvan op de behandelingsinrichting 36.

De sluitinrichting 34 omvat een vast gestel 66, geplaatst op de grond en draagt op zijn bovenvlak twee rails 68 geplaatst in het verlengde van de rails 48 van de pers 32 en zeer nabij deze pers. Aldus kan een vorm zonder slag de pers 32 op de sluitinrichting 34 passeren. 25 Een aanslag 70 is geplaatst op het uiteinde van de sluitinrichting 34 waar het deksel van de vorm is geplaatst. Een kleminrichting 31 is geplaatst tussen de twee rails 68: Hij omvat twee bekken 72 die scharnierend zijn aangebracht op het gestel en worden bestuurd door armen 34 die onderling scharnierend zijn verbonden op het uiteinde van de stang 30 van een pneumatische vijzel 76. Het uittreden van de vijzeistang 76 veroorzaakt het openen van de bekken en zijn terugtrekken een klemming van de bekken. Het zal duidelijk zijn dat in de geopende stand van de bekken zich terugtrekken onder het niveau van het bovenste deel van de rails 68. Op deze wijze hinderen zij het glijden van de vorm 40 op de 35 rails 68 niet.

De sluitinrichting 34 omvat op het uiteinde tegenover de aanslag 70 een sluitmechanisme dat een traverse 78 omvat die aan zijn tegenover elkaar liggende uiteinden is voorzien van armen 80, die de hellende vlakken begrenzen. Op deze wijze, als een pneumatische vijzel 82 de 40 traverse 78 terugdrukt, geleiden de hellende vlakken van de armen 80 7 het uiteinde van de vorm 40 en centreren deze tijdens het terugdrukken naar de aanslag 70. Als gevolg hiervan dringt het deksel van de vorm steunend geplaatst tegen deze aanslag 70 in het lichaam van de vorm als deze wordt aangedrukt door de vijzel 82. Het zal duidelijk zijn dat dit 5 indrukken van het deksel slechts mogelijk is als het lichaam van de vorm heen en weer kan schuiven in zijn lengterichting, dat wil zeggen in de richting loodrecht op de rails 68. Om deze reden zijn de bekken 72 voorzien van een elastische inrichting (niet weergegeven) die het schuiven van de vorm mogelijk maakt in een horizontale richting lood-10 recht op de rails 68 maar die een schuiven evenwijdig met de rails 68 en verticaal verhindert.

De hefeenheid 36, die de door het bedieningsorgaan 64 van de transportinrichting 50 aangedrukte vormen ontvangt omvat twee verticale geleidingsrails 84 die zijn bevestigd op de grond door poten 86. Een 15 meeneem- en besturingsorgaan 88 is aangebracht op het bovenste deel van de rails 84 en een meeneemmechanisme, bedekt door de rails 64, bestuurt de verplaatsingen langs de rails 64 van een beweegbaar gestel 90. Dit omvat een plateau 92 dat twee horizontale rails 94 draagt die in dezelfde verticale vlakken zijn geplaatst als de rails 48 en 68 van de 20 pers 32 en van de sluitinrlchting 34. Het plateau 92 draagt steunen 96 die een transportmechanisme 98 ondersteunen. Dit omvat een bedieningsorgaan 100 dat duidelijker is weergegeven in de fig. 7 en 8.

Het bedieningsorgaan 100 is aangebracht op een orgaan 102, dat heen en weer kan bewegen langs glijorganen onder besturing van een vij-25 zei 104. Meer in het bijzonder bezitten de glijorganen een vast horizontaal deel en een gebogen deel 108. Dit kan worden geheven en in een hoge stand worden vastgehouden door de rollen 110 op zodanige wijze dat het bedieningsorgaan 100 vrij komt en het vrije passeren van de vormen 40 toelaat als de rollen 110 steunen op genoemde vormen. Tijdens de 30 werking drukt de vijzel 104 achtereenvolgens drie vormen 40 de ene naast de andere op het plateau 92. Als drie vormen aldus naast elkaar zijn geplaatst, worden zij verplaatst door het orgaan 100, alle drie tegelijk naar een plateau 112 van een gestel 38 dat rechts is geplaatst in fig. 2, nadat men het plateau 92 ter hoogte van het plateau 112, dat 35 moet worden beladen, heeft gebracht·

Fig. 2 toont dat elk gestel 38 aangebracht op de wielen geleid door rails en omvattende een verankeringsorgaan 114, bedoeld om het gestel op een vaste plaats te houden tegenover de hefeenheid 36, een aantal plateaus 112 draagt, die op verschillende hoogten zijn geplaatst.

40 De van de pers 32 en de sluitinrichting 34 afkomstige vormen bevinden , * . ’ '7 Ά C v — ** v 8 zich op een bepaalde hoogte. Het laden van de plateaus vereist dus het verplaatsen in verticale richting van de vormen gedragen door het beweegbare gestel 90. Hiertoe omvat de inrichting een codeerinrichting 91 die de plaats van het mobiele gestel 90 aangeeft, en het besturingsor-5 gaan 88 regelt de verplaatsing van het gestel 90 naar een geschikte hoogte als functie van een gevraagd plaatsingssignaal overeenkomend met de hoogte van een leeg plateau 112, welk laatste signaal wordt verschaft door een rekeneenheid 88a, die een bepaald aantal voorafgaande functies bevat en het gevraagde plaatsingssignaal aftrekt· 10 Volgens de uitvinding heeft de werking van alle beschreven mecha nismen automatisch plaats, in het bijzonder dankzij het besturingsor-gaan 88 en het rekenelement (88a) ondergebracht in de hefeenheid (36). Meer in het bijzonder zijn opnemers en detectors op geschikte wijze geplaatst op de verschillende inrichtingen, volgens op zichzelf bekende 15 wijze, opdat zij aan het orgaan (88, 88a) alle bruikbare indicaties verschaffen, dat wil zeggen de indicaties overeenkomend met de standen en met de toestand van de verschillende vormen 40. Men heeft aldus een voorbeeld weergegeven van een opnemer 66 in fig. 4, welke opnemer is bedoeld om aan te geven dat het bedieningsorgaan 64 op een tevoren be-20 paalde plaats is aangekomen.

Als een gestel 38 geheel is geladen wordt het verankeringsorgaan 114 gelost en het gestel wordt verplaatst naar een kookapparaat dat niet in detail is weergegeven en dat van het gebruikelijke type kan zijn. Na het koken worden de gestellen 38 van de kookinrichting verwij-25 derd en gebracht op een afvoerstation zoals weergegeven in de fig. 5 en 6. Het afvoerstation omvat in de eerste plaats een uittrekinrichting 116, vervolgens een gestel 38, dat komt van de kookinrichting, een hefeenheid 36 als hierboven beschreven aan de hand van de fig, 2 en 3, vervolgens een afvoertafel 118 en een station voor het verwijderen van 30 de vorm 120.

De uittrekinrichting 116 omvat een verticale geleidingsinrichtlng 122, bijv. uit rails aangebracht op poten 124 bevestigd op de grond.

Een aandrijfinrichting en een besturingsorgaan 126 verzekeren de verplaatsing van een vijzel 128 aangebracht op een beweegbaar gestel 129 35 en bezit een drukorgaan 130 bevestigd op de stang daarvan. Als de vijzel gecomprimeerde lucht ontvangt, schuift hij zijn drukorgaan 130 uit die de vormen 40 aandrukt geplaatst op het plateau 112, dat zich ernaast bevindt. Het is noodzakelijk dat de vijzel 128 achtereenvolgens kan worden geplaatst tegenover alle plateaus 112. Het zal duidelijk C· " ' '* ·> Λ £ * 9 . » *- * 40 zijn dat als de vijzel 128 een groep van drie vormen 40 van een plateau * r~-- 9 verwijdert, het ook van belang Is dat het plateau 92 van de hefinrich-ting 36 zich bevindt tegenover het plateau 112 overeenkomend met het gestel opdat de vormen 40 kunnen komen op de rails 94. Deze synchronisatie wordt verzekerd door middel van een plaatscoderingsinrichting 5 127, die de stand van het gestel 129 aangeeft en de informatie door geeft aan het rekenelement 88a van de hefeenheid 36, op zodanige wijze, dat als de vijzel 128 een groep vormen 40 aandrijft, het beweegbare gestel 90 ze kan opnemen. Het zal duidelijk zijn dat geschikte opnemers en detectors op zodanige wijze zijn geplaatst dat zij aan het rekenele-10 ment 88a van de inrichting alle noodzakelijke inlichtingen overbrengen met een volledige synchronisatie van de handelingen.

De inrichting 36 komt overeen met die die is beschreven aan de hand van de fig. 2 en 3. Hij wordt daarom niet meer in detail beschreven. Eenvoudigheidshalve wordt opgemerkt dat het mobiele gestel 90 er-15 van na te zijn geladen op zijn plaats wordt gebracht ter hoogte van de rails 132 gedragen door het bovenvlak van de afvoertafel 118, waarop de vormen 40 moeten worden afgevoerd. Deze tafel 118 helt bij voorkeur op zodanige wijze dat de vorm naar achteren glijden naar het station 120 voor het verwijderen van de vormen.

20 Fig. 6 toont dat op het station 120 voor het verwijderen van de vormen het deel van de vorm 40, dat het deksel 40a draagt, overhangt.

Op deze wijze kan het deksel 40a worden teruggetrokken en, als een injectie- inrichting 134 lucht toelaat op de bodem van de vorm 40, de in-houd daarvan wordt verplaatst en valt op een geschikte transporteur.

25 De verschillende beschreven inrichtingen zijn omdat zij worden ge bruikt in de voedingsindustrie uitgevoerd in overeenstemming met de normen van deze industrie en zij omvatten bij voorkeur een groot aantal elementen uit roestvrij staal en uit plastisch materiaal. In het bijzonder zijn de rails bij voorkeur uit plastisch materiaal gevormd met 30 een geringe wrijvingscoëffici’ént.

De uitvinding is beschreven aan de hand van vormen van een type ’'Pullman'*, maar andere vormen kunnen worden gebruikt. Als zij zeer kort zijn kunnen zij op een basis worden geplaatst met een aantal verdiepingen die overeenkomen met een aantal vormen. In dit geval is het een 35 groep vormen die de verschillende hierboven beschreven handelingen ondergaan in de plaats van een enkele vorm.

Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven inrichting vele gewenste modificaties kan ondergaan, binnen het kader van de uitvinding.

Claims (13)

1. Inrichting voor het behandelen van vormen voor voedingsmiddelen, met het kenmerk, dat de inrichting een hefeenheid (36) omvat, waarvan het vaste gestel (84, 86) een inrichting draagt voor het geleiden in verticale richting, om het verschuiven te verzekeren van een be- 5 weegbaar gestel (90), een aandrijforgaan (88), dat de verplaatsing van genoemd beweegbare gestel langs de geleidingsinrichting bestuurt, een plaatscoderingsinrichting (91), die een signaal geeft voor het vaststellen van de stand van het mobiele gestel langs de verticale geleidingsinrichting, welk mobiele gestel (90) een plateau (92) omvat voor-10 zien van horizontale rails (94), en een aandrijfinrichting (98), bedoeld voor het translerend verplaatsen van een bedieningsorgaan (100) evenwijdig met de rails (94) van het plateau (92), welke inrichting bovendien een besturingsorgaan (90) omvat bedoeld voor het opnemen van het signaal van de coderingsinrichting en een signaal van de gevraagde 15 verticale stand verschaft door een rekenelement (88a), om de aandrijf-inrichting (88) van het gestel (90) te besturen totdat een coderingsinrichting een signaal afgeeft overeenkomend met het signaal van de gevraagde plaats, vervolgens, als laatstgenoemde toestand bevredigend is, de aandrijfinrichting (98) van het bedieningsorgaan (100) bestuurt over 20 een alternatieve translatiecyclus.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (100) terugtrekbaar is als een kracht daarop wordt uitgeoefend in een eerste richting evenwijdig met de rails van het plateau (92), terwijl het bedieningsorgaan in aanslag wordt gebracht als een 25 kracht gericht in de andere richting daarop wordt uitgeoefend.

3. Inrichting volgens êên van de conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat hij een detectie-orgaan omvat bedoeld voor het verschaffen van een signaal als het plateau (92) een bepaald aantal vormen draagt, waarbij het besturingsorgaan (89) de aandrijfinrichting (98) van het 30 bedieningsorgaan (100) slechts aandrijft over een cyclus als hij het signaal van genoemd detectie-orgaan heeft ontvangen.

4. Inrichting volgens êên van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat het gevraagde plaatsingssignaal representatief is voor de afstand van de grond tot de onderzijde van het plateau (112), van een be- 35 handelingsgestel (38).

5. Inrichting volgens êén van de conclusies 1 tot 4, bedoeld voor een toevoerstation voor vormen, met het kenmerk, dat de Inrichting bo-venstrooms van de hefeenheid een sluitinrichting (34) voor de vorm omvat waarvan het vaste gestel (66) steunrails (68) evenwijdig met de ♦ » a rails (94) van het plateau (92) bezit, waarbij een aanslag (70) is geplaatst aan een eerste zijde van de steunrails (68) terwijl een klemin-richting (71) voor de vorm is geplaatst aan de andere zijde van genoemde ondersteuningsrails (68), welke kleminriehting (72) de verplaatsing 5 van de vorm in de richting van de steunrails (68) kan veroorzaken waarbij zijn beperkte verplaatsing volgens een horizontale richting in hoofdzaak loodrecht is op genoemde rails onder invloed van een drukin-richting (78, 80), die de vorm loodrecht op de rails (94) aandrijft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de klemin-10 richting (71) twee bekken (72) bezit bestuurd door een vijzel (76), op zodanige wijze dat hij een klemkracht volgens een richting evenwijdig met de rails (94) uitvoert, waarbij een elastische inrichting is verbonden met elke bek (72) om glijden toe te laten tussen de bekken van een vorm die is geklemd door de kleminriehting (71).

7. Inrichting volgens êên van de conclusies 5 of 6, met het ken merk, dat hij een transportinrichting (5) omvat voor het overbrengen van een vorm (40) vanaf een ondersteuning (32), tot aan de sluitlnrich-ting (34) en van de sluitinrichting (34) tot aan het beweegbare gestel (90), waarbij de transportinrichting (50) twee bedieningsorganen (64) 20 omvat met identieke en gelijktijdige verplaatsingen maar verschoven evenwijdig met de rails (94) en een alternatieve translerende aandrijving van de twee bedieningsorganen evenwijdig met de rails (94).

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bedieningsorganen (64) terugtrekbaar zijn als een kracht daarop wordt uitge- 25 oefend in een eerste richting evenwijdig met de rails (94) en in aan slag worden gebracht als een kracht gericht in de andere richting daarop wordt uitgeoefend.

9. Inrichting volgens éên van de conclusies 1 tot 4, bedoeld als een afvoerstation voor de vormen, met het kenmerk, dat de inrichting 30 bovenstrooms van de hefeenheid en gescheiden van het gestel (84, 86) daarvan door een ruimte die het doorgaan van ten minste een gestel (38) toelaat omvat, een inrichting (116) voor het verwijderen van de vormen waarvan het vaste gestel (122, 124) een geleidingsinrichting draagt in verticale richting, waarbij het beweegbare gestel (129) heen en weer 35 kan glijden langs de geleidingsinrichting (122) en een vijzel (128) bezit waarvan het beweegbare orgaan evenwijdig is met de rails (94), een plaatscoderingsinrichting (127), die een signaal verschaft voor het vaststellen van de plaats van het gestel (129) langs een geleidingsinrichting (122), waarbij het besturingsorgaan (126) van de afvoerinrich-40 ting (116) eerst het signaal van de coderingsinrichting (127) verkrijgt en een gevraagd verticaal verplaatsingssignaal verschaft door het rekenelement (88a), vervolgens de aandrijfinrichting van het gestel (129) bestuurt totdat de coderingslnrichting (127) een signaal overbrengt overeenkomstig een verticaal gevraagd plaatsingssignaal en tenslotte de 5 vijzel (128) bestuurt waarbij het gevraagde verticale plaatsingssignaal van het mobiele gestel (90) van de hefeenheid en het verticale gevraagde plaatsingssignaal van het mobiele gestel (128) van de afvoerinrichting onderling zijn verbonden op zodanige wijze dat de twee beweegbare gestellen een bepaalde relatieve stand hebben.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de in richting benedenstrooms van de hefeenheid een station (120) bezit voor het verwijderen van de vormen naar een injectie-inrichting is geplaatst voor lucht (134), welke inrichting gecomprimeerde lucht kan toevoeren in de vorm (40) om de inhoud ervan te verwijderen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat elke vorm (40) wordt geleid, tussen het mobiele gestel (90) en het station voor het verwijderen van de vormen (120), door twee evenwijdige rails (132) die zijn geplaatst op een hellende afvoertafel (118).

12. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 11, met het 20 kenmerk, dat elke vorm is gevormd door een groep van een aantal eenheidsvormen die zijn geplaatst op eenzelfde basis naast elkaar loodrecht op de richting van de rails (94).

13. Inrichting voor het sluiten van vormen na het vullen met voedingsmiddelen, het behandelen van de vormen, het koken van de voedings- 25 middelen aanwezig in genoemde vormen, het afvoeren na het koken en het verwijderen van de voedingsmiddelen uit de vormen, in het bijzonder bruikbaar voor het vervaardigen van gekookte ham, met het kenmerk, dat de inrichting in de eerste plaats een behandelingsinrichting (10) omvat volgens één van de conclusies 5 tot 8, geplaatst op een afvoerstation, 30 in de tweede plaats, ten minste een wagen (38) met horizontale plateaus bedoeld voor het opnemen van de vormen (40), in de derde plaats een kookinrichting (12) voor het koken van de voedingsmiddelen aanwezig in de vormen gedragen door een gestel (38), en in de vierde plaats een behandelingsinrichting (14) volgens één van de conclusies 9 tot 11. 35 ===== u- v *"▼ ·» · — β \ Λ f