NL8303181A - TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE. - Google Patents

TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE. Download PDF

Info

Publication number
NL8303181A
NL8303181A NL8303181A NL8303181A NL8303181A NL 8303181 A NL8303181 A NL 8303181A NL 8303181 A NL8303181 A NL 8303181A NL 8303181 A NL8303181 A NL 8303181A NL 8303181 A NL8303181 A NL 8303181A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
agricultural tractor
lifting device
tractor according
frame
lifting
Prior art date
Application number
NL8303181A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Texas Industries Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Texas Industries Inc filed Critical Texas Industries Inc
Priority to NL8303181A priority Critical patent/NL8303181A/en
Priority to FR8414120A priority patent/FR2551941A1/en
Priority to DE19843433740 priority patent/DE3433740A1/en
Priority to GB08423206A priority patent/GB2147186B/en
Publication of NL8303181A publication Critical patent/NL8303181A/en

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D49/00Tractors
    • B62D49/02Tractors modified to take lifting devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/06Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors
    • A01B59/064Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines mounted on tractors for connection to the front of the tractor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Lifting Devices For Agricultural Implements (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

^ v^ v

Texas Industries Ine., Willemstad, Curasao.Texas Industries Ine., Willemstad, Curasao.

"Trekker voorzien van een hefinrichting""Tractor equipped with a lifting device"

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwtrekker met een gestel, ten minste één vooras en één achteras, die van één of meer wielen zijn voorzien en ten minste één hefinrichting.The invention relates to an agricultural tractor with a frame, at least one front axle and one rear axle, which are provided with one or more wheels and at least one lifting device.

5 Volgens de uitvinding is de breedte van een aan de voorzijde van de trekker aangebrachte hefinrichting groter dan de afstand tussen de buitenste begrenzingsvlakken van het voorwiel resp. de voorwielen.According to the invention, the width of a lifting device arranged at the front of the tractor is greater than the distance between the outer boundary surfaces of the front wheel or the front wheel. the front wheels.

Op deze wijze is een zeer stabiele afsteuning van 10 brede aan de hefinrichting gekoppelde machines of werktuigen, in het bijzonder grondbewerkingswerktuigen mogelijk die aanzienlijke, variërende, in de langsrichting van de trekker werkende krachten op de trekker uitoefenen.In this way, a very stable support of wide machines or implements coupled to the lifting device, in particular tillage implements, which exert considerable, varying forces acting in the longitudinal direction of the tractor, is possible.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 15 hand van de volgende figuren.The invention will be further elucidated with reference to the following figures.

Figuur 1 is een zijaanzicht van de trekker volgens de uitvinding.Figure 1 is a side view of the tractor according to the invention.

Figuur 2 is een bovenaanzicht van de trekker volgens Figuur 1.Figure 2 is a top view of the tractor of Figure 1.

20 Figuur 3 is een schema van een sturingsschakeling van de hefinrichting.Figure 3 is a schematic of a control circuit of the lifting device.

De trekker omvat een gestel 1 dat symmetrisch is uitgevoerd en ten opzichte van het verticale langssymmetrie-vlak 2 van de trekker (fig. 1 en 2).The tractor comprises a frame 1 which is constructed symmetrically and with respect to the vertical longitudinal symmetry plane 2 of the tractor (fig. 1 and 2).

25 Het gestel 1 omvat een tweetal ongeveer horizontale onderling evenwijdige balken 3 die zich vanaf de achterzijde van het gestel in voorwaartse richting uitstrekken en aan hun voorste einden overgaan in, gerekend ten opzichte van de rijrichting A, schuin opwaarts en voorwaarts gerichte 30 steunbalken 4, die evenals de balken 3 evenwijdig aan het vlak 2 zijn gericht. Op de boveneinden van de beide steunbalken 4 is een horizontale zich loodrecht op het vlak 2 uitstrekkende verbindingsbalk 5 star bevestigd. Aan deze ver-bindingsbalk 5 is een tweetal horizontale, zich vanaf de balk 35 5 in voorwaartse richting uitstrekkende L-profielen 6 beves tigd, die cp afstand van elkaar zijn opgesteld en in voorwaartse richting ten opzichte van elkaar enigszins converge-£ v o ” * ‘ - 2 - * * i rend zijn opgesteld.The frame 1 comprises two approximately horizontal mutually parallel beams 3 which extend in the forward direction from the rear of the frame and merge at their front ends into, calculated with respect to the direction of travel A, obliquely upwardly and forwardly directed beams 4, which, like the beams 3, are oriented parallel to plane 2. A horizontal connecting beam 5 extending perpendicularly to the plane 2 is rigidly mounted on the upper ends of the two supporting beams 4. Attached to this connecting beam 5 are two horizontal L-profiles 6 extending from the beam 35 in the forward direction, which are arranged at a distance from each other and are slightly converged in the forward direction with respect to each other. - 2 - * * 1 are drawn up.

De voorste uiteinden van de beide L-profielen 6 zijn door middel van een verticale, loodrecht op het vlak 2 gerichte eindplaat 7 star met elkaar bevestigd. De pro-5 fielen 6 zijn met hun horizontale flenzen naar elkaar toe opgesteld en worden aan hun bovenzijden over hun gezamenlijke breedte door een afdekplaat 8 afgedekt. De opstaande steunbalken 4 en de profielen 6 vormen een zwanenhalsvormige voorzijde van het gestel 1 waaronder nader te bespreken voor-10 wielen zijn opgesteld. De balken 3 die ongeveer op een afstand boven de grond zijn gelegen, welke gelijk is aan de halve diameter van de wielen van de trekker, zijn aan hun achterzijden onderling star verbonden door middel van een horizontale, loodrecht op het vlak 2 gerichte verbindingsbalk 15 9 die aan zijn achterzijde is voorzien van achterwaarts uit stekende oren waarin horizontale, loodrecht op het vlak 2 gerichte' pennen zijn aangebracht waarom onderste hefarmen 10 van een achterste driepuntshefinrichting 11 verzwenkbaar zijn, alsmede van oren, die eveneens zijn voorzien van lood- 20 recht op het vlak 2 gelegen pennen, waarom de onderste uit einden van hydraulische cylinders 12 verzwenkbaar zijn; zoals uit fig. 2 blijkt zijn de onderste hefarmen 10 vanaf het gestel 1 enigszins schuin buitenwaarts en achterwaarts gericht en is elke aan een hefarm 10 toegevoegde hydraulische 25 cylinder 12 verzwenkbaar bevestigd aan de verbindingsbalk 9 op een plaats die op korte afstand buiten de zwenkas ligt door middel waarvan de bijbehorende onderste hefarm 10 aan het gestel is bevestigd.The front ends of the two L-profiles 6 are rigidly fixed to each other by means of a vertical end plate 7 oriented perpendicular to the plane 2. The profiles 6 are arranged with their horizontal flanges towards each other and are covered on their upper sides over their joint width by a cover plate 8. The upright supporting beams 4 and the profiles 6 form a gooseneck-shaped front side of the frame 1, under which front wheels to be discussed hereinafter are arranged. The beams 3 located approximately at a distance above the ground, which is equal to half the diameter of the wheels of the tractor, are rigidly connected at their rear sides by means of a horizontal connecting beam 15 perpendicular to the plane 2 which at its rear is provided with rearwardly projecting ears in which horizontal pins perpendicular to the plane 2 are arranged, why lower lifting arms 10 of a rear three-point lifting device 11 can be pivoted, as well as ears, which are also provided perpendicular to pins located in plane 2, about which the lower ends of hydraulic cylinders 12 can be pivoted; as can be seen from Fig. 2, the lower lifting arms 10 are directed slightly obliquely outwards and backwards from the frame 1 and each hydraulic cylinder 12 added to a lifting arm 10 is pivotally attached to the connecting beam 9 at a location a short distance outside the pivot axis by means of which the associated lower lifting arm 10 is attached to the frame.

Zoals uit fig. 1 en 2 blijkt zijn aan de boven-30 zijde van de achtereinden van de beide balken 3 plaatvormige steunen 13 vastgelast, die zich opwaarts en vrij sterk binnenwaarts uitstrekken in de richting van het symmetrievlak 2 en vervolgens evenwijdig aan dit vlak opwaarts gebogen en wel zodanig dat deze afgebogen buitenste uiteinden van de 35 steunen 13 op korte afstand van het symmetrievlak 2 zijn opgesteld. In deze bovenste delen van de steunen 13 is een loodrecht op het vlak 2 gerichte buis 14 aangebracht, waarin een as is gelegerd waarom zich achterwaarts uitstrekkende armen 15 verzwenkbaar zijn gelegerd. De van de buis 14 af-ü - · - 5 J 1 # * - 3 - gekeerde uiteinden van elk der armen 15 is op verzwenkbare wijze door middel van een hefarm 16 verzwenkbaar verbonden met de bijbehorende onderste hefarm 10. Op een plaats gelegen tussen het vrije uiteinde van elke arm 15 en de buis 14 5 is een loodrecht op het vlak 2 gerichte zwenkas aangebracht waarom het vrije uiteinde van de zuigerstang van de bijbehorende hydraulische cylinder 12 verzwenkbaar is bevestigd.As can be seen from Figs. 1 and 2, plate-shaped supports 13 are welded to the top of the rear ends of the two beams 3, which extend upwards and quite strongly inwardly in the direction of the plane of symmetry 2 and then parallel to this plane upwards bent such that these bent outer ends of the supports 13 are arranged a short distance from the symmetry plane 2. In these upper parts of the supports 13 a tube 14 directed perpendicular to the plane 2 is mounted, in which an axle is mounted, for which rearwardly extending arms 15 are pivotally mounted. The ends of each of the arms 15 facing away from the tube 14 are pivotally connected by means of a lifting arm 16 to the associated lower lifting arm 10. At a location between the free end of each arm 15 and the tube 14 is arranged a pivot axis perpendicular to the plane 2, around which the free end of the piston rod of the associated hydraulic cylinder 12 is pivotally mounted.

De bovenste delen van de plaatvormige steunen 13 dragen tevens een loodrecht op het vlak 2 gerichte zwenkas waarom 10 een bovenste hefarm 17 verzwenkbaar is die zich vanaf deze zwenkas eveneens in achterwaartse richting uitstrekt. Aan het vrije uiteinde van elke onderste hefarm 10 is een kop-pelpunt 18 bevestigd in de vorm van een naar boven geopende haak. Op analoge wijze is aan het vrije uiteinde van de boven-15 ste hefarm 17 een koppelpunt 19 aangebracht in de vorm van een naar onderen geopende haak. De beide haken 18 en 19 bezitten een snelsluiting in de vorm van een om een loodrecht op het vlak 2 gelegen zwenkas verzwenkbare grendel 20 die een asstomp of pijpstuk van een aan de hefinrichting 11 gekoppelde 20 machine dat in de haken 18 resp.19 is gelegen tijdens bedrijf kan vergrendelen.The upper parts of the plate-shaped supports 13 also bear a pivot axis perpendicular to the plane 2, so that an upper lifting arm 17 is pivotable, which also extends backwards from this pivot axis. A coupling point 18 is attached to the free end of each lower lifting arm 10 in the form of an upwardly opened hook. Analogously, a coupling point 19 in the form of a downwardly opened hook is arranged at the free end of the upper lifting arm 17. The two hooks 18 and 19 have a quick-release lock in the form of a bolt 20 which can be pivoted about a pivot axis 2 perpendicular to the plane 2 and which is an axle stub or pipe piece of a machine coupled to the lifting device 11 and located in the hooks 18 and 19 respectively. can lock during operation.

De hefinrichting 11 is vanuit een zich in een cabine 24 van de trekker bevindende bestuurderszitplaats 25 op hydraulische wijze bedienbaar.The lifting device 11 is hydraulically operable from a driver's seat 25 located in a cab 24 of the tractor.

25 Nabij de voorzijde van de balken 3 is een op de balken 3 rustende en tevens aan de balken 4 bevestigde aan-drijfmotor 26 aangebracht, die enigszins excentrisch ten opzichte van het vlak 2 is opgesteld en wel zodanig dat zijn aan de achterzijde uittredende krukas op enige afstand aan 30 één zijde van het symmetrievlak 2 is opgesteld. De krukas van de motor 26, die een vermogen van ongeveer 60 - 100 kW bezit, vormt een ingaande as van een tandwielkast 27 die tegen de achterzijde van de motor 26 is bevestigd en die zich in zijwaartse richting tot op afstand buiten de meest nabij de 35 krukas gelegen gestelbalken 3 en tot buiten de buitenste be-grenzingsvlakken van de aan die zijde gelegen voorwielen van de trekker uitstrekt. Tegen de achterzijde van de tandwielkast 27 is een vanuit de bestuurderszitplaats 25 bedienbare versnellingsbak 28 bevestigd, waarvan de ingaande as samen- Λ Λ i W i - 4 -A drive motor 26 resting on the beams 3 and also mounted on the beams 4 is arranged near the front of the beams 3 and is arranged slightly eccentrically with respect to the plane 2, such that its crankshaft emerging from the rear some distance is arranged on one side of the symmetry plane 2. The crankshaft of the engine 26, which has a power of about 60-100 kW, forms an input shaft of a gearbox 27 mounted against the rear of the engine 26 and laterally spaced outside the nearest Crankshaft frame beams 3 and extend beyond the outer boundary surfaces of the tractor's front wheels located on that side. A gearbox 28, which can be operated from the driver's seat 25, is fastened to the rear of the gearbox 27, the input shaft of which together W Λ i W i - 4 -

* V* V

valt met een uitgaande as van de tandwielkast 27 en waarvan de uitgaande as 29 in achterwaartse richting uitsteekt. De as 29 kan in het verlengde van de uitgaande as van de motor 26 zijn gelegen en, gezien in bovenaanzicht, tussen de gestel-5 balken 3 aan een zijde van het symmetrievlak 2. Tegen de achterzijde van het buiten het.gestel 1 uitstekende einde van de tandwielkast 27 zijn een tweetal pompen 30 en 31 bevestigd. De pompen 30 en 31 worden aangedreven door uitgaande assen van de tandwielkast 27 en hebben een door de bestuurder 10 vanaf de zitplaats 25 instelbare vloeistofopbrengst. De pomp 30 is bestemd voor aandrijving van achterwielen van de trekker en de pomp 31 voor het aandrijven van de voorwielen van de trekker. Tegen de voorzijde van de tandwielkast 27 is een tandwieloverbrenging 32 bevestigd die een uitgaande as 33 15 bezit welke vanaf de tandwieloverbrenging in de rijrichting A uitsteekt en een voorste aftakas vormt. Zoals uit de fig.falls with an output shaft from the gearbox 27 and the output shaft 29 of which protrudes in the rearward direction. The shaft 29 may be in line with the output shaft of the motor 26 and, seen in top view, between the frame beams 3 on one side of the plane of symmetry 2. Against the rear of the end projecting outside the frame 1 two pumps 30 and 31 of the gearbox 27 are mounted. The pumps 30 and 31 are driven by output shafts from the gearbox 27 and have a fluid flow rate adjustable from the seat 25 by the operator 10. The pump 30 is intended to drive the rear wheels of the tractor and the pump 31 to drive the front wheels of the tractor. A gear transmission 32 is mounted against the front of the gearbox 27 and has an output shaft 33 which protrudes from the gear in the direction of travel A and forms a front PTO. As shown in fig.

2 en 3 blijkt, is de aftakas 33 excentrisch ten opzichte van het symmetrievlak 2 opgesteld en ligt op afstand buiten het buitenvlak van het nabijgelegen voorwiel en, in bovenzicht, 20 in het wielspoor van de achterwielen.2 and 3, the power take-off shaft 33 is arranged eccentrically with respect to the symmetry plane 2 and is spaced outside the outer surface of the nearby front wheel and, in plan view, 20 in the wheel track of the rear wheels.

De uitgaande· as 29 van de versnellingsbak 28 is door middel van een van twee universele koppelingen voorziene tussenas 34 gekoppeld met een door een leger 35 ondersteunde achterste aftakas 36 waarvan de horizontaal opgestelde hart-25 lijn in het symmetrievlak 2 is gelegen. Het leger 35 steunt op de bovenzijde van de verbindingsbalk 9.The output shaft 29 of the gearbox 28 is coupled by means of an intermediate shaft 34 provided with two universal clutches to a rear PTO shaft 36 supported by an army 35, the horizontally arranged axis of which is situated in the plane of symmetry 2. The army 35 rests on the top of the connecting beam 9.

De trekker bezit in totaal twee achterwielen 37 die aan weerszijden van het symmetrievlak 2 zijn aangebracht. Elk der achterwielen 37 is aandrijfbaar door middel van een 30 bijbehorende niet-getekende hydraulische motor waarvan de vloeistofopbrengst door de bestuurder vanaf de bestuurders-zitplaats 25 instelbaar is. De hydraulische motoren van de achterwielen 37 worden gevoed door de hydraulische pomp 30.The tractor has a total of two rear wheels 37 which are arranged on either side of the symmetry plane 2. Each of the rear wheels 37 is drivable by means of an associated hydraulic motor, not shown, the fluid flow of which is adjustable by the driver from the driver's seat. The hydraulic motors of the rear wheels 37 are fed by the hydraulic pump 30.

De trekker bezit in totaal twee voorwielen 38 die 35 eveneens aan weerszijden van het symmetrievlak 2 zijn gelegen. De spoorbreedte van de voorwielen 38 bedraagt ongeveer 90 cm., de spoorbreedte van de achterwielen 37 bedraagt ongeveer 2^0 cm. De diameter van alle tractorwielen is gelijk en bedraagt ongeveer 135 cm. Alle wielen zijn voorzien van 3 - ,, · -· > e i - 5 - luchtbanden, bijvoorkeur lagedrukbanden, met een breedte van ongeveer 60 cm. Door de genoemde onderlinge opstelling van de voorwielen 38 en achterwielen 37 ontstaat een opstelling waardoor, gezien in vooraanzicht, de voorwielen 38 binnen 5 de achterwielen 37 zijn gelegen, zodat de trekker op de grond rust over een totale breedte van ongeveer 240 cm. Hierdoor ontstaat een zeer geringe gronddruk en wordt bederf van de bodemstructuur met het oog op latere plantengroei voorkomen.The tractor has a total of two front wheels 38, which are also located on either side of the symmetry plane 2. The track width of the front wheels 38 is about 90 cm., The track width of the rear wheels 37 is about 2.0 cm. The diameter of all tractor wheels is the same and is approximately 135 cm. All wheels are fitted with 3 -, · - ·> e i - 5 - pneumatic tires, preferably low-pressure tires, with a width of approximately 60 cm. The above mutual arrangement of the front wheels 38 and rear wheels 37 creates an arrangement whereby, seen in front view, the front wheels 38 are located within the rear wheels 37, so that the tractor rests on the ground over a total width of approximately 240 cm. This creates a very low soil pressure and prevents deterioration of the soil structure with a view to subsequent plant growth.

De totale breedte van de trekker bedraagt ongeveer 300 cm.The total width of the tractor is about 300 cm.

10 Gezien in zijaanzicht volgens fig. 1 strekt de ca bine 24 zich vanaf een verticaal vlak door de draaiingsas van de achterwielen 37 in voorwaartse richting uit over een lengte van ongeveer 200 cm. De grootste loodrecht op het symmetrievlak 2 gemeten breedteafmeting van de cabine 24 15 bedraagt 200 cm zodat de achterzijde van de cabine (fig. 2) ten delen boven de achterwielen 37 is gelegen. De voorzijde van de cabine is in zijaanzicht midden boven de aandrijfmo-tor 25 gelegen.Seen in side view according to Fig. 1, the cab 24 extends from a vertical plane through the axis of rotation of the rear wheels 37 in a forward direction over a length of about 200 cm. The largest width dimension of the cabin 24, measured perpendicular to the symmetry plane 2, is 200 cm, so that the rear of the cabin (fig. 2) is situated partly above the rear wheels 37. The front of the cabin is located in the side view at the center above the drive motor 25.

De trekker omvat aan zijn voorzijde een stuuras 20 die met het verwijzingscijfer 39 is aangeduid. De stuuras 39 is verzwenkbaar om "een (in dit uitvoeringsvoorbeeld) ongeveer verticale zwenkas 40, die - althans in dit uitvoeringsvoorbeeld - in het vlak 2 is gelegen. De stuuras 39 kan aan zijn onderzijde zijn voorzien van slechts één bestuur-25 baar wiel, maar in dit geval vormt de stuuras een centrale verzwenkingsmogelijkheid voor de beide voorwielen 38, die symmetrisch ten opzichte van het vlak 2 zijn gelegen. De stuuras 39 is balkvormig en is in dit uitvoeringsvoorbeeld uitgevoerd als een ronde holle buis, waarvan de middellijn 30 de zwenkas 40 vormt. De stuuras is in de zwanenhalsvormige . ruimte onder de onderling verbonden profielen 6 en vóór de opstaande steunbalken 4 aangebracht in welke ruimte zich eveneens de voorwielen 38 bevinden.The tractor comprises on its front a steering axle 20, which is indicated by the reference numeral 39. The steering axle 39 is pivotable about "a (in this exemplary embodiment) approximately vertical pivot axis 40, which is located - at least in this exemplary embodiment - in the plane 2. The steering axle 39 can be provided on its underside with only one steerable wheel, but in this case the steering axle forms a central pivot possibility for the two front wheels 38, which are situated symmetrically with respect to the plane 2. The steering axle 39 is beam-shaped and in this embodiment is designed as a round hollow tube, the center line of which 30 the pivot axis 40. The steering axle is arranged in the gooseneck-shaped space below the interconnected profiles 6 and in front of the upright supporting beams 4, in which space the front wheels 38 are also located.

De voorwielen 38 zijn elk voorzien van een hydrauli-35 sche motor die gevoed wordt vanuit de pomp 31. De beide voorwielen 38 zijn draaibaar gelegerd aan een pijpvormige, ongeveer horizontale vooras 41, waarin de hydraulische motoren kunnen zijn ondergebrachr. De vooras 41 is door middel van een horizontale, in het symmetrievlak 2 gelegen zwenkas 42 i*.* sï , f * - 6 - verzwenkbaar ten opzichte van de stuuras 75.The front wheels 38 are each provided with a hydraulic motor which is fed from the pump 31. The two front wheels 38 are rotatably mounted on a tubular, approximately horizontal front axle 41, in which the hydraulic motors can be mounted. The front axle 41 is pivotable relative to the steering axle 75 by means of a horizontal pivot axis 42 located in the symmetry plane 2.

De buisvormige stuuras 39, kan samen met de voorwielen 38 vanuit de zitplaats 25 worden verzwenkt door middel van een hydraulische cylinder 43.The tubular steering axle 39, together with the front wheels 38, can be pivoted from the seat 25 by means of a hydraulic cylinder 43.

5 De trekker omvat een voorste hefinrichting 44 die bedoeld is voor een stabiele en brede afsteuning van aan deze hefinrichting bevestigde machines of werktuigen die relatief grote trek- of duwkrachten op de trekker uitoefenen. De hefinrichting 44 omvat twee op symmetrische wijze aan weerszij-10 den van het symmetrievlak 2 gelegen onderste hefarmen 45 alsmede twee eveneens op symmetrische wijze aan weerszijden van het symmetrievlak .2 gelegen bovenste hefarmen 46. De beide onderling evenwijdige, kokervormige onderste hefarmen 45 zijn door middel van loodrecht op het symmetrievlak 2 gerichte 15 zwenkassen 47 verzwenkbaar aan het overige deel van de trekker bevestigd. Daartoe is tegen de onderzijde van de beide tot het gestel 1 behorende balken 3 een loodrecht op het vlak 2 gerichte kokervormige balk 48 vastgelast, die een zodanige lengte bezit en aan weerszijden zodanig buiten de buitenzijde 20 van het gestel 1 uitsteekt dat zijn beide uiteinden, gezien in bovenaanzicht (fig. 2), in de respectievelijke wielsporen van de achterwielen 37 zijn gelegen. Tegen de voorzijde van elk der beide uiteinden van de balk 48 zijn, oren 49 vastgelast die in voorwaartse richting uitsteken en die de beide 25 genoemde, aan weerszijden van het vlak 2 en in eikaars verlengde gelegen zwenkassen 47 dragen.The tractor includes a front linkage 44 which is intended for stable and wide support of machines or implements attached to this linkage which exert relatively large pulling or pushing forces on the tractor. The lifting device 44 comprises two lower lifting arms 45 symmetrically disposed on either side of the symmetry plane 2 as well as two upper lifting arms 46 likewise symmetrically located on either side of the symmetry plane .2. The two mutually parallel, tubular lower lifting arms 45 are pivotally attached to the rest of the tractor by means of pivot axes 47 oriented perpendicular to the symmetry plane 2. For this purpose, a tubular beam 48 oriented perpendicularly to the plane 2, which is of such a length and protrudes on both sides outside the outer side of the frame 1 that its two ends are welded to the underside of the two beams belonging to the frame 1, seen in top view (fig. 2), are located in the respective wheel tracks of the rear wheels 37. Welded to the front of each of the two ends of the beam 48 are ears 49 which protrude in the forward direction and which bear the two said pivot axes 47, which are located on either side of the plane 2 and in line with each other.

Gezien in het zijaanzicht volgens fig. 1 bevinden de beide zwenkassen zich ongeveer halverwege de afstand tussen de draaiingsassen van de achterwielen 37 en de voorwielen 30 38 en zijn op ongeveer dezelfde hoogte of lager dan de wiel- assen van de wielen 37 en 38 opgesteld.Seen in the side view according to Fig. 1, the two pivot axes are located approximately half way between the rotational axes of the rear wheels 37 and the front wheels 38 and are arranged at approximately the same height or lower than the wheel axles of the wheels 37 and 38.

De beide onderste hefarmen 45 strekken zich in een middenstand vanaf de zwenkassen 47 ongeveer horizontaal naar voren uit. De voorste uiteinden van de beide onderste hefar-35 men 45 zijn, gezien in het zijaanzicht volgens fig. 1, op korte afstand vóór de voorste punten van de voorwielen 38 gelegen. Aan deze voorste uiteinden draagt elk van de onderste hefarmen 45 een loodrecht op het vlak 2 gerichte zwenkas 50 waarbij de beide zwenkassen 50 in eikaars verlengde liggen. » - - ~ i * 1 Λ * - 7 -The two lower lift arms 45 extend approximately horizontally from the pivot axes 47 in a central position. The front ends of the two lower lifting arms 45, seen in the side view according to Fig. 1, are located a short distance in front of the front tips of the front wheels 38. At these front ends, each of the lower lifting arms 45 carries a pivot axis 50 directed perpendicular to the plane 2, the two pivot axes 50 being in line. »- - ~ i * 1 Λ * - 7 -

De zwenkassen 50 verbinden bijbehorende zwenkarmen 45 met een ongeveer vertikaal opgesteld balkvormig freem 51 op scharnierbare wijze. De hoogteafmeting van het freem 51 is ongeveer 75 - 85% van de diameter van de voor- of achterwielen, 5 bijvoorkeur ongeveer 80% van deze diameter.The pivot axes 50 connect pivotally associated pivot arms 45 to an approximately vertically arranged beam-shaped frame 51 in a hinged manner. The height dimension of the frame 51 is about 75-85% of the diameter of the front or rear wheels, preferably about 80% of this diameter.

Gerekend in de breedterichting is de breedte van het freem 51 ongeveer gelijk aan de afstand tussen de beide buitenste begrenzingsvlakken van de onderste hefarmen 46.Calculated in the width direction, the width of the frame 51 is approximately equal to the distance between the two outer boundary surfaces of the lower lifting arms 46.

. Het freem 51 omvat een onderste loodrecht op het vlak 2 opge-10 stelde balk 52, die zich over de laatstgenoemde breedte uitstrekt. Op twee symmetrisch ten opzichte van het vlak 2 opgestelde plaatsen zijn op de bovenzijde van de balk 52 kokervormige staanders 53 vastgelast, die in een middenstand van de hefinrichting ongeveer verticaal zijn gericht. Deze staan-15 ders 53 zijn vastgelast op de bovenzijde van de balk 52 op plaatsen die elk ongeveer halverwege het vlak 2 en het vrije einde van de balk 52 zijn gelegen. De bovenste einden van de beide staanders 53 zijn onderling verbonden door een op de bovenzijden van de staanders 53 vastgelaste, evenwijdig 20 aan de balk 52 gerichte kokervormige balk 54 die zich uitsluitend in het gebied' tussen de buitenvlakken van de staanders 53 uitstrekt. Bovendien is de balk 52 met de balk 54 verbonden door een derde kokervormige staander 55, waarvan de hartlijn in het symmetrievlak 2 is gelegen en die tussen 25 de balken 52 en 54 in is gelast.. The frame 51 comprises a bottom beam 52 arranged perpendicular to the plane 2, which extends over the latter width. Tubular uprights 53 are welded to the top of the beam 52 at two locations arranged symmetrically with respect to the plane 2, which are oriented approximately vertically in a central position of the lifting device. These uprights 53 are welded to the top of the beam 52 at locations each located approximately halfway between the plane 2 and the free end of the beam 52. The upper ends of the two uprights 53 are mutually connected by a tubular beam 54, which is welded parallel to the beam 52 and welded to the top sides of the uprights 53, which extends only in the area between the outer surfaces of the uprights 53. In addition, the beam 52 is connected to the beam 54 by a third tubular upright 55, the center line of which is located in the plane of symmetry 2 and which is welded between beams 52 and 54.

Nabij de boveneinden van elk der staanders 53 zijn aan de balk 54 een paar oren 56 gelast die ten opzichte van het frame 51 achterwaarts uitsteken. Elk der beide paren oren dragen aan hun achterzijde een zwenkas 57. De beide zwenk-30 assen 57 zijn in eikaars verlengde gelegen en dienen ter bevestiging van de voorste uiteinden van de beide bovenste hefarmen 46 aan het freem 51. Gezien in bovenaanzicht (fig. 2) is elk der bovenste hefarmen 46 ongeveer halverwege tussen een onderste hefarm 45 en het symmetrievlak 2 gelegen. De 33 achterste uiteinden van elk der bovenste hefarmen 47 is door middel van een zwenkas 58 verzwenkbaar verbonden aan oren 59 die tegen de voorzijde van de verbindingsbalk 5 zijn gelast welke op de bovenzijden van de steunbalken 4 is bevestigd. Deze verbindingsbalk 5 strekt zich, gezien in bovenin 1 Λ ^ * rt -f r. w -. ·· . > i * * - 8 - aanzicht (fig. 2) aan weerszijden van het symmetrievlak 2 tot aan de buitenste begrenzingsvlakken van de onderste hefarmen 45 uit. Aan elk der beide uiteinden van de loodrecht op het vlak 2 gerichte verbindingsbalk 5 zijn schuin neer-5 waarts gerichte oren 60 bevestigd, waarin, eveneens aan elk uiteinde, zwenkassen 61 dragen waarom vanuit de bestuurders-zitplaats 25 bedienbare hydraulische cylinders 62 verzwenkbaar zijn waarvan de zuigerstangeinden door middel van zwenkassen 63 op verzwenkbare wijze zijn gekoppeld met de bovenzijden 10 van de onderste.hefarmen 45 op plaatsen die ongeveer halverwege de uiteinden van de onderste hefarmen 45 zijn gelegen. Gerekend vanaf de.zwenkassen 61 strekken de hydraulische cylinders 62 zich schuin neerwaarts en voorwaarts uit. De onderste en bovenste hefarmen vormen met het freem 51 een vier-15 hoekscharnierconstructie met zwenkassen 47, 50, 57, 58. De zwenkassen 58 zijn in bovenaanzicht nabij de achterste punten van de voorwielen gelegen en de bovenste hefarmen 46 liggen recht boven de voorwielen 38. De afstand tussen de zwenkassen 47 en 58 bedraagt, gezien in bovenaanzicht ongeveer de helft 20 van de lengte van de bovenste hefarmen 46.Near the top ends of each of the uprights 53, a pair of ears 56 are welded to the beam 54 and project rearwardly from the frame 51. Both pairs of ears carry a pivot shaft 57 at their rear. The two pivot axes 57 are located in line with each other and serve to fix the front ends of the two upper lifting arms 46 to the frame 51. Seen in top view (fig. 2), each of the upper lift arms 46 is located approximately midway between a lower lift arm 45 and the symmetry plane 2. The 33 rear ends of each of the upper lift arms 47 are pivotally connected by means of a pivot shaft 58 to ears 59 welded to the front of the connecting beam 5 which is mounted on the top sides of the supporting beams 4. Seen in top 1 1 ^ * rt -f r, this connecting bar 5 extends. w -. ··. > i * * - 8 view (fig. 2) on both sides of the symmetry plane 2 to the outer boundary surfaces of the lower lifting arms 45. At both ends of the connecting beam 5 directed perpendicular to the plane 2, obliquely downwardly-oriented ears 60 are mounted, in which, also at each end, bear pivot shafts 61 why hydraulic cylinders 62 that can be operated from the driver's seat can be pivoted the piston rod ends are pivotally coupled by pivot shafts 63 to the tops 10 of the lower lift arms 45 at locations approximately midway between the ends of the lower lift arms 45. Calculated from the pivot axes 61, the hydraulic cylinders 62 extend obliquely downward and forward. The lower and upper lift arms with frame 51 form a four-15 angle hinge construction with pivot shafts 47, 50, 57, 58. The pivot shafts 58 are located in plan view near the rear tips of the front wheels, and the upper lift arms 46 are directly above the front wheels 38 The distance between the pivot shafts 47 and 58, seen in plan view, is approximately half the length of the upper lifting arms 46.

De beide bovenste hefarmen 46 strekken zich vanaf de in hun achterste uiteinden gelegen zwenkassen 58 in de richting van de in hun voorste uiteinden gelegerde zwenkassen 57 enigszins in neerwaartse richting uit. Gezien in het zij-25 aanzicht volgens fig. 1 bedraagt de lengte van elk der bovenste hefarmen 46 ongeveer 60 - 70%, bijvoorkeur ongeveer 65% van de lengte van elk der onderste hefarmen 45. Hierbij wordt opgemerkt dat de voorste zwenkassen 57 van de bovenste hefarmen 46, gezien in het zijaanzicht volgens fig. 1, ongeveer 30 recht boven de voorste zwenkassen 50 van de onderste hefarmen 45 zijn gelegen. De beide bovenste hefarmen 46 zijn nabij hun voorste uiteinden ter bevordering van hun zijdelingse stabiliteit onderling verbonden door een kokervormige verbindingsbalk 64 die loodrecht op het vlak 2 is gericht en waar-35 van de uiteinden tegen de binnenvlakken van de hefarmen 46 zijn vastgelast.The two upper lift arms 46 extend slightly downwardly from the pivot shafts 58 located in their rear ends towards the pivot shafts 57 mounted in their front ends. Viewed in the side elevation of Figure 1, the length of each of the upper lift arms 46 is about 60-70%, preferably about 65% of the length of each of the lower lift arms 45. It should be noted that the front pivot shafts 57 of the upper lift arms 46, viewed in the side view of Figure 1, are located approximately 30 directly above the front pivot axes 50 of the lower lift arms 45. The two upper lift arms 46 are interconnected near their front ends to promote their lateral stability by a tubular connecting beam 64 which is oriented perpendicular to the plane 2 and the ends of which are welded to the inner surfaces of the lift arms 46.

Aan de voorzijde van elk der staanders 53 van het freem 51 is een zwenkas 65 bevestigd waarbij de beide zwenkassen 65 in eikaars verlengde en loodrecht op het vlak 2 zijn - ^ -1 o x .· > i - 3 - 9 - gelegen. De zwenkassen 65 zijn op een afstand boven de bovenzijde van de balk 52 opgesteld die ongeveer 30 -40% bedraagt van de verticale afstand tussen de bovenzijde van de balk 52 en de onderzijde van de balk 54 . Om elk der beide 5 zwenkassen 65 is een zich vanaf deze zwenkas naar voren uitstrekkende drager 66 scharnierbaar, die zich nabij de bijbehorende scharnieras 65 in zijn bedrijfsstand eerst horizontaal naar voren uitstrekt en vervolgens, op afstand van het freem 51, ter plaatse van een knikpunt 67 onder een hoek van 10 ongeveer 45° schuin voorwaarts en neerwaarts is afgebogen en aan zijn onderste uiteinde een wielas 68 van een hulpwiel 69 draagt. De beide dragers 66 zijn ten opzichte van het vlak 2 symmetrisch opgesteld (fig. 2) en zijn nabij het knikpunt 67 onderling star verbonden door middel van een buis 70 die 15 loodrecht op het vlak 2 is gericht en star aan de beide dragers 66 is bevestigd. De beide dragers 66 zijn samen met hun hulpwielen 69 in hoogterichting scharnierbaar ten opzichte van het freem'51 van de voorste hefinrichting 44. De eenheid die gevormd wordt door de kokervormige drager 66, de buis 20 70 en de wielen 69 is ten opzichte van de hefinrichting 44 los neembaar door middel van de uitneembare pennen 65 en vormt een hulpgestel van de hefinrichting 44. Ter plaatse van het bovenste uiteinde van de derde staander 55 is tegen de voorzijde van de bovenbalk 54 een paar oren 71 aangebracht waarin 25 sen loodrecht op het vlak 2 gerichte zwenkas 72 is gelegerd waarom een vanaf de bestuurderszitplaats 25 bedienbare hydraulische cylinder 73 zwenkbaar is. Het einde van de zuiger-stang van de cylinder 73 is om een evenwijdig aan de zwenkas 72 opgestelde zwenkas 74 verzwenkbaar verbonden met het midden 30 van de buis 70. De hydraulische cylinder 73 is evenals de beide hydraulische cylinders 62 bijvoorkeur dubbelwerkend uitgevoerd, zodat de hefinrichting 44 zowel opwaarts als neerwaarts kan worden gedrukt en de dragers 66 ten opzichte van de hefinrichting 44 eveneens op- en neerwaarts kunnen worden 35 gedrukt, maar de cylinders 62 en 73 kunnen ook enkelwerkend worden uitgevoerd zodat de hefinrichting 44 opwaarts kan worden geheven (inclusief een zwevende stand) en de starre combinatie van de dragers 66 met de hulpwielen 69 ten opzichte van de hefinrichting 44 neerwaarts kan worden gedrukt, even- _ - * -v t --"1 _ , -i s 'r. v- V ^ ♦ **-T * Λ* * - 10 - eens inclusief een zwevende stand waarin dit samenstel bij rijden op oneffen terrein vrij op en neer kan bewegen ten opzichte van de hefinrichting 44.A pivot axis 65 is mounted on the front of each of the uprights 53 of the frame 51, the two pivot axes 65 being in line and perpendicular to the plane 2 -> -1 - x -. The pivot axes 65 are spaced above the top of the beam 52 which is approximately 30-40% of the vertical distance between the top of the beam 52 and the bottom of the beam 54. A carrier 66 extending forward from this pivot axis is pivotable about each of the two pivot axes 65, which first extends horizontally forwards near the associated pivot axis 65 in its operating position and then, at a pivot point, at a distance from the frame 51 67 is inclined forward and downward at an angle of approximately 45 ° and carries at its lower end a wheel axle 68 of an auxiliary wheel 69. The two carriers 66 are arranged symmetrically with respect to the plane 2 (fig. 2) and are rigidly connected near the kink point 67 by means of a tube 70 which is oriented perpendicular to the plane 2 and is rigid to the two carriers 66 confirmed. The two carriers 66, together with their auxiliary wheels 69, are hinged in height direction with respect to the frame 51 of the front lifting device 44. The unit formed by the tubular carrier 66, the tube 70 and the wheels 69 is with respect to the the lifting device 44 is detachable by means of the removable pins 65 and forms an auxiliary frame of the lifting device 44. At the top end of the third upright 55, a pair of ears 71 are arranged against the front of the top beam 54, 25 perpendicular to the pivot shaft 72 oriented in plane 2 is supported for reasons why a hydraulic cylinder 73 which can be operated from the driver's seat 25 can be pivoted. The end of the piston rod of the cylinder 73 is pivotally connected about a pivot axis 74 disposed parallel to the pivot axis 72 to the center 30 of the tube 70. The hydraulic cylinder 73, like the two hydraulic cylinders 62, is preferably double-acting, so that the the lifting device 44 can be pressed upwards and downwards and the carriers 66 can also be pressed up and down relative to the lifting device 44, but the cylinders 62 and 73 can also be single-acting so that the lifting device 44 can be lifted upwards (including a floating position) and the rigid combination of the carriers 66 with the auxiliary wheels 69 can be pressed downwards relative to the lifting device 44, even - - - - - - - 1 -, - is. ** - T * Λ * * - 10 - once including a floating position in which this assembly can move freely up and down relative to the lifting device when driving on uneven terrain 44.

Ter plaatse van elk der staanders 53 is tegen het voorvlak 5 van de balk 52 en tegen het voorvlak van de betreffende staander een paar evenwijdige naar voren uitstekende plaatvormige oren 75 vastgelast, die de vorm hebben van naar boven geopende haken. De beide paren oren 75 vormen de onderste aankoppel-punten van de driepuntshefinrichting 44. Nabij de bovenzijde 10 van de uithollingen in de oren 75 zijn vanuit de bestuurders-cabine verzwenkbare grendels 76 zwenkbaar aangebracht teneinde in de aankoppelpunten rustende koppelpennen van een aangekoppelde machine of werktuig tijdens bedrijf te verhinderen in opwaartse richting uit te treden. Nabij de bovenzijde 15 van de staander 55 is eveneens een paar oren 77 (fig. 1) bevestigd die identiek aan de oren 75 zijn uitgevoerd en nabij de bovenzijde van de naar boven geopende uitsparing eveneens is voorzien van een vanuit de bestuurderszitplaats bedienbare grendel 76.At the location of each of the uprights 53, a pair of parallel plate-shaped ears 75 protruding against the front surface 5 of the beam 52 and against the front surface of the upright in question are welded in the form of hooks opened upwards. The two pairs of ears 75 form the lower coupling points of the three-point lifting device 44. Near the top 10 of the hollows in the ears 75, pivotal locks 76 are arranged pivotally from the driver's cabin so that coupling pins of a coupled machine or implement rest in the coupling points. prevent it from rising upwards during operation. A pair of ears 77 (fig. 1), which are of identical design to the ears 75, are also mounted near the top 15 of the upright 55 and are also provided with a bolt 76 operable from the driver's seat near the top of the recess opened upwards.

20 In het getekende uitvoeringsvoorbeeld is een aan gedreven grondfrees 78 aan de aankoppelpunten 75en 77 van de hefinrichting 44 bevestigd, die voor de voorzijde van het freem 51 van de hefinrichting is opgesteld en die door de naar voren uitstekende dragers 66 van het hulpgestel wordt 25 overbrugd. Het zal duidelijk zijn dat in plaats van de grondfrees 78 ook andere machines aan de hefinrichting 44 kunnen worden bevestigd, zoals rotoreggen, wieders, cultivators, ploegen en dergelijke. Indien hooggebouwde machines dienen te worden aangekoppeld kan het hulpgestel 66, 70 worden afge-30 koppeld door de pennen 65 en 72 uit te nemen. Dit geldt in het bijzonder bij hooibouwmachines, maaimachines en dergelijke waarbij het gebruik van het hulpgestel 66, 70 minder noodzakelijk kan zijn.In the illustrated exemplary embodiment, a driven milling cutter 78 is attached to the coupling points 75 and 77 of the lifting device 44, which is arranged in front of the frame 51 of the lifting device and which is bridged by the forwardly projecting carriers 66 of the auxiliary frame . It will be clear that instead of the rotary tiller 78 other machines can also be attached to the lifting device 44, such as rotary harrows, weeder, cultivators, plows and the like. If high-built machines are to be coupled, the auxiliary frame 66, 70 can be uncoupled by removing the pins 65 and 72. This is especially true with hay-making machines, mowers and the like where the use of the auxiliary frame 66, 70 may be less necessary.

De grondfrees 78 bezit een gestel dat twee evenwij-35 dig en op afstand boven de grond gelegen kokervormige gestel-balken 79 omvat, die zich loodrecht op de rijrichting A uitstrekken. De beide gestelbalken 79 zijn aan hun uiteinden onderling verbonden door neerwaarts gerichte platen 80 waarin een aandrijfas 81 van het freeslichaam 82 is gelegerd.The rotary tiller 78 has a frame comprising two parallel and spaced tubular frame beams 79 spaced perpendicular to the direction of travel A. The two frame beams 79 are interconnected at their ends by downwardly facing plates 80 in which a drive shaft 81 of the milling body 82 is mounted.

v- , < > > 3 * # if - 11 -v-, <>> 3 * # if - 11 -

De aandrijfas 81 is voorzien van buitenwaarts gerichte frees-tanden 83 die aangedreven worden in de draairichting B (fig.The drive shaft 81 is provided with outwardly directed milling teeth 83 which are driven in the direction of rotation B (fig.

1) , welke draairichting overeenkomt met die van de trekker-wielen. De aandrijving van de aandrijfas 81 vindt aan één 5 buitenzijde van het gestel plaats door middel van een aan-drijfkast 84 waarin een ketting of tandwieloverbrenging is aangebracht die aandrijfbaar is door middel van een evenwijdig aan de gestelbalken 79 gerichte aandrijfas 85. De aandrijf- · as 85 zelf is aandrijfbaar door middel van een paar in een 10 tandwielkast 86 aangebrachte conische tandwielen 87 (fig.1), which direction of rotation corresponds to that of the tractor wheels. The drive shaft 81 is driven on one outer side of the frame by means of a drive box 84 in which a chain or gear transmission is arranged which is drivable by means of a drive shaft 85 directed parallel to the frame beams 79. The drive shaft shaft 85 itself is drivable by means of a pair of bevel gears 87 arranged in a gearbox 86 (fig.

2) . Het aandrijvende tandwiel 87 is op een ingaande as 88 bevestigd die, indien de grondfrees 78 aan de hefinrichting 44 is gekoppeld, door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 89 in aandrijvende verbinding is 15 met de aftakas 33 van de trekker, welke aftakas aan de zelfde zijde van de trekker is opgesteld. Gezien in bovenaanzicht ligt de tussenas evenals de aftakas 33 op excentrische wijze ten opzichte van het gestel en bevindt zich, gezien in bovenaanzicht, in het wielspoor van de achterwielen 37.2). The driving gear 87 is mounted on an input shaft 88 which, when the rotary cutter 78 is coupled to the lifting device 44, is in driving connection to the power take-off shaft 33 of the tractor via an intermediate shaft 89 provided with universal couplings. the same side of the tractor is positioned. Seen in top view, the PTO shaft as well as the PTO 33 are eccentric with respect to the frame and, seen in top view, are in the wheel track of the rear wheels 37.

20 Op een plaats, die gezien in het bovenaanzicht vol gens fig. 2, tussen de'beide dragers 66 van het hulpgestel is gelegen is op de bovenzijde van de beide gestelbalken 79 een tweetal opwaartse en binnenwaarts gerichte platen 90 aangebracht die aan hun boven- en achterzijden een aankoppelpen 25 91 voor de aankoppeling van de frees aan het bovenste punt van de hefinrichting dragen. De platen 90, die star aan het gestel 79 zijn bevestigd, vormen een aankoppelbok van de frees.In a place, seen in the plan view according to Fig. 2, between the two carriers 66 of the auxiliary frame, two upward and inwardly directed plates 90 are arranged on the top of the two frame beams 79, which are mounted on their top side. and on the rear side a coupling pin 25 91 for coupling the cutter to the top point of the lifting device. The plates 90, which are rigidly attached to the frame 79, form a headstock of the mill.

De beide platen strekken zich vanaf de legering van de pen 91 in neerwaartse richting voort tot onder en achter de ach-30 terste gestelbak 79 en legeren aldaar aankoppelpennen 92 die .tijdens bedrijf in de oren 75 rusten welke de beide onderste aankoppelpunten van de hefinrichting 44 vormen.The two plates extend downwardly from the alloy of the pin 91 to below and behind the rear frame gear 79 and there mount coupling pins 92 which rest in the ears 75 during operation, which are the two lower coupling points of the lifting device 44. to shape.

Teneinde de frees 78 te kunnen aankoppelen rijdt de trekker in een richting loodrecht op de langsrichting van 35 de balken 79 op de grondfrees toe waarbij de bestuurder door middel van de hydraulische cylinder 73 het hulpgestel 66, 70, die voorzien is van de beide hulpwielen 69 » zodanig dat dit samenstel over de frees heen beweegt, totdat de stand is bereikt waarin de pennen 91 en 92 in de aankoppelpunten m * - 12 - van de driepuntshefinrichting 44 kunnen worden gelegd. Daarna wordt het hulpgestel 66, 70 weer door middel van de hefinrichting 73 neerwaarts bewogen totdat de wielen 79 op de grond rusten.In order to be able to couple the cutter 78, the tractor drives in a direction perpendicular to the longitudinal direction of the beams 79 on the router, whereby the driver, by means of the hydraulic cylinder 73, the auxiliary frame 66, 70, which is provided with the two auxiliary wheels 69 Such that this assembly moves over the milling cutter until the position is reached in which the pins 91 and 92 can be placed in the coupling points m * - 12 - of the three-point lifting device 44. Subsequently, the auxiliary frame 66, 70 is lowered again by means of the lifting device 73 until the wheels 79 rest on the ground.

5 De hefinrichting 44, al of niet voorzien van het hulpgestel 66, 70, 69, kan uiteraard ook aan de achterzijde van een trekker worden aangebracht, waarbij echter de onderlinge afstand tussen de onderste hefarmen 45 geringer moet zijn teneinde tussen de achterwielen 37 door te kunnen steken, 10 aannemende dat de maximaal toelaatbare breedte van de trekker door de buitenvlakken van de achterwielen 37 wordt bepaald. Indien dit niet het geval is kunnen de onderste hefarmen 45 in dit geval langs de buitenvlakken van de achterwielen worden gelegd.The lifting device 44, whether or not provided with the auxiliary frame 66, 70, 69, can of course also be mounted on the rear of a tractor, however, the mutual distance between the lower lifting arms 45 must be smaller in order to pass between the rear wheels 37. 10, assuming that the maximum allowable width of the tractor is determined by the outer surfaces of the rear wheels 37. If this is not the case, the lower lifting arms 45 can in this case be placed along the outer surfaces of the rear wheels.

15 Tijdens bedrijf worden de in de tandwielkast 27 gelegerde tandwielen door de aandrijfmotor 26 aangedreven evenals de versnellingsbak 28 waarvan de uitgaande as 29, de tussenas 34' en daarmede de af takas 36 aandrijft. De om-wentelingssnelheid van de aftakas 36 kan met behulp van de 20 versnellingsbak ongeveer evenredig met de rijsnelheid van de trekker worden ingesteld. Hiermee kan niet alleen een zaai-machine maar bijvoorbeeld ook een aandrijfbare aan de achterste hefinrichting 11 bevestigde rol worden 'aangedreven waarbij de omtrekssnelheid van de rol ongeveer gelijk is 25 aan de rijsnelheid van de trekker zodat de rol een deel van de voortstuwingskracht van de trekker levert. De door de tandwielen van de tandwielkast 27 aangedreven pompen 30 en 31 drijven de achterwielen respectievelijk de voorwielen op hydraulische wijze aan, waarbij deze wielen zijn voorzien van 30 vanuit de bestuurderszitplaats 25 instelbare, niet getekende hydraulische motoren. De tandwielen van de tandwielkast 27 drijven eveneens de aftakas 33 aan die aan een zijkant van de trekker is opgesteld. In het uitvoeringsvoorbeeld wordt deze aftakas 33 gebruikt om de grondfrees 78 op de hiervoor 35 aangeduide wijze te bedrijven.During operation, the gears alloyed in the gearbox 27 are driven by the drive motor 26 as well as the gearbox 28, the output shaft 29 of which drives the intermediate shaft 34 'and thereby the PTO shaft 36. The revolution speed of the PTO 36 can be adjusted approximately proportional to the driving speed of the tractor by means of the gearbox. With this, not only a seeding machine, but also, for instance, a drive roller mounted on the rear lifting device 11 can be driven, the peripheral speed of the roller being approximately equal to the driving speed of the tractor, so that the roller is part of the propulsion force of the tractor supplies. The pumps 30 and 31 driven by the gears of the gearbox 27 drive the rear wheels and the front wheels hydraulically, these wheels being provided with hydraulic motors (not shown) which are adjustable from the driver's seat. The gears of the gearbox 27 also drive the power take-off shaft 33 located on one side of the tractor. In the exemplary embodiment, this power take-off shaft 33 is used to operate the milling cutter 78 in the manner indicated above.

De driepuntshefinrichting 44 is door middel van de zwenkassen 47 en 58 met het overige deel van de trekker scharnierbaar verbonden. Zoals reeds hiervoor werd vermeld ligt de zwenkas 47 van de onderste hefarmen op gelijke hoogte p ' -· • * - 13 - of onder het vlak door de draaiingsassen van de wielen 37 en 38 zodat hier een zeer laag aangrijpingspunt op de trekker gewaarborgd is. De zwenkas 47 ligt, gezien in zijaanzicht, ongeveer midden tussen de draaiingsassen van deze wie-5 len 37 en 38. De zwenkassen 58 liggen, gerekend in vertikale richting, ongeveer midden tussen de voorwielas en de hartlijn van de zwenkassen 47, echter ter hoogte van de bovenzijde van de motor 25. De motor 25 is gezien, in zijaanzicht tussen de zwenkassen 47 en 58 opgesteld (fig. 1).The three-point lifting device 44 is pivotally connected to the other part of the tractor by means of the pivot shafts 47 and 58. As already mentioned above, the pivot axis 47 of the lower lifting arms is at the same height p '- · * * 13 - or below the plane through the rotary axes of the wheels 37 and 38, so that a very low point of engagement on the tractor is guaranteed here. The pivot axis 47, viewed in side view, is approximately midway between the rotational axes of these wheels 37 and 38. The pivot axes 58 are, calculated in the vertical direction, approximately midway between the front wheel axis and the center line of the pivot axes 47, but at a height from the top of the motor 25. The motor 25 is seen, seen in side view, between the pivot shafts 47 and 58 (fig. 1).

10 Gezien in zijaanzicht volgens fig. 1 is het zwaarte punt van de gehele trekker nabij de verbindingslijn tussen de zwenkassen 47 en 58 gelegen. Tijdens het rijden op oneffen terrein zal, gezien in zijaanzicht, de trekker knikbewegingen uitvoeren om een as door het zwaartepunt van de trekker, welke 15 as loodrecht op het vlak 2 is gericht, resp. om een lager dan het zwaartepunt gelegen dwarsas. Ten gevolge van het feit dat de hefinrichting 44 nabij het zwaartepunt is opgehangen, zal, gezien in zijaanzicht, de stand van het freem 51, die bepalend is voor de stand van het aangekoppelde werk-20 tuig, alsmede de op- en neergaande beweging tijdens bedrijf van het freem 51, die deze bewegingen aan het aangekoppelde werktuig oplegt, aanzienlijk minder variëren dan wanneer de hefinrichting op afstand vóór het zwaartepunt van de trekker aan de voorzijde van het trekkergestel zou zijn bevestigd, 25 zoals bij bekende hefinrichtingen het geval is. Hierdoor is het derhalve mogelijk dat niet alleen de stand maar ook de diepte waarop een aangekoppelde grondbewerkingsmachine in de grond werkt, als zeer gelijkmatig kan worden omschreven.Seen in side view according to Fig. 1, the center of gravity of the entire tractor is located near the connecting line between the pivot axes 47 and 58. When driving on uneven terrain, seen in side view, the tractor will perform buckling movements about an axis through the center of gravity of the tractor, which axis is oriented perpendicular to the plane 2, respectively. about a transverse axis situated lower than the center of gravity. Due to the fact that the lifting device 44 is suspended near the center of gravity, seen in side view, the position of the frame 51, which determines the position of the coupled implement, as well as the up and down movement during The operation of the frame 51, which imposes these movements on the coupled implement, will vary considerably less than if the remote lifting device were attached to the front of the tractor frame in front of the center of gravity of the tractor, as is the case with known lifting devices. Therefore, it is possible that not only the position but also the depth at which a coupled tillage implement works in the ground can be described as very uniform.

De hiervoor beschreven dimensionering van de hef-30 inrichting 44 leidt er verder toe dat tijdens heffen of neerwaarts drukken van het freem 51, de stand van het freem in zijaanzicht en gerekend in het praktisch gebruikte bereik ervan, niet of nauwelijks verandert. De hiervoor geschetste hefinrichting 44 bewerkstelligt derhalve een gelijkmatige 35 beweging van het aangekoppelde werktuig ten opzichte van de grond; dit geldt tevens voor machines die geen grondbewerkingsmachine zijn.The above-described dimensioning of the lifting device 44 further results in that during lifting or pressing down of the frame 51, the position of the frame in side view and calculated in its practically used range does not or hardly change. The lifting device 44 outlined above therefore achieves a smooth movement of the coupled implement with respect to the ground; this also applies to machines that are not tillage machines.

Verder wordt een gevolge van de brede basis van de bevestiging van de hefinrichting 44 aan de trekker, een KJ — i . < - 14 - zeer stabiele afsteuning voor werktuigen bereikt, die relatief grote en variërende krachten op de trekker uitoefenen.Furthermore, due to the wide base of the attachment of the lifting device 44 to the tractor, a KJ-i. <- 14 - achieved very stable support for implements, which exert relatively large and varying forces on the tractor.

Tengevolge van de plaats van de ligging van de bevestiging van de onderste hefarmen 45 aan de trekker, welke 5 plaats ongeveer midden tussen de voor- en achterwielen is gelegen, wordt eveneens bereikt dat indien op het aangekoppelde werktuig krachten werken die excentrisch liggen ten opzichte van het vlak 2, zowel de voor- als de achterwielen volledig meewerken aan het opheffen van het door deze excen-10 trische krachten veroorzaakte moment.Due to the location of the attachment of the lower lifting arms 45 to the tractor, which position is located approximately midway between the front and rear wheels, it is also achieved that if forces are applied on the coupled implement which are eccentrically relative to the plane 2, both the front and rear wheels fully cooperate in removing the moment caused by these eccentric forces.

Met behulp van de hydraulische cylinders 62 kan een werktuig niet alleen van de grond of uit de grond worden geheven, maar kan het werktuig in het geval van een grondbewer-kingsmachine, ook in de grond worden gedrukt tot op de ge-15 wenste diepte, indien de cylinders 62 dubbelwerkend zijn uitgevoerd. Indien het hulpgestel 66, 70, voorzien van de wielen 69, aan de hefinrichting 44 is gekoppeld, kan worden bereikt dat een zeer nauwkeurige werkdiepte van een aangekoppelde • grondbewerkingsmachine kan worden ingesteld indien bijvoor-20 beeld de hydraulische cylinders 62 een neerwaartse kracht op het freem 51 uitoefenen, en de hydraulische cylinder 73 van het hulpgestel 66, 70, hydraulisch geblokkeerd is; in dit geval bepalen de hulpwielen 69 samen met de trekkerwielen 37 en 38 nauwkeurig'de werkdiepte. Door bekrachtiging van 25 de hydraulische cylinder 73 kan worden bereikt dat het gestel 66, 70 neerwaarts beweegt en de wielen 69 een aanzienlijk deel van het werktuig en ook een deel van het trekkergewicht opnemen, zodat de voor de grondstructuur nadelige aanlegdruk van de voorwielen 38 vermindert. Daartoe zijn de hulpwielen 30 69 gezien in het bovenaanzicht volgens fig. 2 tevens tussen de wielsporen van de achterwielen 37 en de voorwielen 38 opgesteld. Hierdoor wordt een vergroting van het afsteunoppervlak van het totale gewicht bereikt die de gronddruk van de wielen van de trekker vermindert zodat voorkomen kan worden dat de 35 bodemstructuur van de grond wordt aangetast. De aanwezigheid van het hulpgestel 66, 70 is vooral bij het bedrijven van grondbewerkingsmachines van belang.With the aid of the hydraulic cylinders 62, a tool can not only be lifted from the ground or from the ground, but in the case of a soil tillage implement the tool can also be pressed into the ground to the desired depth, if the cylinders 62 are double-acting. When the auxiliary frame 66, 70, provided with the wheels 69, is coupled to the lifting device 44, it can be achieved that a very accurate working depth of a coupled tillage implement can be adjusted if, for example, the hydraulic cylinders 62 have a downward force on the frame 51, and the hydraulic cylinder 73 of the auxiliary frame 66, 70 is hydraulically blocked; in this case, the auxiliary wheels 69 together with the tractor wheels 37 and 38 accurately determine the working depth. By energizing the hydraulic cylinder 73 it can be achieved that the frame 66, 70 moves downwards and the wheels 69 take up a considerable part of the implement and also a part of the tractor weight, so that the contact pressure of the front wheels 38, which is detrimental to the ground structure, is reduced. . To this end, the auxiliary wheels 69, seen in the plan view according to Fig. 2, are also arranged between the wheel tracks of the rear wheels 37 and the front wheels 38. This achieves an increase in the support surface of the total weight, which reduces the ground pressure of the wheels of the tractor, so that the soil structure of the ground can be prevented from being affected. The presence of the auxiliary frame 66, 70 is of particular importance in the operation of tillage machines.

In het bijzonder indien de trekker met een aan de hefinrichting 44 aangekoppeld grondbewerkingswerktuig zoals :: ' ·; ' ‘2 « » - 15 - een ploeg wordt bedreven is het van belang om niet alleen het specifieke brandstofverbruik, resp. het op het bewerkte oppervlak betrokken brandstofverbruik, maar ook de totaal-kosten van de trekker per bewerkte oppervlakte-eenheid mini-5 maal te houden. De motor-instelling heeft hier betrekking op de combinatie van het op de aandrijfbare wielen uitgeoefende aandrijfmoment en het motortoerental, bij verschillende hoeveelheden.ingespoten brandstof per tijdseenheid. Het is gebleken dat minimale totaalkosten voor het bedrijven van 10 de trekker veelal optreden nabij de instelling waarbij "vol gas" gereden wordt, enigszins afhankelijk van het feit of in lichte of zware bodem wordt geploegd. Zowel voor het bereiken van een motorinstelling waarbij het specifieke brandstofverbruik een minimum is als bij een instelling waarbij 15 de totaal-kosten minimaal zijn, blijkt het van groot belang om een bepaald toerental van de aandrijfmotor 26 te handhaven.In particular, if the tractor has a soil tillage implement, such as:, which is coupled to the lifting device 44; '"2« »- 15 - a shift is operated, it is important not only to determine the specific fuel consumption, resp. keep the fuel consumption related to the worked area, but also the total cost of the tractor per worked area unit at least 5 times. The engine setting refers here to the combination of the drive torque applied to the drivable wheels and the engine speed, at different amounts of fuel injected per unit time. It has been found that minimum total costs for operating the tractor often occur near the setting where "full throttle" is driven, depending somewhat on whether plowed in light or heavy soil. It is of great importance to maintain a certain speed of the drive motor 26 both for achieving an engine setting where the specific fuel consumption is a minimum and for an setting where the total costs are minimal.

De grootte van dit toerental is afhankelijk van de eigenschappen van de betreffende aandrijfmotor en zal voor motoren van verschillend fabrikaat andere waarden bezitten. Teneinde 20 hierin te voorzien, is bij de trekker volgens de uitvinding een regeling bewerkstelligd ter handhaving van een van te voren bepaald motortoerental(dat derhalve afhankelijk is van de eigenschappen van het gebruikte motortype). Indien een ploeg in een gedeelte van het veld komt waar de grond 25 zwaarder wordt, zal het motortoerental de neiging hebben beneden de gewenste waarde te geraken, terwijl op een gedeelte van het veld waar de grond lichter is, het motortoerental de neiging zal hebben toe te nemen. Gezien de gewenste optimalisering van de kosten, voorziet de hierna beschreven rege-30 ling door middel van een stuurverbinding met de hefinrichting, in een constant houden van het toerental, zodanig dat indien de ploeg in zware grond komt, de hefinrichting automatisch enigszins wordt geheven Indien het motortoerental onder het gewenste normtoerental komt, terwijl de hefinrichting automa-35 tisch neerwaarts wordt bewogen indien de ploeg in lichtere grond komt waarbij het toerental boven het normtoerental zou uitstijgen. Bij deze regeling kan de ingespoten hoeveelheid brandstof per tijdseenheid constant worden gehouden. Verder wordt de overbrengingsverhouding tussen motor en wielen althans _ Λ — Λ Λ pi ö i - 16 - * in principe constant gehouden.The magnitude of this speed depends on the properties of the respective drive motor and will have different values for motors of different make. In order to provide this, the tractor according to the invention has a control effected to maintain a predetermined engine speed (which therefore depends on the characteristics of the engine type used). If a plow enters an area of the field where the ground becomes heavier, the engine speed will tend to drop below the desired value, while on a portion of the field where the ground is lighter, the engine speed will tend to increase. to take. In view of the desired optimization of the costs, the control described below provides, by means of a steering connection to the lifting device, a constant speed, such that if the plow enters heavy soil, the lifting device is automatically lifted slightly. the engine speed falls below the desired standard speed, while the linkage is automatically lowered if the plow enters lighter soil where the speed would rise above the standard speed. With this control, the amount of fuel injected per unit time can be kept constant. Furthermore, at least _ motor - al Λ pi ö i - 16 - * the gear ratio between motor and wheels is kept constant.

Een schema van deze regeling is in fig. 3 aan-, gegeven. Aan de omtrek van de uitgaande as van de motor 26 van de trekker is op niet-getekende wijze een stalen uitsteek-5 sel aangebracht, dat derhalve met deze as ronddraait. In de nabijheid van de door het uitsteeksel doorlopen baan is een electro-magnetische opnemer vast ten opzichte van het trekker-gestel aangebracht, waarin op bekende wijze een electrische impuls wordt opgewekt indien het uitsteeksel de opnemer pas-10 seert. Deze impulsen worden op bekende wijze aan een impulsvormer toegevoerd, die deze impulsen in rechthoekige impulsen omzet, die door de e.lectronische schakeling volgens fig. 3 kunnen worden verwerkt. Deze rechthoekige impulsen worden bij een ingang 93 (fig. 3) ingevoerd.A diagram of this control is shown in Figure 3. A steel projection 5 is mounted on the circumference of the output shaft of the motor 26 of the tractor in a manner which is not drawn and which therefore rotates with this shaft. In the vicinity of the path traversed by the protrusion, an electromagnetic sensor is fixedly mounted relative to the tractor frame, in which an electrical impulse is generated in known manner when the protrusion passes the sensor. These pulses are fed in a known manner to a pulse former which converts these pulses into rectangular pulses which can be processed by the electronic circuit shown in FIG. These rectangular pulses are input at an input 93 (Fig. 3).

15 In het onderstaande voorbeeld wordt verondersteld dat het gewenste aan te houden normtoerental van de aandrijf-motor 1620 omw./min. bedraagt, overeenkomend met 27 omw./sec. Door uit te gaan van het aantal omwentelingen per seconde is het op eenvoudige wijze mogelijk de hydraulische hefin-20 richting afhankelijk van het motortoerental te sturen waarbij ongeveer om de andere 'seconde een al of niet corrigerende uitlezing plaatsvindt.In the example below, it is assumed that the desired standard speed of the driving motor to be maintained is 1620 rpm. corresponding to 27 rpm. Based on the number of revolutions per second, it is possible in a simple manner to control the hydraulic lifting direction depending on the engine speed, with a corrective or non-correct reading taking place approximately every other second.

De stuurverbinding volgens fig. 3 bèvat in dit uit-voeringsvoorbeeld geïntegreerde circuits van het TTL-type 25 of daarmee compatibele eenheden waarvan de typen in fig. 3 zijn weergegeven. De schakeling wordt gevoed met een gelijkspanning van 5 V die door middel van een spanningsregelaar van de trekker accu wordt betrokken. Deze voedingsspanning is met Vg aangeduid; aardleidingen worden met G aangegeven.The control link of Figure 3 in this embodiment includes TTL type integrated circuits 25 or compatible units, the types of which are shown in Figure 3. The circuit is supplied with a DC voltage of 5 V, which is supplied by means of a voltage regulator from the tractor battery. This supply voltage is indicated by Vg; earth wires are indicated with G.

30 De schakeling volgens fig. 3 vergt- kosten die verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de trekker-investeringskosten.The circuit of Figure 3 requires costs that are negligible relative to the tractor investment costs.

Klokimpulsen met een duur van één seconde, worden betrokken uit een 555-IC, verwijzingscijfer 94, waarvan de eigenschappen met betrekking tot tijdsduur van de afgegeven 35 impulsen bekend staan als zeer stabiel en zeer onafhankelijk van de omgevingstemperatuur. Het IC 94 is op op zichzelf bekende wijze als astabiele multivibrator geschakeld en de waarden van de omringende weerstanden en condensatoren is zodanig gekozen dat een uitgaande impuls met een tijdsduur van nauw- 8 0 I 4 1 « «r - 17 - keurig één seconde wordt afgegeven via een verbinding 95.One second clock pulses are taken from a 555-IC, reference 94, whose duration properties of the delivered pulses are known to be very stable and very independent of the ambient temperature. The IC 94 is connected in a manner known per se as an astable multivibrator and the values of the surrounding resistors and capacitors are chosen such that an output pulse with a time duration of exactly 8 0 I 4 1 «« - 17 - is precisely one second. delivered through a link 95.

Zowel de van de draaiende motoras afkomstige impulsen 93 als de één-seconde-impuls vanaf het IC 94 worden aan de ingangen van een AND-poort 96 toegevoerd, zodat de uitgang 5 van de poort 96 telkens gedurende één seconde de van de ingang 93 afkomstige impulsen afgeeft via een verbinding 97. De tijdsduur tussen twee achtereenvolgende, van het IC 94 afkomstige pulsen kan ook ongeveer één seconde in beslag nemen, maar deze tijdsduur kan ook korter worden gekozen. De van de poort 10 96 afkomstige impulsen worden toegevoerd aan de ingang van een tweetal in cascade geschakelde tellers 98 en 99, die het aantal aan de ingang 93 aangeboden impulsen per seconde tellen. Dit getelde aantal impulsen per seconde staat aan de uitgangen van de tellers 98 en 99 in de vorm van in totaal acht bits 15 ter beschikking in BCD-code. De teller 98 toont aan zijn uitgangen de eenheden van het aantal getelde impulsen per seconde in binaire vorm en de teller 99 de tientallen. Deze uitgangen van de tellers 98 en 99 zijn toegevoerd aan de ingangen van twee in cascade geschakelde latches 100 en 101 die de getelde 20 pulsen direct naar zijn uitgang doorleidt zolang de spanning aan de stuuringangen (ingangnummer 4 en 13) hoog (H) is maar indien de spanning aan de stuuringangen laag (L) is, blijft aan de uitgangen het laatste aan de ingangen aangeboden getal staan dat vóór de overgang van H naar L aanwezig was.Both the pulses 93 from the rotating motor shaft and the one-second pulse from the IC 94 are applied to the inputs of an AND gate 96, so that the output 5 of the gate 96 always comes from the input 93 for one second. pulses delivered through a link 97. The time between two consecutive pulses from IC 94 can also take about one second, but this time can also be chosen shorter. The pulses from gate 96 are applied to the input of two cascaded counters 98 and 99, which count the number of pulses applied to input 93 per second. This counted number of pulses per second is available at the outputs of counters 98 and 99 in the form of a total of eight bits 15 in BCD code. The counter 98 shows at its outputs the units of the number of counted pulses per second in binary form and the counter 99 the tens. These outputs from counters 98 and 99 are applied to the inputs of two cascaded latches 100 and 101 that pass the counted 20 pulses directly to its output as long as the voltage at the control inputs (input numbers 4 and 13) is high (H) but if the voltage at the control inputs is low (L), the last number presented to the inputs that was present before the transition from H to L will remain at the outputs.

25 Het door de bestuurder gewenste normtoerental wordt met een serie van acht schakelaars 102, 103 door de bestuurder ingesteld. In het gevalvan het uitvoeringsvoorbeeld waarbij het getal "27" moet worden ingezet, worden de schakelaars S1-S4 op getal "7" ingesteld (in de volgorde S1-S4 dus 30 Η H -H L) en de schakelaars S5-S8 op het getal "2", dus in de volgorde S5-S8 : L H L L. Deze instelling wordt vóór aanvang van het bedrijf van de trekker ingesteld door de schakelaars te sluiten of te openen. Indien de schakelaar met de spanningsleiding V wordt verbonden, staat op de betreffende 35 uitgang van een schakelaar het H-signaal, indien de schakelaar in dit geval in de geopende stand met de aardleiding is verbonden, staat op de betreffende uitgang van de schakelaar nee L-signaai. De uitgangen van de schakelaars 102, 103 worden aan de B-ingangen en de uitgangen van de latches 101, > ^ · ; ' ·ι * « m - 18 - worden aan de A-ingangen (fig. 3) van een tweetal in cascade geschakelde comparators 104 en 105 toegevoerd. De comparator 105 heeft drie uitgangen (nummers 5, 6, 7). Uitgang nr. 5 wordt H indien het aan de zijde A aangeboden getal groter 5 is dan het aan de zijde B ingestelde getal en waarbij de beide andere uitgangen L blijven. Uitgang nr. 7 wordt H indien het aan de zijde A aangeboden getal kleiner is dan het aan de zijde B ingestelde getal, waarbij de beide andere uitgangen L blijven. De derde uitgang (nr. 6) wordt alleen H 10 wanneer de aan beide zijden aangeboden getallen aan elkaar gelijk zijn; deze uitgang is hier verder niet van belang.The standard speed desired by the driver is set by the driver using a series of eight switches 102, 103. In the case of the embodiment where the number "27" is to be used, the switches S1-S4 are set to number "7" (in the order S1-S4 so 30 Η H -HL) and the switches S5-S8 to the number "2", ie in the order S5-S8: LHL L. This setting is set before the tractor is started by closing or opening the switches. If the switch is connected to the voltage line V, the relevant output of a switch will have the H signal, if the switch is connected in this case to the protective earth, the output of the switch will say no L -signal. The outputs of the switches 102, 103 are connected to the B inputs and the outputs of the latches 101; 18 are supplied to the A inputs (FIG. 3) of two cascaded comparators 104 and 105. Comparator 105 has three outputs (numbers 5, 6, 7). Output No. 5 becomes H if the number presented on side A is greater than the number set on side B and the other two outputs remain L. Output No. 7 becomes H if the number presented on side A is less than the number set on side B, the other two outputs remaining L. The third output (No. 6) becomes H 10 only when the numbers presented on both sides are equal; this output is of no further importance here.

Indien het door het IC 94 opgewekte signaal aan het einde van een tijdsduur van één seconde laag wordt, stopt wegens de aard van de poort 96 het aanbieden van impulsen 15 aan de tellers 98 en 99 en aan de latches 100 en 101. Dit L-signaal (verbinding 95) doet tevens het doortellen van de uitgangen van deze IC's stoppen zodat aan deze uitgangen het hoogst getelde getal blijft staan, hetwelk tevens aan de A-zijde van de comparators is ingevoerd. Op dit moment worden 20 de tellers 98 en 99 tevens gereset vanaf de verbinding 95 en een inverter 106 zodat de tellers weer op O staan en gereed zijn om opnieuw te tellen van vanaf een nieuwe volgende één-seconde-impuls. De uitgang nr. 5 van de comparator 105 is via een inverter 107 verbonden met de aansturing van (des-25 gewenst) een Darlington-transistor 108 die een relais 108 kan bedienen. Door middel van het relais 108 kan een electro-magnetische spoelbekrachtiging van een hydraulische stuur-schuif van de hefinrichtingscylinders 62 (of de cylinder 73) worden bediend in een bepaalde richting.If the signal generated by the IC 94 goes low at the end of a one second period, due to the nature of the gate 96, the supply of pulses 15 to the counters 98 and 99 and to the latches 100 and 101 stops. signal (link 95) also stops counting the outputs of these ICs so that the highest counted number remains at these outputs, which is also entered on the A side of the comparators. At this time, counters 98 and 99 are also reset from link 95 and an inverter 106 so that the counters are back to O and ready to count again from a new next one-second pulse. The output No. 5 of the comparator 105 is connected via an inverter 107 to the control of (if desired) a Darlington transistor 108 which can operate a relay 108. By means of the relay 108, an electromagnetic coil actuation of a hydraulic control slide of the lifting cylinders 62 (or the cylinder 73) can be operated in a certain direction.

30 Op analoge wijze is de uitgang nr. 7 van de compara tor 105 via een inverter 110 verbonden met de stuuringang van een Darlington-transistor 111 die een relais 112 kan bedienen. Het relais 112 bedient dezelfde genoemde electromag-netische bekrachtiging van dezelfde hydraulische schuif van 35 de hefinrichtingscylinders 62 en/of 73, maar in een richting die tegenovergesteld is aan de bedieningsrichting van de schuif indien deze door het relais 109 wordt gestuurd. De relais 109 en 112 kunnen met de direct uit de trekker accu betrokken voedingsspanning van 12 V worden bedreven (V^g).Analogously, the output No. 7 of the comparator 105 is connected through an inverter 110 to the control input of a Darlington transistor 111 which can operate a relay 112. The relay 112 operates the same said electromagnetic actuation of the same hydraulic slide of the lift cylinders 62 and / or 73, but in a direction opposite to the operating direction of the slide when it is controlled by the relay 109. Relays 109 and 112 can be operated with the 12 V supply voltage directly from the tractor battery (V ^ g).

2 - 19 -2 - 19 -

Indien nu gedurende elke tijdsduur van één seconde die door het IC 94 wordt afgegeven, de tellers 98, 99 vollopen vanaf het getal 0 tot bijvoorbeeld het getal 26 (dus lager dan het normtoerental) is het aan de A-zijde van de compara-5 tors 104, 105 aangeboden eindgetal aan het einde van de één-seconde-impuls kleiner dan het aan de B -zijde door middel van de schakelaar 102, 103 ingezette normgetal. Dit betekent dat de uitgang nr. 5 van de comparator 105 (fig. 3) L was en blijft, waardoor aan de stuuringang van de transistor 108 10 een doorlopend H-signaal optreedt, wegens de inverter 107.If, for every one second of time given by the IC 94, the counters 98, 99 fill up from the number 0 to, for example, the number 26 (so lower than the standard speed), it is on the A side of the compara-5 tors 104, 105 the final number presented at the end of the one-second pulse is less than the standard number deployed on the B side by means of the switch 102, 103. This means that the output no. 5 of the comparator 105 (fig. 3) was and remains L, so that a continuous H signal occurs at the control input of the transistor 108 10, due to the inverter 107.

De transistor 108 geleidt en het relais 109 wordt gesloten, de bekrachtigingsspoel van de hydraulische schuif doet de schuif in bepaalde richting verplaatsen, waardoor de hefin-richtingscylinders 62 de hefinrichting doen heffen. Ten ge-15 volge van dit heffen, wordt de werkdiepte in de grond van het grondbewerkingswerktuig kleiner, de door de trekker te overwinnen weerstand vermindert en het motortoerental neemt toe in de richting van het normtoerental ("27"). Indien het normtoerental hierna wordt overschreden is het aan de A-zijde 20 van de comparators 104, 105 aangeboden getal aan het einde van de één-seconde-impuls groter, bijvoorbeeld "28", dan het aan de B-zijde door de schakelaars 102, 103 voorgeschreven getal "27". In dit geval wordt uitgang nr. 7 van de comparator 105 gedurende de tijd tussen twee één-seconde-impulsen 25 in L en de uitgang nr. 5 wordt H. Wegens de aanwezigheid van de inverter 110 wordt de transistor 111 opengestuurd en het relais 112 wordt gesloten. De bekrachtigingsspoel van de hydraulische schuif van de hefcylinders 62 wordt stroomvoerend zodat de schuif zich verplaatst, echter in de tegenovergestel-30 de richting zodat de hydraulische cylinders 62 de hefinrichting 44 neerwaarts drukken waardoor de werkdiepte van de grond-bewerkingsmachine toeneemt, evenals de door de trekker ondervonden weerstand, zodat het motortoerental afneemt. Op het zelfde moment heeft de uitgang nr. 5 van de comparator 105 35 H-signaal en wegens de aanwezigheid van de inverter 107 wordt aan de basis van de transistor 108 L spanning toegevoerd en het relais 109 blijft open.The transistor 108 conducts and the relay 109 is closed, the actuation coil of the hydraulic slider causes the slider to move in a certain direction, whereby the lifting device cylinders 62 raise the lifting device. As a result of this lifting, the working depth in the soil of the tillage implement decreases, the resistance to be overcome by the tractor decreases and the engine speed increases towards the standard speed ("27"). If the standard speed is exceeded below, the number presented at the A side 20 of the comparators 104, 105 at the end of the one-second pulse is greater, for example, "28", than the number at the B side by the switches 102 , 103 prescribed number "27". In this case, output No. 7 of comparator 105 becomes during the time between two one-second pulses 25 in L and output No. 5 becomes H. Due to the presence of inverter 110, transistor 111 is opened and relay 112 Will be closed. The actuation coil of the hydraulic slide of the lift cylinders 62 is energized so that the slide moves, however, in the opposite direction so that the hydraulic cylinders 62 press down the lifting device 44, increasing the working depth of the soil tillage implement. tractor encountered resistance, reducing engine speed. At the same time, the output No. 5 of the comparator 105 has 35 H signal and due to the presence of the inverter 107, L is applied to the base of the transistor 108 and the relay 109 remains open.

Op deze wijze kan worden bereikt dat de regeling volgens fig. 3 binnen vrij nauwe grenzen rondom een door de Λ Λ ~ ^ j .J ^ i > j - 20 - bestuurder ingesteld normtoerental wordt gehouden, doordat een verlaging van het motortoerental een heffing van de hef-inrichting veroorzaakt en omgekeerd. De regeling geeft aan het heffen van de hefinrichting bij te lage toerentallen een 5 voorkeur(gedurende de tijd dat de tellers vollopen) boven de omgekeerde situatie daar het bewerkte oppervlak per tijdseenheid bij te lage toerentallen de neiging heeft te verminderen. Het zal duidelijk zijn dat de regeling volgens fig.In this way it can be achieved that the control according to fig. 3 is kept within fairly narrow limits around a standard speed set by the driver, because a reduction of the engine speed means a levy of causes the lifting device and vice versa. The control gives preference to lifting the lifting device at too low speeds (during the time that the counters fill up) over the inverse situation since the worked area per unit time tends to decrease at too low speeds. It will be clear that the control according to fig.

3 niet alleen kan worden teogepast op de hefcylinders 62 van 10 de driepuntshefinrichting 44 (bijvoorbeeld indien het hulp-gestel 66, 70 niet aanwezig is) maar ook kan worden toegepast op de hydraulische cylinder 73 van het hulpgestel 66, 70 indien de hydraulische schuif van de cylinders 62 door de bestuurder in een stand is gebracht waarin de hefinrichting 44 in hoogte-15 richting vrij beweegbaar is. Door het aanhouden van het van te voren vastgestelde gewenste normtoerental kan worden bereikt dat de trekker met aangekoppeld werktuig nabij een minimum van de gevergde totale bedrijfskosten van de trekker kan worden bedreven.3 can not only be applied to the lifting cylinders 62 of the three-point lifting device 44 (for example, if the auxiliary frame 66, 70 is not present), but can also be applied to the hydraulic cylinder 73 of the auxiliary frame 66, 70 if the hydraulic slide of the cylinders 62 have been brought into a position by the driver in which the lifting device 44 is freely movable in the height direction. By adhering to the predetermined desired standard speed it can be achieved that the tractor can be operated with the implement attached close to a minimum of the required total operating costs of the tractor.

20 Het is aan te bevelen in de beide hydraulische lei dingen, die de stuurschuif met de beide einden van de hefcylinders verbindt een (bijvoorkeur regelbaar) smoorventiel aan te brengen. Daarbij kan de smoring van de hydraulische vloeistof die naar de met "heffen" corresponderende zijden 25 van de cylinders stroomt desgewenst groter worden gekozen dan die in de leiding die een neerwaarts bewegende hefinrichting bewerkstelligt indien de hiervoor genoemde voorkeur voor de hefbeweging niet zou worden gewenst.It is recommended to install a (preferably adjustable) throttle valve in the two hydraulic lines connecting the control valve to both ends of the lift cylinders. Thereby, the throttle of the hydraulic fluid flowing to the sides of the cylinders corresponding to "lifting" may be chosen, if desired, greater than that in the conduit effecting a downwardly moving lifting device if the aforementioned preference for the lifting movement were not desired.

De smoorventielen bewerkstelligen in de eerste plaats 30 echter een rustige aanpassing van de werkdiepte van het werktuig als functie van het motortoerental.However, the throttle valves primarily effect a smooth adjustment of the working depth of the tool as a function of the engine speed.

-Conclusies- _ ^ λ, - 1 ^ Ί v: ... . , . -, i *«· ' '-Conclusions- _ ^ λ, - 1 ^ Ί v: .... ,. -, i * «· ''

Claims (40)

1. Landbouwtrekker met een gestel, ten minste één vooras en één achteras, die van één of meer wielen zijn voorzien, en ten minste één herinrichting, met het kenmerk, dat de breedte van een aan de voorzijde van de trekker aangebrach-5 te hefinrichting groter is dan de afstand tussen de buitenste begrenzingsvlakken van het voorwiel resp. de voorwielen.An agricultural tractor with a frame, at least one front axle and one rear axle, which are provided with one or more wheels, and at least one redesign, characterized in that the width of a lifting device mounted on the front of the tractor is greater than the distance between the outer boundary surfaces of the front wheel resp. the front wheels. 2. Landbouwtrekker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefinrichting, tenminste gezien in zijaanzicht, een vierhoekscharnierconstructie omvat.Agricultural tractor according to claim 1, characterized in that the lifting device, seen at least in side view, comprises a quadrilateral hinge construction. 3. Landbouwtrekker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat, gezien in zijaanzicht, de beide aan het trek-kergestel bevestigde zwenkassen van de vierhoekscharnierconstructie aan weerszijden en nabij het zwaartepunt van de trekker zijn gelegen.Agricultural tractor according to claim 2, characterized in that, viewed in side view, the two pivot axes of the quadrilateral hinge construction, which are attached to the towing frame, are located on either side and near the center of gravity of the tractor. 4. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat, gezien in zijaanzicht, een verbindingslijn tussen de van de aan de trekker.bevestigde zwenkassen afgekeerde zijde van de hefinrichting gelegen zwenkassen ongeveer verticaal is gericht.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that, viewed in side view, a connecting line between the pivot axes remote from the pivot shafts mounted on the tractor is oriented approximately vertically. 5. Landbouwtrekker volgens conclusie 4, met het ken merk, dat de hefinrichting zodanig is gedimensioneerd dat de verbindingslijn binnen een practisch bereik voor het bedrijven van aangekoppelde machines of werktuigen, tijdens op en neer bewegen van de hefinrichting ongeveer evenwijdig 25 aan zichzelf verplaatst. - δ. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting onderste hefarmen bezit die, gezien in zijaanzicht, ongeveer midden, tussen de draaiingsassen van de vóór- en achterwielen aan het 30 gestel zijn bevestigd.Agricultural tractor according to claim 4, characterized in that the lifting device is dimensioned such that the connecting line moves approximately parallel to itself within a practical range for operating coupled machines or implements during up and down movement of the lifting device. - δ. Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that the lifting device has lower lifting arms, which, viewed in side elevation, are approximately centered between the rotational axes of the front and rear wheels. 7. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting onderste hefarmen bezit, die zich, gezien in zijaanzicht, tot vóór de voorste punten van de voorwielen uitstrekken.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that the lifting device has lower lifting arms, which, seen in side view, extend up to the front tips of the front wheels. 8. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de onderste hefarmen op afstand buiten de buitenzijden van het trekkergestel zijn gelegen en ongeveer evenwijdig aan het symmetrievlak van de trekker o - - 1 3 1 Q v v '-J * u * - 22 - zijn opgesteld*Agricultural tractor according to one of the preceding claims, characterized in that the lower lifting arms are located at a distance outside the outer sides of the tractor frame and approximately parallel to the plane of symmetry of the tractor o - - 1 3 1 Q vv '-J * u * - 22 - are lined up * 9. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting twee bovenste hefarmen bezit.Agricultural tractor according to one of the preceding claims, characterized in that the lifting device has two upper lifting arms. 10. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de lengte van een bovenste hefarm kleiner is dan die van een onderste hefarm.Agricultural tractor according to one of the preceding claims, characterized in that the length of an upper lifting arm is less than that of a lower lifting arm. 11. Landbouwtrekker volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de zwenkas die een bovenste hefarm met het trek- 10 kergestel verbindt, in verticale zin ongeveer recht boven het achterste punt van een voorwiel is gelegen.11. Agricultural tractor according to claim 10, characterized in that the pivot axis connecting an upper lifting arm to the tractor frame is located in a vertical sense approximately directly above the rear point of a front wheel. 12. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bovenste hefarm,vanaf zijn bevestiging aan het gestel schuin neerwaarts verloopt.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that an upper lifting arm extends obliquely downwards from its attachment to the frame. 13. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat een bovenste hefarm van de hef-inrichting ongeveer boven een voorwiel is gelegen.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that an upper lifting arm of the lifting device is located approximately above a front wheel. 14. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 9-13, met het kenmerk, dat de horizontale afstand tussen de boven- 20 ste hefarmen ongeveer de helft van die tussen de onderste hefarmen bedraagt.Agricultural tractor according to any one of claims 9-13, characterized in that the horizontal distance between the upper lifting arms is approximately half that of the lower lifting arms. 15. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestiging van de onderste hefarm aan het gestel meer achterwaarts is gelegen dan die 25 van de bovenste hefarm.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that the attachment of the lower lifting arm to the frame is more rearward than that of the upper lifting arm. 16. Landbouwtrekker volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat, gezien in bovenaanzicht, de afstand tussen de aan het gestel bevestigde zwenkassen van bovenste resp. onderste hefarm ongeveer de helft van de lengte van de bovenste 30 hefarm bedraagt.Agricultural tractor according to claim 15, characterized in that, viewed in top view, the distance between the pivot shafts of the top and the top mounted on the frame, respectively. lower lift arm is approximately half the length of the upper lift arm. 17. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 10 - 16, met het kenmerk, dat, gezien in bovenaanzicht, de voorste zwenkassen van de bovenste resp. onderste hefarm ongeveer samenvallen.Agricultural tractor according to any one of claims 10 to 16, characterized in that, viewed in top view, the front pivot axes of the top and / or bottom pivot. lower lift arm approximately coincide. 18. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat een scharnierpunt van de vier-hoekscharnierconstructie op ongeveer dezelfde hoogte of lager dan de wielas van het voorwiel en tussen de voor- en achteras van de trekker is gelegen. - Λ '7 11 " '! 8 o - - * v 1 - 23 - v. landbouwtrekker met een gestel, ten minste één vooras en één achteras, die van één of meer wielen zijn voorzien, en ten minste één hefinrichting, met het kenmerk, dat de aan de trekker aangebrachte hefinrichting scharnierbaar 5 aan het gestel van de trekker is aangebracht met ten minste één scharnierpunt dat of ongeveer op dezelfde hoogte of lager dan de wielas van het voorwiel en tussen de voor- en achteras van de trekker ligt.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that a pivot point of the four-angle hinge construction is located at approximately the same height or lower than the wheel axle of the front wheel and between the front and rear axle of the tractor. - Λ '7 11 "'! 8 o - - * v 1 - 23 - v. Agricultural tractor with a frame, at least one front axle and one rear axle, which are fitted with one or more wheels, and at least one lifting device, with the characterized in that the lifting device mounted on the tractor is pivotally mounted on the tractor frame with at least one pivot point which is either approximately the same height or lower than the wheel axle of the front wheel and between the front and rear axle of the tractor. 20. Landbouwtrekker volgens conclusie 18 of 19, met 10 het kenmerk, dat het scharnierpunt onder het trekkergestel is gelegen.20. Agricultural tractor according to claim 18 or 19, characterized in that the hinge point is located under the tractor frame. 21. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorstezwenkassen of scharnierpunten van de hefinrichting een freem ter bevestiging 15 van machines of werktuigen dragen.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that the front pivot axes or pivot points of the lifting device carry a frame for attaching machines or tools. 22. Landbouwtrekker volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het freem van twee onderste aankoppelpunten en een bovenste aankoppelpunt is voorzien.Agricultural tractor according to claim 21, characterized in that the frame is provided with two lower coupling points and an upper coupling point. 23. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con-20 clusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting van ten minste één hydraulische, vanuit de bestuurdersplaats bedienbare hef-cylinder is voorzien die scharnierbaar is beves-tigd aan een draagbalk waaraan tevens een bovenste hefarm van de hefinrichting scharnierbaar is bevestigd.Agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that the lifting device is provided with at least one hydraulic lifting cylinder, which can be operated from the driver's seat, which is hingedly attached to a supporting beam to which also an upper lifting arm of the hitch is hinged. 24. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting aan zijn voorzijde een of meer loopwielen omvat.Agricultural tractor according to one of the preceding claims, characterized in that the lifting device comprises one or more running wheels on its front. 25. Landbouwtrekker met een gestel, ten minste één vooras en een achteras die één of meer wielen dragen, en ten 30 minste één hefinrichting, met het kenmerk, dat de aan de voorzijde van de trekker aangebrachte hefinrichting aan zijn voorzijde één of meer loopwielen omvat.25. Agricultural tractor with a frame, at least one front axle and a rear axle carrying one or more wheels, and at least one lifting device, characterized in that the lifting device mounted on the front of the tractor comprises one or more idlers at its front . 26. Landbouwtrekker volgens conclusie 24, of 25, met het kenmerk, dat het loopwiel vóór de voorste scharnieren 35 van de vierhoekscharnierconstructie zijn gelegen.Agricultural tractor according to claim 24, or 25, characterized in that the impeller is located in front of the front hinges 35 of the quadrilateral hinge construction. 27. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 24 - 26, met het kenmerk, dat het loopwiel in hoogterichting instelbaar is door middel van een vanaf de bestuurderszitplaats bedienbare hydraulische cylinder. - ' · : n i \ - 24 -An agricultural tractor according to any one of claims 24 to 26, characterized in that the running wheel is adjustable in height by means of a hydraulic cylinder which can be operated from the driver's seat. - '·: n i \ - 24 - 28. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 24 - 27, met het kenmerk, dat twee loopwielen zijn aangebracht.Agricultural tractor according to any one of claims 24 to 27, characterized in that two running wheels are arranged. 29. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 24 - 28, met het kenmerk, dat het loopwiel door middel van een 5 hulpgestel verzwenkbaar aan de hefinrichting is bevestigd.29. Agricultural tractor as claimed in any of the claims 24-28, characterized in that the running wheel is pivotally attached to the lifting device by means of an auxiliary frame. 30. Landbouwtrekker volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het hulpgestel aan het freem van de hefinrich-ting is bevestigd.Agricultural tractor according to claim 29, characterized in that the auxiliary frame is attached to the frame of the lifting device. 31. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 24 10 - 30 dat de diameter van het loopwiel ongeveer 60 cm. be draagt.Agricultural tractor according to any one of claims 24 to 30, that the diameter of the impeller is about 60 cm. be carries. 32. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 29 - 31, met het kenmerk, dat het loopwiel en het hulpgestel van de hefinrichting losneembaar zijn.Agricultural tractor according to any one of claims 29 to 31, characterized in that the running wheel and the auxiliary frame are detachable from the lifting device. 33. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat tussen een aandrijfmotor van de trekker en de hefinrichting een stuurverbinding is aangebracht die zodanig is uitgevoerd dat een verlaging van het motortoerental een heffing van de hefinrichting veroorzaakt.An agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that a steering connection is arranged between a drive motor of the tractor and the lifting device such that a reduction of the engine speed causes a lifting of the lifting device. 34. Landbouwtrekker met een aandrijfmotor, ten minste één voor- en achteras -die van wielen zijn voorzien en ten minste één hefinrichting, met het kenmerk, dat tussen de aan-drijfmotor en de hefinrichting een stuurverbinding is' aangebracht die zodanig is uitgevoerd dat een verlaging van het 25 motortoerental een heffing van de hefinrichting veroorzaakt.34. Agricultural tractor with a driving motor, at least one wheeled front and rear axle and at least one lifting device, characterized in that a steering connection is arranged between the driving motor and the lifting device in such a way that a lowering the engine speed causes a lift of the lifting device. 35. Landbouwtrekker volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat een vermeerdering van het motortoerental een neerwaartse beweging van de hefinrichting bewerkstelligt.An agricultural tractor according to claim 33 or 34, characterized in that an increase in the engine speed causes a downward movement of the lifting device. 36. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 33 30 - 35, met het kenmerk, dat de stuurverbinding een motortoeren tal nabij een van te voren ingesteld normtoerental bewerkstelligt.An agricultural tractor according to any one of claims 33 to 30, characterized in that the control connection produces an engine speed close to a preset standard speed. 37. Landbouwtrekker volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat het normtoerental instelbaar is.Agricultural tractor according to claim 36, characterized in that the standard speed is adjustable. 38. Landbouwtrekker volgens een der conclusies 33 - 37, met het kenmerk, dat de trekker een opnemer voor het aantal omwentelingen van ten minste één trekkerwiel omvat, die samenwerkt met een impulsgever voor het opwekken van impulsen met vaste tijdsduur. « .. ·> » " 1 - 25 -An agricultural tractor according to any one of claims 33 to 37, characterized in that the tractor comprises a sensor for the number of revolutions of at least one tractor wheel, which cooperates with an impulse generator for generating pulses of fixed duration. «.. ·>» "1 - 25 - 39. Landbouwtrekker volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de stuurverbinding een of meer comparators omvat ter vergelijking van het aantal wielomwentelingen per tijdsduur met een getal dat het normtoerental voorstelt.Agricultural tractor according to claim 38, characterized in that the steering connection comprises one or more comparators for comparing the number of wheel revolutions per period of time with a number representing the standard speed. 40. Landbouwtrekker volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht voor het sturen van de hefinrichting bij afwijking van het getelde aantal wielomwentelingen per tijdsduur ten opzichte van het het normtoerental voorstellende getal.Agricultural tractor according to claim 39, characterized in that means are provided for steering the lifting device if the number of wheel revolutions per time duration deviates from the number representing the standard speed. 41. Landbouwtrekker volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat de middelen ten minste één door de comparator gestuurd relais omvatten, dat samenwerkt met een hydraulische schuif van ten minste één hydraulische cylinder van de hefinrichting en/of een hydraulische cylinder van het hulpgestel 15 van de hefinrichting.41. Agricultural tractor according to claim 40, characterized in that the means comprise at least one relay controlled by the comparator, which co-acts with a hydraulic slide of at least one hydraulic cylinder of the lifting device and / or a hydraulic cylinder of the auxiliary frame 15 of the lifting device. 42. Landbouwtrekker volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat in de hydraulische voeding, van de hefinrichting een of meer smoorventielen zijn aangebracht. • -o-o-o-o-o- a ^ n ~ ' ·!An agricultural tractor according to any one of the preceding claims, characterized in that one or more throttle valves are provided in the hydraulic feed of the lifting device. • -o-o-o-o-o- a ^ n ~ '·!
NL8303181A 1983-09-15 1983-09-15 TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE. NL8303181A (en)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303181A NL8303181A (en) 1983-09-15 1983-09-15 TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE.
FR8414120A FR2551941A1 (en) 1983-09-15 1984-09-14 TRACTOR WITH IMPROVED FRONT LIFTING DEVICE
DE19843433740 DE3433740A1 (en) 1983-09-15 1984-09-14 AGRICULTURAL TRACTOR WITH LIFTING DEVICE
GB08423206A GB2147186B (en) 1983-09-15 1984-09-14 An agricultural tractor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8303181 1983-09-15
NL8303181A NL8303181A (en) 1983-09-15 1983-09-15 TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8303181A true NL8303181A (en) 1985-04-01

Family

ID=19842402

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8303181A NL8303181A (en) 1983-09-15 1983-09-15 TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE.

Country Status (4)

Country Link
DE (1) DE3433740A1 (en)
FR (1) FR2551941A1 (en)
GB (1) GB2147186B (en)
NL (1) NL8303181A (en)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8701093U1 (en) * 1987-01-23 1987-03-26 Maschinenfabriken Bernard Krone Gmbh, 4441 Spelle Support frame for an agricultural machine
DE29507859U1 (en) * 1995-05-12 1995-08-10 ISEKI - Maschinen GmbH, 40670 Meerbusch Front linkage
JP3771301B2 (en) * 1995-07-07 2006-04-26 株式会社クボタ Tractor reinforcement framework structure
FR2788758B1 (en) 1999-01-27 2001-02-23 Potain Sa METHOD AND DEVICE FOR MOUNTING THE MASTER HEAD OF TOWER CRANES
SE536172C2 (en) * 2011-05-01 2013-06-11 Hans Kaelvesten stabilizing device

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB575928A (en) * 1943-08-26 1946-03-12 Leverton & Company Ltd H An agricultural machine for cutting crops
GB617997A (en) * 1945-10-10 1949-02-15 Willys Overland Motors Inc Improvements in vehicle mounted implement
GB825351A (en) * 1957-06-12 1959-12-16 Clark Equipment Co Improvements in or relating to bulldozer vehicles
GB879790A (en) * 1959-08-13 1961-10-11 Ford Motor Co Improvements in or relating to hydraulic valves
DE1757480A1 (en) * 1968-05-14 1971-04-22 Fahr Ag Maschf Agricultural vehicle with device for coupling attachments
US3528509A (en) * 1968-09-11 1970-09-15 Clark Equipment Co Bulldozer blade with extendible cutting edge
CH519291A (en) * 1968-10-07 1972-02-29 Lely Nv C Van Der Self-propelled agricultural machine that can be used as a tractor
CH533729A (en) * 1972-02-25 1973-02-15 Domenighetti Domenico Self-propelled composite compacting machine with leveling device, for simultaneous leveling and soil compaction
US3815687A (en) * 1972-11-06 1974-06-11 Fmc Corp Hitch assembly
US4181181A (en) * 1977-11-21 1980-01-01 Massey-Ferguson Inc. Tractor implement hitch with rubbing surfaces to limit sway
NL8203654A (en) * 1982-09-21 1984-04-16 Patent Concern Nv TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.

Also Published As

Publication number Publication date
DE3433740A1 (en) 1985-04-11
GB2147186B (en) 1987-07-22
GB2147186A (en) 1985-05-09
GB8423206D0 (en) 1984-10-17
FR2551941A1 (en) 1985-03-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3828860A (en) Agricultural implement with foldable wings
US6109012A (en) Hay-making machine
NL8300453A (en) TRACTOR OR SIMILAR VEHICLE.
US4535849A (en) Implement with horizontal linkage depth control
US5535832A (en) Land leveler and cultivator
GB2132461A (en) Mower attachment draft linkage
US5129218A (en) Vehicle for use on flat or sloped surfaces
US3115190A (en) Rotary tiller
US4444271A (en) Tillage apparatus with independent depth adjustment
US2423148A (en) Quick demountable cultivator
US3810513A (en) Motor vehicle with two driving units, especially for agricultural purposes
NL8303181A (en) TRACTOR FITTED WITH A LIFTING DEVICE.
NL8303818A (en) TRACTOR.
US4266617A (en) Tractor with full-floating tool bar
HU203440B (en) Collapsible trailed underframe for plough-land implements particularly rotary scythes
CA1103510A (en) Vehicle for agricultural use
NL1034636C2 (en) Trailed agricultural machine.
NL8300732A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
NL8500758A (en) TRACTOR.
US4206812A (en) Rotary rock windrower
US5343972A (en) Belly mount tractor
NL8303381A (en) SOIL TILLER.
EP1575350B1 (en) Automated hitching system
KR102040980B1 (en) Tractor attachment detachable device
CN209882570U (en) Automatic transverse displacement obstacle-avoiding weeding machine

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed