NL8303029A - Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige optische registratiedrager. - Google Patents

Description

t ψ > Λ PEN 10.762 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Inrichting voor het uitlezen van een schijf vormige optische registratiedrager.

De uitvinding heeft betrekking qp een inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager waarop in nagenoeg parallelle sporen volgens een optisch detekteerbare struktuur video-informatie is opgetekend, welke inrichting is voorzien van een optische 5 uitleeseenheid met een uitleesdetektor voor het detekteren van de na samenwerking met de registratiedrager in een uitleesstralenbundel aanwezige informatie en een met de uitleesstralenbundel samenwerkend deflektie-element voor het variëren van de radiale aftastpositie op de registratiedrager, welke deflektie-element in afhankelijkheid.

10 van een stuursignaal ten opzichte van een middenstand in twee tegengestelde richtingen beweegbaar is, waarbij de inrichting verder is voorzien van een aandrijf inrichting voor het in radiale richting verplaatsen van de optische uitleeseenheid en een servoregellus voor het regelen van de radiale aftastpositie op de registratiedrager, in welke 15 servoregellus is opgenanen het deflektie-element en een meetdetektor voor het meten van de radiale afwijking van de aftastpositie ten opzichte van het gewenste spoor en het daaruit afleiden van het stuursignaal voor het deflektie-element, waarbij de servoregellus schakelmiddelen bevat voor het onwerkzaam maken van deze servoregellus gedurende gekontroleer-20 de tijdsperioden en aandrijfmiddelen voor het gedurende deze tijdsperioden althans in de richting van de middenstand doen bewegen van het deflektie-element.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4,330,880. Met behulp van de in dit octrooischrift 25 getoonde inrichting wordt de mogelijkheid geschapen snel een gewenst prograranagedeelte qp de registratiedrager op te zoeken met een tijdens deze opzoekaktie althans een redelijk behoud van de beeldweergave.

Naast het visueel opzoeken van een gewenst programmagedeelte is het bij dergelijke registratiedragers ook mogelijk automatisch een 30 gewenst programnagedeelte op te zoeken, De qp een dergelijke registratiedrager opgetékende videobeelden zijn veelaal voorzien van een individueel beeldnurmer, dat als digitaal signaal is ingevoegd in de rasterterugslagperiode van het videosignaal. Dit betékent dat de a 3 n ” " 9 0 4 * PHN 10.762 2 mogelijkheid bestaat door het intoetsen van een beeldnmtmer een automa- o tiscbezoekaktie te starten, waarbij door vergelijking van het momenteel uitgelezen beeldnummer en het gewenste beeldnuirmer een stuursignaal voor de aandrijf inrichting van de optische uitleeseenheid kan worden 5 verkregen en deze uitleeseenheid zeer snel naar de gewenste radiale positie, waarbij het gewenste videobeeld kan worden uitgelezen, kan worden verplaatst. Bij deze opzoekaktie, waarbij zeer snelle verplaatsingen van het optische uitleeselement mogelijk zijn, is het behoud van beeldweergave niet meer van belang. Wat wel van belang is, is dat 10 tijdens de opzoekaktie informatie beschikbaar is over de positie van de aftastspot op de registratiedrager.

De uitvinding beoogt een inrichting van bovengenoemde soort aan te geven waarbij deze informatie over de positie van de aftastvlék op betrouwbare wijze beschikbaar blijft tijdens deze automatische 15 zoekaktie.

Tevens beoogt de uitvinding een inrichting aan te geven die bovengenoemd oogmerk vervult en tevens op zeer eenvoudige wijze een opzoekaktie met behoud van beeldweergave mogelijk maakt.

De uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat de inrichting 20 is voorzien van een stuurcircuit met een ingang gekoppeld met de uit-leesdetektor en een uitgang gekoppeld met de schakelmiddelen, welk stuurcircuit is ingericht voor het detekteren van uitgelezen rasterpulsen of een daarmede tijdgekorreleerde synchronisatiesignaal van het videosignaal en het leveren van een periodiek stuursignaal aan de 25 schakelmiddelen voor het afwisselend werkzaam en onwerkzaam maken van de servoregellus, waarbij de fase van dit periodieke stuursignaal een voorafvastgelegde relatie vertoont tot een dit stuursignaal initiërende rasterpuls.

Door de maatregel volgens de uitvinding wordt allereerst 30 de mogelijkheid geschapen tijdens een automatische opzoekaktie op betrouwbare wijze beeldnummers te blijven uitlezen.

Daartoe kan de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt zijn doordat de stuurinrichting is ingericht om telkens na detéktie van een rasterpuls de servoregellus werkzaam te maken op een tijdstip 35 dat vertraagd is t.a.v. deze rasterpuls met een tijdsduur die althans iets minder is dan één rasterperiode.

Door deze maatregel wordt bereikt dat na een detéktie van een rasterpuls vóór het verschijnen van de volgende rasterpuls de 3303029 * * EHN 10.762 3 servolus weer gesloten is en derhalve het informatiespoor gevolgd wordt. Dit betekent dat met grote zekerheid deze rasterpuls en het in de bijbehorende rasterterugslagperiode opgetekende adressignaal korrëkt wordt uitgelezen. Deze uitgelezen rasterpuls zorgt door initiëring 5 van het stuurcircuit er weer voor dat vóór het optreden van de daaropvolgende rasterpuls de servoregellus weer gesloten is en het daarbij behorende adressignaal wordt uitgelezen enzovoorts.

Dit betekent dat gedurende een dergelijke opzoekaktie met grote zekerheid de adressignalen periodiek worden uitgelezen, dat te 10 allen tijde bekend is op welk spoor de aftastvlek zich momenteel bevindt, hetgeen voor de besturing van de aandrijf inrichting van het optische uitleeselement van groot belang is.

Voor het uitvoeren van een visuele zoekaktie is de uitvinding gekenmerkt, doordat het stuurcircuit is ingericht voor het werkzaam 15 maken van de servoregellus over een tijdsperiode, die een aantal rasterperioden cravat en het'onwerkzaam maken van deze servoregellus in een aansluitende periode waarvan de tijdsperiode althans bij benadering overeenkomt met een rasterterugslagperiode van het videosignaal.

20 Doordat bij een visuele zoekaktie de radiale snelheid waarmede de optische uitleeseenheid wordt verplaatst aanzienlijk kleiner is dan bij een automatische opzoekaktie kunnen de perioden, gedurende welke de servoregellus gesloten is aanzienlijk langer zijn.

Doordat er volgens de uitvinding voor gezorgd wordt dat de perioden 25 gedurende welke deze servoregellus onwerkzaam is althans* gedeeltelijk samenvalt met een rasterterugslagperiode van het videosignaal wordt bereikt dat de in deze perioden optredende verstoring van de beeldweergave voor ten minste een groot gedeelte buiten het weergegeven beeld vallen en derhalve nauwelijks storend zijn.

30 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin figuur 1 een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toont, figuur 2 een uitvoeringsvorm van het daarin toegepaste 35 stuurcircuit en figuur 3 de daarin optredende signalen.

De inrichting volgens figuur 1 toont een schijf vormige registratiedrager 1, die met behulp van een door een centrale opening j 'J ·;*·, * ’· λ Ό Λ V-’ V ‘-J ij & 0 * PHN 10.762 4

F

stekende as 2 in roterende zin V wordt aangedreven. Aangenomen is, dat deze registratiedrager 1 informatiesporen op het bovenvlak bezit, welk bovenvlak als reflektievlak is uitgevoerd, en dat het registratie-dragermateriaal zelf doorzichtig is, waardoor deze registratiedrager 5 met behulp van een zich onder de registratiedrager bevindende optische uitleeseenheid kan worden uitgelezen.

Deze optische uitleeseenheid is opgenomen in een huis 3 en bevat als eerste een stralingsbron 4, die een uitleesstralenbundel A opwekt. Deze uitleesstralenbundel A wordt via een halfdoorlatende 10 spiegel 5, een als spiegel uitgevoerd deflektie-element 6 en een lenzenstelsel 7 naar de registratiedrager 1 geleid en door dit lenzenstelsel 7 tot een aftastspot S gefokusseerd. De door de registratiedrager gereflekteerde stralenbundel wordt dan weer via het lenzenstelsel 7, de spiegel 6 en de halfdoorlatende spiegel 5 naar een detektiestelsel 8 15 geleid. Dit detektiestelsel 8 is slechts schematisch weergegeven en bevat een uitleesdetektor 9 voor het detekteren van de in de stralenbundel aanwezige videoinformatie, welke videoinformatie voor verdere bewerking aan een signaalklem 10 beschikbaar komt.

Verder bevat dit detketiestelsel 8 een meetdetektor 11 voor 20 het meten van de afwijking van de radiale af tas tpos itie van de aftastspot S ten opzichte van het gewenste spoor. Het door deze meetdetektor 11 geleverde foutsignaal wordt via een servoversterker 12 en de norma-lieter in de getékende stand verkerende schakelaar 13 naar een aandrijf-inrichting 14 toegevoerd, welke aandrijf inrichting 14 de hoeks tand 25 van de spiegel 6 bepaalt. Deze aandrijf inrichting 14 kan bijvoorbeeld gevormd worden door een galvancmeteraandrij ving, waarbij op de spiegel een aantal draadwikkelingen zijn aangebracht die zich in een magneetveld bevinden en waarbij door toevoer van een stroom aan deze draadwikkelingen de hoékstand van de spiegel tegen een veerkracht in gevari-30 eerd kan worden. Via de stralenbundel A, de meetdetektor 11, servoversterker 12, aandrijf inrichting 14 en spiegel 6 is op deze wijze een gesloten servoregellus verkregen die ervoor zorgt dat de aftastspot S steeds met het informatiespoor samenvalt.

Het de optische uitleeseenheid bevattende huis 3 kan in 35 radiale richting verplaatst worden’ door middel van een worm-heugel-kombinatie 15, die wordt aangedreven door een motor 16. Deze motor 16 ontvangt een stuursignaal dat via bijvoorbeeld een laagdoorlaatfilter 17 van het stuursignaal voor de aandrijf inrichting 14 is afgeleid.

• ^ V i* w im 3 « Jm EHN 10.762 5

Daardoor vindt bij de normale aftasting van de registratiedrager 1 automatisch een bijregeling plaats via de radiale positie van de uitleeseenheid in afhankelijkheid van de gemiddelde uitwijking van de spiegel 6.

5 De tot nu toe beschreven inrichting kant geheel overeen met de inrichting zoals beschreven in het Amerikaanse octrooiscbrift 3,854,015 (EHN 6225). In dit octrooischrift zijn ook enige mogelijkheden aangegeven voor het met behulp van de meetdetektor 11 verkrijgen van een geschikt regelsignaal in de servoregellus ai alternatieve uit-10 voeringen voor de aandrijf inrichting 14. Aangezien de wijze waarop dit regelsignaal wordt verkregen voor de onderhavige uitvinding niet van wezenlijk belang is ei bovendien uit de .'.literatuur hiervoor een veelheid van oplossingen bekend zijn, zal hierop niet nader warden ingegaan.

15 Cm de mogelijkheid te hebben snel een gewenst ^programma- gedeelte op te zoeken is tussen het filter 17 en de motor 16 een schakelaar 18 opgeronen, die normaliter de getekende stand inneemt.

Bij het snel opzoeken van een gewenst programnagedeelte wordt deze schakelaar 18 omgezet met behulp van een bedieningseenheid 19, zodat 20 de motor 16 dan geen stuursignaal van het filter 17 meer ontvangt.

Via de bedieningseenheid 19 en de schakelaar 18 wordt daarentegen een zodanig stuursignaal aan deze motor 16 toegevoerd dat de uitleeseenheid snel in de gewenste richting verplaatst wordt.

Volgens de uitvinding bevat de inrichting verder een stuur-25 circuit 20, dat de schakelaar 13 bedient. Staat deze schakelaar 13 in de getekende stand dan is de servoregellus bestaande uit de meetdetektor 11, servo versterker 12 en deflektie-element, bestaande uit de spiegel 6 met aandrijf inrichting 14, gesloten, hetgeen inhoudt dat de aftastvlek S op het informatiespoor gecentreerd blijft.

30 Is via de bedieningseenheid 19 een zoekaktie gestart, d.w.z.

wordt als gevolg van het ontzetten van de schakelaar 18 de optische uitleeseenheid 3 snel in radiale richting verplaatst, dan zal de servoregellus trachten door een gestadig toenemende uitwijking van de spiegel de door de verplaatsing van de uitleeseenheid 3 teweeg-35 gebrachte radiale verplaatsing van de aftastvlek 5 teniet te doen.

Aangezien het regelbereik van deze spiegel 6 uiteraard beperkt is, is dit slechts in beperkte mate mogelijk een treedt snel het moment op dat de radiale volgregeling niet meer effektief is, en de aftastvlek

-i v f. t ·' 0 Q

J 'W 'ij ij w Λ » ΡΗΝ 10.762 6 niet meer op het informatiespoor gecentreerd is.

Door de maatregel volgens de uitvinding wordt beoogt op gékontroleerde wijze de periodes vast te leggen waarin deze servo-regellus werkzaam dan wel onwerkzaam is. Dit zal worden uiteengezet 5 aan de hand van figuur 2, waarin een uitvoeringsvorm van het stuur-circuit 20 is getoond en figuur 3 waarin de bij de diverse opzoekmodes optredende signalen binnen dit stuurcircuit worden getoond.

De werking van het stuurcircuit 20 zal allereerst worden uiteengezet aan de hand van een snelle opzoekaktie, d.w.z. een opzoekaktie 10 waarbij het niet van belang is dat beeldweergave behouden blijft maar wel van belang dat de in het videosignaal aanwezige adressignalen betrouwbaar worden uitgelezen. Bij schijf vormige registratiedragers waarbij dit soort snelle, eventueel automatische opzoékakties gewenst zijn is in het algemeen exakt één videobeeld per spoorcmtrék opgetekend, 15 dus twee videorasters. De één videobeeld karakteriserende adressignalen zijn tenminste eenmaal per videobeeld opgetékend,, in een rasterterugslag periode, bijv. de rasterterugslagperiode voorafgaande aan het eerste raster van elk videobeeld. Uiteraard kan ook elke rasterterugslagperiode een adressignaal bevatten. Bij deze registratiedragers, die bij het 20 uitlezen uiteraard met een konstant toerental worden geroteerd, is de tijdsafstand tussen opeenvolgende rasterpulsen bekend, ook wanneer de aftastvlek bij een zoekaktie in radiale richting snel over de sporen wordt bewogen. Voor de Europese televisienorm bedraagt deze tijdsafstand 20 msec, hetgeen voor de uitleg van de uitvinding in het 25 navolgende zal worden aangehouden.

Het in figuur 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld van het in de inrichting volgens de uitvinding toegepaste stuurcircuit 20 bevat een ingangsklem 20a, die met de uitleesdetektor 9 is verbonden (zie figuur 1). Het stuurcircuit 20 bevat verder een detektor 31 voor 30 het detekteren van rasterpulsen in het uigelezen videosignaal. De door de detektor 21 gedetekteerde rasterpulsen worden toegevoerd aan een monostabiele flipflop 32, die een relaxatietijd bezit, die iets korter is dan een rasterperiode, bijv. 16 msec. Deze flipflop 32 is bij voorkeur niet hertriggerbaar, d.w.z. kan gedurende de relaxatietijd 35 niet opnieuw getriggerd worden, bijv. als gevolg van een stoorpuls.

De niet-inverterende uitgang Q van deze flipflop 32 is verbonden met een deel trap 33 die aan twee uitgangen 33a resp. 33b twee signalen levert 2 8 waarvan de herhalingsfrequentie een faktor 2 resp. 2 kleiner is dan λ " Λ 3 η o 8 O v w '-J =- ** EHN 10.762 7

: V

herhalingsfrequentie van de rasterpulsreeks. Een schakelaar 34 is met twee van zijn ingangsklenmen, namelijk 34b resp. 34c verbonden met deze uitgangen 3 3d resp. 33b van deze deeltrap 33, terwijl een derde ingangs-klen 34a is verbonden met de inverterende uitgang Q van de flipflop δ 32. Hét moederkontakt van deze schakelaar 34 is verbonden met de ingang van een monostabiele flipflop 35/ die éen relaxatietijd van ongeveer 6 msec bezit. De niet-inverterende uitgang Q en de inverterende uitgang Q zijn resp. verbonden met twee ingangsklenmen 36a resp. 36b van een schakelaar 36, waarvan het moederkontakt is verbonden met de 10 uitgangsklem 20c van het stuurcircuit 20, welke uitgangsklem is gekoppeld met de schakelaar 13 voor het onderbreken -van de servoregel-lus (zie figuur 1). De beide schakelaars 34 en 36 worden bediend door een schakeling 37, die een stuuringang 20b bezit die is verbonden met de bedieningseenheid 19, (zie figuur 1). Verder levert deze schakeling 15 37 nog een stuursignaal aan de flipflop 35, dat ervoor zorgt dat deze flipflop 35 alleen aktief is gedurende een van de hierna beschreven modes.

Tijdens een snelle qpzoekaktie zonder behoud van beeldweergave worden de schakelaars 34 en 36 door de schakeling 37 in de getékende stand geplaatst. De tijdens deze snelle opzoekaktie binnen het stuur-20 circuit optredende signaalvormen, zijn weergegeven in figuur 3a.

Wordt aangenomen dat de snelle opzoekaktie gestart wordt even na het tijdstip to, dan zal de flipflop 32 op dat moment reeds getriggerd zijn door de op het tijdstip to gedetekteerde rasterpuls ro.

De inverterende uitgang Q van deze flipflop is derhalve "0" geworden 25 op het tijdstip to en wordt na de relaxatietijd van + 16 msec weer "1" op het tijdstip t1. Deze opgaande flank op het tijdstip tl triggert de flipflop 35, waardoor de inverterende uitgang Q -van deze flipflop vanaf het tijdstip t1 110" wordt voor een tijdsduur van ongeveer 6 msec tot het tijdstip tg. Dit uitgangssignaal van de flipflop 35 wordt 30 via de uitgangsklem 20c toegevoerd aan de schakelaar 13 (figuur 1) waardoor gedurende de tijdstperiode t1-t3 de servoregellus gesloten is en gedurende deze perioden de aftastvlek het informatiespoor volgt.

De rèlaxatietijd van de flipflop 32 is zodanig gekozen dat het tijdstip t1 valt vóór het tijdstip t2, waarop het verschijnen 35 van de volgende rasterpuls r2 mag worden verwacht, hetgeen immers 20 msec na het verschijnen van de rasterpuls ro is. Hierbij is enige ruimte ingebouwi om ervan verzekerd te zijn dat op het tijdstip t1 de servoregellus de aftastvlek korrekt op het informatiespoor geposi- Λ ~ Λ. 7 ' Ö

V -> V W W

ENN 10.762 8 tioneerd heeft, hetgeen na het sluiten van de servoregellus op het tijdstip t1 uiteraard enige tijd vergt. De relaxatietijd van de flipflop 35 is zodanig gekozen dat de servoregellus gesloten blijft tot na het tijdstip waarop het in de bij de rasterpuls r1 behorende raster-5 terugslagperiode opgetékende adressignaal kan worden verwacht.

Doordat gedurende de tijdsperiode t1-t3 de servoregellus gesloten is en derhalve de aftastvlek op het informatiespoor gecentreerd blijft is verzekerd dat de rasterpuls r1 en het daarbij behorende adressignaal korrekt wordt uitgelezen. Het uitgelezen adressignaal 10 geeft een indikatie van de in de tijdsperiode to-t1 afgelegde radiale afstand. Door toevoer van dit adressignaal aan de bedieningseenheid 19 (figuur 1) kan hiermede de voortgang van de opzoekaktie gestuurd warden. Uiteraard kan dit adressignaal ook worden weergegeven.

Op het tijdstip t3 wordt de servoregellus weer onwerkzaam.

15 Uitgaande van een defléktie-element in de vorm van een spiegel, die tegen een veerkracht in vanuit een middenstand roteerbaar is, zal vanaf dat moment dit defléktie-element naar zijn middenstand terugkeren.

De op het tijdstip t2 uitgelezen rasterpuls r1 initieert weer de flipflop 32, hetgeen weer tot gevolg heeft dat op een tijdstip 20 t4 voorafgaande op het tijdstip waarop de volgende rasterpuls mag worden verwacht de servoregellus weer wordt gesloten.

De bovenvermelde relaxatietijd van 6 msec van de flipflop 35 is uiteraard vastgesteld aan de hand van de tijd gedurende welke het defléktie-element de mogelijkheid heeft de aftastvlek op het 25 informatiespoor gecentreerd te houden bij de gekozen radiale snelheid van de optische uitleeseenheid. Bepalend hiervoor is enerzijds de maximaal mogelijke uitwijking van dit deflektie-element anderzijds de grootte van de radiale snelheid van de optsiche uitleeseenheid.

Is voor de grootst mogelijke snelheid van de uitleeseenheid, de maximale 30 uitwijking van het defléktie-element en deze relaxatietijd korrekt gekozen dan blijft het systeem ook korrekt werken bij kléinere radiale snelheden van de uitleeseenheid.

In figuur 3b zijn de signaalvormen aangegeven die optreden indien de inrichting volgens de uitvinding is geschakeld in de 35 opzoekmodus met behoud van beeldweergave. Bij deze opzoekaktie wordt de optische uitleeseenheid met een aanzienlijk lagere radiale snelheid verplaatst dan bij de snelle opzoekaktie, zoals beschreven aan de hand van figuur 3a. Dit betékent dat de tijdsperioden gedurende welke de : ' ' o 1 2 9 - PHN 10.762 9 servoregellus gesloten kan zijn aanzienlijk groter is, waardoor beeldweergave mogelijk blijft.

In het stuurcircuit volgens figuur 2 wordt deze opzoekmodus ingeschakeld doordat de bedieningseenheid 19 (figuur 1) via de schakeling 5 37 de schakelaar 34 in de stand 34b plaatst en de schakelaar 36 in de stand 36a.

Terugkerend naar figuur 3b is te zien dat een eerste raster- puls ro, gedetekteerd net vóór het inschakelen van de opzoekaktie de flipflop 32 triggert. De uitgang Q van deze flipflop is verbonden met 10 de deeltrap 33, welke wordt aangestuurd door de negatief gaande flanken van zijn ingangssignaal. Deze deeltrap 33 bezit in deze opzoekmodus 2 een deeltal van 2 , zodat aan zijn uitgang 33a een signaal verschijnt zoals in figuur 3b aangegeven, walk signaal een periode bezit overeenkomend met vier rasterperioden. Dit signaal wordt toegevoerd aan de 15 flipflop 35, die wordt getriggerd door in positief gaande flanken van dat signaal en waarvan het uitgangssignaal aan de niet-inverterende uitgang 35 Q aan de uitgangsklem 20c beschikbaar kant voor de aansturing van de schakelaar 13 in de radiale servoregellus. Dit uitgangssignaal 35Q bewerkstelligt allereerst dat de servoregellus onwerkzaam gemaakt 20 wordt gedurende relatief korte perioden, voor het eerst gedurende de periode t1-t3, welke periode weer een tijdsduur bezit gelijk aan de relaxatietijd van de flipflop 35. De daarop volgende tijdsduur t3-t4, gedurende welke de servoregellus gesloten, d.w.z. werkzaam is bedraagt bijna 4 rasterperioden, gedurende welke tijdsperiode uitlezing van het 25 videosignaal plaats vindt en derhalve ongestoorde beeldweergave mogelijk is. Doordat de tijdsperiode gedurende welke de servoregellus onwerkzaam is in de tijd gezien praktisch samenvalt net een rasterterugslagperiode is bereikt dat de in deze periode optredende beeldweergave-storing nauwelijks zichtbaar is, d.w.z. ten hoogste alleen enigecverstoring 30 oplevert in de onderste en de bovenste beeldlijnen van een weergegeven videobeeld.

In figuur 2 is tenslotte nog de mogelijkheid tot een derde aftastmodus aangegeven, de zg. pauzemodus. Bij deze pauzarodus staat de optische uitleeseenheid stil. Met behulp van het stuurcircuit 20 35 wordt daarbij steeds de servoregellus afwisselend werkzaam en onwerkzaam gemaakt. Door het feit dat de uitleeseenheid stilstaat is het mogelijk de tijdsperiode gedurende welke de servoregellus werkzaam is aanzienlijk langer te kiezen dan bij de in het voorgaande beschreven opzoekakties.

(«· ^ O

CC -J J v £ '3 * ^ PHN 10.762 10

Dit WDrdt bereikt door de schakelaar 34 in de stand 34c te plaatsen, waardoor de uitgang 33b van de deeltrap 33 met de flipflop 35 wordt gekoppeld. De deeltrap 33 levert aan deze uitgang 33b een signaal dat g een deelverhouding van 2 t.o.v. zijn ingangssignaal vertoont.

5 E.e.a. heeft tot gevolg dat de servoregellus steeds afwisselend onwerkzaam wordt voor een tijdsduur van 6 msec en werkzaam is voor een tijdsduur ongeveer overeenkomend met 256 rasterperioden. In deze pauze-modus kan derhalve herhaaldelijk eenzelfde scene van 256 videorasters weergegeven worden. Eventueel kan de beeldweergave tijdens deze 10 pauzemodus ook onderdrukt worden. De hoofdfunktie van deze pauzemodus is immers het op eenzelfde gedeelte van de registratiedrager gepositioneerd houden van de aftastvlek.

Uiteraard zijn er nog een aantal verfijningen mogelijk t.a.v. het hiervoor beschreven systeem. Zo is bijv. in de weergegeven uitvoe-15 ringsvorm bij de zoekaktie met beeldweergave de tijdsperiode gedurende welke de servoregellus onderbroken is gelijk aan 6 msec, hetgeen een gevolg is van het feit dat het hiervoor benodigde stuurcircuit met zo gering mogelijke toevoegingen is afgeleid van het stuurcircuit van de snelle zoekaktie. Is het voor bepaalde toepassingen gewenst een 20 andere tijdsperiode voor het onwerkzaam zijn van de servoregellus te kunnen kiezen dan is dit uiteraard door toevoeging van een additionele monostabiele flipflop mogelijk.

Bij het weer inschakelen van de servoregellus na een onwerkzame periode is het uiteraard van belang dat de aftastvlek zo 25 snel mogelijk en zo betrouwbaar mogelijk weer op het informatiespoor gecentreerd is. Hiervoor zijn mogelijkheden aangegeven in het reeds genoemde Amerikaanse octrooischrift nr. 4,330,880, i.h.b. figuur 5.

Voor de hiervoor te gebruiken schakeling wordt derhalve verwezen naar dit Amerikaanse octrooischrift dat hierbij wordt geacht in deze 30 aanvrage te zijn opgenomen.

Uitvoeringen van de bij de inrichting volgens de uitvinding te gebruiken defléktie-element zijn te vinden in het Amerikaanse octrooischrift Re 29963, dat eveneens wordt geacht te zijn opgenomen in onderhavige aanvrage.

35 De wijze waarop de adressignalen tijdens de rasterterugslag- periodes van het videosignaal op de registratiedrager zijn opgetékend is voor de onderhavige uitvinding van ondergeschikt belang. Ter illustratie zij slechts verwezen naar de in de handel verkrijgbare, schijf- C3 3 5 0 2 9 PHN 10.762 11 vormige videoplaten van het type "Laservision".

In de beschreven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is aangenomen dat in het stuurcircuit rasterpulsen worden gedetecteerd. Het is natuurlijk ook mogelijk om in plaats van deze 5 rasterpulsen een ander· in het videosignaal aanwezig synchronisatiesignaal te detekteren. Zo kan men bijv. de lijnpulsen detekteren. D.m.v. een teller kan men hieruit weer pulsen afleiden die één rasterperiode uit elkaar liggen. Door deze teller eenmaal te synchroniseren met een rasterpuls, kan op die wijze een pulsreeks worden verkregen die in 10 wezen samenvalt met de rasterpulsreeks.

15 20 25 30 35 *·* ^ f* ; 0 L Sj

Claims (4)

1. Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratie-drager waarop in nagenoeg parallelle sporen, volgens een optisch detek-teerbare struktuur videoinformatie is opgetekend, welke inrichting is voorzien van een optische uitleeseenheid met een uitleesdetéktor voor 5 het detekteren van de na samenwerking met de registratiedrager in een uitleesstralenbundel aanwezige informatie en een met de uitleesstralen-bundel samenwerkend deflektie-element voor het variëren van de radiale aftastpositie op de registratiedrager, welk · deflektie-element in afhankelijkheid van een stuursignaal ten opzichte van een middenstand 10 in twee tegengestelde richtingen beweegbaar is, waarbij de inrichting verder is voorzien van een aandrijf inrichting voor het in radiale richting verplaatsen van de optische uitleeseenheid en een servoregellus voor het regelen van de radiale aftastpositie op de registatiedrager, in welke servoregellus is opgenomen het deflektie-element en een meet-15 detektor voor het meten van de radiale afwijking van de aftastpositie ten opzichte van het gewenste spoor en het daaruit afleiden van het stuursignaal voor het deflektie-element, waarbij de servoregellus schakelmiddelen bevat voor het onwerkzaam maken van deze servoregellus gedurende gekontroleerde tijdsperioden en aandrijfmiddelen voor het 20 gedurende deze tijdsperioden althans in de richting van de middenstand doen bewegen van het deflektie-element met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een stuurcircuit met een ingang gekoppeld met de uitlees-detektor en een uitgang gekoppeld met de schakelmiddelen, welk stuurcircuit is ingericht voor het detekteren van uitgelezen rasterpulsen 25 of een daarmede tijdgekorreleerd synchronisatiesignaal van het videosignaal en het leveren van een periodiek stuursignaal aan de schakelmiddelen voor het afwisselend werkzaam en onwerkzaam maken van de servoregellus, waarbij de fase van dit periodieke stuursignaal een voorafvastgelegde relatie vertoont tot een dit stuursignaal initiërende 30 rasterpuls.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de stuurinrichting is ingericht cm telkens na detektie van een rasterpuls de servoregellus werkzaam te maken op een tijdstip dat vertraagd is t.a.v. deze rasterpuls met een tijdsduur die althans iets minder is 35 dan één rasterperiode.

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de stuurinrichting is ingericht voor het telkens werkzaam maken van de servoregellus over een tijdsperiode die althans groter is dan de tijdsduur 8303029 -JÊ EHN 10.762 13 omvattende het begin van de rasterpuls en het eind van de in de raster-terugslagperiode van het videosignaal opgencmen adressignaal.

4. Inrichting volgens conclusie 1 met het. kenmerk, dat het stuurcircuit is ingericht voor het werkzaam, maken van de servoregellus 5 over een tijdsperiode, die een aantal rasterperioden omvat en het onwerkzaam maken van deze servoregellus in een aansluitende periode waarvan de tijdsperiode althans bij benadering overeenkomt met een rasterterugslagperiode van het videosignaal. 10 15 20 25 30 35 ” ' Q