NL8302796A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

: C. van der Lely N.V., Maasland * .... a* ” Gr ondbewerkingsmachine"

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkings-maehine voorzien van een aantal motorisch aangedreven bewerkingsorganen die om althans nagenoeg verticale assen draaibaar zijn en door middel van ten minste één leger in 5 een gesteldeel zijn ondergebracht en op de assen van de bewerkingsorganen binnen het gesteldeel een tandwiel is aangebracht, dat deel uitmaakt van de aandrijving voor de bewerkingsorganen. Een dergelijke grondbewerkingsmachine is bekend te achten uit de op 14 september 1972 ter inzage 10 gelegde Nederlandse Octrooiaanvrage 7103297* Bij deze bekende constructie zijn de assen voor de bewerkingsorganen in de boven- resp. onderwand van het kokervormig gesteldeel ondersteund door middel van in legerbuizen ondergebrachte legers. Tijdens bedrijf werken op het kokervormig gesteldeel 15 en op de assen van de respectieve bewerkingsorganen relatief grote krachten, die bovendien voortdurend, in grootte en richting wisselen. Hierdoor moeten aan de legering van de assen speciale eisen worden gesteld, die ondanks dat toch nog wel eens niet voldoende blijken, waardoor breuk in de 20 legers kand optreden. Indien breuk optreedt kunnen onderdelen van de legers vrij komen in het inwendige van het gesteldeel waarin zich de tandwielen bevinden hetgeen tot aanzienlijke beschadiging van de tandwielen kan leiden.

De constructie volgens de uitvinding beoogt nu een zo-25 danige uitvoering van het gesteldeel dat een grotere zekerheid wordt verkregen tegen de bovengenoemde beschadigingen.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het gesteldeel twee boven elkaar gelegen ruimten omvat, waarbij de tandwielen zich in de bovenste ruimte en het leger zich 30 in de onderste ruimte bevindt. Met behulp van de voorgestelde maatregel kan men het gesteldeel een grotere stijfheid geven, terwijl men door een gescheiden aanbrengen van de tandwielen en de legers in aparte ruimten, kan voorkomen dat - indien onverhoopt toch een leger zou breken - delen van het gebroken 35 leger niet binnen het bereik van de tandwielen van de overbrenging kunnen komen. ...

8302796 \

*> V

2

Aan de hand van een in de tekening weergegeven uit-voeringsvoorbeeld, zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Pig. 1 geeft in bovenaanzicht een grondbëwerkingsmachine/ 5 weer, die is voorzien van een constructie volgens de uitvinding.

Fig. 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn II - II in fig. 1, terwijl

Pig. 3 een aanzicht weergeeft volgens de lijn III - III 10 in fig. 2

Pig. 4 geeft een gedeeltelijk aanzicht weer volgens de pijl I? - IV in fig. 2

De in fig. 1 weergegeven grondbewerkingsmachine omvat een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend 15 kokervormig gesteldeel 1, waarvan de opbouw in het hierna volgende nader.zal worden besproken.

In de kokerbalk 1 zijn op gelijke afstanden van elkaar door middel van opwaarts gerichte en bij voorkeur met hun langshartlijn verticaal gelegen assen 2 een aantal bewerkings-20 organen 3 aangebracht. De afstand tussen de hartlijnen van de assen 2 van twee naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 is kleiner dan 30 cm en bedraagt bij voorkeur 25 cm. Op elk van de assen 2 is op eveneens hieronder nader te bespreken wijze in de kokerbalk 1 een tandwiel 4 aangebracht, een en 25 ander zodanig dat twee tandwielen 4 op de assen 2 van naast elkaar gelegen bewerkings organen 3 met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. ïfabij het midden van de kokerbalk 1 is een as 2 van een bewerkings orgaan 3 naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 5. In de tandwielkast 5 staat 30 het verlengde van de as via een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as en een toerenvaroator 6 in verbinding met een zich eveneens in de voortbewegingsrichting uit strekkende boven eerstgenoemde as gelegen as die via een tussenas 7 met de af takas van een trekker koppelbaar is.

35 Aan de einden is de kokerbalk 1 voorzien van tijdens het bedrijf in hoogterichting beweegbare schermen 8 die door middel van armen 9 om zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende assen verzwenkbaar met de bovenzijde van de 8302796 _ _‘ 3 * - * koker balk zijn verbonden· Aan de einden is de koker balk 1 verder voorzien van zich in achterwaartse richting uit strekkende armen 10 die in hoogterichting verstelbaar en in meerdere standen ten opzichte van de kokerbalk vastzetbaar 5 zijn· ïussen de achterste einden dragen de armen 10 een roterend onder s teuningsorgaan 11 met behulp waarvan de werkdiepte van de bewerkingsorganen instelbaar is.

Aan de voorzijde is de kokerbalk 1 voorzien van een bok 12 met behulp waarvan de machine aan de driepun tshef-10 inrichting van een trekker koppelbaar is.

Zoals uit fig. 2 blijkt omvat de kokerbalk 1 twee boven elkaar gelegen ruimten 13 en 14. De langshartlijnen van de ruimten 13 en 14 zijn. althans nagenoeg horizontaal en evenwijdig aan elkaar gelegen. De bovenste ruimte 13 is in 15 dwarsdoorsnede in hoofdzaak rechthoekig, terwijl de onderste ruimte 14 in dwarsdoorsnede in hoofdzaak trapeziumvormig is.

De bovenste ruimte 13 wordt omsloten door een uit plaat gevormde onder- en bovenwand 15 respectievelijk 16. De bovenste wand 15 wordt gevormd door een deel dat in horizon-20 tale richting verloopt, en voor en achter overgaat in naar beneden omgezette identieke langszijden 17· Sik van de langszijden 17 gaat over in een over de gehele lengte van de kokerbalk 1 verlopende zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende rand 18. De onderwand 16 van de 25 bovenste ruimte 13 wordt gevormd door een deel dat een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkend gedeelte omvat dat naar voren en naar achteren overgaat in enigszins omhoog verlopende rechte gedeelten, die elk overgaan in omhoog omgezette identieke langszijden 19· De langszijden 19 30 strekken zich naar boven uit over een afstand die althans driemaal de afstand is waarover de langszijden 17 zich naar beneden uitstrekken. Elk van de langszijden 19 gaat over in een. horizontaal verlopende rand 20. De respectieve langszijden 17 en 19 zijn over althans nagenoeg dezelfde hoeken omgezet 35 en vormen de opstaande langswanden van de kokerbalk 1. De onderste ruimte 14 wordt aan de bovenzijde door de onderste wand 16 van de ruimte 13 begrensd en aan de onderzijde door een uit plaat gevormde wand 21 die een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkend middendeel 0ra7at 8302796 __ 4 t * > - dat aan de voor- en achterzijde overgaat in een schuin naar boven verlopend recht deel 22 dat ter hoogte van de overgang van de wand 16 in een langszijde 19 is geknikt en overgaat in een opwaarts gericht deel 23 dat tegen een 5 langszijde 19 is gelegen. Elk van de omhoog verlopende delen 23 gaat vervolgens over in een zich in horizontale richting uitstrekkende rand 24 die tegen een rand 20 van de wand 16 is gelegen. Tussen de tegen elkaar rustende randen 18 en 20 is een pakking 25 aangebracht. De randen 10 18, 20 en 24 zijn door middel van bouten 26 tegen elkaar geklemd. Het zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende middendeel van de onderwand 16 van de ruimte 13 en het middendeel van de onderwand 21 van de ruimte 14 zijn voorzien van uitsparingen, die vanuit het 15 midden van elke uitsparing gerekend op gelijke afstanden van bij voorkeur 25 cm zijn aangebracht. In de respectieve uitsparingen zijn tussen de wanden 16 en 21 legerhuizen 27 geklemd, die aan de einden rond zijn uitgevoerd en kunnen samenwerken met de randen van de overeenkomstig uitgevoerde 20 uitsparingen in de respectieve wanden 16 en 21. De klemming van de respectieve legerhuizen 27 tussen de delen van de kokerbalk, die de wanden 16 en 21 vormen, wordt verkregen bij het aandraaien van de bouten 26 en door middel van een nabij de onder- en bovenzijde van elk legerhuis aangebrach-25 te borst 28 respectievelijk 29. Elke borst 28 resp. 29 is voorzien van een rond lopende uitsparing, waarin een oliekering 31 is aangebracht. De onderste borst 28 is aan zijn omtrek vierkant en kan samen werken met de delen 22 van de wand 21 van de ruimte 14 waardoor verdraaiing van 30 de legerhuizen 27 wordt voorkomen. In elk in de ruimte 14 gelegen legerhuis 27 is aan de bovenzijde een kogelleger 32 ondergebracht, dat aan de onderzijde rust op een borst 33 van de as 2, welke borst zich over het grootste deel van het legerhuis 27 uitstrekt. Het leger 32 steekt over 35 een geringe afstand boven het legerhuis uit en draagt de naaf 34 van een in de ruimte 13 gelegen tandwiel 4, dat op een van spiebanen voorzien bovendeel 35 van de as 2 is geschoven en door middel van een veerring 36 is geborgd. Onder de borst 33 is om de as 2 een kogelleger 37 aange- 8302796 5 • bracht dat identiek is aan het kogelleger 32 en dat tussen een borst aan de binnenzijde van het legerhuis 27 en een veerring 38 is opgesloten. Onderhet leger 37 is om de as 2 een bus 39 aangebracht die aan de onderzijde rust op 5 een cylindrisch middendeel 39A van een over het van spiebanen voorzienen. ondereinde 40 van de as 2 geschoven werktuigendrager 41 van een bewerkingsorgaan 3. Hierbij is"de bovenzijde van het middendeel 39A van de drager 41 voorzien van een flens die binnen het ondereinde van het legerhuis 10 27 is gelegen en zorgt voor de opsluiting van een om de bus 39 aangebrachte oliekering 42. De .-drager-41 is door middel van een ring 43 en een moer 44 geborgd en nabij elk van zijn einden voorzien van een houder 45 waarin althans nagenoeg zich evenwijdig aan de as 2 uitstrekkende tanden 15 46 zijn aangebracht.

De werking van de in het voorgaande beschreven inrichting is als volgt.

Tijdens het bedrijf is de inrichting door middel van de bok 12 aan de voorzijde van het koke-rvormige gestel-20 deel 1 met de driepuntshefinrichting van een trekker verbonden en wordt tijdens het voortbewegen van de inrichting in een richting volgens pijl A via de tussenas 7, de tandwielkast 5, de toerenvariator 6 en de in de bovenste ruimte 13 van de kokerbalk 1 ondergebrachte op de respectievelijke 25 assen 2 bevestigde tandwielen 4 de aandrijving van de bewer-kingsorganen 3 verkregen, waarbij deze in richtingen roteren zoals met pijlen in fig. 1 is weergegeven. Hierbij bewerken de tanden 46 van de respectieve bewerkingsorganen overlappende stroken grond. De de twee boven elkaar gelegen ruimten 30 13 en 14 omvattende kokerbalk 1, is in hoofdzaak opgebouwd uit de uit plaat vervaardigde wanden 15, 16 en 21, waarbij de wanden 15 en 21 aan de buitenzijde van de kokerbalk 1 zijn gelegen en de wand 16 de scheiding vormt tussen de ruimten 13 en 14. De kokerbalk heeft door zijn speciale 35 opbouw in elk opzicht een grote stijfheid. Bovendien kan met behulp van de volgens het voorgaande opgebouwde kokerbalk op eenvoudige wijze door inklemming tussen delen van de kokerbalk een effectieve fixatie van de legerhuizen 27 voor de lgers 32 en 37, die de respectieve assen 2 8302796 6 V » \ ondersteunen, worden verkregen. Doordat twee dezelfde ko-gellegers 32 en 37 worden toegepast kan het geheel worden vereenvoudigd, terwijl verder doordat deze kogellegers zich onder de tandwielen 4 bevinden wordt voorkomen dat 5 indien de kogellegers worden beschadigd delen van deze kogellegers tussen de tandwielen geraken.

Met de in het voorgaande beschreven constructie kan bovendien een sterke vereenvoudiging bij de produktie worden verkregen doordat de voor de ondersteuning van een 10 as noodzakelijke legers in slechts één legerhuis zijn· ondergebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot het voorgaande doch betreft eveneens alle details van de figuren al of niet beschreven.

-Conclusies- 8302796 ---- ---*

Claims (7)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal motorisch, aangedreven bewerkingsorganen die om althans nagenoeg vertikale assen draaibaar door middel van ten minste één leger in een gesteldeel zijn ondersteund en op de assen 5 van de bewerkingsorganen binnen het gesteldeel een tandwiel is aangebracht dat deel uitmaakt van de aandrijving voor de bewerkings organen , met het kenmerk, dat het gesteldeel twee boven elkaar gelegen ruimten omvat, waarbij de tandwielen zich in de bovenste ruimte en het leger zich in de onderste 10 ruimte bevindt.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimten zich althans nagenoeg horizontaal en dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekken.

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bovenste ruimte in een dwarsdoorsnede in hoofdzaak rechthoekig en de onderste ruimte in dwarsdoorsnede in hoofdzaak trapeziumvormig is.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat de bovenste ruimte wordt begrensd door twee zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende wanden, waarvan de onderste een scheidingswand vormt tussen de bovenste en de onderste ruimte.

5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de onderste ruimte wordt begrensd door een andere wand die in het midden/althans nagenoeg recht verlopend deel omvat dat aan weerszijden over gaat in een schuin omhoog verlopend deel.

6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schuin omhoog verlopende delen nabij de bovenzijde over een gedeelte zijn omgezet, welke gedeelten tegen langszijden rusten waarop de onderwand van de bovenste ruimte aansluit. 35 7· Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk van de omgezette gedeelten van de onderwand is voorzien van een rand die door middel van bouten tegen een rand van de onderwand van de bovenste ruimte is geklemd. 8302796 ______—___i * -, 1 4 ' 8* :Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de onderste wand van de bovenste ruimte en de onderste begrenzingswand van de onderste ruimte nabij hun midden op gelijke afstanden zijn voorzien van 5. uitsparingen waarin de'boven- resp. onderzijde van een lagerhuis 'zijn gelegen* 9* Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het lagerhuis nabij zijn bovenzijde is voorzien van een borst die tegen de onderwand van de 10 bovenste ruimte rust en de borst een rondlopende uitsparing voor een oliekering omvat.

10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat in het legerhuis twee op afstand van elkaar gelegen kogellegers zijn aangebracht waarbij een 15 kogellager nabij het boveneind van het legerhuis en het andere kogelleger althans nagenoeg midden tussen het midden van het legerhuis en het ondereinde is gelegen. N» # — 8302796 ______ _1