NL8302727A - Hefkraan. - Google Patents

Description

* I

N.0. 31.971

"’’V

Hefkraan.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een hefkraan en meer in het bijzonder op een grote mobiele gesegmenteerde kraan.

5 In antwoord op de steeds toenemende eisen van de gebruiker zijn zichzelf voortbewegende kranen in staat gebracht steeds grotere lasten te heffen. Hoewel een aantal faktoren meespelen bij het bepalen van het vermogen van een kraan, treedt een principiële beperking op door het feit, dat onvermijdelijk het gewicht van een kraan en zijn last op de 10 grond moet worden overgebracht op een geschikte wijze en als rotatie van de last gewenst is moet de verbinding tussen kraan en grond stabiel worden gemaakt over de boog van de rotatie van de kraan.

£en belangrijke toename in vermogen van de kraan werd bereikt door het verschaffen van een zichzelf bewegende kraan met een ondersteunings-15 ring en een verlengde boomdrager als beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.485.383 en 3.878.944. Bij deze uitvoering wordt het gewicht van de kraan en van zijn belasting overgebracht op de grond via een baanvormige ring met grote diameter. Als weergegeven in deze octrooischriften en als in de praktijk reeds gedurende een aantal jaren 20 toegepast wordt de ondersteuningsring hetzij op zijn plaats geblokkeerd door palen aangebracht en vastgezet onder en volledig om de ring of wordt ondersteund door een aantal vijzels, die op onderlinge afstand zijn geplaatst om de omtrek van de ring.

Verdere uitvoeringen van door een ring ondersteunde kranen zijn be-25 schreven in de Amerikaanse octrooischriften 4.042.115 en 4.103.783. Deze octrooischriften tonen o.a. dat een afzonderlijk transportmechanisme in en uit een verder door een stationaire ring ondersteunde kraan kan worden bewogen om deze kraan te bewegen tussen verschillende plaatsen. Ook kunnen transportmechanismen en/of meelooprupsbanden of verrijdbare 30 onderstellen onder de ring worden aangebracht of onder de voet van de boom en het tegenwicht.

De stabiliteit van de grond-kraanverbinding werd belangrijk verbeterd door de kraan beschreven in Amerikaans octrooischrift 4.358.021.

Dit octrooischrift heeft betrekking op een hefkraan waarvan het tegen-35 wicht is geplaatst op een achterste door een ring ondersteund roteerbaar platform. Een voorringdeel ondersteunt een boomdrager, waarop een naar voren hellende boom en een naar achter hellende mast scharnierend zijn aangebracht. De top van de mast, de top van de boom en het tegenwicht zijn onderling verbonden door middelen met een scharnierverbinding tus-40 sen de top van de mast en het tegenwicht. De drager is geplaatst op rol- 8302727 i ί ί 2 len voor beweging over het voorste ringvormige segment en, als de drager scharniert om een eerste vertikale hartlijn tussen de hoorndrager en de achterring scharniert het tegenwicht om een tweede vertikale hartlijn die loopt door het midden van de achterring. Als gevolg van deze moge-5 lijkheid om een last te bewegen over een bepaalde boog zonder dat de transportsamenstellen behoeven te worden geaktiveerd, bleek dit in het bijzonder bruikbaar te zijn voor het nauwkeurig plaatsen van een zware last op montageblokken, bouten of dergelijke.

Hoewel de tweeledige scharnierkraan volgens Amerikaans octrooi-10 schrift 4.358.021 (overeenkomende octrooiaanvrage Nr. 128.139) een belangrijke verbetering vormt voor het verplaatsen van hefkranen, werd vastgesteld, dat de lastkapaciteit van dit type kraan wordt beperkt door het feit dat zijbelastingen worden geïnduceerd in de naar achteren hel- 4 lende mast als de kraan wordt gescharnierd met als het gevolg dat de top 15 van de mast en het punt op het achterplatform waarmede de top van de mast is verbonden door organen uit zijn instelling beweegt gezien in bovenaanzicht (indien ingesteld is de mast in hoofdzaak niet onderworpen aan zijbelastingen). Het eerste doel van de uitvinding is daarom het verschaffen van een zware hefkraan met een gescheiden voorringsegment 20 met een boom en een mast aangebracht op de hoorndrager voor rotatie op het ringsegment dat naar buiten op afstand ligt vanaf het achterste deel waarin de torsie en zijbelastingen geïnduceerd is in de mast ten gevolge van de rotatie van de drager geminimaliseerd zijn.

Het primaire doel van de uitvinding is het verschaffen van een hef-25 kraan met een gescheiden door een transporteur ondersteund voorringsegment en een door een transporteur ondersteund achterdeel, ook omvattende een tegenwicht. Het voorringsegment is verbonden met een gestelelement met het achterste deel en ondersteunt een drager waarop scharnierend een naar voren hellende boom en een naar achteren hellende mast zijn aange-30 bracht. Beweging van de drager over het voorringsegment is mogelijk door twee scharnieren van gelijke lengte, die scharnierend zijn aangebracht op tegenover elkaar liggende zijden van de drager en de betreffende tegenover liggende zijden van een horizontale steun aangebracht op het gestelelement. Het rotatiemiddelpunt van de drager als deze het voor-35 ringsegment kruist valt in hoofdzaak samen met de denkbeeldige top van een afgeknotte gelijkbenige driehoek gevormd door de drager en lijnen die axiaal lopen langs de scharnieren. Als de drager is gecentreerd op het voorringsegment valt het rotatiemidden ook in hoofdzaak samen met een vertikale hartlijn gaande door het achterste punt van de mast. Omdat 40 het achterste punt van de mast in hoofdzaak samenvalt met het rotatie- 8302727 f * 3 midden, blijft dit punt van de mast in hoofdzaak stationair gedurende de beweging van de drager over bet voorring segment. Een kabel, die het achterste punt van de mast verbindt met het voorste deel blijft ook in hoofdzaak stationair en in een vertikaal vlak gedurende de beweging van 5 de drager over het ringsegment, waardoor de grootte van de zijbelastin-gen en van torsiekrachten gebracht in de mast als gevolg van een dergelijke beweging van de drager wordt geminimaliseerd.

Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

10 Fig. 1 toont een zijaanzicht van een hefkraan volgens de uitvinding

Fig. 2 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht, in hoofdzaak over de lijn II-II in fig. 1.

Fig. 3 toont een detail in zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede van het voorste transportorgaan en van de ondersteuning van de boom-15 drager.

Fig. 4 toont een vooraanzicht waarin de voorste transporteur en de boomdragerondersteuning zijn weergegeven.

Fig. 5A en 5B vormen samen een schema van de geometrie van het rotatiemiddelpunt van de hoorndrager als deze het voorste ringsegment 20 doorloopt om de afmeting van de mast te wijzigen.

De uitvinding is in het algemeen gericht op een gesegmenteerde hefkraan met een gescheiden voorringsegment en een achterondersteuning.

De achterondersteuning omvat een tegenwicht aangebracht op een achterste roteerbaar platform gesteund door een achterste transportsamenstel. Een 25 voortransportsamenstel ondersteunt een gedeeltelijk ringsegment in de vorm van een roteerbaar gestel dat een horizontale baan ondersteunt, waarbij het achterdeel is verbonden met het roteerbare gestel door middel van een of meer stelelementen. Een drager is beweegbaar aangebracht op de horizontale baan waarop een naar voren hellende boom en naar 30 achteren hellende mast scharnierend zijn aangebracht, waarbij de boom en de mast worden gescharnierd voor beweging in een vertikaal vlak. De toppen van de boom en de mast zijn verbonden met het achterste deel door middel van organen.

In fig. 1 is een door een ring ondersteunde hefkraan 10 volgens de 35 uitvinding weergegeven. De kraan 10 omvat een achterste aandrijving en een ondersteuningsmechanisme 11 voor het tegenwicht en een voorste boom en mastondersteuningsmechanisme 12. Bij de weergegeven kraan omvat het mechanisme en het ondersteuningsmechanisme 11 voor het tegenwicht een ring met grote diameter 13, die wordt ondersteund door een in hoofdzaak 40 rechthoekig gestel 14 op een zelfaandrijvend transportmechanisme 15. Dit 8302727

4 V

4 aspekt van de kraan is in hoofdzaak als beschreven in Amerikaans octrooischrift 4.195.740. (De ringvormige baan 13 heeft een diameter in de orde van 11 m). Een roteerbaar platform 16 is aanwezig om het onder-steuningshefmechanisme 17 en een tegenwicht 18 te ondersteunen.

5 Het mechanisme 12 voor het ondersteunen van de voorboom en de mast omvat een drager 20 ondersteund door rollen 21 (het duidelijkst te zien in fig. 3) op een voorring segment of gebogen baan 23, waarbij het ring-segment is voorzien van een flens 24. Middelen voor het zwaaien van de hoorndrager 20 over de baan 23 kunnen worden verschaft met behulp van 10 hydraulische cilinders of door een of meer onafhankelijke zwaaiaandrijf-mechanismen, zoals die weergegeven in de Amerikaanse octrooischriften 3.949.881 en 4.013.147.

Het voorringsegment 23 is bij voorkeur aangebracht op een roteerbaar gestel 25, dat in langsrichting is gescheiden van de achterring· 13. 15 De drager 20 bezit een scharnierend naar voren hellende boom en een naar achteren hellende mast 27. De top van de mast 27 is verbonden met de top van de boom 26 door een orgaan 28 met variabele lengte, omvattende een kabel met een aantal parten gewikkeld op een boomheftrommel 29 geplaatst op het machineplatform 16. Het boveneinde van de mast 27 is ook door 20 middel van een kabel 30 met vaste lengte verbonden met het machineplatform 16. Op deze wijze is het tegenwicht 18 verbonden met de masttop en via het orgaan 28 is het tegenwicht verbonden met de top van de boom om het moment van een zware belasting tegen te werken.

Bij de uitvoering weergegeven in fig. 1 omvat de kraan 10 een 25 eerste heikabel 33 gewikkeld op een lier 34 en aangebracht om gelei-dingsblokken 35 en 36 en een blok 38 van de top van de boom. De boom 26 is ook voorzien van een giekdeel 39 dat wordt ondersteund door kabels 40 en een schoor 41. Een hulphefkabel 42 is gewikkeld om een andere trommel 13 en wordt geleid door blokken 44 en 45 naar de top (niet weegegeven) 30 van de giek 39.

Het voorste boomondersteuningsmechanisme 12 wordt gedragen door een transportsamenstel 46, dat door een gestelelement 48 is verbonden met de achterste transporteur 15. De voorste transporteur 46 is bij voorkeur een demonteerbaar zelfaandrijvend samenstel zoals beschreven in de Ame-35 rikaanse octrooischriften 4.000.784 en 4.069.884.

Door op geschikte wijze het voorste transportsamenstel 46 en de achterste machinetransporteur 15 te regelen kan de kraan 10 worden bewogen over het terrein zowel in belaste als in niet belaste toestand.

Als weergegeven in fig. 4 ondersteunt het voorste transportsamenr-40 stel 46 de scharnierring 47 waarop het roteerbare gestel 25 is aange- 8302727 * 5 bracht. Het roteerbare gestel is verbonden met de scharnierring door middel van vier op gelijke afstand van elkaar liggende belastingsrollen 48a, die elk zijn verbonden met een paar hoekrollen 49 die samenwerken met de onderzijde van de scharnierring. Dit maakt het mogelijk dat het 5 transportmechanisme 46 wordt geroteerd onder het gestel 25 voor het aandrijven van de voorboom en het mastondersteuningsmechanisme 12 in voorwaartse, achterwaartse of draairichting.

Bij de voorkeursuitvoering is de drager 20 voorzien van vier paren belastingsrollen 21. Zoals blijkt uit fig. 3 ligt elk paar op afstand in 10 zij aan zij verband waarbij hun oppervlakken die samenwerken met de flens 24 en liggen op afstand langs de drager 20 met een paar belastingsrollen 21 aan elk einde ervan. Elke belastingsrol van het paar rollen aangebracht op de einden van de drager bezit overeenkomstige hoekrollen 54 die op onderlinge afstand zijn aangebracht op de belas-15 tingsrol via een oor 56. Het oor ligt op afstand aan zijn zijde nabij de ' flens in een voldoende mate om slippen van de rollen over de breedte van de flens mogelijk te maken als de drager de flens kruist, zoals hierna nader besproken.

Overeenkomstig de uitvinding is de hoorndrager 20 beweegbaar op het 20 voorringsegment 23 om een last over een beperkte boog te zwaaien. Om dit uit te voeren is een horizontale plaat 50 aangebracht op het gestel-element 48 dat het achterste deel verbindt met het roteerbare gestel. Twee langwerpige organen of schakels 52 van gelijke lengte zijn verschaft, die elk met een einde scharnierend zijn verbonden op tegenover 25 elkaar liggende zijden van de drager 20 waarbij het andere einde schar-nierbaar is verbonden met de betreffende tegenover liggende zijde van de plaat 50. Als de drager 20 is gecentreerd om het baansegment 23 vormen de twee langwerpige organen 52, de plaat 50 en de drager 20 in hoofdzaak een vierhoek in de vorm van een afgeknotte gelijkbenige driehoek. De top 30 van deze afgeknotte driehoek valt samen met het rotatiemidden of "denkbeeldige” scharnierpunt van de drager 20 als de drager het midden van het baansegment passeert (punt 0 in fig. 5A). Omdat het "imaginaire" scharnierpunt in hoofdzaak op de vertikale hartlijn blijft die loopt door het achterste punt van de mast over het bewegingsgebied van de 35 drager over de baan, blijft de kabel die de top van de mast verbindt met het achterste deel, gezien van boven af, in zijn oorspronkelijke vertikale vlak, waardoor de mast in hoofdzaak slechts wordt onderworpen aan drukkrachten en geen zijdelingse druk of torsiekrachten.

Wat betreft een ander aspekt van de uitvinding kan de plaat 50 op 40 het gestelelement 48 worden gehandhaafd op dezelfde afstand vanaf het 8302727 *· v 6 <* roteerbare gestel 25 onafhankelijk van de afstand van het verbindingspunt van de mast en de kabel vanaf het roteerbare gestel. De afstand tussen het verbindingspunt en het roteerbare gestel kan bijvoorbeeld verschillen als de lengte van de mast wordt vergroot voor schaalvergrote 5 uitvoeringen van de kraan. Omdat het verbindingspunt van de mast hetzij naar voren hetzij naar achteren beweegt ten opzichte van de drager, moet dus het rotatiemiddelpunt of imaginaire scharnierpunt van de drager res-pektievelijk hetzij achterwaarts hetzij voorwaarts bewegen. Elke zijde van de plaat is dus voorzien van een reeks verbindingspunten voor het 10 scharnierend opnemen van een einde van elk langwerpig orgaan terwijl het andere einde van elk orgaan scharnierend is verbonden met de drager. Het achterste punt van de mast wordt naar achteren of naar voren bewogen, waarbij de einden van de langwerpige organen verbonden met de plaat kunnen steken in respektievelijk verdere buitenste of verdere binnenste 15 verbindingspunten om het midden van de rotatie van de drager respektievelijk verder naar achteren of naar voren te bewegen waarbij het rota-tiemidden blijft onder het achterste punt van de mast.

Zoals het duidelijkst is weergegeven in fig. 2 is elke zijde van de plaat 50 voorzien van een reeks van vier overeenkomstige punten 60, 61, 20 62 en 63, waarmede de achterste einden van elke schakel 52 scharnierend kunnen worden verbonden. Omdat de achtereinden van de schakels 52 zijn verbonden met overeenkomstige verdere buitenste punten op de plaat, wordt het rotatiemidden van de drager verder naar achteren bewogen. Op deze wijze kan het rotatiemidden worden ingesteld, zodat het samenvalt 25 met de vertikale hartlijn Y (fig. 1) die loopt door het verbindingspunt van de mast en de kabel onafhankelijk van de afstand van de top van de mast vanaf de drager. Zoals blijkt uit de fig. 5A en 5B ligt als de schakels 52 zijn gestoken in 60, 61, 62 of 64 het rotatiemidden op respektievelijk A, B, C of D.

30 Bij de uitvoering weergegeven in fig. 2 ligt de reeks verbindings punten niet op een boog. Als de schakels dus worden verbonden met verschillende punten op de plaat, moet de lengte van de schakels worden ingesteld. Om dit mogelijk te maken is elke schakel samengesteld uit twee telescoperende delen, die op de gewenste lengte kunnen worden vastgezet. 35 Als aangegeven in de fig. 5A en 5B is met 0 het middelpunt van de baan 23 aangegeven. E toont de standen van de punten waar de schakels (weergegeven in getrokken lijnen) scharnierend zijn aangebracht op de drager 20 als de drager is gecentreerd op de baan. F geeft de standen aan van de punten waarop de schakels 52 (weergegeven met stippellijnen) 40 scharnierend zijn verbonden met de drager 20 als de drager wordt ver- 8302727 7 ♦ λ 7 plaatst» 6 toont de plaats van het middelpunt van de drager 20 als de drager over de baan 23 is verschoven. (Als de drager 20 is gecentreerd op de baan valt zijn midden samen met 0, het middelpunt van de baan).

Met 59 is een lijn aangegeven getrokken door het middelpunt van de 5 drager 20 en het rotatiemidden van de drager als de drager op de baan is gecentreerd, terwijl 64, 65, 66 en 67 getrokken lijnen aangeven, gaande door het middelpunt G van de verplaatste drager 20 en de rotatiemiddens respektievelijk A, B, G en D, als de schakels zijn verbonden met de plaat 50 op de punten respektievelijk 60, 61, 62 en 63.

10 Als voorbeeld wordt verondersteld dat de rotatiemiddens A, B, C en D liggen op 18,3 m, 24,4 m, 30,5 m en 36,4 m vanaf 0 als de schakels 52 zijn verbonden met de plaat 50 bij respektievelijk 60, 61, 62 en 63, en de schakels 22 9,1 m lang zijn. Als de drager 20 over 1,5 m naar elke zijde van het midden wordt verschoven, dat wil zeggen de afstand tussen 15 0 en G is 1,5 m, dan bewegen de rotatiemiddens A, B, C en D alle naar achteren vanaf hun oorspronkelijke standen (dat wil zeggen van 0 af) over respektievelijk 7,2 cm, 8,2 cm, 9,14 cm en 9,8 cm en naar elke zijde van de lijn 63 over respektievelijk 0,15 cm, 0,18 cm, 0,31 cm en 0,79 cm. Bet zal duidelijk zijn dat het rotatiemidden van de drager be-20 weegt vanuit zijn oorspronkelijke plaats over slechts een onbelangrijke afstand vergeleken met de lengte van de mast. Als het rotatiemiddelpunt van de drager 20 en het punt op de mast waar de kabel 30 is verbonden beide samenvallen met de Y-as (fig. 1) blijft de kabel 30 in hoofdzaak in hetzelfde vertikale vlak als de mast en de boom over het gehele be-25 wegingsgebied van de drager over de baan. Dit betekent dat in boofdzaak geen zijwaartse belastingen worden geïnduceerd in de mast als gevolg van beweging van de drager. Als de kabel 30 echter in belangrijke mate uit het vertikale vlak beweegt gevormd door de mast en de boom, wordt de boom onderworpen aan verdere torsiekrachten als gevolg van zijdelingse 30 belasting. Omdat de mast zo is uitgevoerd, dat hij in de eerste plaats door de belasting geïnduceerde drukkrachten in een vertikaal vlak kan opnemen als de zijdelingse belasting torsiekrachten in de mast induceert, is de maximum belasting die kan worden gedragen door de mast en dus door de kraan gereduceerd. Dergelijke door torsie geïnduceerde zij-35 belastingen kunnen in de kraan van bovengenoemde hoofdoctrooiaanvrage aanwezig zijn als gevolg van het scharnieren van de mast om een hartlijn terwijl het tegenwicht scharniert om een tweede hartlijn. In onderhavige kraan blijft het achterste deel stationair, terwijl de mast scharniert om de vertikale as die in hoofdzaak samenvalt met zijn achterste punt.

40 In hoofdzaak geen zijbelastingen worden dus geïnduceerd in de mast door 8302727 Λ 8 de kabel gedurende de rotatie van de mast en de boom.

Omdat het rotatiemidden slechts enigszins buiten de Y-hartlijn beweegt als de drager 20 de baan 23 doorloopt, is de weg van de drager over de baan geen zuivere cirkelboog en de rollen 21 waarop de drager is 5 aangebracht glijden enigszins in een richting dwars op de cirkelboog. Vanaf zijn middenstand, als de drager 20 de baan 23 doorloopt, glijden de rollen 21 enigszins naar binnen, dat wil zeggen naar het achterste deel. De flens op de baan 23 waarop de rollen 21 lopen, moet dus breder zijn dan de breedte van de rollen, zodat de rollen worden ondersteund 10 over een gehele breedte als de drager de baan doorloopt.

Uit het bovenstaande zal het duidelijk zijn dat een zware hefkraan wordt verschaft die nauwkeurig een last kan plaatsen door het zwaaien van de last over een beperkt cirkel segment, onder toepassing van de standaardkraan als achterhefmechanisme en tegenwichtondersteuning en een 15 voorringsegment voor het ondersteunen van de boom en de mast en het overbrengen van de last naar beneden door het zelfaandrijvende trans-portsamenstel in de grond.

Hoewel de uitvinding is beschreven met de kabel verbonden met de top van de mast, zal het duidelijk zijn dat het verbindingspunt kan lig-20 gen op verschillende plaatsen langs de mast zolang als het samenvalt met een vertikale hartlijn gaande door het rotatiemidden.

1302727

Claims (3)

1. Hefkraan met een gescheiden voorringsegment en een achterdeel omvattende een tegenwicht ondersteund door een achterste transportsamen-5 stel, een gestel dat een gebogen horizontaal baansegment draagt ondersteund door een voortransportsamenstel, middelen voor het verbinden van genoemd achterste deel met het gestel, een drager, horizontaal beweegbaar aangebracht op genoemde baan, een naar voren hellende boom en een naar achteren hellende mast die scharnierend voor vertikale beweging op 10 de drager zijn aangebracht, middelen, die de top van de boom en het achterste punt van de mast onderling verbinden met het achterste deel, middelen voor het verbinden van het allerachterste punt van de mast met het achterste deel, middelen voor het bewegen van de drager over de baan, gekenmerkt door een horizontale' plaat (5) aanger 15 bracht tussen de genoemde verbindingsmiddelen tussen genoemd gestel ai genoemd achterste deel, en twee langwerpige organen (52) van gelijke lengte, die elk eerste en tweede einden bezitten, waarbij de eerste einden scharnierend zijn verbonden met tegenover liggende zijden van de drager en de genoemde tweede einden scharnierend zijn verbonden met de 20 betreffende tegenoverliggende zijden van de plaat, waarbij de langwerpige organen, de plaat en de drager een vierhoek vormen in de vorm van een afgeknotte gelijkbenige driehoek als de drager is gecentreerd op de baan, waarbij de Imaginaire top van de afgeknotte driehoek is geplaatst op een vertikale as (T) gaande door genoemd achterste punt van de mast 25 en het rotatiemidden vormt van de drager als dit genoemde baan doorloopt, zodat als de drager, de mast en de boom de baan doorlopen, het midden van de rotatie in hoofdzaak blijft op genoemde vertikale hartlijn, waardoor dan genoemd achterste punt van de mast in hoofdzaak stationair wordt gehouden.

2. Kombinatie volgens conclusie 1, waarbij de baan een flens omvat en de drager wordt ondersteund door rollen voor beweging over de flens, met het kenmerk, dat de breedte van de flens groter is dan de breedte van de rollen zodat als de drager de baan doorloopt genoemde rollen met de flens samenwerken over de gehele breedte van de rollen on-35 danks geringe afwijkingen vanaf een cirkelboog van de beweging van de rollen over de flens.

3. Kombinatie volgens conclusie 1, waarbij de plaat is aangebracht op de verbindingsmiddelen op dezelfde afstand van het gestel, met het kenmerk, dat de plaat een reeks verbindingspunten (60, 61, 40 62, 63) bezit op elke zijde voor het scharnierend opnemen van genoemd 8302727 Λ tweede einde van de langwerpige organen, terwijl de eerste einden scharnierend blijven verbonden met de drager, zodat als genoemd achterste punt van de mast verder - naar achteren wordt geschoven of verder naar voren de tweede einden van de langwerpige organen scharnierend kunnen 5 worden verbonden met de plaat respektievelijk met overeenkomende verdere buitenste of binnenste verbindingspunten om de imaginaire top van de afgeknotte kegel te bewegen als de drager is gecentreerd op genoemde baan respektievelijk verder achterwaarts of voorwaarts om genoemde top op een vertikale hartlijn te houden, die samenvalt met het achterste punt van 10 de mast. 8302727