NL8302697A - Werkwijze en inrichting voor het met warmte behandelen van buizen. - Google Patents

Description

Λ

I . 'X

t VO 4999

Titel: Werkwijze en inrichting voor het met warmte behandelen van buizen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het met warmte behandelen van buizen van fijn staal, titaan of NE- metalen respectievelijk de legeringen daarvan.

5 Het is bekend om dergelijke buizen te verwarmen tot hogere tempera- 0 turen van bijvoorbeeld 1100 C en vervolgens af te koelen.

De verwarming vindt hierbij inductief plaats, en de buizen lopen doorlopend eerst door de gloeikamer met de inductiespoel en vervolgens door een met water gekoelde koelkamer.

10 Ook is het bekend, dat het buisoppervlak omvattende koolkaken kun nen zijn voorzien voor het verhogen van de koelwerking in de koelkamer, zodat de afkoeling van de buis ook plaatsvindt door warmtegeleiding.

De bekende werkwijzen en inrichtingen hebben echter het nadeel, dat de afkoelsnelheid niet voldoende hoog is respectievelijk de doorloop van 15 de buizen langzaam moet plaatsvinden, om een toereikende koeling te bereiken. Het is derhalve de opgave van de uitvinding een werkwijze te verschaffen, waarmee een sneller afkoelen van doorlopend verwarmde buizen mogelijk is, alsmede een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Deze opgave wordt volgens de uitvinding opgelost door de werkwijze 20 volgens conclusie 1, en de inrichting volgens conclusie 5, waarbij elk der volgconclusies een de voorkeur verdienende verdere uitvoering behelst.

Bij de werkwijze wordt de afkoeling verbeterd, doordat de gehele inrichting, bestaande uit gloeikamer en koelkamers voor het binnentreden van de buizen wordt ontgast, waarbij dan het droogstoken in stand wordt 25 gehouden of de afkoeling wordt uitgevoerd in een schermgas atmosfeer.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Pig. 1 een lengte doorsnede toont van een uitvoeringsvorm (zuivere gaskoeling, gas als warmtedrager), 30 Fig. 2 een lengtedoorsnede toont van een tweede uitvoeringsvorm (vaste stof- vlakwisselingkoeling),

Fig.'3 de opstelling toont van de koolkaken in de koelkamer, en Fig. 4 een doorsnede toont van sluiskamers aan de inlaatzijde van de inrichting.

35 In fig. 1 is in aansluiting op een gloeikamer 2, die is omgeven door 8 3 ö 2 6 9 7 t » -2- een inductiespoel 5, een eerste koelkamer 3 aangebracht, die dubbelwandig is uitgevoerd, waarbij de tussenruimte tussen de wanden wordt doorstroomd door koelwater 6. Met deze koelkamer 3 staat een tweede koelkamer 4 in verbinding. In deze koelkamer zijn koolkaken 7 op afstand achter elkaar 5 aangebracht, welke kaken de buis 1 schaalvormig omgrijpen. De koolkaken worden met water gekoeld, hetgeen is aangeduid door de leidingen 8. Bij de inlaat van de buizen in de inrichting, evenals bij.de uitlaat, zijn mechanismen voorzien, die alleen de doorgang toelaten van de buizen, maar het overigens toelaten, dat een vacuum kan worden gelegd aan de met elkaar 10 in verbinding staande kamers 2, 3 en 4 om deze kamers te ontgassen.

In fig. 4 is als voorbeeld voor een dergelijk mechanisme een vacuum sluis 9 afgebeeld, waarbij op overeenkomstige wijze een dergelijke sluis aan de tegenover liggende uitlaatzijde kan zijn voorzien.

De opstelling van de koolkaken 7 in de koelkamer 7 blijkt ook uit 15 fig. 3.

Bij het in fig. 2 afgeheelde uitvoeringsvoorbeeld zijn geen koolkaken aanwezig in de koelkamer 4, maar wordt de buis op afstand omgeven door een koelslang. Ook hierbij vindt de warmte-afgifte van de buizen, dat wil zeggen het afkoelen, evenals bij het hiervoor beschreven uitvoerings-20 voorbeeld plaats door warmtestraling. Bij deze uitvoeringsvorm monden leidingen 10 uit in de koelkamer 4, door welke leidingen een schermgas naar binnen kan worden geleid, waarbij de koelwerking nog wordt versterkt, doordat de schermgas inlaten zodanig 2ijn aangebracht, dat het schermgas in tegenstroming met betrekking tot de bewegingsrichting van de buizen, 25 naar binnen wordt geleid.

8302697

Claims (6)

1. Werkwijze voor het met warmte behandelen van buizen van fijn staal of NE-metalen respectievelijk de legeringen daarvan, die worden gevormd van platen en volgens een lengtenaad worden gelast, en na het lassen doorlopend eerst worden geleid door een gloeikamer en vervolgens door 5 een met water gekoelde koelkamer, met het kenmerk, dat de gloeikamer en de koelkamer voorafgaande aan het naar binnen leiden van de buizen door het aanleggen van een onderdruk van althans 10 *mbar bij c worden ontgast, waarbij tijdens het door de kamers voeren van de buizen een zuurstofarme atmosfeer in stand wordt gehouden, en de temperatuur van het 0 10 koelwater tijdens het bedrijf wordt ingesteld op althans 40 C.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een onderdruk van althans 10 *mbar tijdens het door de kamers voeren van de buizen in stand wordt gehouden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een scherm-15 gas, in het bijzonder argon met een stromingssnelheid van*"40 m/sec. na het ontgassen in de koelkamer wordt gebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het scherm-gas in de koelkamer tegengesteld aan de transportrichting langs het buitenoppervlak van de buizen wordt geleid.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 3, voorzien van een gloeikamer, die wordt omgeven door een inductiespoel, van een hierop aangesloten, met water gekoelde koelkamer, en van een daarmee in verbinding staand tweede koelkamergebied, waarin een aantal groepen met elk althans twee koolkaken op onderlinge axiale afstand is aangebracht, 25 welke groepen dienen voor het geleiden en koelen van de buizen en daartoe met schaalvormige binnenvlakken nauwsluitend aanliggen tegen de omtrek van de buizen, en elk zijn voorzien van een met water gekoeld koel-blok, met het kenmerk, dat de binnenruimten van de gloeikamer (2), van de met water gekoelde koelkamer (3) en van het tweede koelkamergebied (4) 30 met elkaar in verbinding staan en naar buiten zijn afgedicht door veel-traps vacuumsluizen, waarbij een vacuumpompenstelsel (15) respectievelijk een schermgasbron kan worden aangesloten op de binnenruimte van de koelkamer en van de sluiskamers.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een veel-35 traps onderdruksluis (9) is aangebracht aan de inlaatzijde van de gloei- 8302597 -4- kamer (2) en aan de uitlaatzijde van de koelkamer (4), welke sluis de omtrek van de buizen (1) afdichtend omsluit en het lekgas weer terugvoert naar de schermgasbron. Ö 3 ö 2 6 9 7