NL8301547A - Landbouwwerktuig. - Google Patents

Description

-1- 23175/CV/tl

Korte Aanduiding: Landbouwwerktuig.

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig,in het bijzonder een raeer-voren ploeg. Meer-rvoren ploegen, die oneindig instelbaar , 5 (traploze instelling) zijn voor het variëren van de breedte van de ge ploegde strip zijn bekend,,maar een niet opgelost probleem bij de bekende ploegen van dit type is dat van het verkrijgen van een juiste instelling van de voorste ploegschaar ten opzichte van de hartlijn van de trekker, onder het gelijktijdig waarborgen,dat de door de eerste ploegschaar ge-10 maakte voor op dezelfde afstand is gelegen van de vrije ploegvoor van de voorgaande ploegstrook als de afstand tussen de andere ploegvoren.

Het oogmerk van de uitvinding is het verkrijgen van een samenstel op een landbouwwerktuig ,in het bijzonder een meer-vorenploeg,waarbij het werktuig oneindig instelbaar is,zodanig,dat de voor.gemaakt door de 15 eerste ploegschaar op dezelfde afstand van de vrije voor van de voorgaande ploegstrook is gelegen als de afstand tussen de andere voren,onafhankelijk van de ingestelde voorafstand.

Dit oogmerk wordt verkregen met de kenmerken genoemd in de bijgaande conclusies.

20 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een landbouwwerktuig volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont het voorste gedeelte van een meer-voren ploeg voorzien van het samenstel volgens de uitvinding gezien in bovenaanzicht en inge-25 steld voor een smalle ploegstrook.

Fig. 2 toont het in fig.1 weergegeven samenstel ingesteld voor een brede ploegstrook.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt het ploeggestel 1 gevormd door een rechthoekige pijp. Aan het gestel 1 is een eerste steun 30 2 geschroefd welke met behulp van een eerste bout 3 scharnierend is bevestigd aan het achtereinde van een trekbalk 4.Het vooreinde Van de balk 4 is met behulp van een tweede bout 5 scharnierend aangebracht op een trekkerkoppelorgaan 6 aangepast om te worden gekoppeld met een niet nader weergegeven trekker of dergelijk voertuig.

35 Een aantal ploegschaarbevestigingen 7,die ieder zijn aangepast voor het daaraan met bouten bevestigen van ploegscharen (ploegscharen zijn 8301547

V

-2- 23175/CV/tl niet weergegeven in figuren) zijn met gelijke tussenruimte bevestigd aan het ploeggestel 1 met behulp van derde bouten 8.De ploegschaarbevesti-ging 7 is uitgevoerd met een arm 9,welke aan zijn vrije einde met behulp van vierde bouten 11 scharnierend is bevestigd aan een zich evenwijdig 5 aan de gestelbalk 1 uitstrekkende schoorbalk 10.

Een eerste arm 12 waarvan een einde met behulp van een vijfde bout 13 scharnierend is bevestigd aan het trekkeraankoppelorgaan 6 en waarvan het andere einde met behulp van een zesde bout 14 scharnierend is bevestigd aan de eerste steun 2, is zodanig opgesteld in verhouding tot het 10 overige deel van de constructie,dat indien een hydraulische cilinder 5, welke aan een einde scharnierend is bevestigd aan het aankoppelorgaan 6 met behulp van een zevende bout 16 en met zijn andere einde scharnierend is bevestigd aan de eerste steun 2 met behulp van een achtste bout 17, in werking wordt gesteld voor staploze instelling van het ploeggestel 1 15 op een willekeurige gewenste ploegstrookbreedte,alle ploegschaarbeves-tigingen 7 op de juiste wijze zullen worden verplaatst in verhouding tot elkaar,terwijl tegelijkertijd de eerste ploegschaarbevestiging 7,welke het dichtst bij de trekker is gelegen,op de juiste wijze wordt verplaatst ten opzichte van de hartlijn van de trekker.

20 Met behulp van bouten is een tweede steun 18 bevestigd op de schoor balk 10,terwijl déze steun 18 met behulp van een negende bout 19 scharnierend is bevestigd aan een einde van een spanschroef 20 met linkse en rechtse schroefdraad.Het andere einde van de spanschroef 20 is scharnierend bevestigd aan het aankoppelorgaan 6 voor de trekker met behulp van 25 een tiende bout 21.

• De spanschroef 20 en de schoorbalk 10 waarborgen,dat indien het ploeggestel 1 wordt ingesteld op een of andere gewenste ploegstrookbreedte de ploegschaarbevestigingen 7 op zodanige wijze zullen worden verdraaid in verhouding tot het ploeggestel 1 en de schoorbalk 10,dat de bevesti-30 gingsorganen altijd op de juiste wijze zullen zijn gericht en op dezelfde wijze in verhouding tot de ploegrichting.

Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn vormen de bouten 3,5,13 en 14 vier draaipunten of hoeken van een vierhoek waarvan de constructie de juiste verplaatsing van de eerste ploegschaarbevestiging 7 bepaalt 35 indien het ploeggestel 1 wordt ingesteld voor het instellen van de gewenste ploegstrookbreedte.

8301547 * -3- 23175/CV/tl

De bovengenoemde vierhoek wordt op de volgende wijze bepaald:

De plaatsing van drie van de hoekpunten van de voerhoek worden gekozen,dat wil zeggen de plaatsing van de bouten 3, 5 en 14 .De plaatsing van de vierde hoek van de vierhoek,dat wil zeggen de opstelling van de 5 bout 13,wordt eerst bepaald door het vastleggen van de stand van de bout 14 indien de ploeg op de juiste wijze met de hand is ingesteld voor de kleinste,de breedste en de daartussen gelegen strookbreedtes.Indien de ploeg wordt ingesteld voor deze verschillende strookbreedtes zal de bout 14 een boog beschrijven.De bout 13 moet worden opgesteld in het haft van 10 de cirkel waarvan de bovengenoemde boog een deel vormt.Dit hart wordt gevonden bij het snijpunt tussen een loodlijn op het hart van de koorde tussen de uiterste standen van de bout 14 en een loodlijn op het hart van de koorde tussen een van de uiterste standen van de bout 14 en de middenstand van de bout 14.

15 De plaatsing van de spanschroef 20 tussen het aankoppelorgaan 6 voor het aankoppelen van het landbouwwerktuig aan een trekker of dergelijke en de evenwijdige schoorbalk 10 bepaalt de oriëntatie van de ploegschaar-bevestigingen 7 indien het pteggestel 1 wordt ingesteld voor verschillende ploegstrookbreedtes,waarbij gewaarborgd wordt,dat de ploegschaarbe-20 vestigingen 7 worden, verzwenkt in verhouding tot het ploeggestel 1 en de schoorbalk 10,zodanig dat de bevestigingsorganen steeds op dezelfde wijze zullen zijn gericht en juist ten opzichte van de pl03pichting.De opstelling van de spanbout 20 wordt bepaald op de volgende wijze nadat de standen van de bouten 3,5 ,13,14 zijn bepaald: 25 De opstelling van het verbindingspunt van de spanbout 20 aan de schoorbalk 10 wordt gekozen,d.w.z. de plaatsing van de bout 19-De plaatsing van het verbindingspunt van de spanbout aan het aankoppelorgaan 6,d.w.z. de opstelling van de bout 21 wordt bepaald door het eerst vastleggen van de standen van de bout 19 indien de ploeg op de juiste wijze met de hand is 30 ingesteld voor de kleinste,de breedste en tussengelegen ploegstrookbreedtes. Indien de ploeg voor deze verschillende strookbreedtes wordt ingesteld zal de bout 19 een boog beschrijven.De bout 21 moet worden opgesteld in het hart van de cirkel waarvan bovengenoemde boog deel uitmaakt.Dit hart wordt gevonden bij het snijpunt tussen een loodlijn ophet hart van de koorde tussen de uiterste 35 standen van de bout 19 en een looplijn op het hart van de koorde tussen een van de uiterste standen van de bout 19 en de middenstand van de bout 19.

8301547

Claims (3)

1. Samenstel op een landbouwwerktuig,in het bijzonder een meer-voren ploeg,waarin cultivatormiddelen,zoals ploegscharen zijn aangebracht op een gestel,dat kan worden ingesteld voor verschillende ploegstrook-breedtes met behulp van een hydraulische cilinder en een evenwijdige 5 schoorbalk,welke tesamen met het gestel en de ploegschaar bevestigings-organen met armen,die op het gestel zijn aangebracht,een aantal scharnierende en met elkaar samenwerkende parallellogrammen vormen,terwijl , het gestel scharnierend is bevestigd aan een trekbalk,die is aangepast om scharnierend te worden aangebracht op een aan een trekker of dergelijk 10 voertuig aan te koppelen aankoppelorgaan,met het kenmerk,dat een eerste arm (12) is aangebracht waarvan een einde scharnierend (13) is bevestigd aan het aankoppelorgaan (6),terwijl het andere einde daarvan scharnierend (14) is bevestigd aan het gestel (1) of aan een eerste uitsteeksel (2) daarop,zodanig dat,indien het werktuiggestel (1) wordt verzwenkt voor het 15 wijzigen van de ploegstrookbreedte van het werktuig alle ploegschaarbe-vestigingsorganen (7) op de juiste wijze zullen worden verplaatst ten opzichte van elkaar,terwijl tegelijkertijd het eerste ploegschaarbevesti-gingsorgaan (7) op,dat het dichtste bij de trekker zal zijn gelegen tijdens bedrijf,op de juiste wijze wordt verplaatst ten opzichte van de hartlijn 20 van de trekker,terwijl een tweede arm (20),bij voorkeur in de vorm van een spanschroef ,is aangebracht en een einde daarvan scharnierend is bevestigd (19) aan de schoorbalk (10) of aan een tweede uitsteeksel (18) daarop en het andere einde daarvan scharnierend is bevestigd (21) aan het aankoppelorgaan (6),een en ander zodanig,dat indien het gestel (1) wordt verzwenkt 25 voor het wijzigen van de ploegstrookbreedte van het werktuig alle ploeg-schaarbevestigingsorganen (7) zullen worden verzwenkt ten opzichte van het werktuiggestel en de schoorbalk (10) zodanig,dat de bevestigingsor-ganen (7) altijd op dezelfde wijze en juist ten opzichte van de voortbe-wegingsrichting zullen zijn georiënteerd.

2. Samenstel volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat het schar nierende bevestigingspunt (14) van de eerste arm (12) aan het gestel (1) of aan een eerste uitsteeksel op het gestel,evenals de lengte van een trek-balk (4) en zijn scharnierende bevestigingspunten (3,5) aan het gestel (1) of aan het eerste uitsteeksel (2) daarop en aan het aankoppelorgaan (6) 35 zijn gekozen,en het scharnierpunt van bevestiging (13) van de eerste arm (12) aan het aankoppelorgaan (6) is opgesteld bij het snijpunt van twee 8301547 S' - % -5- 23175/CV/tl * loodlijnen getrokken door de middelpunten\an twee verschillende koorden op de boog beschreven door het scharnierende bevestigingspunt (14) yan de eerste arm (12) aan het gestel (1) of aan een uitsteeksel (2) daarop, indien het werktuig met de hand wordt ingesteld voor verschil-5 lende ploegstrookbreedtes.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat het scharnierende bevestigingspunt (19) van de tweede arm (20) aan de schoorbalk (10),of aan een tweede uitsteeksel (18) daarop, is gekozen en het scharnierende bevestigingspunt (21) van de tweede arm (20) aan het aankoppel-10 orgaan (6) is opgesteld bij het snijpunt van twee loodlijnen getrokken door de middelpunten van twee verschillende koorden op de boog beschreven door het scharnierende bevestigingspunt (19) van de tweede arm (20) aan de schoorbalk (10) of. aan een tweede uitsteeksel (18) daarop,indien het werktuig met de hand wordt ingesteld voor verschillende ploegstrook-15 breedtes. 8301547