NL8301120A

NL8301120A - Snijwerktuig voor stansmachines.

Info

Publication number: NL8301120A
Application number: NL8301120A
Authority: NL
Original assignee: Kramski Gmbh
Priority date: 1982-06-15
Filing date: 1983-03-30
Publication date: 1984-01-02
Also published as: DE3222440C1; US4543865A; BE897022A; CH659408A5; FR2528337A1; FR2528337B1; GB2122528B; GB2122528A; GB8315713D0

Description

* * * VO 4624

Snijwerktuig voor stansmach.in.es.

De uitvinding betreft een snijwerktuig voor stansmachi-nes voor. het uitstansen van delen van kleine ronde doorsnede uit plaat met een cilindrisch bovenwerktuig met vlak, loodrecht op de as van het bovenwerktuig gelegen kopvlak van de grootte van het uit te stansen deel 5 en een ondergedeeld onderwerktuig in de vorm van een snijbus met cilindrische of een eventueel daarop aansluitend van de te bewerken plaat af met kleine coniciteit zich verwijdende boring, waarvan de aanvangsdoor-snede aan dè plaatzijde met het uit te stansen deel overeenstemt, waarbij tussen buitendiameter van het bovenwerktuig en begindoorsnede van 10 de boring van het onderwerktuig een klein verschil ter vorming van een snijspleet aanwezig is.

Een dergelijk snijwerktuig is algemeen bekend en vindt ' bijvoorbeeld toepassing in het kader van zogenaamde volgwerktuigen van stansmachines, om de te bewerken plaatstroak allereerst al aan de zijde 15 verlopende gaten te voorzien, waarover deze dan door geschikte middelen tijdens de verdere, uitstansende bewegingshandelingen in de juiste stand kan worden gebracht. Uiteraard betreft de uitvinding ook het van gaten voorzien van plaat, in het algemeen voor het maken van werkstukken.

20 Bij het genoemde van gaten voorzien van platen bestaat het probleem daarin, dat uitgestanste proppen na de betreffende stans-fase met zekerheid naar onderen door de snijbus, d.w.z. via de boring daarvan, af te voeren, waarbij dit probleem uiteraard op dezelfde wijze voor die gevallen geldt, waar de uitstansels niet als afval ter beschik-25 king komen, doch waarbij delen met een ronde doorsnede uitgestanst zijn.

Heeft het uit te stansen deel een grotere doorsnede, dein wordt het besproken probleem meestal veroorzaakt, doordat in het bovenwerktuig in het kopvlak, respectievelijk het stansvlak een verend element is aangebracht, waardoor het uitgestanste deel door het werktuig 30 uitgestoten wordt.

Dergelijke maatregelen zijn met het oog op de ter beschikking staande ruimte niet meer mogelijk, wanneer kleine doorsneden van 3 mm, 2 mm of kleiner uitgestanst moeten worden. Juist bij deze kleine doorsneden 8301120 2 blijven de uitgestanste delen vanwege hun gering gewicht zeer gemakkelijk aan het bovenwerktuig hangen of kleven, hetgeen veroorzaakt kan zijn doordat de te verwerken plaat is ingevet of dat de uitgestanste delen door de snij druk volgens een vlak sterk aan het bovenwerktuig hechten.

5 Men heeft op verschillende manieren getracht, dit bij zondere probleem door een speciale vorm van het bovenwerktuig te ondervangen. Zo zijn bijvoorbeeld bovenwerktuigen met dakvormig uitgevoerd voorvlak voorzien, om aan het uit te stansen deel een bepaalde hoekvorm te geven, opdat dit in de boring van het onderwerktuig vastklemt onder 10 terugveren van de uitgedrukte hoekvorm loskomt van het bovenwerktuig. Hierdoor ontstaat echter een snijwerktuig, waarvan het bovendeel aan stabiliteit heeft ingeboet en in het bijzonder aan de hoeken van de dak-vorm naar verhouding snel slijt.

Ook is getracht, de snijspleet tussen boring van het 15 werktuigonderdeel en het werktuigbovendeel nauwer uit te voeren. Ook hiermee gaat een verhoging van de slijtage van het werktuig gepaard, hetgeen zijn invloed heeft op de standtijd van het werktuig, terwijl ook de toe te passen snijkrachten vergroot moeten worden.

Het doel van de uitvinding is, een werktuig van het hier-20 boven bedoelde type zodanig te wijzigen, respectievelijk uit te voeren, dat zonder noemenswaarde verandering van het werktuig het uitgesneden deel door het onderwerktuig, respectievelijk de snijbus wordt vastgehouden, waarbij de mogelijkheid moet blijven bestaan, dat de volgens de huidige stand van de techniek optimale kennis over de snijspleetgrootte, 25 welke afhankelijk is van de dikte en hardheid van het te bewerken materiaal, alsmede van de diameter van de uit te stansen prop, behouden kan worden. De uitvinding richt zich daarbij in het bijzonder op het uitstansen van delen met een diameter in het bereik van 2 mm en daaronder.

Het aan de uitvinding ten grondslag liggende probleem 30 wordt, uitgaande van een snijwerktuig van het hierboven bedoelde type opgelost, doordat de boring van het onderwerktuig tenminste een zich in hoofdzaak in de stansrichting uitstrekkende, groefvormige verwijding van kleine diepte heeft en dat de in de stansrichting lopende lengte van de verwijding tenminste met de invoerdiepte van het bovenwerktuig in de 35 boring van het onderwerktuig overeenstemt. Daarbij kan de verwijding evenwijdig aan de stansrichting over de lengte van de invoerdiepte van 8301120

' -V

3 het bovenwerktuig in de boring in het onderwerktuig lopen. De verwijding kern. zich echter ook schroefgangvormig met vlakke spoed ten opzichte van de boringsas over het conische gedeelte van de boring uitstrekken. i

Uitgaande van een volgens de gezichtspunten van de hui- j 5 dige stand van de techniek bemeten stanswerktuig hebben de door de uitvinding getroffen maatregelen het resultaat, dat zich in het uit te stansen deel in het bereik van de groef, een, zij het ook zeer klein uitsteeksel, vormt, dat tegen het einde van het stansen in de wand van de boring van het onderwerktuig vstklemt en bij de teruggang van het boven-10 werktuig het uitgestanste deel met zekerheid in de boring van het onderwerktuig vasthoudt. Voor zover de verwijding zich evenwijdig aan de stans-richting uitstrekt, vindt het bedoelde klemmen plaats, doordat het uit- j

gestanste deel over de langsafmeting van de groef naar buiten geschoven wordt. I

15 Voor zover de verwijding schroefgangvormig verloopt, klemt het uitgestanste deel zich vast, doordat dit gezien de door de stanskracht veroorzaakte j i wrijving ten opzichte van het bovenwerktuig de door het schroefgangvor- ! mige verloop van de groef veroorzaakte verdraaiing niet kam meemaken. |

Door de maatregelen volgens de uitvinding is voorts ge-20 waarborgd, dat de uitgestanste delen niet met het bovenwerktuig weer naar omhoog kunnen komen en in het verdere bewerkingsproces meegevoerd kunnen j worden, waar zij tot storing in de werktuigen en ook tot beschadiging daarvan kunnen voeren- j

Daarenboven is gebleken, dat bij toepassing van de maat-25 regelen volgens de uitvinding de in de plaats door het stansproces gevormde opening niet nadelig wordt beïnvloed, omdat deze door de ronde doorsnede van het bovenwerktuig bepaald wordt.

Het is ook duidelijk, dat de groeven volgens de uitvinding tot meerdere bij voorkeur symmetrisch over de omtrek van de bo-30 ring van het onderwerktuig verdeeld aangebracht kunnen worden.

Doelmatig is het gebleken, dat bij schroefgangvormig verloop van de verwijding de spoed ten opzichte van de as van de boring van het onderwerktuig in het bereik tussen 10° en 20° ligt, waarbij bijzonder goede resultaten verkregen werden bij een spoed van 12°.

35 Anderzijds ligt de coniciteit van de boring van het onderwerktuig bij voorkeur in het bereik van 8 minuten tot 60 minuten.

8301120 4

Wat de afmeting van de verwijding betreft, is deze afhankelijk van de dikte van de te bewerken plaat alsmede de hardheid, respectievelijk de vastheid van het plaatmateriaal.

Gebleken is, dat doelmatig de diepte van de verwijding in het bereik tus-5 sen 5 ^um en 2/10 mm ligt. Daarbij moet de regelmatige samenhang van de diepte van de verwijding met de dikte van het te bewerken plaatmateriaal daarin gezien worden, dat bij dunne platen kleine dieptes van de verwijding voldoende zijn, terwijl bij dikkere platen grotere dieptes gekozen moeten worden. Uit de diepteafmeting van de verwijding volgt ten-10 slotte ook de natuurlijke breedte, welke bij diepere verwijdingen groter is dan bij zeer geringe verwijdingen.

Verdere kenmerken en details van de uitvinding volgen uit de beschrijving van een- uitvoeringsvorm, welke in de tekening is weergegeven. In de tekening tonen: 15 Fig. 1 het snijwerktuig in zijaanzicht met het onder- werktuig in doorsnede en fig. 2 het onderwerktuig volgens fig. 1 in bovenaanzicht.

Volgens fig. 1 bestaat het snijwerktuig uit een bovenwerktuig 1 in de vorm van een cilindrisch snij stempel met dwars op de 20 werkrichting 2 gelegen, plat voorvlak 3 en een onderwerktuig 4 in de vorm van een zogenaamde snijbus. Deze heeft ten opzichte van het snijstempel 1 een daaraan aangepaste boring 5, welke uitgaande van de te bewerken plaat 6 conisch wijder wordt, bijvoorbeeld over een hoek van 0,5°.

Op de conische boring 5 sluit een grotere, cilindri-25 sche boring 7 aan, waardoor de uitgestanste delen vrij naar omlaag kunnen vallen.

Zoals uit fig. 1 tezamen met fig. 2 blijkt, heeft de conische boring 5 twee schroefgangvormig verlopende groeven 8, waarvan de diepte 9 naargelang de aard en dikte van het plaatmateriaal 6 als-30 mede de diameter van het uit te stansen deel in het bereik van 1 ^,um tot 2/10 mm liggen, waarbij de kleine maat voor dunne plaat en kleine doorsnede geldt, terwijl de grotere maat voor dikkere plaat en grotere doorsnede van het uitstansel moet gelden. Van de diepte van de groefvormige verwijding 8 hangt uiteraard de breedte in evenredigheid af.

35 De werking van het beschreven werktuig moet daarin wor den gezien, dat zich in de uit te stansen prop 11 een met de groef 8, 8301120 5 respectievelijk de groeven 8 tijdens het snijden een dienovereenkomstige nok vormt. Wordt de uitgestanste prop 11 verder in de boring 5 doorgeschoven, dan klemt deze nok tegen de begrenzingskant van de groef 8, omdat de prop 11 de als gevolg van het schroefgangvormige verloop van de 5 groef 8 gegeven draaibeweging, vanwege de grote wrijvingskrachten ten opzichte van het snijstempel 1 niet kan volgen. Daardoor wordt de prop 11 vastgeklemd in het onderwerktuig 4, zodat deze niet meer met het bovenstempel naar omhoog kan bewegen. Bij het vervolgens uitsnijden van andere delen, worden deze door de daaropvolgende delen binnen de boring 10 5 verder naar onderen doorgeschoven, zodat zij vanwege de coniciteit van de boring 5 langzaam uit de bedoelde klemstand vrijkomen en naar onderen kunnen vallen.

Een variant van het aan de hand van fig. 1 en 2 besproken snijwerktuig kan daarin bestaan, dat de groef 8 een evenwijdig aam 15 de boringsas 12 verlopend verloop heeft en zijn van de plaat 6 afgerichte lengte zodanig bemeten wordt, dat deze met de invoerdiepte van het snij stempel 1 in de boring 5 overeenstemt. Treedt dus bijvoorbeeld het snijstempel 1 ongeveer 1 mm in het onderwerktuig 4, respectievelijk de | boring 5 daarvan, dan krijgt de groef 8 een langsafmeting van 1 mm en 20 eindigt aldaar. De werking van deze variant is dan overeenkomstig het boven besprokene, zodanig dat de door de groef 8 gevormde nok over het einde van de groef heengeschoven wordt en aldaar tegen de wand van de boring 5 klemt. i

Voor de constructie van het onderwerktuig is het doelmatig 25 gebleken, de boring 5 ten opzichte van de as 12 een coniciteit in het bereik van 8 minuten tot 60 minuten te geven, hetgeen uiteraard eveneens weer van de geaardheid van het te verwerken materiaal 6 afhangt. In beginsel moet het streven daarin bestaan, dat de uitgestanste delen zo snel mogelijk vrijkomen van de wand van de boring 5, opdat de voor het 30 verderschuiven van andere delen noodzakelijke energiebehoefte zo klein mcgelijk blijft. Overigens kunnen de onderlinge afmetingen van de bovenste doorsnede van de boring 5 enerzijds en het snijstempel 5 anderzijds met het oog op de vorming van de snijspleet binnen het kader van de gebruikelijke gekozen worden.

35 Voor wat betreft de hellingshoek van de schroefgangvor mig verlopende groef 8, kan deze ten opzichte van de as 12 in het bereik i 8301120 c 6 / • van 10 tot 20° liggen. Goede resultaten werden bij een hellingshoek van 12° verkregen.

Tenslotte zij erop gewezen, dat het door het stansen in de plaat 6 gevormde gat met betrekking tot zijn ronde vorm geen na-5 delen ervaart, omdat deze door de immers onveranderde ronde doorsnede van het snijstempel 1 bepaald wordt.

830 Π20

Claims

1. Snijwerktuig voor stansmachines voor het uitstansen van delen van kleine doorsnede uit plaat met een cilindrisch bovenwerktuig met vlak, haaks op de as van het bovenwerktuig gelegen kop-vlak ter grootte van het uit te stansen deel en een ongedeeld onder- j 5 werktuig in de vorm vein een snijbus met cilindrische of een zich eventueel daaraan aansluitend van de te bewerken plaat af met kleine coni-citeit zich verwijdende boring, waarvan de aanvangsdoorsnede aan de plaat-zijde met het uit te stansen deel overeenstemt, waarbij tussen buitendiameter van het bovenwerktuig en aanvangsdoorsnede van de boring van 10 het onderwerktuig een klein verschil ter vorming van een snijspleet aanwezig is, met het kenmerk, dat de boring (5) van het onderwerktuig (4) tenminste een zich in hoofdzaak in de stansrichting (2) uitstrekkende, j groefvormige verwijding (8) van kleine diepte heeft en dat de in de j standrichting verlopende lengte van de verwijding tenminste met de in-15 voerdiepte van het bovenwerktuig (1) in de boring van het onderwerktuig, overeenstemt.

2. Snijwerktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwijding zich evenwijdig aan de stansrichting (2) over de lengte van de invoerdiepte van het bovenwerktuig (1) in de boring (5) van het 20 onderwerktuig (4) uitstrekt. |

3. Snijwerktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwijding (8) zich schroefgangvormig met vlakke spoed ten opzichte van de as (12) van de boring over het conische deel van de boring (5) uitstrekt.

4. Snijwerktuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spoed in het bereik tussen 10° en 20° ligt.

5. Snijwerktuig volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de spoed bij 12° ligt.

6. Snijwerktuig volgens een van de voorafgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de coniciteit van de boring (5) van het onderwerktuig (4) in het bereik van 8 minuten tot 60 minuten ligt.

7. Snijwerktuig volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diepte van de verwijding in het bereik tussen 5 /um en 2/10 mm ligt. ƒ 8301120