NL8204788A - Strooigereedschap voor poedervormig of korrelvormig strooigoed. - Google Patents

Description

pp................. '............:..................... ....... ^ "iliiili 'if · . t

Strooigereedschap voor poedervormig of korrelvormig strooigoed.

De uitvinding betreft een strooigereedschap voor poedervormig of korrelvormig strooigoed, zoals zand, strooizout, zaagmeel en dergelijke, in de vorm van een handschop.

5 Voor het strooien van poedervormig of korrelvormig strooigoed uit een voorraadhouder of voorraadzak gebruikt men in het algemeen de hand of een schopvormig gereedschap van het type van een kolenschep, een met een handveger te gebruiken schep of dergelijke. In beide gevallen 10 wordt het strooigoed op het te bestrooien vlak min of meer on gelijkmatig of onregelmatig verdeeld. Bij het strooien met de hand wordt vaak nog getracht de zich in het strooigoed bevindende kluiten met de hand fijn te drukken om een gelijkmatig korrelvormig materiaal te kunnen strooien. Dit is meest-15 al een onprettige handeling. Bij strooizout bestaat het gevaar van het inbijten van de huid, wanneer deze beschadigd is. Bij het gebruik vein een schep wordt het materiaal zo verstrooid als het uit de voorraad wordt afgenomen. Het is naar verhouding moeilijk een gelijkmatig verstrooien van het poeder- of korrel-20 vormig strooigoed met de schop te verkrijgen, op zijn minst worden de kluiten onverdeeld bij het strooien afgeworpen, waarbij het niet steeds mogelijk is ook het poeder- of korrelvormig strooigoed gelijkmatig verdeeld te verstrooien.

De uitvinding beoogt een strooigereed-25 schap voor strooigoed in de vorm van een handschop of dergelijke te verschaffen, waarmee het strooien voor een gelijkmatig verdelen op het te bestrooien vlak belangrijk wordt vergemakkelijkt en waarbij kluitvormige materiaaldelen niet verstrooid worden.

De uitvinding wordt hierdoor gekenmerkt, 30 doordat de handschop op afstand van het voorste eind van het bodemgedeelte een wanddeel bezit, dat de schepruimte begrenst en eindigt voor het bodemgedeelte, en in de asrichting van de 8204788 2 schep lopende geleidingsorganen bezit, die zich bevinden op het voor het wanddeel gelegen vlak van het bodemdeel van de schop.

Bij een dergelijke uitvoering van de 5 handstrooier is een belangrijk betere gelijkmatige verdeling van het strooigoed verzekerd. Het op afstand van het bodemdeel van de schop eindigend wanddeel houdt grotere delen in het strooigoed, bijvoorbeeld kluiten en ander samenbakt materiaal tegen. De vrije ruimte tussen het wanddeel en het bodemge-10 deelte van de schop, die in hoogte ingesteld kan worden, be grenst de grootte van het te verstrooien aankomend materiaal. Grotere kluiten of samengebakte delen worden tijdens het strooien tegengehouden door het wanddeel. De voor het wanddeel op het bodemgedeelte van de schop aangebrachte geleidings-15 organen maken een gelijkmatige strooiwerking bij de dienover eenkomstige zwenkbeweging door middel van de schop mogelijk.

Door de aanwezigheid van de geleidingsorganen wordt bovendien een andere werking verkregen doordat het strooigoed alleen in losse vorm verdeeld wordt. Grotere delen van het strooigoed, 20 die het wanddeel nog hebben kunnen passeren, kunnen door de geleidingsorganen tegengehouden worden. Dit leidt ertoe dat alleen los strooigoed terecht komt op het te bestrooien vlak. Tegelijkertijd ontstaat het andere voordeel dat het strooien meer gedoseerd dan tot nu toe kan worden uitgevoerd. Vermeden 25 wordt dat het strooigoed onnodig dik verstrooid wordt. Men spaart dus strooigoed uit. Bovendien is men meer onafhankelijk van de veiligheid waarmee men met de hand het strooien uitvoert.

Overeenkomstig een ander kenmerk van de uitvinding kan het wanddeel zijn uitgevoerd als een klep.

30 Met voordeel is hierbij voorzien in een sperorgaan voor het begrenzen van de openingsbeweging van de klep. Men kan als wanddeel ook een in hoogte verstelbaar en vastzetbaar schuifor-gaan gebruiken.

Een ander kenmerk van de uitvinding 35 bestaat hierin dat de geleidingsorganen bij voorkeur zijn uit- 8204788 PL:................'..........:......... *' λ'' 3 gevoerd als ribben. Hierbij kunnen de ribben op gelijkmatige afstand van elkaar zijn aangebracht. Bij voorkeur wordt een uitvoering gekozen, waarbij de tussenruimten tussen de ribben naar het vrije eind van het bodemdeel breder wordend zijn uit-5 gevoerd. Enerzijds wordt het hierdoor mogelijk dat het te verstrooien materiaal verder gezeefd wordt. De kleine doorsnede van de tussenruimten aan het naar het strooigoed toegekeerd eind van de ribben houdt vele grotere strooigoeddelen tegen, die langs het wanddeel nog zijn gepasseerd. Anderzijds wordt 10 het voordeel verkregen dat inderdaad slechts los strooigoed aan de strooihandeling wordt onderworpen, zodat gericht gedoseerd gestrooid kan worden.

Als sperorgaan voor de hoekbeweging van de klep kan een op de klep aangebracht aanzetstuk dienen, 15 dat samenwerkt met tenminste één zijwand van de handschop.

Bij voorkeur heeft de handschop een afneembaar deksel, dat tegelijkertijd werkzaam is als sperorgaan voor het klep-aanzet-stuk.

De geleidingsorganen in de vorm van 20 ribben kunnen een over de gehele lengte hiervan gelijkmatige hoogte bezitten. Zij kunnen echter ook in hoogte naar het vrije eind van de schop groter of kleiner worden. Het groter worden van de geleidingsribben verbetert de strooiwerking in een betekenis van een gemakkelijker dosering en een betere 25 gelijkmatige verdeling bij het uitvoeren van de strooibeweging.

Een uitvoeringsvoorbeeld van <h uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekeningen, waarbij: figuur 1 een uitvoeringsvorm van het 30 strooigereedschap volgens de uitvinding in langsdoorsnede sche matisch weergeeft; figuur 2 een bovenaanzicht is van het strooigereedschap volgens figuur 1; figuur 3 een kopaanzicht is van het 35 strooigereedschap van figuur 1.

8204788 f 4

Het strooigereedschap 1 van de figuren 1 tot 3 voor het strooien van poedervormig of korrelvormig strooigoed zoals zand, strooizout, zaagmeel, as en dergelijke, heeft de vorm van een handschop 2, die bestaat uit de rugwand 5 3, het bodemgedeelte 4 en de zijwanden 5 en 6 en die eveneens een handgreep 7 bezit. Een dergelijke handschop 1 bezit nabij het voorste eind een wanddeel 8, dat met het onderste gedeelte op een afstand 9 eindigt van het bodemgedeelte 4 van de schop 1. Door dit wandgedeelte 8 wordt het strooigoed alleen in een 10 dergelijke grootte vrijgegeven, die in overeenstemming is met de grote van de afstand van het wanddeel tot het bodemdeel, dat wil zeggen van de tussenruimte. Bij het weergegeven uit-voeringsvoorbeeld bestaat het wanddeel 8 uit een klep 10, die door middel van een as 11 draaibaar is gelegerd in de zij-15 delen 5 en 6 van de handschop 1. De klep 10 bezit bij voorkeur een aanzetstuk 12, dat tenminste boven één van de wanddelen 5 en 6 kan uitsteken. Deze wanddelen vormen een sperorgaan waardoor verhinderd wordt dat de klep 10 naar voren beweegt, waardoor de tussenruimte 9 ongewenst vergroot zou worden. Bij 20 voorkeur bezit de handschop 1 een deksel 13, dat met een snap- zitting kan grijpen over de wanddelen 5 en 6. In dit geval vormt het deksel 13 het sperorgaan voor het naar voren naar buiten draaien van de klep 10. Bij het vullen van de schop met het strooigoed, dat wil zeggen bij het steken van de schop in 25 de strooigoedvoorraad, kan de klep 10 naar achter en naar binnen draaien, waardoor de schop met het strooigoed gevuld kan worden.

Op het vrije voor het wanddeel 8 zich bevindend bodemdeel 4a van de bodem 4 zijn geleidingsorganen 15 30 aanwezig, waardoor het onder de klep 10 passerend strooigoed verdeeld kan worden in afzonderlijke stromen waardoor het bij het strooien beter verdeeld kan worden. Dergelijke geleidingsorganen bestaan bij voorkeur uit in langsrichting lopende ribben 16, die hiertussen een tussenruimte 17 vormen, via welke 35 het strooigoed bij het strooien vrijkomt. Bij de weergegeven 8204 788 .....- " ' ” ' ........ ........................ ...... .. .,,...... ,,.. . . ....... .....

P

5 uitvoeringsvorm zijn de ribben 16 in doorsnede spits uitgevoerd. De tussenruimten 17 kunnen naar voren naar het vrije eind van de schop breder worden. Dit heeft het voordeel dat -en naar verhouding kleine toevoeropening /17a aanwezig kunnen zijn, 5 die voorts bewerken dat ook kleinere kluiten in het strooi- goed teruggehouden worden. De ribben 17 lopen bij voorkeur naar het vrije eind op hetgeen het gedoseerd verdelen van het strooigoed ondersteunt. Hen kan ook ribben van gelijkblijvende hoogte aanbrengen.

10 Het beschreven strooigereedschap in de vorm van een schop kan vervaardigd zijn uit plaatmateriaal of uit kunststof. Bij voorkeur heeft het de lengte van een gebruikelijke handschep of kolenschep of dergelijke.

8204788

Claims (11)

1. Strooigereedschap voor poedervormig of korrelvormig strooigoed zoals zand, strooizout, as, zaagmeel en dergelijke, in de vorm van een handschop, met het ken- 5 merk, dat de handschop (1) op afstand van het voorste eind van het bodemdeel (4) een wanddeel (8) bezit, dat de schop-ruimte (3, 4, 5, 6) begrenst en eindigt voor het bodemdeel, en dat het in de asrichting vein de schop (1) lopende geleidings-organen(15) bezit, die zich bevinden op het voor het wanddeel 10 gelegen vlak (4a) van het bodemdeel van de schop.

2. Strooigereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het wanddeel is uitgevoerd als een klep (10) en dat een sperorgaan voor het begrenzen van de ope-ningsbeweging van de klep (10) aanwezig is.

3. Strooigereedschap volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het wanddeel (3) is uitgevoerd als een schuiforgaan.

4. Strooigereedschap volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de klep (10) voorzien 20 is van een weggebogen aanzetstuk (12), dat als handgreep dienst doet.

5. Strooigereedschap volgens één der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat tenminste één zijwand (5, 6) van het gereedschap (1) dient als sperorgaan voor 25 het klep-aanzetstuk, waarbij het klep-aanzetstuk uitsteekt boven de zijwand.

6. Strooigereedschap volgens één der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de handschop (1) een afneembaar deksel (13) bezit, dat als sperorgaan voor het 30 klep-aanzetstuk (12) dienst doet.

7. Strooigereedschap volgens één der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de geleidingsorganen zijn uitgevoerd als ribben (16).

8. Strooigereedschap volgens één der 35 conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat de tussenruimten (17) 8204788 |Τ~·-:-: " Λ" ........ V tussen de ribben (16) naar het vrije eind van het bodemdeel (4a) breder worden.

9. Strooigereedschap volgens één der conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat de geleidlngs-5 organen (15), bijvoorbeeld de ribben (16), naar het vrije eind in hoogte toenemen.

10. Strooigereedschap volgens één der conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de geleidingsorganen in doorsnede spits zijn uitgevoerd.

11. Strooigereedschap in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekeningen. 8204788