NL8204507A - Afdichtinrichting in een transmissie met door een drukmedium gestuurde, continu variabele overbrengingsverhouding. - Google Patents

Description

' ** » Ν.Ο. 31491 1

Afdichtinrichting in een transmissie met door een drukmedium gestuurde, continu variabele overbrengingsverhouding.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afdichtinrichting, bij voorkeur in een transmissie met, door een drukmedium gestuurde, continu variabele overbrengingsverhouding voor het afdichten van een verbinding voor het drukmedium tussen een kanaal in het transmis-5 siehuis en in het midden aangebrachte, axiale boring in een as die draaibaar gelagerd is in het huis, bijvoorbeeld een as die een riem-schijf draagt, bestaande uit een paar schijforganen, waarbij de tussen-ruimte tussen deze te wijzigen is door middel van een zuiger-cilinder-inrichting, welke een cilinderkamer heeft die in verbinding staat met 10 de boring van de as, welke afdichtinrichting een binnenste bus welke zich in het kanaal in het huis en in de boring van de as uitstrekt, en een buitenste bus omvat die glijdend gelagerd is op de binnenste bus en zich in de boring van de as uitstrekt.

Bij moderne, continu variabele voertuigtransmissies, waarin ver-15 houdingsgewijs grote koppels overgebracht kunnen worden door middel van een V-riem of ketting tussen een paar riemschijven, worden met voordeel hydraulische systemen gebruikt om de overbrengingsverhouding en de klemkracht van de schijforganen tegen de riem of ketting te sturen. Deze schijforganen worden versteld met behulp van een hydraulische cilin-20 der die concentrisch ten opzichte van de desbetreffende as aangebracht is. De zuiger van die cilinder is verbonden met een schijforgaan en de cilinderkamer wordt middels een boring in de as voorzien van hydrau-lisch fluldum.

Bij dit ontwerp moet het hydraulische fluldum vanaf een stilstaand 25 deel naar een draaiend deel geleid worden, dat wil zeggen van een kanaal in het transmissiehuis naar de boring in de draaiende as. Dit geeft aanleiding tot problemen voor het verkrijgen van een dichte verbinding tussen de onderdelen, aangezlen hier sprake is van zeer hoge fluldum drukken in de orde van grootte van 10 MPa - en de as tevens on-30 derworpen wordt aan buigspanningen door de trekkracht in de riem of de ketting. Het bewerken van het aslager met zeer nauwkeurige toleranties en het in staat stellen om dit lager in een met zo nauwkeurig bewerkte boring in het transmissiehuis te passen, brengt hoge bewerkingskosten met zich mee en is niet voldoende om een betrouwbare afdichting te ver-35 krijgen. Zelfs een geringe buiging van de as zal de delen doen klemmen, wat op zijn beurt zware slijtage met daaruit voortvloeiende lekkage tot gevolg zal hebben. Een extra nadeel is dat het moeilijk is om de onder- 8204507 2 delen aan te brengen en te verwijderen zonder de fijne oppervlakte af-werking van de oppervlakken te beschadigen. Dit laatste probleem kan natuurlijk vermeden warden, door de ten opzichte van elkaar draaiende oppervlakken op bekende wijze op afzonderlijke bussen aanbrengen, die 5 in het kanaal in het huis en de boring van de as ingebracht worden, maar dit lost slechts een van de bovengenoemde problemen op.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verkrijgen van een afdichtinrichting van het in de inleiding beschreven type, die alle bovengenoemde problemen oplost.

10 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de buitenste bus een geleidingsdeel heeft dat een geringe speling ten opzichte van de wand van de boring van de as heeft en dat een axiale lengte heeft die aanzienlijk kleiner is dan de lengte van de axiale boring in de bus, in welke boring de binnenste bus gelagerd is, en doordat afdicht-15 ringen aangebracht zijn tussen de boring van de as en het deel van de buitenste bus dat in aanraking daarmee is en tussen het kanaal in het huis en het deel van de binnenste bus dat zich in dat kanaal uit-strekt.

Door het raakoppervlak of geleidingsoppervlak van de buitenste bus 20 met de boring van de as veel korter te maken dan de gehele lengte van de buitenste bus, zal het gevolg van een bepaalde afwijking van de as door buiging zijn dat de hartlijnen van de as en de bussen niet langer volledig samenvallen, hetgeen betekent dat de bussen minder door het buigen van de as belnvloed worden. De afdichtinrichting volgens de uit-25 vinding werkt dus zoals een soort "scharnierende verbinding" tussen het huis en de as, waarbij de lange glijoppervlakken of afdichtopper-vlakken van de bussen verzekeren dat de afdichtfunctie gehandhaafd blijft zelfs indien de as gebogen wordt.

De afdichting tussen respectievelijk de boring in het huis en de 30 boring van de as en de uitwendige geleidingsoppervlakken van de bussen geschiedt met 0-ringen in sleuven in deze oppervlakken, hetgeen betekent dat de oppervlakken niet met nauwkeurige toleranties of met een oppervlakte-afwerking van hoge kwaliteit vervaardigd hoeven te worden, noch dat krassen of dergelijke tijdens het samenvoegen en uiteennemen 35 de afdichtende werking zullen belnvloeden. De glijoppervlakken van de bussen worden nooit aan uitwendige beschadiging onderworpen, aangezien de bussen na het bewerken van de glijvlakken tot een fijne oppervlakte-afwerking en het samenvoegen, axiaal ten opzichte van elkaar met behulp van borgringen bevestigd kunnen worden, zodat deze dan slechts als een 40 eenheid gehanteerd hoeven te worden.

8204507 —--:-:-"^7' " . ......

»»' ^ 3

De uitvinding zal nu meer detailleerd beschreven worden aan de hand van het voorbeeld dat in de bijgaande tekening afgebeeld is, welke een doorsnede door een deel van een transmissie toont met de afdichtin-richting volgens de uitvinding.

5 In het figuur verwijst 1 naar het transmissiehuis, waarin een as 2 draaibaar gelagerd is. De as 2 wordt middels tandwielen 4, 5 aangedre-ven door een ingaande as 3 en draagt een riemschijf 6, welke via een V-riem of ketting een daarbij behorende riemschijf op de uitgaande as (niet afgebeeld) aandrijft. De riemschijf 6 bestaat uit twee schijfor-10 ganen 8, 9 waarvan orgaan 8 vervaardigd is als een deel met as 2, ter-wijl orgaan 9 verplaatstbaar maar onverdraaibaar op de as aangebracht is.

Een hydraulische zuiger-cilinderinrichting 10 met een zuiger 12 welke verbonden is met het schijforgaan 9 en verplaatsbaar is in een 15 cilinderkamer 11 is concentrisch ten opzichte van as 2 aangebrascht. In het figuur heeft verwijzingscijfer 13 betrekking op de aansluiting op een drukbron, welke via een kanaal 14 en een boring 15 in het huis 1, een afdichtinrichting volgens de uitvinding welke in zijn geheel aange-geven wordt met 16, een in het hart aangebrachte boring 17 in as 2 en 20 radiale boringen 18 in de as 2 in verbinding staat met de cilinderkamer 11. De boring 17 wordt afgesloten door een afdichtstop 19.

De afdichtinrichting 16 omvat een paar concentrisch aangebrachte bussen 20, 21. De binnenste bus 20 steekt met een einde in de boring 15 van welk einde het buitenoppervlak voorzien is van een omtreksgroef 22 25 welke een 0-ring 23 bevat, welke ten opzichte van de wand van de boring 15 afdicht. De bus 20 is van een zeer fijne oppervlakte-afwerking op het deel daarvan dat in boring 24 van bus 21 steekt voorzien en de boring 24 is met een overeenkomstige fijne oppervlakte-afwerking vervaardigd. De bussen zijn 00k met een zeer nauwkeurige passing vervaardigd, 30 waarbij slechts de vereiste speling om een oliesmeerfilm tussen de bus-sen te handhaven, aanwezig is.

De buitenste bus 21 is in een deel 25 met grotere diameter en een deel 26 met kleinere diameter verdeeld. Het buitenoppervlak van het deel 25 vormt het geleidingsoppervlak op de wand van de boring 17 van 35 de as en heeft een omtreksgroef 27 met een 0-ring 28 welke tegen de wand van de boring afdicht. Tussen het deel 26, dat langer is dan het deel 25, en de wand van de boring 17, bevindt zich een ruimte. De bus-sen zijn axiaal vast ten opzichte van elkaar aangebracht met behulp van borgringen 29, in omtreksgroeven in de binnenste bus 20 aan beide ein-40 den van de buitenste bus. De binnenste bus heeft in het afgebeelde 8204507 ·» 4 voorbeeld aan beide einden hetzelfde dwarsdoorsnede oppervlak, hetgeen betekent dat deze niet aan enige axiale kracht onderworpen zal worden en dat de borgringen dienovereenkomstig nlet bemeten hoeven te worden om enige axiale belasting op te nemen. De eenheid bestaande uit de bus-5 sen wordt axiaal in de boring 17 van de as vastgehouden door middel van een borgring 30 in een gleuf in de boring. Indien de borgring 30 ver-wijderd wordt, kunnen de bussen als een eenheid uitgenomen worden, hetgeen het gevaar van schade aan de glijoppervlakken tijdens het uitnemen en opnieuw samenvoegen wegneemt.

10 De afdichtinrichting volgens de uitvinding is ontworpen voor transmissies waarin de olie van het hydraulische systeem tevens ge-bruikt kan worden als smeerolie voor de draaiende delen van de trans-missie. Dit betekent dat de kleine hoeveelheid olie die voor smerings-doeleinden tussen de bussen doorlekt, naar de zuigzijde van de pomp van 15 het hydraulische systeem teruggevoerd zal worden.

De afdichtinrichting volgens de uitvinding is hierboven beschreven in samenhang met een van de riemschijfassen van de transmissie, maar de andere as (niet afgebeeld) is eveneens voorzien van een overeenkomstige afdichtinrichting. Het gebruik van de afdichtinrichting is echter niet 20 beperkt tot transmissies van het hierboven beschreven soort, maar kan tevens gebruikt worden bij andere soorten transmissies waar hoge druk en soortgelijke belastingen overeenkomstige afdichtproblemen scheppen, welke opgelost kunnen worden door de afdichtinrichting volgens de uitvinding te gebruiken.

3204507

Claims (6)

1. Afdichtinrichting, bij voorkeur in een transmissie met door een drukmedium gestuurde, continu variabele overbrengingsverhouding, voor het afdichten van een verbinding voor drukmedium tussen een kanaal in 5 het transmissiehuis en een in het midden aangebrachte, axiale boring in een as die draaibaar gelagerd is in het huis, bijvoorbeeld een as die een riemschijf draagt bestaande uit een paar schijforganen, waarbij de tussenruimte tussen deze te wisselen is door mlddel van een zuiger-ci-linderinrichting, welke een cilinderkamer heeft die in verbinding staat 10 met de boring van de as, welke de afdichtinrichting een binnenste bus omvat welke zich uitstrekt in het kanaal in het huis en in de boringvan de as, en een buitenste bus oavat die glijdend gelagerd is op de binnenste bus en zich in de boring van de as uitstrekt, met het kenmerk dat de buitenste bus (21) geleidingsdeel (25) heeft, dat een geringe 15 speling ten opzichte van de wand van de boring (17) van de as heeft en een axiale lengte heeft die in hoofdzaak kleiner is dan de lengte van de axiale boring (24) in de bus (21), in welke boring de binnenste bus (20) gelagerd is, en dat afdichtringen (23, 28) tussen de boring van de as en het deel van de buitenste bus dat in aanraking daarmee is en tus-20 sen het kanaal in het huis (15) en het deel van de binnenste bus dat zich in het kanaal uitstrekt, aangebracht zijn.

2. Afdichtinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buitenste bus (21) in axiale richting vast aangebracht is op de binnenste bus (20) zodat de bussen als een eenheid in de transmissie aan- 25 gebracht en uit de transmissie verwijderd kunnen worden.

3. Afdichtinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de binnenste bus (20) voorbij beide einden van de buitenste bus (21) uit-steekt en omtreksgroeven met afdichtringen (29) aan beide einden van de buitenste bus heeft.

4. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitenste bus (21) een eerste geleidingsdeel heeft dat in de boring van de as steekt en een tweede deel (26) heeft met een kleinere uitwendige diameter dan het eerste deel, waarbij een grotere speling tussen het oppervlak van het tweede deel en de omgevende wand 35 van de asboring aanwezig is dan tussen het geleidingsdeel en de wand van de boring.

5. Afdichtinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tweede deel (26) langer is dan het eerste deel (25).

6. Afdichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met 40 bet kenmerk, dat beide einden van de binnenste bus (20) hetzelfde dwarsdoorsnede-oppervlak hebben. 8204507 ***********